Noot 1 (zie blz. 95)
Rapport van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van de
heer J. Walsma
De commissie, benoemd tot onderzoek van de geloofsbrief van de heer J.
Walsma, heeft de eer het volgende te rapporteren.
In de handen van de commissie zijn gesteld de volgende missiven van de
voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van de leden van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal:
a. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 1, derde lid, van
de Kieswet, ten geleide van zijn besluit van 1 november 2000, nr. KR 2000/90724,
waarbij de heer J. Walsma te Hurdegaryp wordt benoemd verklaard tot lid van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal, in de vacature ontstaan door het ontslag
van de heer Hirsch Ballin;
b. een, ter voldoening aan het bepaalde in artikel V 2, eerste lid, der
Kieswet, houdende mededeling dat de heer J. Walsma zijn benoeming aanneemt.
Het benoemde lid heeft overgelegd:
a. de kennisgeving van de voorzitter van het Centraal Stembureau dat hij
is benoemd;
b. een uittreksel uit het persoonsregister;
c. een verklaring betreffende de openbare betrekkingen welke hij bekleedt.
Uit deze stukken blijkt dat het benoemde lid de bij de wet gevorderde
leeftijd heeft bereikt en dat hij geen betrekking bekleedt welke onverenigbaar
is met het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen de heer J. Walsma als
lid van de Kamer toe te laten.
De commissie:
De heer De Beer (voorzitter)
De heer Van den Berg
De heer Van Eekelen