Gemeenteblad van Lingewaard
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Lingewaard | Gemeenteblad 2025, 98918 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Lingewaard | Gemeenteblad 2025, 98918 | beleidsregel |
Op 20 februari 2025 heeft de raad van de gemeente Lingewaard de ‘Nota activabeleid 2025’ vastgesteld. Deze nota treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2025. Met de inwerkingtreding van deze nota vervalt de werking van de ‘Nota activabeleid Lingewaard 2020’.
Vooraan in de nota zijn de regels met betrekking tot het activabeleid in één overzicht weergegeven.
In de hoofdstukken 1 tot en met 4 lichten we de regels toe. Elke regel staat in een afzonderlijk tekst vak, direct gevolgd door de toelichting en de relevante artikelen van het BBV.
In deze hoofdstukken komen achtereenvolgens aan bod: het activeren, de waardering van activa, de kapitaallasten en de procedures. Daar waar het BBV ruimte biedt voor lokale kaderstelling, wordt een uitspraak gedaan over de gemeentelijke invulling door Lingewaard.
Hoofdstuk 5 bevat de slotbepalingen.
In de Bijlagen 1 tot en met 3 vindt u respectievelijk de voorgestelde afschrijftermijnen, alle relevante artikelen van het BBV en de toelichtingen op de gehanteerde begrippen.
In bijlage 4 bevindt zich een samenvatting van de inhoudelijke wijzigingen die we hebben aangebracht in de nota activabeleid 2025 ten opzichte van de nota activabeleid 2020.
Hieronder staan alle regels met betrekking tot het activabeleid. De laatste kolom verwijst naar de paragraaf van deze nota waarin deze regel nader wordt toegelicht.
|
1: Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden niet geactiveerd. Deze komen ten laste van de exploitatie van het lopende jaar. |
In artikel 34 van het BBV wordt aangegeven welke kosten onder de immateriële vaste activa worden omschreven. Daarbij worden twee soorten immateriële vaste activa onderkend, namelijk:
Het BBV bepaalt dat alle schulden tegen de nominale waarde moeten worden gewaardeerd. Dat houdt in dat een lening voor het totaalbedrag van de aangegane schuld in de balans moet worden opgenomen. Het verschil tussen het schuldbedrag en het uitgekeerde bedrag, het disagio, kan evenals in het bedrijfsleven naar keuze worden geactiveerd. Voorgesteld wordt het disagio in principe direct ten laste van de exploitatie te brengen.
|
2: Kosten van onderzoek en ontwikkeling die niet leiden tot een investering worden niet geactiveerd. De kosten komen ten laste van de exploitatie van het lopende jaar. |
Conform artikel 60 van het BBV is het onder voorwaarden toegestaan om de kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief te activeren. Voor die voorwaarden, zie § 1.5 Voorbereidingskosten.
Het BBV (artikel 35) kent drie soorten materiële vaste activa, te weten:
Met ingang van het gewijzigde BBV worden vanaf 1 januari 2017 alle investeringen geactiveerd. Op de balans zijn het drie categorieën.
De te hanteren grenslijn tussen investeringsuitgaven en exploitatie-uitgaven dient duidelijk, praktisch uitvoerbaar en duurzaam te zijn. Daarom hanteren wij als uitgangspunt dat er sprake is van een investering als de aanschafwaarde hoger is dan € 25.000. Een aanschaf kleiner dan € 25.000 wordt niet als investering gezien en komt dus ten laste van de exploitatie. Bij samengestelde investeringen mogen de bedragen van de verschillende componenten bij elkaar worden opgeteld. Deze mogelijk¬heid is alleen toepasbaar bij een investering van een gebouw. Met “gelijksoortige investeringen” wordt bedoeld: Identieke goederen die binnen een boekjaar op verschillende momenten worden aangeschaft en gezamenlijk de € 25.000 overschrijden. Deze worden als cluster geactiveerd.
Er zijn ook kosten die niet mogen worden geactiveerd, zoals bijvoorbeeld:
In artikel 36 van het BBV is aangegeven dat de financiële vaste activa op de balans als volgt moeten worden gespecificeerd:
Deze indeling komt voort uit de indeling die voor het bedrijfsleven geldt conform het Burgerlijk Wetboek (BW2) en is afgestemd op de situatie bij provincies en gemeenten. De termen sluiten aan bij de Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO).
|
5: Bijdragen aan activa in eigendom van derden mogen alleen worden geactiveerd als ze voldoen aan de voorwaarden van artikel 61 van het BBV. |
In artikel 61 van het BBV zijn de volgende voorwaarden opgenomen die gelden voor activering van bijdragen aan activa in eigendom van derden:
Voorbereidingskosten zijn kosten die gemaakt worden voordat overgegaan wordt tot het aanschaffen of vervaardigen van een actief. Het betreft bijvoorbeeld de kosten van bodemonderzoek, de kosten van een onderzoeksbureau of architect en de voorbereiding (ureninzet) van eigen personeel. Het volgende onderscheid is van belang:
Voorbereiding door eigen personeel
De ingezette ambtelijke voorbereidingsuren worden geactiveerd voor zover zij deel uitmaken van het investeringsvoorstel en via tijdschrijven zijn verantwoord. Dit is bijvoorbeeld het geval bij grondexploitaties. De overige uren worden verantwoord in de exploitatie.
Alle overige voorbereidingskosten worden geactiveerd. In artikel 63, lid 3 BBV staat: “de vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend”. Zie hiervoor § 2.2 Vaststelling financiële waarde.
Kosten van onderzoek en ontwikkeling
De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd (artikel 60 BBV). De voorwaarden genoemd in dit artikel bepalen dat de kosten alleen dan mogen worden geactiveerd als de plannen betreffende het actief, waarvoor de kosten worden gemaakt, al redelijk omlijnd zijn, de plannen uitvoerbaar zijn en de kosten zijn in te schatten. Voorts is het ook van belang dat het daadwerkelijk om kosten voor voorbereiding van een investering gaat. Dit betekent dat kosten voor onderzoek en ontwikkeling geactiveerd mogen worden voor zover het onderzoek of de ontwikkeling bijdraagt aan de totstandkoming van een vast actief. Het opstellen van bijvoorbeeld een nieuw Gemeentelijk Waterplan leidt niet tot de totstandkoming van een vast actief. Het is ‘slechts’ een document waarin o.a. de noodzakelijke vervangingsinvesteringen worden gepland en doorgerekend. De hiermee gemoeide kosten mogen daarom niet worden geactiveerd.
1.6 Groot onderhoud versus vervangingsinvesteringen
In 2007 heeft de Commissie BBV de ‘Notitie verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen’ uitgebracht. Daarin is de volgende uitspraak over onderhoud opgenomen: "De kosten van (klein en groot) onderhoud zijn niet levensduur verlengend en mogen niet worden geactiveerd". Ook de kosten van achterstallig onderhoud mogen niet worden geactiveerd en moeten ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht. In de notitie Materiële vaste activa BBV van 2020 doet de commissie BBV stellige uitspraken die dit nog steeds onderbouwen.
Levensduur verlengende investeringen
Voor deze investeringen geldt expliciet dat ze moeten bijdragen aan een substantiële levensduur verlenging en kwaliteitsverbetering van het betreffende actief, zoals bijvoorbeeld bij het renoveren van een gebouw. Hiervoor geldt de normale weg van het beschikbaar stellen van een investeringsbudget. Stellige uitspraak commissie BBV in Notitie Materiële vaste activa: ‘Renovatie moet worden geactiveerd.’
In 2007 heeft de Commissie BBV de Notitie Software uitgebracht. Daarin zijn de volgende uitspraken opgenomen:
Worden gebruikersrechten voor een bepaald aantal jaren ineens in rekening gebracht bij de gemeente, dan vindt activering niet plaats als materieel vast actief, maar worden de gebruikersrechten onder de ‘vooruit betaalde bedragen’ in de balans opgenomen. Deze situatie doet zich in Lingewaard niet voor, Licentiekosten etc worden structureel begroot in de exploitatie.
Waardering van activa is van belang, omdat het de basis vormt voor het vaststellen van de financiële consequen¬ties door waardevermindering. Anders geformuleerd: de gekozen systematiek voor de waardering van activa in het stelsel van baten en lasten is van invloed op de exploitatie van de gemeente en daarmee op de financiële resultaten die behaald worden. In het BBV zijn bepalingen opgenomen voor de waardering van activa. Hiermee wordt voorkomen dat organisaties met de waardering van activa hun financiële resultaten beïn¬vloeden en wordt bevorderd dat financiële gegevens van organisaties in de loop van de tijd vergelijkbaar blijven. De waarderings¬grondslag voor vaste activa wordt bepaald door de aanschaf- of vervaardigingsprijs (artikel 63 BBV).
Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen. Dit is ook de huidige praktijk in Lingewaard.
2.2 Vaststelling financiële waarde
In artikel 62 van het BBV is bepaald dat alle vaste activa worden geactiveerd voor het bedrag van de investering. In lid 2 wordt echter een uitzondering gemaakt, namelijk: Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief worden bij de waardering in mindering gebracht. Dit kan bijvoorbeeld een subsidie zijn die specifiek voor een bepaalde investering wordt verstrekt.
Artikel 63 van het BBV geeft een nadere omschrijving van kosten die geactiveerd mogen worden:
Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs;
De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd;
In Lingewaard wordt de bovengenoemde rente ten laste van de exploitatie gebracht.
2.3 Waardeverandering van activa
Artikel 65 lid 1 en 3 van het BBV gaat in op de vraag hoe moet worden omgegaan met veranderingen in de waarde van een activum. Daarbij wordt gesteld dat naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa, onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar, moeten leiden tot een aanpassing van de waarde van het activum op de balans. Voor een actief dat buiten gebruik wordt gesteld en waarvan de restwaarde lager is dan de boekwaarde geldt dat afwaardering moet plaatsvinden op het moment van buitengebruikstelling. Artikel 63 lid 5 van het BBV stelt dat van activa waarvan de bestemming verandert de actuele waarde van de nieuwe bestemming moet worden opgenomen in de toelichting op de balans.
Op het moment dat een desinvestering (verkoop van het actief) plaatsvindt wordt de boekwinst of het boekverlies incidenteel ten gunste/laste van het resultaat van het betreffende jaar gebracht. De mogelijke boekwinst wordt niet in mindering gebracht op een nieuwe investering. Dat is niet toegestaan op grond van het BBV (Notitie Commissie BBV 2007: verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen).
Het is denkbaar dat een investering bestaat uit bestanddelen, waarvoor verschillende afschrijvingstermijnen gelden. In dat geval wordt de zogenoemde componentenbenadering toegepast. Dit houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waardeverloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kan de economische gebruiksduur namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd. De toepassing van de componentenbenadering kan worden geïllustreerd aan de hand van het afschrijven op een kantoorpand:
De kosten voor de samenstellende delen worden op basis van bovenstaande indeling afzonderlijk verwerkt en afgeschreven. In het voorbeeld kan na 20 jaar de vervanging van een cv-ketel opnieuw worden geactiveerd.
De componentenbenadering wordt incidenteel ook voor investeringen in de riolering toegepast, als onderdeel van het Gemeentelijke Waterplan (GWP).
In het vorige hoofdstuk is aangegeven welke investeringen (kunnen) worden geactiveerd en tegen welke bedragen. In dit hoofdstuk komen de lasten van de investeringen die geactiveerd worden aan bod.
Het BBV kent geen regels waaraan afschrijvingen moeten voldoen, wel zijn kaders gesteld. De belangrijkste kaders zijn:
Het afschrijven op gronden neemt een bijzondere plaats in omdat gronden duurzame goederen zijn
die niet aan slijtage onderhevig zijn, er vindt geen duurzame waardevermindering plaats. Er bestaat dan ook geen noodzaak tot afschrijven. Zie § 3.3 voor duurzame waardeverminderingen.
Er zijn diverse methoden om op basis van de afschrijvingsduur te komen tot de afschrijving per periode waarvan de lasten worden toegerekend. De belangrijkste methoden zijn:
Wijziging van de afschrijvingsmethode
In het BBV is artikel 64 lid 2 gewijd aan wijziging van de afschrijvingsmethode. Hierin staat dat slechts om gegronde redenen een afschrijvingsmethode gewijzigd mag worden. De reden van wijziging en de financiële consequenties van de verandering moeten in de toelichting op de balans worden uiteengezet. Ook moet aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of het voorafgaande begrotingsjaar inzicht worden gegeven in de consequenties hiervan voor de financiële positie en voor de baten en lasten.
Extra afschrijven is alleen toegestaan (en zelfs verplicht) wanneer de boekwaarde van het actief hoger is dan het verwachte toekomstige economische nut. Zie hiervoor § 3.3 Waardeverandering van activa.
De commissie BBV heeft in juli 2011 de notitie “Het BBV en stelsel-/schattingswijzigingen” uitgebracht. Hierin wordt een schattingswijziging omschreven als een wijziging van een verwachte toekomstige gebruiksduur c.q. gebruiksintensiteit dan wel de "naar verwachting" duurzaam lagere gebruikswaarde. Een bestaande (rest)boekwaarde wordt niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. Een wijziging van de afschrijvingsmethode valt hiermee onder schattingswijziging, er hoeft daarom geen herrekening of herwaardering over de al afgeschreven waarden plaats te vinden.
De restwaarde van de meeste investeringen is van tevoren veelal moeilijk in te schatten. Op grond van het voorzichtigheidsprincipe wordt er dan ook vanuit gegaan dat de restwaarde nihil is. Indien bij inruil van een productiemiddel sprake is van een restwaarde levert dit in de regel een incidentele boekwinst op. In overeenstemming met de wetgeving wordt de boekwinst ten gunste van de exploitatie gebracht. Hierdoor wordt een inzichtelijk beeld verschaft in de waardering van de vervangende investering.
Aan alle geactiveerde kapitaaluitgaven wordt rente toegerekend. Dit zijn de lasten die voortkomen uit de financiering van de investering. Voor de toerekening van de rentelasten aan investeringen geeft de wet een tweetal mogelijkheden, te weten:
In de gemeente Lingewaard wordt de rente, toe te rekenen aan investeringen, vooraf bepaald. Deze is gebaseerd op de gemiddeld betaalde rente op de vaste geldleningen en ligt dicht bij het omslagpercentage.
3.3 Ingangsmoment van afschrijvingen en renteberekening
|
16: De afschrijving start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt of verworven wordt. |
De commissie BBV doet de aanbeveling om in de financiële verordening/nota activabeleid op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen wanneer met het afschrijven van een nieuw kapitaalgoed wordt begonnen. Mogelijke keuzes hierbij zijn:
De van toepassing zijnde teksten worden ook opgenomen in-/worden geacht onderdeel uit te maken van de Budgethoudersregeling gemeente Lingewaard en de Financiële verordening gemeente Lingewaard 2024.
4.2 Aanvragen, autorisatie investeringen
Met de vaststelling van de programmabegroting stelt de Raad de hierin opgenomen investeringsbudgetten voor het eerstvolgende begrotingsjaar beschikbaar. Bij de behandeling van de begroting geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringsbudget wil ontvangen. Investeringen die niet in de begroting zijn opgenomen moeten – conform de Financiële verordening gemeente Lingewaard 2024 – bij voorkeur opgenomen worden in de eerstvolgende Kadernota of gedurende het jaar via separate raadsvoorstellen worden voorgelegd aan de raad.
Na vaststelling van de programmabegroting, zijn de gedurende het jaar daaruit per investeringsproject voortvloeiende besluiten gedelegeerd aan het college. In die besluiten zijn alle voor de investering relevante gegevens nader uitgewerkt.
4.3 Procedure met spoedeisend karakter
Het kan voorkomen dat de gemeente direct actie moet ondernemen om een investering te plegen waarvoor geen investeringsbudget is aangevraagd. Het gaat dan om situaties die én om een directe (al dan niet structurele) oplossing vragen én die niet uitstelbaar zijn. Wel dienen deze transacties te voldoen aan de voorwaarden genoemd in de Regeling begrotingswijzigingen. Het is in een dergelijke situatie wenselijk dat het college de mogelijkheid heeft om een investeringsbudget beschikbaar te stellen. Hierbij geldt de verplichting dat het college, afhankelijk van de hoogte van de bedragen (zie 4.4), de raad hierover vooraf informeert of de raad achteraf informeert bij de eerstkomende tussenrapportage. Tevens wordt bij achteraf informeren de begrotingswijziging vastgesteld.
4.6 Termijn beschikbaarheid investeringsbudgetten
|
19: Investeringsbudgetten die langer dan 1 jaar uitlopen vallen vrij. Indien het investeringsbudget langer nodig is legt het college een voorstel voor aan de raad. |
Investeringsbudgetten moeten (inclusief voorbereiding) binnen 5 jaar na autorisatie afgewikkeld zijn. Investeringsbudgetten die, na beschikbaarstelling door de raad, aan het eind van een begrotingsjaar ouder zijn dan 5 jaar worden niet voor verdere uitvoering in het volgend begrotingsjaar in stand gehouden. Het college kan aan de raad voor afloop van deze termijn, of zo snel mogelijk na afloop ervan, een onderbouwd voorstel doen tot verlenging. Voor die investeringen waarbij sprake is van voorbereidingskosten (zie ook § 1.5) die zijn toe te rekenen aan de uiteindelijke investering is sprake van een voorbereidingstermijn van maximaal 5 jaar.
Tekst uit de notitie MVA commissie BBV: In de praktijk blijkt hoe moeilijk het is om investeringsbudgetten te beheersen, omdat de doorlooptijd van investeringen lang is. Het kan voorkomen dat investeringsbudgetten overschreden worden, termijnen van uitvoering niet gehaald worden en dat jaargrenzen onbedoeld worden gepasseerd. Om te voorkomen dat investeringsbudgetten keer op keer door middel van een begrotingswijziging worden opgevoerd, kunnen hierover afspraken met de raad worden gemaakt. Met deze afspraak wordt duidelijk dat investeringsbudgetten die langer dan X jaar uitlopen, vrij vallen. Indien het investeringsbudget toch nog langer nodig is, moet het college dit aan de raad voorleggen door middel van een investeringsbudgetvoorstel.
Investeringsbudgetten worden door de verantwoordelijke budgethouder/beheerders continu bewaakt. Bij over- en onderschrijdingen dient gefundeerd en beargumenteerd te worden aangegeven waardoor deze zijn ontstaan, zo nodig inclusief een dekkingsvoorstel voor de extra afschrijvings- en rentelasten. Investeringsbudgetonderschrijdingen leiden tot lagere kapitaallasten en komen ten gunste van de exploitatie. Onder- en overschrijdingen groter dan 10%, met een minimum van € 50.000, worden door het college bij de tussenrapportages of jaarrekening aan de raad gemeld. Indien van toepassing wordt tevens een voorstel tot begrotingswijziging bijgevoegd.
Het college is verantwoordelijk voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. De registratie omvat tenminste alle registergoederen die in bezit zijn van de gemeente, alle financiële bezittingen (waarde-papieren, leningen, aandelen), de roerende bezittingen met een hogere oorspronkelijke aanschafwaarde dan de grens voor activeren (€ 25.000 exclusief omzetbelasting) en de roerende bezittingen in de openbare ruimte.
Bijlage 1 Afschrijvingstermijnen voor geactiveerde investeringen
De genoemde termijnen zijn maximale termijnen, richtinggevend en niet bindend. Wanneer in een investeringsvoorstel wordt voorgesteld om af te wijken van de afschrijvingstermijnen in de tabel, vanwege een afwijkende technische- of economische levensduur, is dit onderdeel van het investeringsbesluit. De tabel is niet limitatief en kan aangevuld worden met nieuwe soorten activa en hun maximale afschrijvingstermijnen.
In Bijlage 4 is aangegeven welke afschrijvingstermijnen zijn gewijzigd. Gewijzigde afschrijvingstermijnen gelden voor nieuwe investeringen (behalve gebouwen en installaties), tenzij zwaarwegende argumenten aanwezig zijn voor onmiddellijke ingang.
1 in het gemeentelijk waterplan (GWP) worden de verschillende onderdelen benoemd, voorzien van afschrijvingen
2 afhankelijk van soort en type in combinatie met technische en economische levensduur
Bijlage 2 Relevante artikelen BBV
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.
In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
In de toelichting op de balans wordt aangegeven volgens welke methoden de afschrijvingen worden berekend.
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:
Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:
De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.
Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.
Bijlage 3 Toelichting begrippen
Bijlage 4 Vergelijking Nota activabeleid 2025 en 2020
Hieronder worden alle wijzigingen van inhoudelijk aard toegelicht. Daarnaast zijn er in de tekst van deze nota enkele redactionele aanpassingen doorgevoerd. (Tekst die alleen relevant was voor de wijzigingen in de nota van 2020 ten opzichte van 2017 is verwijderd.)
Componentenbenadering (§ 2.5, 10)
In de huidige regeling staat dat de componentenbenadering alleen na een specifiek raadsbesluit wordt toegepast. We hebben de zinsnede ‘alleen na een specifiek raadsbesluit’ geschrapt. (§ 2.5, 10)
De componentenbenadering houdt in dat wanneer een investering bestaat uit bestanddelen waarvoor verschillende afschrijvingstermijnen gelden, we ook deze verschillende afschrijvingstermijnen toepassen.
Er zijn echter ook investeringen, zoals bijvoorbeeld de vervangingsinvesteringen, die niet aan de raad worden voorgelegd, waar ook de componentenbenadering gewenst is. Daarom stellen we voor deze zinsnede te schrappen.
Materiële vaste activa (§ 1.3, 4)
In de nota activabeleid 2020 staat een opsomming van kosten die we niet mogen activeren. Dit wekte de indruk dat de opsomming limitatief is. En aangezien dat niet zo is, is het lijstje vervangen door enkele voorbeelden.
Investeringsbudget (§ 4.7, 20)
De laatste zin van regel 20 is gewijzigd. De regel dat binnen drie maanden na voltooiing van een investering deze gereed wordt gemeld door de budgethouder/-beheerder bij het college, is gewijzigd in: ‘In de jaarrekening wordt na voltooiing het investeringsbudget afgesloten’.
Jaarlijks wordt de raad in de jaarrekening op de hoogte gesteld van de voltooiing van de investeringen door deze af te sluiten. Het daarnaast apart gereed melden bij het college heeft amper toegevoegde waarde, maar vereist wel personele capaciteit.
Afschrijvingstermijnen (Bijlage 1)
Naast de wijzigingen uit de kadernota 2025 (gebouwen van 40 naar 50 jaar en installaties van 15 naar 20 jaar) zijn er nog meer afschrijvingstermijnen gewijzigd. Deze zijn aangepast omdat de ervaring leert dat de inschatting van de toekomstige gebruiksduur langer of korter is. Alle wijzigingen zijn in onderstaande tabel GEEL gearceerd.
1 in het gemeentelijk waterplan (GWP) worden de verschillende onderdelen benoemd, voorzien van afschrijvingen
2 afhankelijk van soort en type in combinatie met technische en economische levensduur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-98918.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.