Gemeenteblad van Amsterdam
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Amsterdam | Gemeenteblad 2025, 93123 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Amsterdam | Gemeenteblad 2025, 93123 | ander besluit van algemene strekking |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen in verband met een subsidie voor verduurzamende woningverbetering in Nieuw-West (Wijzigingsbesluit subsidie verduurzamende woningverbetering Nieuw-West en Zuidoost)
De Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 6.1 komt te luiden:
Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
achterstallig onderhoud: een zodanige tekortkoming van een bouwwerk dat er op grond van artikel 3.7 of de afdelingen 3.2 tot en met 3.7 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, of op grond van artikel 13 van de Woningwet, aan dat bouwwerk voorzieningen noodzakelijk zijn, dan wel een tekortkoming van een bouwwerk die krachtens artikel 7:241 van het Burgerlijk Wetboek als een gebrek heeft te gelden;
energielabel: voorlopige inschatting van de energiezuinigheid van een woning of gebouw, gebaseerd op algemene kenmerken, zoals het bouwjaar, woningtype, en beschikbare informatie uit openbare registers of een in de officiële landelijke database, EP-online, opgenomen registratie van de energieprestaties van een gebouw;
verduurzamende woningverbetering: een combinatie van fysieke maatregelen aan een bestaand gebouw die ertoe leiden dat er geen sprake meer is van achterstallig onderhoud, gebrekkig functionerende inpandige installaties en leiden tot een vermindering van de hoeveelheid energie die nodig is om het gebouw geschikt te houden voor verblijf en gebruik door personen;
B. Artikel 6.2 komt te luiden:
Artikel 6.2 Toepasselijkheid ASA 2023
De ASA 2023 is van toepassing op dit hoofdstuk.
C. In artikel 6.3 wordt ´gebieden´ vervangen door ´buurten´.
D. Artikel 6.4 komt te luiden:
Het gebied waarbinnen de subsidiabele activiteiten in dit hoofdstuk plaats dienen te vinden om in aanmerking te komen voor subsidie bestaat uit de in Bijlage II genoemde buurten in stadsdeel Zuidoost.
E. Artikel 6.5 komt te luiden:
Artikel 6.5 Subsidiabele activiteiten
Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het door een bouwbedrijf laten uitvoeren van maatregelen die onder de verantwoordelijkheid van de aanvrager vallen aan slecht geïsoleerde woningen binnen een bestaand gebouw gelegen in de in Bijlage II genoemde buurten in stadsdeel Zuidoost die tot gevolg hebben dat:
F. In artikel 6.6 wordt ´70%´ vervangen door ´50%´.
G. Het opschrift van artikel 6.8a komt te luiden:
Artikel 6.8a Verdeelsleutel subsidieplafond
H. Artikel 6.9 wordt als volgt gewijzigd:
I. Artikel 6.10 wordt als volgt gewijzigd:
J. Artikel 6.11 wordt als volgt gewijzigd:
K. Artikel 6.12 komt te luiden:
L. Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:
In onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:
de gesubsidieerde activiteiten dienen uiterlijk binnen drie jaar na datum van de verleningsbeschikking en maximaal 30 december 2028 te zijn uitgevoerd, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een onderbouwing, vóór het verstrijken van de voor oplevering gestelde termijn ontvangt.
M. Artikel 6.14 komt te luiden:
Artikel 6.14 Verantwoording van de subsidie
N. Na artikel 6.14 wordt twee artikelen toegevoegd, luidende:
Op subsidies die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit subsidie verduurzamende woningverbetering Nieuw-West en Zuidoost zijn aangevraagd, blijft de regeling van toepassing zoals het luidde vóór dat tijdstip.
Dit hoofdstuk vervalt van rechtswege op 31 december 2028 met dien verstande dat vaststellingen van subsidies die onder dit hoofdstuk vallen nog onder dit hoofdstuk worden afgehandeld.
O. Na hoofdstuk 6 wordt een hoofdstuk toegevoegd dat luidt:
Hoofdstuk 6A Verduurzamende Woningverbetering Nieuw-West
Artikel 6A.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
achterstallig onderhoud: een zodanige tekortkoming van een bouwwerk dat er op grond van artikel 3.7 of de afdelingen 3.2 tot en met 3.7 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, of op grond van artikel 13 van de Woningwet, aan dat bouwwerk voorzieningen noodzakelijk zijn, dan wel een tekortkoming van een bouwwerk die krachtens artikel 7:241 van het Burgerlijk Wetboek als een gebrek heeft te gelden;
energielabel: voorlopige inschatting van de energiezuinigheid van een woning of gebouw, gebaseerd op algemene kenmerken, zoals het bouwjaar, woningtype, en beschikbare informatie uit openbare registers of een in de officiële landelijke database, EP-online, opgenomen registratie van de energieprestaties van een gebouw;
verduurzamende woningverbetering: een combinatie van fysieke maatregelen aan een bestaand gebouw die ertoe leiden dat er geen sprake meer is van achterstallig onderhoud, gebrekkig functionerende inpandige installaties en leiden tot een vermindering van de hoeveelheid energie die nodig is om het gebouw geschikt te houden voor verblijf en gebruik door personen;
Artikel 6A.2 Toepasselijkheid ASA 2023
De ASA 2023 is van toepassing op dit hoofdstuk.
Artikel 6A.3 Doel van de in het hoofdstuk omschreven subsidie
Het doel van dit hoofdstuk is het stimuleren van de realisatie van verduurzamende woningverbetering in de in bijlage VI genoemde buurten in stadsdeel Nieuw-West.
Artikel 6A.4 Subsidiabele activiteiten
Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het door een bouwbedrijf laten uitvoeren van maatregelen die onder de verantwoordelijkheid van de aanvrager vallen aan slecht geïsoleerde woningen binnen een bestaand gebouw of een bestaande eengezinswoning gelegen in de in bijlage VI genoemde buurten in stadsdeel Nieuw-West die tot gevolg hebben dat:
Artikel 6A.5 Subsidiabele kosten en hoogte subsidie
Het subsidieplafond gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit subsidie verduurzamende woningverbetering Nieuw-West en Zuidoost en 31 december 2033 voor de subsidiabele activiteiten in artikel 6A.5 bedraagt:
Artikel 6A.7 Verdeelsleutel subsidieplafond
Subsidieaanvragen worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan. Als tijdstip van indiening geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.
Artikel 6A.9 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 6, tweede lid van de ASA 2023 worden door een vve de volgende gegevens en stukken overlegd:
een meerjaren onderhoudsplan dat voldoet aan de volgende vereisten:
bevat een detailleerde tabel die voor ieder jaar op basis van de onderhouds- en vervangingscyclus van alle collectieve gebouwelementen voor een periode van 30 jaar inzichtelijk maakt welke werkzaamheden moeten gebeuren en welke kosten daaraan zijn verbonden en waarvoor verder geldt dat:
de omschrijving van de werkzaamheden en de geraamde kosten in deze tabel in ieder geval gekwantificeerd onderbouwd worden door vermelding van het aantal eenheden, het aantal strekkende meter of het aantal vierkante meter van de werkzaamheden en de eenheidsprijzen voor de aan die werkzaamheden verbonden eenheden, strekkende meters of vierkante meters; en
benoemt welke collectieve gebouwelementen die niet visueel geïnspecteerd konden worden, welk aanvullende onderzoek plaatsgevonden heeft met betrekking tot die elementen en hoe de benodigde maatregelen die uit het aanvullend onderzoek volgden opgenomen zijn opgenomen zijn in het meerjaren onderhoudsplan.
Artikel 6A.10 Weigeringsgronden
Artikel 6A.11 Aanvullende verplichtingen subsidieverlening
Naast de verplichtingen op grond van artikelen 9, 10 en 12 van de ASA 2023, wordt aan de subsidie op grond van dit hoofdstuk de volgende verplichtingen verbonden:
de start van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten dient uiterlijk binnen één jaar na de datum van de verleningsbeschikking te zijn begonnen, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een onderbouwing, vóór het verstrijken van de voor start van uitvoering gestelde termijn ontvangt.
de gesubsidieerde activiteiten dienen uiterlijk binnen drie jaar na datum van de verleningsbeschikking en maximaal 30 december 2033 te zijn uitgevoerd, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een onderbouwing, vóór het verstrijken van de voor oplevering gestelde termijn ontvangt.
de vve draagt zorgt voor de vaststelling van een herzien meerjarig onderhoudsplan, dat:
een gedetailleerde tabel bevat die voor ieder jaar op basis van de onderhouds- en vervangingscyclus van alle collectieve gebouwelementen voor een periode van 30 jaar inzichtelijk maakt welke werkzaamheden moeten gebeuren en welke kosten daaraan zijn verbonden en waarvoor verder geldt dat:
de omschrijving van de werkzaamheden en de geraamde kosten in deze tabel in ieder geval gekwantificeerd onderbouwd worden door vermelding van het aantal eenheden, het aantal strekkende meter of het aantal vierkante meter van de werkzaamheden en de eenheidsprijzen voor de aan die werkzaamheden verbonden eenheden, strekkende meters of vierkante meters; en
Een verzoek tot verlening van een voorschot op een subsidie door een vve is 100% van het in de verleningsbeschikking bepaalde subsidiebedrag, maar niet hoger dan 50% van de, in het eerste lid bedoelde, op offertes uitgesplitste en aangemerkte kosten voor de realisatie van de subsidiabele activiteiten.
Een verzoek tot verlening van een voorschot op een subsidie door een eigenaar-bewoner is 50% van het in de verleningsbeschikking bepaalde subsidiebedrag, maar niet hoger dan 50% van de, in het eerste lid bedoelde, op offertes uitgesplitste en aangemerkte kosten voor de realisatie van de subsidiabele activiteiten.
Artikel 6A.13 Vaststelling en verantwoording van de subsidie
Dit hoofdstuk treedt in werking met ingang van 17 maart 2025 en vervalt van rechtswege op 31 december 2033 met dien verstande dat vaststellingen van subsidies die onder dit hoofdstuk vallen nog onder dit hoofdstuk worden afgehandeld.
A. Bijlage II wordt gewijzigd en komt te luiden:
In artikel 6.4 van de Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen wordt verwezen naar deze bijlage voor de bepaling van de buurten. De grenzen zijn conform de door het college vastgestelde buurtindeling OiS/CBS.
B. Na bijlage IV wordt bijlage VI toegevoegd die als volgt luidt:
In artikel 6A.3 en 6A.4 van de Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen wordt verwezen naar deze bijlage voor de bepaling van de buurten. Voor zowel vve´s als eengezinswoningen zijn er specifieke buurten aangewezen waarin de subsidiabele activiteiten kunnen worden uitgevoerd. De grenzen van buurten zijn conform de door het college vastgestelde buurtindeling OiS/CBS.
De toelichting bij de Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen wordt als volgt gewijzigd:
A. In de Algemene toelichting komt de alinea onder Regelingsstructuur te luiden:
De regeling bevat in verschillende hoofdstukken subsidies voor verschillende onderwerpen. Hoofdstukken 1 tot 4 gaan over het aardgasvrij maken van bestaande gebouwen. Hoofdstuk 5 gaat over de verduurzaming van de nieuwbouw in bepaalde delen van de stad. Hoofdstuk 6 en hoofdstuk 6A gaan over het behalen van een aantal labelstappen in bestaande bouw in bepaalde delen van de stad in combinatie met het wegwerken van achterstallig onderhoud.
B. De artikelsgewijze toelichting op artikel 6.1 komt te luiden:
Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel bepaalt de definities die binnen dit hoofdstuk gehanteerd worden voor bepaalde begrippen. Deze definities kunnen in hun betekenis afwijken van het algemeen spraakgebruik.
Onderdeel a definieert het begrip achterstallig onderhoud. Het wegwerken van achterstallig onderhoud is een belangrijke subsidiabele activiteit in de regeling. Het feit dat het op grond van de Woningwet verboden is om achterstallig onderhoud te laten ontstaan heeft als consequentie dat het college ook zou kunnen kiezen om het wegwerken van achterstallig onderhoud af te dwingen met behulp van de last onder bestuursdwang of de last onder dwangsom. Dit brengt de eigenaardige consequentie met zich mee dat de aanvrager die, zoals vereist door de subsidieregeling, inzichtelijk maakt welke activiteiten nodig zijn om het achterstallig onderhoud weg te werken, ook gelijk voor de gemeente inzichtelijk maakt op welke plaatsen zij het verbod overtreden. Het gegeven dat de gemeente in deze specifieke buurten kiest om het wegwerken van achterstallig onderhoud onderdeel te maken van de subsidiabele activiteiten moet niet geduid worden als een indicatie dat de gemeente haar bevoegdheden om naleving van de wet af te dwingen niet zal of mag toepassen. De subsidie voor activiteiten op het gebied van achterstallig onderhoud wordt immers uitsluitend gegeven als deze gecombineerd worden met het bereiken van een bepaalde energie efficiëntie dat laatste is een bovenwettelijk vereiste. Ook dienen de activiteiten zo uitgevoerd te worden dat de woningkwaliteit wezenlijk wordt verhoogd, bijvoorbeeld door het gelijk aanpakken van schimmel- en vochtproblemen.
Onderdeel b definieert het begrip afgemeld energielabel. De definitie verwijst naar een officieel geregistreerde documentatie van de energieprestaties van een gebouw. Dit label is opgesteld door een EP-adviseur en wordt opgenomen in de landelijke database EP-online.nl, die dient als centraal register voor energielabels in Nederland. Het energielabel wordt opgesteld volgens de voorschriften zoals vermeld in artikel 1.1 en 6.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Dit besluit regelt de technische en milieuprestaties van gebouwen en schrijft voor hoe de energieprestatie van een gebouw moet worden beoordeeld en geregistreerd.
Onderdeel d definieert het begrip bestaand gebouw. Een bestaand gebouw is een bouwwerk dat volledig is voltooid en waarvoor een formele melding of kennisgeving van gereedkomen van bouwwerkzaamheden is gedaan. Deze melding of kennisgeving is een vereiste op grond van artikel 7, onderdeel g van het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen en sluit aan op de voorschriften uit artikel 2.21, tweede lid van het Besluit bouwwerken leefomgeving. De definitie zorgt ervoor dat alleen reeds opgeleverde bouwwerken in aanmerking komen voor de regeling. Dit sluit nieuwbouwprojecten die nog in uitvoering zijn of plannen voor toekomstige bouwwerken uit.
Deze onderdelen duiden begrippen die te maken hebben met het bereiken van bepaalde energieprestaties voor een woning. De BRL 9500-W is een kaderstellende beoordelingsrichtlijn die uitspraken doet over de juiste manieren om de energieprestaties van een woning te bepalen door een gecertificeerd EP-adviseur. Het conformeren van specialisten aan deze beoordelingsrichtlijn hangt verder samen met het vermogen van die specialisten om het energielabel van de woning te veranderen in de energielabel database, zoals vereist wordt in artikel 6.13, onderdeel d.
De BRL 9500-MWA-W verwijst naar de vereisten voor het erkende maatwerkadvies. Deze BRL stelt eisen aan de methode van opname, de inhoud van het adviesrapport (zoals mogelijke besparingsopties, financiële onderbouwing en CO₂-reductie), én de vakbekwaamheid van adviseurs.
Onderdeel h definieert het begrip energielabel. In dit subsidiehoofdstuk wordt onderscheid gemaakt tussen energielabels en afgemelde energielabels. Onder energielabel wordt zowel een afgemeld energielabel als een voorlopige inschatting van de energiezuinigheid van een woning of gebouw verstaan. Bij een voorlopige inschatting is het energielabel gebaseerd op algemene kenmerken, zoals het bouwjaar, het woningtype en gegevens uit openbare registers. Voor een toelichting op de definitie afgemeld energielabel wordt naar onderdeel b verwezen.
Bij inpandige installaties gaat het om alle bouwwerkinstallaties zoals bedoeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving, van de elektra tot aan de rookmelder, van de stookinstallatie tot de liftinstallatie.
De definitie van het begrip vereniging van eigenaren is bewust iets breder dan die in het algemeen taalgebruik. De formulering is inclusiever, zodat flatverenigingen of andere juridische eigendomsconstructies die voldoende gelijkenis hebben met vve’s ook aanspraak kunnen maken op deze regeling.
In dit hoofdstuk wordt onder woning verstaan een adresseerbaar verblijfsobject dat kan worden geregistreerd in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen met het gebruiksdoel woonfunctie. Dit houdt in dat het object bestemd is voor bewoning, wat betekent dat het geschikt is voor permanente huisvesting en als hoofdverblijf van een huishouden wordt gebruikt. Met verblijfsobject wordt bedoeld de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is, zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel m van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen.
C. In de artikelsgewijze toelichting op artikel 6.3 wordt ´artikel 6.1, onderdeel l´ vervangen door ´artikel 6.1, onderdeel n´.
D. De artikelsgewijze toelichting op artikel 6.4 komt te luiden:
Dit artikel bepaalt het werkingsgebied van dit hoofdstuk. Met andere woorden: er kan alleen subsidie aangevraagd worden op grond van dit hoofdstuk als het vastgoed waaraan de subsidiabele activiteiten plaatsvinden gelegen is binnen een in Bijlage II omschreven buurt in stadsdeel Zuidoost.
D. De artikelsgewijze toelichting op artikel 6.5 komt te luiden:
Artikel 6.5 Subsidiabele activiteiten
Dit artikel bepaalt voor welke activiteiten het subsidie kan verlenen. De subsidie is beschikbaar voor het uitvoeren van specifieke maatregelen. Voor het uitvoeren van de activiteiten gelden een aantal beperkingen. De eerste beperking is dat de maatregelen door een bouwbedrijf moeten worden uitgevoerd. Bouwbedrijf is gedefinieerd in artikel 6.1, onderdeel e. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de aanvrager zelf de maatregelen uitvoert. De tweede beperking is dat de maatregelen binnen een bepaalde buurt moeten worden getroffen. Deze beperking is aan te merken als overcompleet, hetzelfde is immers in artikel 6.4 al bepaald, maar omwille van de duidelijkheid behouden. De precieze buurten waar de subsidiabele activiteiten mogen plaatsvinden worden bepaald in bijlage II van deze regeling.
De volgende beperking is dat de maatregelen onder de verantwoordelijkheid van de aanvrager vallen. De aanvrager is volgens artikel 6.9 de vve en de verantwoordelijkheden van vve’s zijn vaak beperkt door de splitsingsakte of de statuten van de vve. Sommige maatregelen vallen onder de directe verantwoordelijkheid van de eigenaren van de appartementsrechten binnen de vve. Deze zaken vallen buiten de scope van dit hoofdstuk. Het feit dat er geen subsidie voor dergelijke maatregelen gegeven kan worden betekent echter niet dat de door de vve te nemen maatregelen niet alsnog tot gevolg moeten hebben dat aan alle in onderdeel a, b en c genoemde voorwaarden moet worden voldaan. Als de vve als gevolg van haar splitsingsakte of statuten niet in staat is om te voldoen aan de in onderdeel a, b en c genoemde voorwaarden, dan komt de vve niet in aanmerking voor subsidie. Als de vve de verantwoordelijkheid voor isolatie van de buitengevel bij de eigenaren zelf heeft gelegd en daardoor geen mogelijkheid heeft om het gebouw voldoende te isoleren om de benodigde labelstappen te maken, dan is het gevolg dat er geen subsidie is. Verdere vereisten zijn dat alle woningen in het gebouw voldoen aan de voorwaarden die in onderdelen a, b en c zijn genoemd. Als één woning niet tenminste een B-label haalt of niet 3 labelstappen maakt, dan is niet voldaan aan de voorwaarden voor de subsidie. De plannen moeten dus integraal alle woningen in het gebouw verbeteren.
Tot slot is het een voorwaarde dat er sprake is van een bestaand gebouw en dus geen nieuwbouw. Bestaande bouw is gedefinieerd in artikel 6.1, onderdeel d. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat aan alle voorwaarden uit de onderdelen a, b en c wordt voldaan. Als aan één van de voorwaarden niet wordt voldaan, dan kan er geen subsidie verleend worden. Het begrip achterstallig onderhoud uit onderdeel a is in artikel 6.1, onderdeel a gedefinieerd. Het begrip labelstap is gedefinieerd in artikel 6.1, onderdeel k en hangt samen met het afgemelde energielabel uit onderdeel b.
E. In de artikelsgewijze toelichting op artikel 6.6 worden ´70%´ en ´30%´ vervangen door ´50%´.
F. In de artikelsgewijze toelichting op artikel 6.7 wordt ´70%´ vervangen door ´50%´.
G. De artikelsgewijze toelichting op artikel 6.9 komt te luiden:
Dit artikel regelt dat de subsidie uitsluitend is aan te vragen door verenigingen van eigenaren. Het begrip vve wordt gedefinieerd in artikel 6.1, onderdeel o, het is in deze regeling iets breder dan in het dagelijks taalgebruik. Lees daarover de toelichting bij artikel 6.1, onderdeel o.
H. De artikelsgewijze toelichting op artikel 6.10 komt te luiden:
Artikel 6.10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
De drie leden van dit artikel regelen welke gegevens er bij de aanvraag ingediend moeten worden. Het eerste lid stelt een aantal expliciete aanvullende eisen aan de beschrijving van activiteiten (het activiteitenverslag) die bij een subsidieaanvraag ingediend moet worden. Een overzichtstabel met een aantal relevante gegevens over de woningen in het gebouw dient onderdeel te zijn van de beschrijving van de activiteiten. De adresgegevens zijn van belang om te kunnen bepalen over welke woningen en gebouwen het gaat en wordt gecontroleerd tegen de beschikbare gegevens in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen. Het juridisch eigenaarschap speelt een rol bij het bepalen van de hoogte van de subsidie. Helaas geeft de Basisregistratie Adressen en Gebouwen niet altijd voldoende duidelijkheid over het eigenaarschap van appartementsrechten in een vve en daarom moet de vve deze gegevens zelf aanleveren. Het huidige energielabel voor woningen kan gevonden worden op http://www.ep-online.nl. Een voorlopig energielabel of een energielabel dat automatisch is afgegeven kan hier ook volstaan. De voornaamste controle op het energielabel voor de uitvoering van de werkzaamheden wordt gedaan met behulp van de in het derde lid, onderdeel b vereiste maatwerkadvies.
In het tweede lid is bepaald dat, indien de subsidiabele activiteiten niet tot gevolg zullen hebben dat het afgemelde energielabel B wordt bereikt zoals bedoeld in artikel 6.5, het energielabel voorafgaand aan de uitvoering van de subsidiabele activiteiten dient te worden opgenomen in de officiële landelijke database EP-online. Een voorlopig energielabel vastgesteld op basis van een voorlopige inschatting van de energiezuinigheid van een woning of gebouw volstaat in dat geval niet.
Het derde lid bestaat uit zes onderdelen. Elke van deze onderdelen betreft een concreet document of bewijs dat een vve in moet dienen om tot een volledige aanvraag te komen. De kosten voor het opstellen van deze documenten zijn niet subsidiabel.
In onderdeel a wordt een meerjarig onderhoudsplan geëist. Dit onderhoudsplan moet aan strenge kwaliteitseisen voldoen. Die eisen zijn opgesomd in subonderdelen i tot en met vi. Bij onderdeel vi kan gedacht worden aan zaken als rookgasafvoeren, de staat van standleidingen ouder dan 50 jaar, betonkwaliteit, betonrot, spouwankers, circulatie-leidingen, afgiftesysteem, schachten en asbest. Deze zaken kun je niet direct zien. Dit onderhoudsplan gaat in op de benodigde onderhoudsactiviteiten en het is mogelijk dat dit plan ook achterstallig onderhoud bevat. Na uitvoering van de subsidiabele activiteiten wordt nogmaals om een meerjarig onderhoudsplan gevraagd. Aan dit herziene meerjarig onderhoudsplan wordt de aanvullende eis gesteld dat er geen achterstallig onderhoud meer in kan staan.
In onderdeel b wordt een maatwerkadvies geëist. Een dergelijk maatwerkadvies geeft inzicht in de maatregelen en kosten die nodig zijn om een verbetering van de energieprestaties van een gebouw teweeg te brengen. Aan het maatwerkadvies zijn eisen gesteld in subonderdelen i tot en met iv.
In onderdeel c wordt een bewijs dat de rekening waarop het subsidiebedrag gestort zal worden op naam van de aanvrager staat geëist. Dit kan bijvoorbeeld een bankrekeningafschrift of kopie van een bankpas zijn, waaruit duidelijk moet blijken dat het bankrekeningnummer op naam staat van de aanvrager. In onderdeel d wordt een kopie van de vigerende splitsingsakte geëist, of indien die niet bestaat andere documenten waarin de verdeling van eigendom en verantwoordelijkheden tussen de leden is vastgelegd.
In onderdeel e wordt, indien woningen binnen een vve worden verhuurd, een bewijs geëist waaruit blijkt dat tijdens de Algemene Ledenvergadering is besproken welke regels het huurrecht, de landelijke wetgeving en het beleid voorschrijven over het al dan niet mogen verhogen van de huurprijs na het laten uitvoeren van de energiebesparende maatregelen. Een verhuurder mag namelijk het subsidiedeel van de woningverbetering volgens het beleid van de Huurcommissie niet doorberekenen in de huurprijs van de huurder. De leden dienen daarover te zijn geïnformeerd. Een bewijs dat hiervoor moet worden aangeleverd kan bijvoorbeeld bestaan uit een deel uit de notulen van de Algemene Ledenvergadering waarop ter kennisname een agendapunt staat en daarbij een weblink wordt geplaatst naar een website van de Rijksoverheid met actuele informatie over regels met betrekking tot huurverhoging.
In onderdeel f wordt tot slot een bewijs geëist waaruit blijkt dat, indien nieuw glas wordt geplaatst in een bestaand kozijn, het kozijn zodanig is samengesteld en geïnstalleerd dat dit bij normaal onderhoud naar verwachting een levensduur van ten minste vijfentwintig jaar zal hebben.
I. De artikelsgewijze toelichting op artikel 6.11 komt te luiden:
Artikel 6.11 Weigeringsgronden
De twee leden van dit artikel regelen de weigeringsgronden. Het betreft in beide leden aanvullende weigeringsgronden bovenop de weigeringsgronden uit de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 en de Algemene wet bestuursrecht.
Het eerste lid regelt de dwingende weigeringsgronden. Als aan één van de in de onderdelen opgenomen voorwaarden is voldaan moet het college de subsidie weigeren. Er is geen sprake van beleidsvrijheid.
Onderdeel a van het eerste lid is hoofdzakelijk bedoeld om te borgen dat de aanvrager daadwerkelijk door de subsidieregeling wordt gestimuleerd om de subsidiabele activiteiten uit te voeren. Het spreekt voor zich dat activiteiten die lange tijd geleden zijn uitgevoerd niet retroactief subsidiabel gemaakt worden. Deze weigeringsgrond roept echter vaak discussie op als het moment van de aanvraag maar kort, bijvoorbeeld enkele dagen, na het moment van de uitvoering van de subsidiabele activiteiten ligt. Iemand die voortvarend aan de slag is gegaan, maar niet vooraf de subsidievoorwaarden heeft gelezen of iemand die zich slecht heeft laten informeren kan oprecht gestimuleerd zijn door de subsidieregeling en moet toch op grond van deze weigeringsgrond uitgesloten worden van de subsidie. Een andere uitdaging bij deze bepaling is het bepalen van het moment waarop men begonnen is met het treffen van de maatregelen. Veel subsidiabele activiteiten kunnen goed in delen opgebroken worden. Het isoleren van een woning kan bijvoorbeeld muur per muur en raam per raam gebeuren. Het is voor de gemeente heel moeilijk om van een aanvrager boven tafel te krijgen wanneer ieder onderdeel daadwerkelijk gedaan is. In de praktijk wordt daarom voor de meeste activiteiten de facturatiedatum aangehouden. Als mensen zelf werkzaamheden uitvoeren en er dus geen factuur is voor de levering van diensten, dan is het moment waarop de materialen aangeschaft worden leidend voor het bepalen van de datum.
Onderdeel b van het eerste lid regelt dat de subsidie na de bepaalde datum niet meer aanvraagbaar is. Een aanvraag die na die datum binnenkomt loopt immers direct tegen deze weigeringsgrond aan.
Onderdeel c bepaalt dat de subsidie ook wordt geweigerd indien nieuw glas wordt geplaatst in een bestaand kozijn maar het kozijn niet zodanig is samengesteld en geïnstalleerd dat dit bij normaal onderhoud naar verwachting een levensduur van ten minste vijfentwintig jaar zal hebben. Ook als een van de andere gevraagde gegevens in artikel 6.10 niet wordt geleverd waardoor de aanvraag onvoldoende beoordeeld kan worden, zal de subsidie worden geweigerd.
Het tweede lid regelt de mogelijke weigeringsgronden en bevat een zogenaamde ‘kan’ bepaling. Als aan één van de in de onderdelen opgenomen voorwaarden is voldaan kan het college de subsidie weigeren. Het college kan ook kiezen om de subsidie gedeeltelijk te verlenen. Een weigering of gedeeltelijke weigering van een aanvraag vergt een onderbouwing waarom de beleidsvrijheid op deze manier ingevuld wordt.
Onderdeel a van het tweede lid regelt een weigeringsgrond die het doel van het hoofdstuk bekrachtigd.
Onderdeel b van het tweede lid regelt dat de gemeente Amsterdam in principe geen twee maal op basis van deze regeling subsidie verleent voor dezelfde activiteit. De subsidie Verduurzamende Woningverbetering mag wel gestapeld worden met de Extra Isolatie Subsidie Amsterdam (EISA) op grond van hoofdstuk 7. Dit geeft de aanvrager de mogelijkheid beide subsidies aan te vragen. Toch zijn er ook andere gevallen denkbaar waar het college wel een tweede subsidie zou willen kunnen verlenen. In de meeste gevallen zal wel meewegen of bij de eerste aanvraag niet het maximale subsidiebedrag per woning is benut. Denkbaar is een situatie waar een eerder verleende subsidie om moverende redenen op nihil of lager is vastgesteld. Op een later moment zijn de redenen waarom de lagere vaststelling moest plaatsvinden verdwenen of opgelost en de aanvrager wil met verse moed opnieuw aan de slag om de doelen te bereiken.
Onderdeel c van het tweede lid regelt dat de subsidie geheel of gedeeltelijk geweigerd kan worden als het maatwerkadvies of het meerjarig onderhoudsplan dat als onderdeel is van de in te dienen gegevens niet voldoende informatie bevat. Als vanzelfsprekend wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om deze stukken aan te vullen voordat deze weigeringsgrond wordt toegepast. In sommige gevallen bevat het geleverde maatwerkadvies of het geleverde meerjarig onderhoudsplan op veel punten de benodigde informatie en kan deze als basis fungeren voor verlening van een aanzienlijk deel van de aangevraagde subsidie. Tegelijkertijd is op sommige punten de informatie echter te beperkt. In die gevallen is het niet wenselijk om een aanvraag buiten behandeling te laten, omdat de aanvraag niet volledig is, omdat bepaalde delen van de gevraagde stukken niet voldoende duidelijk zijn. Deze weigeringsgrond maakt eenvoudiger om de aanvraag in behandeling te nemen en dan, na afstemming met de aanvrager, gedeeltelijk te verlenen.
Onderdeel d van het tweede lid regelt dat de subsidie geweigerd kan worden als het subsidiebedrag niet zal worden gestort op een rekening die op naam van de aanvrager staat.
Onderdeel e van het tweede lid regelt dat de subsidie geweigerd kan worden als tijdens de Algemene Ledenvergadering van een vve niet is besproken welke regels het huurrecht, landelijke wetgeving en beleid voorschrijven met betrekking tot huurprijsverhogingen bij onderhoud, verbetering en subsidies.
J. De artikelsgewijze toelichting op artikel 6.12 komt te luiden:
De twee leden van dit artikel regelen een aantal voorwaarden die gesteld worden bij de bevoorschotting van subsidie op basis van dit hoofdstuk. Voor verenigingen van eigenaren met een beperkte financiële reserve is het van belang dat ze het geld om de subsidiabele activiteiten uit te voeren kunnen ontvangen voordat alle subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd. Bij vaststelling van de subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt immers gevraagd om betaalbewijzen van de facturen, zonder de middelen kan die betaling niet plaatsvinden.
Het eerste lid regelt dat bij een verzoek tot een voorschot offertes worden aangeleverd. De offertes moeten betrekking hebben op de realisatie van de subsidiabele activiteiten. Verder moeten de subsidiabele activiteiten voldoende duidelijk zijn uitgesplitst en aangemerkt. Met uitgesplitst wordt bedoeld dat een post op de offerte niet andere kosten naast de subsidiabele kosten kan bevatten. Een offerte waar projectmanagement en uitvoering voor de subsidiabele activiteiten in één kostenpost opgenomen zijn is onvoldoende uitgesplitst. Het aanmerken van kosten is wenselijk als een offerte kostenposten bevat die niet subsidiabel zijn. De aanvrager wordt gevraagd om duidelijk te maken welke posten naar hun inschatting onderdeel van de subsidiabele kosten zijn. Op een offerte waar naast de reparatie van een ventilator ook de periodieke reiniging van een filter staan dient de reparatie van de ventilator aangemerkt te worden.
Het tweede lid regelt de hoogte van het voorschot. Een voorschot is 100% van het in de verleningsbeschikking bepaalde subsidiebedrag. Het voorschot is nooit hoger is dan het verleende subsidiebedrag. Overwegende dat een subsidie nooit hoger vastgesteld kan worden dan verleend. Als bij het aanvragen van een voorschot blijkt dat de verleende subsidie hoger had kunnen zijn, omdat bij de aanvraag tot subsidieverlening blijkbaar niet alle kosten zijn opgevoerd en bovendien het bedrag per woning niet leidend is geweest bij het bepalen van het verleende subsidiebedrag, dan kan dat aanleiding zijn tot een herziening van de verlening. Het is nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van de aanvrager om een dergelijke herziening van de verlening aan te vragen. Het moment van de aanvraag tot herziening geldt daarbij als de peildatum voor het bepalen van de volgorde van aanvragen bij dreigende uitputting van het subsidieplafond.
Het voorschot is ook nooit hoger dan 50% van de totale som van de subsidiabele kosten die de aanvrager met de offertes heeft onderbouwd. Deze 50% van de op de offertes opgevoerde kosten hangt direct samen met de 50% van de kosten voor uitvoering van de subsidiabele activiteiten uit artikel 6.6. Op deze manier wordt geborgd dat de aanvrager geen hoger voorschot krijgen dan naar alle waarschijnlijkheid vastgesteld zal kunnen worden na de uitvoering.
K. De artikelsgewijze toelichting op artikel 6.13 komt te luiden:
Artikel 6.13 Aanvullende verplichtingen
Dit artikel regelt de verplichtingen die voor de aanvrager gelden als deze subsidie verleend krijgt op grond van dit hoofdstuk. Voor al deze verplichtingen geldt dat niet naleving op grond van artikel 4:48, onderdeel b, Awb kan leiden tot wijziging of intrekking van de verleende subsidie en dat niet naleving op grond van artikel 4:46, tweede lid, onderdeel b kan leiden tot lagere vaststelling. Elk onderdeel van dit artikel bevat een afzonderlijke verplichting.
Onderdeel a regelt de verplichting om binnen één jaar na verlening te beginnen met de subsidiabele activiteiten.
Onderdeel b regelt dat binnen drie jaar en uiterlijk op 30 december 2028 de activiteiten afgerond dienen te zijn. Bij een subsidieaanvraag in 2026 geldt daardoor een korte uitvoeringstermijn dan drie jaar.
Voor beide uit onderdeel a en b volgende termijnen geldt dat een afwijkende termijn gesteld kan worden door het college, maar daar moet de aanvrager bij de verlening om vragen en dat verzoek met redenen omkleden. De aanvrager kan ook na verlening om uitstel vragen voor de uit onderdelen a en b volgende termijnen, maar wederom moet een dergelijk verzoek met redenen omkleed zijn. Een verzoek om uitstel dient ingediend te worden voordat de termijn voor respectievelijk aanvang of uitvoering verstreken is. Een aanvrager die de uitvoering niet afrondt voor het verstrijken van de uitvoeringstermijn moet op grond van artikel 6.13, eerste lid, onderdeel a het college daar ook al schriftelijk over informeren. Het college kan als de uitvoering binnen één jaar of de andere gestelde termijn niet is aangevangen, zoals bedoeld in onderdeel a, over gaan tot intrekking of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen van de verleende subsidie op grond van 4:48, eerste lid, onderdeel b Awb. Als de uitvoeringstermijn uit onderdeel b en de indieningstermijn voor aanvraag tot vaststelling van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid van de ASA 2023, zijn verstreken kan het college op grond van artikel 4:44, vierde lid Awb overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Onderdeel c ziet erop dat een inspecteur in gelegenheid moet worden gesteld om de uitgevoerde werkzaamheden ter plaatse te controleren.
Onderdeel d ziet op de verplichting om na uitvoering van de subsidiabele activiteiten te zorgen dat het energielabel van alle woningen in het gebouw correspondeert met de werkelijke energieprestaties. Dit betekent in de meeste gevallen dat alle woningen in het gebouw een afgemeld energielabel moeten krijgen en dat dit label verwerkt dient te worden in het online labelregister. De informatie in het register wordt gebruikt om na te gaan of de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd.
Onderdeel e ziet op de verplichting voor de aanvrager om na uitvoering van de subsidiabele activiteiten een herzien meerjarig onderhoudsplan vast te stellen. Het is van belang dat het gewijzigde meerjaren onderhoudsplan (MJOP) ook daadwerkelijk vastgesteld wordt conform de vereisten van de statuten of de splitsingsakte van de vve.
Onderdeel f bewerkstelligt dat het behoud en functioneren van het gebouw op een hoogwaardig niveau voor langere tijd wordt vastgehouden. Ook na vijf jaar moet het gerealiseerde kwaliteitsniveau op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving in stand worden gehouden, maar komen deze eisen als subsidievoorwaarde te vervallen.
Onderdeel g bepaalt dat bij het plaatsen van nieuw glas het bestaande kozijn dusdanig moet worden verbeterd of vervangen dat het een levensduur van minimaal vijfentwintig jaar heeft bij normaal onderhoud. Deze eis bevordert een integrale aanpak bij renovatie en voorkomt dat verouderde kozijnen de investering in nieuw glas ondermijnen.
Onderdeel h regelt dat de bouwkundige kwaliteit van het bouwwerk door de subsidiabele activiteiten niet mag verslechteren op punten zoals constructie, inbraakveiligheid, ventilatie, luchtkwaliteit, condensatie of vocht. Deze bepaling voorkomt ongewenste neveneffecten en waarborgt dat de ingreep niet leidt tot negatieve consequenties voor bewoners, gebruikers of het milieu.
Onderdeel i bepaalt dat, om esthetische en culturele waarden te beschermen, de activiteiten moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand. Bij monumenten of voorbeschermde monumenten mogen de werkzaamheden de monumentale waarde niet aantasten, tenzij hiervoor een monumentenvergunning is verleend. Deze verplichting draagt bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed.
L. De artikelsgewijze toelichting op artikel 6.14 komt te luiden:
Artikel 6.14 Verantwoording van de subsidie
De twee leden van dit artikel regelen de vaststelling en verantwoording van de subsidie.
Het eerste lid regelt een aantal verantwoordende documenten en gegevens die de aanvrager aan moet leveren bij een aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Onderdeel a betreft aanvullende vereisten aan het activiteitenverslag. Dit verslag moet naast de gebruikelijke als gevolg van de ASA en Awb vereiste informatie ook de adresgegevens van de woningen waar de activiteiten zijn uitgevoerd. Deze adressen worden vergeleken met de bij de subsidieaanvraag aangeleverde adressen. In het bijzonder mutaties in het juridisch eigendom kunnen invloed hebben op de hoogte van de vast te stellen subsidies. Als een vastgoedbedrijf bijvoorbeeld een heleboel woningen in het gebouw heeft overgenomen kan dit leiden tot een lagere vaststelling van de subsidie. Ook moet het afgemelde energielabel per woning overzichtelijk blijken.
Onderdeel b ziet op een aantal aanvullende vereisten aan de kwaliteit van het financiële verslag. Onderdeel c betreft de betaalde facturen voor de uitgevoerde subsidiabele activiteiten. Voor een toelichting wat er bedoeld wordt met voldoende uitgesplitst en aangemerkt kunt u de toelichting bij artikel 6.12, eerste lid lezen. Betaalbewijzen kunnen de vorm van een bankrekeningafschrift hebben, maar een schriftelijke verklaring van de facturerende partij dat de factuur in kwestie is voldaan kan daarin ook voorzien.
Onderdeel d betreft het meesturen van het afgemelde energielabel na uitvoering van de subsidiabele activiteiten. De verandering van het energielabel is van belang om te bepalen of tenminste 3 labelstappen zijn gemaakt of label B is bereikt. Onderdeel e regelt dat het herziene vastgestelde meerjarig onderhoudsplan meegestuurd wordt indien de aanvrager een vereniging van eigenaren betreft. De eisen aan dit onderhoudsplan zijn nauwkeurig bepaald in artikel 6A.11, onderdeel e. Als dit meegestuurde onderhoudsplan niet aan de eisen voldoet, dan kan dat grond zijn voor een lagere vaststelling op grond van artikel 4:46, tweede lid, onderdeel b, Awb. Uit het document of andere meestuurde bescheiden dient nadrukkelijk te blijken dat het is vastgesteld. Vermelding van de datum van de Algemene Ledenvergadering waar de vaststelling heeft plaatsgevonden op het document is de gebruikelijke manier. Meegestuurde bescheiden waaruit de vaststelling blijkt zou bijvoorbeeld het verslag van de vergadering waarin de vaststelling heeft plaatsgevonden kunnen zijn.
In het tweede lid is bepaald dat de subsidiabele activiteiten door een inspecteur van de gemeente kunnen worden gecontroleerd voordat de subsidie wordt vastgesteld. Dit is bedoeld om de rechtmatigheid en doelmatigheid van de subsidie te waarborgen. Als een subsidie geselecteerd wordt voor een dergelijke controle, is de subsidieontvanger verplicht om relevante documentatie en bewijsmateriaal te overleggen.
M. Na de artikelsgewijze toelichting op artikel 6.14 worden twee alinea toegevoegd die luiden:
Met dit artikel is voorzien in overgangsrecht.
Dit artikel regelt de looptijd van het hoofdstuk.
N. In de artikelsgewijze toelichting wordt na hoofdstuk 6 een paragraaf toegevoegd die luidt:
Hoofdstuk 6A – Verduurzamende woningverbetering Nieuw-West
Artikel 6A.1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel bepaalt de definities die binnen dit hoofdstuk gehanteerd worden voor bepaalde begrippen. Deze definities kunnen in hun betekenis afwijken van het algemeen spraakgebruik.
Onderdeel a definieert het begrip achterstallig onderhoud. Het wegwerken van achterstallig onderhoud is een belangrijke subsidiabele activiteit in de regeling. Het feit dat het op grond van de Woningwet verboden is om achterstallig onderhoud te laten ontstaan heeft als consequentie dat het college ook zou kunnen kiezen om het wegwerken van achterstallig onderhoud af te dwingen met behulp van de last onder bestuursdwang of de last onder dwangsom. Dit brengt de eigenaardige consequentie met zich mee dat de aanvrager die, zoals vereist door de subsidieregeling, inzichtelijk maakt welke activiteiten nodig zijn om het achterstallig onderhoud weg te werken, ook gelijk voor de gemeente inzichtelijk maakt op welke plaatsen zij het verbod overtreden. Het gegeven dat de gemeente in deze specifieke buurten kiest om het wegwerken van achterstallig onderhoud onderdeel te maken van de subsidiabele activiteiten moet niet geduid worden als een indicatie dat de gemeente haar bevoegdheden om naleving van de wet af te dwingen niet zal of mag toepassen. De subsidie voor activiteiten op het gebied van achterstallig onderhoud wordt immers uitsluitend gegeven als deze gecombineerd worden met het bereiken van een bepaalde energie efficiëntie. Dat laatste is een bovenwettelijk vereiste. Ook dienen de activiteiten zo uitgevoerd te worden dat de woningkwaliteit wezenlijk wordt verhoogd, bijvoorbeeld door het gelijk aanpakken van schimmel- en vochtproblemen.
Onderdeel b definieert het begrip afgemeld energielabel. De definitie verwijst naar een officieel geregistreerde documentatie van de energieprestaties van een gebouw. Dit label is opgesteld door een EP-adviseur en wordt opgenomen in de landelijke database EP-online.nl, die dient als centraal register voor energielabels in Nederland. Het energielabel wordt opgesteld volgens de voorschriften zoals vermeld in artikel 1.1 en 6.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Dit besluit regelt de technische en milieuprestaties van gebouwen en schrijft voor hoe de energieprestatie van een gebouw moet worden beoordeeld en geregistreerd.
Onderdeel d definieert het begrip bestaand gebouw. Een bestaand gebouw is een bouwwerk dat volledig is voltooid en waarvoor een formele melding of kennisgeving van gereedkomen van bouwwerkzaamheden is gedaan. Deze melding of kennisgeving is een vereiste op grond van artikel 7, onderdeel g van het Besluit basisregistratie adressen en gebouwen en sluit aan op de voorschriften uit artikel 2.21, tweede lid van het Besluit bouwwerken leefomgeving. De definitie zorgt ervoor dat alleen reeds opgeleverde bouwwerken in aanmerking komen voor de regeling. Dit sluit nieuwbouwprojecten die nog in uitvoering zijn of plannen voor toekomstige bouwwerken uit.
Onderdeel e definieert het begrip biobased isolatiemateriaal. Biobased isolatiematerialen zijn nagroeibare materialen van natuurlijke oorsprong zoals bijvoorbeeld hout, vlas, hennep, kurk, cellulose en stro. Voor de productie van deze materialen is minder energie nodig dan die van reguliere isolatiematerialen van minerale en fossiele oorsprong. Biobased isolatiematerialen zijn vaak afkomstig uit reststromen van land- en bosbouw. Tijdens de groei leggen deze plantaardige materialen CO2 vast, die dan voor langere tijd in het gebouw kan worden opgeslagen. De biobased materialen die in aanmerking komen voor de bonus als bedoeld in artikel 6A.5, tweede lid, staan in de ISDE en SVVE meldcodelijsten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die is gebaseerd op gecertificeerde productgegevens uit de Nationale Milieudatabase. De RVO gaat ervan uit dat naar gewicht minstens 70% van het materiaal van biogene oorsprong is.
Deze onderdelen duiden begrippen die te maken hebben met het bereiken van bepaalde energieprestaties voor een woning. De BRL 9500-W is een kaderstellende beoordelingsrichtlijn die uitspraken doet over de juiste manieren om de energieprestaties van een woning te bepalen door een gecertificeerd EP-adviseur. Het conformeren van specialisten aan deze beoordelingsrichtlijn hangt verder samen met het vermogen van die specialisten om het energielabel van woning te veranderen in de energielabel database, zoals vereist wordt in artikel 6A.11, onderdeel d.
De BRL 9500-MWA-W verwijst naar de vereisten voor het erkende maatwerkadvies. Deze BRL stelt eisen aan de methode van opname, de inhoud van het adviesrapport (zoals mogelijke besparingsopties, financiële onderbouwing en CO₂-reductie), én de vakbekwaamheid van adviseurs.
Een eengezinswoning wordt in dit hoofdstuk gedefinieerd als een zelfstandige woning die een volledig pand vormt. Dit betekent dat de woning niet een onderdeel is van een groter gebouw, zoals een appartementencomplex. Onder de categorie eengezinswoningen vallen: vrijstaande woningen, aaneen gebouwde woningen, zoals twee onder één kap gebouwde hele huizen en rijenhuizen. Woonwagens en woonboten vallen buiten deze definitie en komen derhalve niet in aanmerking voor de subsidie.
Onderdeel k definieert het begrip energielabel. In dit subsidiehoofdstuk wordt onderscheid gemaakt tussen energielabels en afgemelde energielabels. Onder energielabel wordt zowel een afgemeld energielabel als een voorlopige inschatting van de energiezuinigheid van een woning of gebouw verstaan. Bij een voorlopige inschatting is het energielabel gebaseerd op algemene kenmerken, zoals het bouwjaar, het woningtype en gegevens uit openbare registers. Voor een toelichting op de definitie afgemeld energielabel wordt naar onderdeel b verwezen.
Bij inpandige installaties gaat het om alle bouwwerkinstallaties zoals bedoeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving, van de elektra tot aan de rookmelder, van de stookinstallatie tot de liftinstallatie. Bij eengezinswoningen zijn warmtepompen en zonnepanelen uitgesloten.
De definitie van het begrip vereniging van eigenaren is bewust iets breder dan die in het algemeen taalgebruik. De formulering is inclusiever, zodat flatverenigingen of andere juridische eigendomsconstructies die voldoende gelijkenis hebben met vve’s ook aanspraak kunnen maken op deze regeling.
In dit hoofdstuk wordt onder woning verstaan een adresseerbaar verblijfsobject dat kan worden geregistreerd in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen met het gebruiksdoel woonfunctie. Dit houdt in dat het object bestemd is voor bewoning, wat betekent dat het geschikt is voor permanente huisvesting en als hoofdverblijf van een huishouden wordt gebruikt. Met verblijfsobject wordt bedoeld de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is, zoals bedoeld in artikel 1, onderdeel m van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen.
Artikel 6A.3 Doel van de in het hoofdstuk omschreven subsidie
Dit artikel bepaalt het doel van de subsidie in dit hoofdstuk. Het hoofdstuk is op zichzelf staand en dit doel heeft geen invloed op de werking van andere hoofdstukken. Het doel geldt slechts in specifieke buurten in Amsterdam Nieuw-West, omdat de gemeente op 8 december 2023 en 29 mei 2024 financiële steun ontvangen voor Amsterdam Nieuw-West uit het door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beheerde Volkshuisvestingsfonds, in de vorm van een specifieke uitkering. De buurten voor eengezinswoningen en de buurten voor vve´s worden bepaald in bijlage VI van de subsidieregeling.
Het doel van de regeling is tot stimulatie door middel van subsidie. Hetgeen door de regeling gestimuleerd dient te worden is verduurzamende woningverbetering. Het begrip verduurzamende woningverbetering is gedefinieerd in artikel 6A.1, onderdeel s. De in dat artikel opgenomen definitie sluit nauw aan bij de subsidiabele activiteiten, zoals bepaald in artikel 6A.4.
Artikel 6A.4 Subsidiabele activiteiten
Dit artikel bepaalt voor welke activiteiten het subsidie kan verlenen. De subsidie is beschikbaar voor het uitvoeren van specifieke maatregelen. Voor het uitvoeren van de activiteiten gelden een aantal beperkingen. De eerste beperking is dat de maatregelen door een bouwbedrijf moeten worden uitgevoerd. Bouwbedrijf is gedefinieerd in artikel 6A.1, onderdeel f. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de aanvrager zelf de maatregelen uitvoert. De tweede beperking is dat de maatregelen binnen een bepaalde buurt moeten worden getroffen. Er kan alleen subsidie aangevraagd worden op grond van dit hoofdstuk als het gebouw of eengezinswoning waaraan de subsidiabele activiteiten plaatsvinden gelegen is binnen een bepaalde buurt. De precieze buurten worden bepaald in bijlage VI van deze regeling. De buurten zijn onderdeel van het uitvoeringsplan voor het isolatieoffensief dat op 17 oktober 2023 is goedgekeurd door het college. Het Amsterdams Isolatieplan dat op 19 september 2023 is gepubliceerd op openresearch.amsterdam ligt hieraan ten grondslag. Bijlage VI bevat voor zowel vve´s als eengezinswoningen specifieke buurten waarin de subsidiabele activiteiten kunnen worden uitgevoerd.
De volgende beperking is dat de maatregelen onder de verantwoordelijkheid van de aanvrager vallen. De aanvrager kan ook een vve zijn. De verantwoordelijkheden van vve’s zijn vaak beperkt door de splitsingsakte of de statuten van de vve. Sommige maatregelen vallen onder de directe verantwoordelijkheid van de eigenaren van de appartementsrechten binnen de vve. Deze zaken vallen buiten de scope van dit hoofdstuk. Het feit dat er geen subsidie voor dergelijke maatregelen gegeven kan worden betekent echter niet dat de door de vve te nemen maatregelen niet alsnog tot gevolg moeten hebben dat aan alle in onderdeel a, b en c genoemde voorwaarden moet worden voldaan. Als de vve als gevolg van haar splitsingsakte of statuten niet in staat is om te voldoen aan de in onderdeel a, b en c genoemde voorwaarden, dan komt de vve niet in aanmerking voor subsidie. Als de vve de verantwoordelijkheid voor isolatie van de buitengevel bij de eigenaren zelf heeft gelegd en daardoor geen mogelijkheid heeft om het gebouw voldoende te isoleren om de benodigde labelstappen te maken, dan is het gevolg dat er geen subsidie is.
Verdere vereisten zijn dat alle woningen in het gebouw voldoen of een eengezinswoning voldoet aan de voorwaarden die in onderdelen a, b en c zijn genoemd. Als een eengezinswoning of één woning in een gebouw niet tenminste een B-label haalt of niet 3 labelstappen maakt, dan is niet voldaan aan de voorwaarden voor de subsidie. In een vereniging van eigenaren moeten de plannen dus integraal alle woningen in het gebouw verbeteren. Tot slot is het een voorwaarde dat er sprake is van een bestaand gebouw of bestaande eengezinswoning en dus geen nieuwbouw. Bestaande bouw is gedefinieerd in artikel 6A.1, onderdeel d. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat aan alle voorwaarden uit de onderdelen a, b en c wordt voldaan. Als aan één van de voorwaarden niet wordt voldaan, dan kan er geen subsidie verleend worden. Het begrip achterstallig onderhoud uit onderdeel a is in artikel 6A.1, onderdeel a gedefinieerd. Het begrip labelstap is gedefinieerd in artikel 6A.1, onderdeel n en hangt samen met het afgemelde energielabel uit onderdeel b.
Artikel 6A.5 Subsidiabele kosten en hoogte subsidie
Dit artikel bepaalt welke kosten in aanmerking komen voor subsidie en de hoogte van de subsidie. Het gaat nadrukkelijk om de kosten voor de ‘uitvoering’ van de activiteiten. Het uitvoeren van de activiteiten gaat om het treffen van de maatregelen. Voorbeelden zijn het vervangen van de kozijnen voor triple glas, het bevestigen van een degelijke en veilige trapleuning, het dichten van het lekkend dak. Het gaat daarbij dus niet om voorbereidingskosten of projectmanagementkosten. Het gaat om de kosten voor het doen van het werk en niet om de kosten om ervoor te zorgen dat het wordt gedaan. De kosten voor het opstellen van het herzien MJOP en het vernieuwen van het energielabel, na de uitvoering van de maatregelen, zoals bedoeld in respectievelijk artikelen 6A.11, onderdelen d en e, worden ook geacht onder de subsidiabele kosten te vallen.
Verder geldt dat slechts 50% van de genoemde kosten in aanmerking komen voor subsidie. Het gevolg daarvan is dat aanvragers geacht worden voor minimaal geval 50% van de kosten voor de uit te voeren maatregelen zelf de portemonnee te trekken. Er is gekozen om slechts een deel van de kosten te subsidiëren om te verzekeren dat de aanvrager een prikkel houdt om verstandige en betaalbare oplossingen te kiezen.
Het tweede lid regelt hoe hoog de subsidie is. De hoogte van de subsidie is in ieder geval niet hoger dan de voor subsidie in aanmerking komende kosten. De voor subsidie in aanmerking komende kosten zijn in het eerste lid geregeld. Naast het gegeven dat er niet meer dan 50% van de kosten gesubsidieerd wordt is de subsidie ook gemaximeerd op basis van het aantal woningen in particulier bezit binnen een vve of per eengezinswoning van een eigenaar-bewoner. Wanneer een woning in eigendom is van een woningcorporatie of onderneming ontvangt de vereniging van eigenaren geen subsidie.
In het derde lid is een bonus opgenomen om de toepassing van biobased isolatiemateriaal te stimuleren. Deze maximale biobased bonus voor de verrichte biobased isolatiemaatregelen komt bovenop het uit te keren subsidiebedrag, en ondervangt ten dele de meerkosten van deze natuurlijke materialen. De bonus bedraagt niet meer dan 50% van de kosten voor biobased isolatiemaatregelen, met een maximum van 500 euro per woning.
Dit artikel regelt het subsidieplafond voor de activiteiten in dit hoofdstuk. De gemeente op 8 december 2023 en 29 mei 2024 financiële steun ontvangen voor Amsterdam Nieuw-West uit het door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beheerde Volkshuisvestingsfonds, in de vorm van een specifieke uitkering. Deze specifieke uitkering betreft geoormerkt geld, dat voor meerdere jaren beschikbaar is vanuit het rijk en niet voor andere doeleinden of activiteiten kan worden aangewend. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen woningen in een vve en eengezinswoningen vanwege de specifieke voorwaarden van de rijksbeschikking, waarin is vastgesteld hoeveel geld er beschikbaar is voor woningen in een vve en hoeveel voor eengezinswoningen.
Artikel 6A.7 Verdeelsleutel subsidieplafond
Dit artikel beschrijft de procedure voor de toewijzing van subsidies. Subsidies worden toegewezen in de volgorde waarin de aanvragen binnenkomen. De ontvangstdatum wordt vastgesteld op het moment waarop de aanvraag als volledig wordt beschouwd. Volledigheid houdt in dat alle vereiste documenten, formulieren en bijlagen zijn ingediend volgens de geldende indieningsrichtlijnen. Dit zorgt voor een eerlijke en objectieve beoordeling van de aanvragen.
Dit artikel regelt dat de subsidie uitsluitend is aan te vragen door een vereniging van eigenaren en een eigenaar-bewoner van een eengezinswoning. Het begrip vereniging van eigenaren wordt gedefinieerd in artikel 6A.1, onderdeel t en is in deze regeling iets breder dan in het dagelijks taalgebruik. Lees daarover de toelichting bij artikel 6A.1, onderdeel t. Wanneer alle woningen in een vereniging van eigenaren echter in eigendom zijn van één natuurlijk persoon of onderneming, kan geen subsidie worden aangevraagd.
Artikel 6A.9 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
De vier leden van dit artikel regelen welke gegevens er bij de aanvraag ingediend moeten worden. Het eerste lid stelt een aantal expliciete aanvullende eisen aan de beschrijving van activiteiten (het activiteitenverslag) die bij een subsidieaanvraag ingediend moet worden. Een overzichtstabel met een aantal relevante gegevens over de woning of woningen in het gebouw dient onderdeel te zijn van de beschrijving van de activiteiten. De adresgegevens zijn van belang om te kunnen bepalen over welke woning of woningen en gebouwen het gaat en wordt gecontroleerd tegen de beschikbare gegevens in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen. Het juridisch eigenaarschap speelt een rol bij het bepalen van de hoogte van de subsidie. Helaas geeft de Basisregistratie Adressen en Gebouwen niet altijd voldoende duidelijkheid over het eigenaarschap van een woning of een appartementsrecht in een vve en daarom moet de aanvrager deze gegevens zelf aanleveren. Het huidige energielabel voor woningen kan gevonden worden op http://www.ep-online.nl. Een voorlopig energielabel of een energielabel dat automatisch is afgegeven kan hier ook volstaan.
In het tweede lid is bepaald dat, indien de subsidiabele activiteiten niet tot gevolg zullen hebben dat het afgemelde energielabel B wordt bereikt zoals bedoeld in artikel 6A.4, het energielabel voorafgaand aan de uitvoering van de subsidiabele activiteiten dient te worden opgenomen in de officiële landelijke database EP-online. Een voorlopig energielabel vastgesteld op basis van een voorlopige inschatting van de energiezuinigheid van een woning of gebouw volstaat in dat geval niet.
Het derde lid bestaat uit zeven onderdelen. Elke van deze onderdelen betreft een concreet document of bewijs dat een vve in moet dienen om tot een volledige aanvraag te komen. De kosten voor het opstellen van deze documenten zijn niet subsidiabel.
In onderdeel a wordt een meerjarig onderhoudsplan geëist. Dit onderhoudsplan moet aan strenge kwaliteitseisen voldoen. Die eisen zijn opgesomd in subonderdelen i tot en met vi. Bij onderdeel vi kan gedacht worden aan zaken als rookgasafvoeren, de staat van standleidingen ouder dan 50 jaar, betonkwaliteit, betonrot, spouwankers, circulatie-leidingen, afgiftesysteem, schachten en asbest. Deze zaken kun je niet direct zien. Dit onderhoudsplan gaat in op de benodigde onderhoudsactiviteiten en het is mogelijk dat dit plan ook achterstallig onderhoud bevat. Na uitvoering van de subsidiabele activiteiten wordt nogmaals om een meerjarig onderhoudsplan gevraagd. Aan dit herziene meerjarig onderhoudsplan wordt de aanvullende eis gesteld dat er geen achterstallig onderhoud meer in kan staan.
In onderdeel b wordt een maatwerkadvies geëist. Een dergelijk maatwerkadvies geeft inzicht in de maatregelen en kosten die nodig zijn om een verbetering van de energieprestaties van een woning of gebouw teweeg te brengen. Aan het maatwerkadvies zijn eisen gesteld in subonderdelen i tot en met iv.
In onderdeel c wordt een bewijs dat de rekening waarop het subsidiebedrag gestort zal worden op naam van de aanvrager staat geëist. Dit kan bijvoorbeeld een bankrekeningafschrift of kopie van een bankpas zijn, waaruit duidelijk moet blijken dat het bankrekeningnummer op naam staat van de aanvrager. In onderdeel d wordt een kopie van de vigerende splitsingsakte geëist, of indien die niet bestaat andere documenten waarin de verdeling van eigendom en verantwoordelijkheden tussen de leden is vastgelegd.
In onderdeel e wordt een bewijs geëist dat aantoont dat een woningcorporatie die een woning bezit binnen de vve die subsidie aanvraagt, hetzelfde bedrag per eigen woning bijdraagt als het subsidiebedrag dat de vve per woning ontvangt. Het bedrag moet ten goede komen aan de vve. Het bewijs dat hiervoor moet worden aangeleverd kan bijvoorbeeld bestaan uit een schriftelijke verklaring of financiële rapportage van de woningcorporatie. Hiermee wordt voorkomen dat de lasten van de verduurzaming binnen een vve onevenredig worden verdeeld doordat de woningcorporatie, hoewel ze geen subsidie ontvangt, wel profiteert van de voordelen terwijl de gelden die de gemeente heeft ontvangen alleen zijn bedoeld voor particuliere woningen.
In onderdeel f wordt, indien woningen binnen een vve worden verhuurd, een bewijs geëist waaruit blijkt dat tijdens de Algemene Ledenvergadering is besproken welke regels het huurrecht, de landelijke wetgeving en het beleid voorschrijven over het al dan niet mogen verhogen van de huurprijs na het laten uitvoeren van de energiebesparende maatregelen. Een verhuurder mag namelijk het subsidiedeel van de woningverbetering volgens het beleid van de Huurcommissie niet doorberekenen in de huurprijs van de huurder. De leden dienen daarover te zijn geïnformeerd. Een bewijs dat hiervoor moet worden aangeleverd kan bijvoorbeeld bestaan uit een deel uit de notulen van de Algemene Ledenvergadering waarop ter kennisname een agendapunt staat en daarbij een weblink wordt geplaatst naar een website van de Rijksoverheid met actuele informatie over regels met betrekking tot huurverhoging.
Het vierde lid bestaat uit vier onderdelen. Elke van deze onderdelen betreft een concreet document of bewijs dat een eigenaar van een eengezinswoning in moet dienen om tot een volledige aanvraag te komen. De kosten voor het opstellen van deze documenten zijn niet subsidiabel.
In onderdeel a wordt een verbeterplan geëist. Een dergelijk rapport geeft inzicht in de maatregelen en kosten die nodig zijn om een verbetering van de onderhoudsstaat en energieprestaties van een woning teweeg te brengen. Aan het verbeterplan zijn eisen gesteld in subonderdelen i tot en met vii. In onderdeel b wordt, net als in het derde lid, onderdeel f, een bewijs geëist dat de rekening waarop het subsidiebedrag gestort zal worden op naam van de aanvrager staat.
In onderdeel c en d wordt extra bewijs geëist als er nieuw glas in een bestaand kozijn wordt geplaatst of als spouwmuur-, borstwering-, buitengevel- of buitendakisolatie wordt toegepast. In het geval van nieuw glas moet worden aangetoond dat het kozijn zodanig is samengesteld en geïnstalleerd dat dit bij normaal onderhoud naar verwachting een levensduur van ten minste vijfentwintig jaar zal hebben. Bij spouwmuur-, borstwering-, buitengevel- of buitendakisolatie dient een bewijs te worden aangeleverd dat aantoont dat de maatregelen door een bouwbedrijf worden uitgevoerd die gecertificeerd is voor natuurvriendelijk isoleren.
Artikel 6A.10 Weigeringsgronden
De twee leden van dit artikel regelen de weigeringsgronden. Het betreft in beide leden aanvullende weigeringsgronden boven op de weigeringsgronden uit de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 en de Algemene wet bestuursrecht.
Het eerste lid regelt de dwingende weigeringsgronden. Als aan één van de in de onderdelen opgenomen voorwaarden is voldaan moet het college de subsidie weigeren. Er is geen sprake van beleidsvrijheid.
Onderdeel a van het eerste lid is hoofdzakelijk bedoeld om te borgen dat de aanvrager daadwerkelijk door de subsidieregeling wordt gestimuleerd om de subsidiabele activiteiten uit te voeren. Het spreekt voor zich dat activiteiten die lange tijd geleden zijn uitgevoerd niet retroactief subsidiabel gemaakt worden. Deze weigeringsgrond roept echter vaak discussie op als het moment van de aanvraag maar kort, bijvoorbeeld enkele dagen, na het moment van de uitvoering van de subsidiabele activiteiten ligt. Iemand die voortvarend aan de slag is gegaan, maar niet vooraf de subsidievoorwaarden heeft gelezen of iemand die zich slecht heeft laten informeren kan oprecht gestimuleerd zijn door de subsidieregeling en moet toch op grond van deze weigeringsgrond uitgesloten worden van de subsidie. Een andere uitdaging bij deze bepaling is het bepalen van het moment waarop men begonnen is met het treffen van de maatregelen. Veel subsidiabele activiteiten kunnen goed in delen opgebroken worden. Het isoleren van een woning kan bijvoorbeeld muur per muur en raam per raam gebeuren. Het is voor de gemeente heel moeilijk om van een aanvrager boven tafel te krijgen wanneer ieder onderdeel daadwerkelijk gedaan is. In de praktijk wordt daarom voor de meeste activiteiten de facturatiedatum aangehouden.
Onderdeel b van het eerste lid bepaalt dat de subsidie van een vereniging van eigenaren wordt geweigerd indien niet blijkt dat een woningcorporatie, die een woning binnen de vve bezit, per eigen woning het bedrag bijdraagt als het subsidiebedrag dat de vereniging van eigenaren per woning ontvangt. Onderdeel c regelt dat de subsidie wordt geweigerd als al eerder subsidie is verleend op basis van deze regeling voor dezelfde activiteit. De gemeente verleent geen tweemaal op basis van deze regeling subsidie. De subsidie Verduurzamende Woningverbetering Nieuw-West mag wel gestapeld worden met de Extra Isolatie Subsidie Amsterdam (EISA) op grond van hoofdstuk 7. Dit geeft de aanvrager de mogelijkheid beide subsidies aan te vragen.
Onderdeel d van het eerste lid regelt dat de subsidie na de bepaalde datum niet meer aanvraagbaar is. Een aanvraag die na die datum binnenkomt loopt immers direct tegen deze weigeringsgrond aan.
Onderdeel e bepaalt dat de subsidie ook wordt geweigerd indien nieuw glas wordt geplaatst in een bestaand kozijn maar het kozijn niet zodanig is samengesteld en geïnstalleerd dat dit bij normaal onderhoud naar verwachting een levensduur van ten minste vijfentwintig jaar zal hebben. Ook als een van de andere gevraagde gegevens in artikel 6A.9 niet wordt geleverd waardoor de aanvraag onvoldoende beoordeeld kan worden, zal de subsidie worden geweigerd.
Het tweede lid regelt de mogelijke weigeringsgronden en bevat een zogenaamde ‘kan’ bepaling. Als aan één van de in de onderdelen opgenomen voorwaarden is voldaan kan het college de subsidie weigeren. Het college kan ook kiezen om de subsidie gedeeltelijk te verlenen. Een weigering of gedeeltelijke weigering van een aanvraag vergt een onderbouwing waarom de beleidsvrijheid op deze manier ingevuld wordt.
Onderdeel a van het tweede lid regelt een weigeringsgrond die het doel van het hoofdstuk bekrachtigd. Onderdeel b van het tweede lid regelt dat de subsidie geheel of gedeeltelijk geweigerd kan worden als het maatwerkadvies, het meerjarig onderhoudsplan of verbeterplan dat onderdeel is van de in te dienen gegevens niet voldoende informatie bevat. Als vanzelfsprekend wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om deze stukken aan te vullen voordat deze weigeringsgrond wordt toegepast. In sommige gevallen bevat het geleverde maatwerkadvies, het geleverde meerjarig onderhoudsplan of verbeterplan op veel punten de benodigde informatie en kan deze als basis fungeren voor verlening van een aanzienlijk deel van de aangevraagde subsidie. Tegelijkertijd is op sommige punten de informatie echter te beperkt. In die gevallen is het niet wenselijk om een aanvraag buiten behandeling te laten, omdat de aanvraag niet volledig is, omdat bepaalde delen van de gevraagde stukken niet voldoende duidelijk zijn. Deze weigeringsgrond maakt eenvoudiger om de aanvraag in behandeling te nemen en dan, na afstemming met de aanvrager, gedeeltelijk te verlenen.
Onderdeel e van het tweede lid regelt dat de subsidie geweigerd kan worden als het subsidiebedrag niet zal worden gestort op een rekening die op naam van de aanvrager staat.
Onderdeel d van het tweede lid bepaalt dat de subsidie geweigerd kan worden als tijdens de Algemene Ledenvergadering van een vve niet is besproken welke regels het huurrecht, landelijke wetgeving en beleid voorschrijven met betrekking tot huurprijsverhogingen bij onderhoud, verbetering en subsidies.
Artikel 6A.11 Aanvullende verplichtingen subsidieverlening
Dit artikel regelt de verplichtingen die voor de aanvrager gelden als deze subsidie verleend krijgt op grond van dit hoofdstuk. Voor al deze verplichtingen geldt dat niet naleving op grond van artikel 4:48, onderdeel b, Awb kan leiden tot wijziging of intrekking van de verleende subsidie en dat niet naleving op grond van artikel 4:46, tweede lid, onderdeel b kan leiden tot lagere vaststelling. Elk onderdeel van dit artikel bevat een afzonderlijke verplichting.
Onderdeel a regelt de verplichting om binnen één jaar na verlening te beginnen met de subsidiabele activiteiten.
Onderdeel b regelt dat binnen drie jaar en uiterlijk op 30 december 2033 de activiteiten afgerond dienen te zijn. Bij een subsidieaanvraag in 2031 geldt daardoor een korte uitvoeringstermijn dan drie jaar.
Voor beide uit onderdeel a en b volgende termijnen geldt dat een afwijkende termijn gesteld kan worden door het college, maar daar moet de aanvrager bij de verlening om vragen en dat verzoek met redenen omkleden. De aanvrager kan ook na verlening om uitstel vragen voor de uit onderdelen a en b volgende termijnen, maar wederom moet een dergelijk verzoek met redenen omkleed zijn. Een verzoek om uitstel dient ingediend te worden voordat de termijn voor respectievelijk aanvang of uitvoering verstreken is. Een aanvrager die de uitvoering niet afrondt voor het verstrijken van de uitvoeringstermijn moet op grond van artikel 6A.11, eerste lid, onderdeel a het college daar ook al schriftelijk over informeren. Het college kan als de uitvoering binnen één jaar of de andere gestelde termijn niet is aangevangen, zoals bedoeld in onderdeel a, over gaan tot intrekking of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen van de verleende subsidie op grond van 4:48, eerste lid, onderdeel b Awb. Als de uitvoeringstermijn uit onderdeel b en de indieningstermijn voor aanvraag tot vaststelling van de subsidie, zoals bedoeld in artikel 6A.13, tweede lid, zijn verstreken kan het college op grond van artikel 4:44, vierde lid Awb overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Onderdeel c ziet erop dat een inspecteur in gelegenheid moet worden gesteld om de uitgevoerde werkzaamheden ter plaatse te controleren.
Onderdeel d ziet op de verplichting om na uitvoering van de subsidiabele activiteiten te zorgen dat het energielabel van de woning of alle woningen in het gebouw correspondeert met de werkelijke energieprestaties. Dit betekent in de meeste gevallen dat de woning of alle woningen in het gebouw een afgemeld energielabel moeten krijgen en dat dit label verwerkt dient te worden in het online labelregister. De informatie in het register wordt gebruikt om na te gaan of de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd.
Onderdeel e ziet op de verplichting voor een vve om na uitvoering van de subsidiabele activiteiten een herzien meerjarig onderhoudsplan vast te stellen. Het is van belang dat het gewijzigde MJOP ook daadwerkelijk vastgesteld wordt conform de vereisten van de statuten of de splitsingsakte van de vve.
Onderdeel f bewerkstelligt dat het behoud en functioneren van het gebouw op een hoogwaardig niveau voor langere tijd wordt vastgehouden. Ook na vijf jaar moet het gerealiseerde kwaliteitsniveau op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving in stand worden gehouden, maar komen deze eisen als subsidievoorwaarde te vervallen.
Onderdeel g bepaalt dat bij het plaatsen van nieuw glas het bestaande kozijn dusdanig moet worden verbeterd of vervangen dat het een levensduur van minimaal vijfentwintig jaar heeft bij normaal onderhoud. Deze eis bevordert een integrale aanpak bij renovatie en voorkomt dat verouderde kozijnen de investering in nieuw glas ondermijnen.
Onderdeel h regelt dat de bouwkundige kwaliteit van het bouwwerk door de subsidiabele activiteiten niet mag verslechteren op punten zoals constructie, inbraakveiligheid, ventilatie, luchtkwaliteit, condensatie of vocht. Deze bepaling voorkomt ongewenste neveneffecten en waarborgt dat de ingreep niet leidt tot negatieve consequenties voor bewoners, gebruikers of het milieu.
Onderdeel i bepaalt dat, om esthetische en culturele waarden te beschermen, de activiteiten moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand. Bij monumenten of voorbeschermde monumenten mogen de werkzaamheden de monumentale waarde niet aantasten, tenzij hiervoor een monumentenvergunning is verleend. Deze verplichting draagt bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed.
Onderdeel j regelt dat eigenaren van eengezinswoningen die spouwmuur-, borstwering-, buitengevel- of buitendakisolatie toepassen, deze werkzaamheden moeten laten uitvoeren door gecertificeerde bouwbedrijven die natuurvriendelijk isoleren. Deze verplichting waarborgt de aandacht voor natuur en biodiversiteit. Het bouwbedrijf doet daarnaast ook melding van de werkzaamheden bij het daartoe ingerichte portaal bij de Provincie Noord-Holland. Voor vve´s wordt dit al gewaarborgd in de benodigde omgevingsvergunning.
De leden van dit artikel regelen een aantal voorwaarden die gesteld worden bij de bevoorschotting van subsidie op basis van dit hoofdstuk. Voor eigenaar-bewoners van eengezinswoningen en verenigingen van eigenaren met een beperkte financiële reserve is het van belang dat ze het geld om de subsidiabele activiteiten uit te voeren kunnen ontvangen voordat alle subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd. Bij vaststelling van de subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt immers gevraagd om betaalbewijzen van de facturen, zonder de middelen kan die betaling niet plaatsvinden.
Het eerste lid regelt dat bij een verzoek tot een voorschot offertes worden aangeleverd. De offertes moeten betrekking hebben op de realisatie van de subsidiabele activiteiten. Verder moeten de subsidiabele activiteiten voldoende duidelijk zijn uitgesplitst en aangemerkt. Met uitgesplitst wordt bedoeld dat een post op de offerte niet andere kosten naast de subsidiabele kosten kan bevatten. Een offerte waar projectmanagement en uitvoering voor de subsidiabele activiteiten in één kostenpost opgenomen zijn is onvoldoende uitgesplitst. Het aanmerken van kosten is wenselijk als een offerte kostenposten bevat die niet subsidiabel zijn. De aanvrager wordt gevraagd om duidelijk te maken welke posten naar hun inschatting onderdeel van de subsidiabele kosten zijn. Op een offerte waar naast de reparatie van een ventilator ook de periodieke reiniging van een filter staan dient de reparatie van de ventilator aangemerkt te worden.
Het tweede lid regelt de hoogte van het voorschot. Een voorschot is 100% van het in de verleningsbeschikking bepaalde subsidiebedrag. Het voorschot is nooit hoger is dan het verleende subsidiebedrag. Overwegende dat een subsidie nooit hoger vastgesteld kan worden dan verleend. Als bij het aanvragen van een voorschot blijkt dat de verleende subsidie hoger had kunnen zijn, omdat bij de aanvraag tot subsidieverlening blijkbaar niet alle kosten zijn opgevoerd en bovendien het bedrag per woning niet leidend is geweest bij het bepalen van het verleende subsidiebedrag, dan kan dat aanleiding zijn tot een herziening van de verlening. Het is nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van de aanvrager om een dergelijke herziening van de verlening aan te vragen. Het moment van de aanvraag tot herziening geldt daarbij als de peildatum voor het bepalen van de volgorde van aanvragen bij dreigende uitputting van het subsidieplafond.
Het voorschot is ook nooit hoger dan 50% van de totale som van de subsidiabele kosten die de aanvrager met de offertes heeft onderbouwd. Deze 50% van de op de offertes opgevoerde kosten hangt direct samen met de 50% van de kosten voor uitvoering van de subsidiabele activiteiten uit artikel 6A.5. Op deze manier wordt geborgd dat de aanvrager geen hoger voorschot krijgen dan naar alle waarschijnlijkheid vastgesteld zal kunnen worden na de uitvoering.
Artikel 6A.13 Vaststelling en verantwoording van de subsidie
De vier leden van dit artikel regelen de vaststelling en verantwoording van de subsidie.
In het eerste lid is bepaald dat subsidies die op grond van dit hoofdstuk worden verleend, niet direct worden vastgesteld, ongeacht het verleende subsidiebedrag.
Het tweede lid regelt dat de ontvanger van de subsidie uiterlijk 12 weken na afloop van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling van de subsidie zal moeten indienen.
Het derde lid regelt een aantal verantwoordende documenten en gegevens die de aanvrager aan moet leveren bij een aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Onderdeel a betreft aanvullende vereisten aan het activiteitenverslag. Dit verslag moet naast de gebruikelijke als gevolg van de ASA en Awb vereiste informatie ook de adresgegevens van de woningen waar de activiteiten zijn uitgevoerd. Deze adressen worden vergeleken met de bij de subsidieaanvraag aangeleverde adressen. In het bijzonder mutaties in het juridisch eigendom kunnen invloed hebben op de hoogte van de vast te stellen subsidies. Ook moet het afgemelde energielabel per woning overzichtelijk blijken.
Onderdeel b ziet op een aantal aanvullende vereisten aan de kwaliteit van het financiële verslag. Onderdeel c betreft de betaalde facturen voor de uitgevoerde subsidiabele activiteiten. Voor een toelichting wat er bedoeld wordt met voldoende uitgesplitst en aangemerkt kunt u de toelichting bij artikel 6A.12, eerste lid lezen. Betaalbewijzen kunnen de vorm van een bankrekeningafschrift hebben, maar een schriftelijke verklaring van de facturerende partij dat de factuur in kwestie is voldaan kan daarin ook voorzien.
Onderdeel d betreft het meesturen van het afgemelde energielabel na uitvoering van de subsidiabele activiteiten. De verandering van het energielabel is van belang om te bepalen of tenminste 3 labelstappen zijn gemaakt of label B is bereikt. Onderdeel e regelt dat het herziene vastgestelde meerjarig onderhoudsplan meegestuurd wordt indien de aanvrager een vereniging van eigenaren betreft. De eisen aan dit onderhoudsplan zijn nauwkeurig bepaald in artikel 6A.11, onderdeel e. Als dit meegestuurde onderhoudsplan niet aan de eisen voldoet, dan kan dat grond zijn voor een lagere vaststelling op grond van artikel 4:46, tweede lid, onderdeel b, Awb. Uit het document of andere meestuurde bescheiden dient nadrukkelijk te blijken dat het is vastgesteld. Vermelding van de datum van de Algemene Ledenvergadering waar de vaststelling heeft plaatsgevonden op het document is de gebruikelijke manier. Meegestuurde bescheiden waaruit de vaststelling blijkt zou bijvoorbeeld het verslag van de vergadering waarin de vaststelling heeft plaatsgevonden kunnen zijn.
Onderdeel f regelt dat indien gebruik is gemaakt van biobased isolatiemateriaal de meldcode wordt meegestuurd zoals opgenomen in de RVO meldcodelijsten ISDE en SVVE. De meldcode moet uit de factuur voor de uitgevoerde subsidiabele activiteiten blijken. Onderdeel g regelt dat indien door een eigenaar-bewoner van een eengezinswoning spouwmuur-, borstwering-, buitengevel- of buitendakisolatie is toegepast, een bewijs moet worden meegestuurd dat deze maatregelen zijn uitgevoerd door een bouwbedrijf die gecertificeerd is voor natuurvriendelijk isoleren.
In het vierde lid is bepaald dat de subsidiabele activiteiten door een inspecteur van de gemeente kunnen worden gecontroleerd voordat de subsidie wordt vastgesteld. Dit is bedoeld om de rechtmatigheid en doelmatigheid van de subsidie te waarborgen. Als een subsidie geselecteerd wordt voor een dergelijke controle, is de subsidieontvanger verplicht om relevante documentatie en bewijsmateriaal te overleggen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 25 februari 2025.
De burgemeester
Femke Halsema
De gemeentesecretaris
Peter Teesink
Het Wijzigingsbesluit subsidie verduurzamende woningverbetering Nieuw-West en Zuidoost regelt de toevoeging van een nieuw op zichzelf staand hoofdstuk aan de Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen. Ook worden met het Wijzigingsbesluit wijzigingen in hoofdstuk 6 Verduurzamende Woningverbetering doorgevoerd dat gericht is op Zuidoost, zodat de hoofdstukken grotendeels met elkaar in overeenstemming worden gebracht.
In de raadsinformatiebrief van 25 februari 2025 staat dat het college zich met het Isolatieoffensief Amsterdam inzet voor de verduurzaming van woningen, met name voor eigenaar-bewoners met beperkte financiële middelen. Dit wijzigingsbesluit vormt een concretisering daarvan.
Met dit hoofdstuk ondersteunt het college vve’s en eigenaar-bewoners van eengezinswoningen in Nieuw-West bij het verduurzamen van hun woning(en) en het wegwerken van achterstallig onderhoud. De subsidie bedraagt maximaal € 11.660,- voor een woning in een vve en € 13.765 voor een eengezinswoning. Verder is er een extra bonus van € 500,- per woning beschikbaar voor eigenaren die bio-based materialen gebruiken.
De subsidie in dit hoofdstuk 6A is erop gericht om te zorgen dat er in woningen in de 41 aangewezen buurten voor vve´s en 13 buurten voor de eengezinswoningen, geen achterstallig onderhoud meer is, er ten minste drie labelstappen worden gemaakt of het afgemelde energielabel B is bereikt en dat de inpandige installaties naar behoren functioneren.
Bij particuliere verhuurders kiest Amsterdam ervoor om de VHF-subsidie alleen ter beschikking te stellen aan natuurlijke personen die woning(en) verhuren die onderdeel zijn van een vve. Natuurlijke personen die een eengezinswoning verhuren komen niet in aanmerking voor een VHF-subsidie. Dit geldt ook voor niet-natuurlijke personen (bv’s en institutionele beleggers) die eigenaar zijn van woningen in een vve of eengezinswoningen. Ook zijn woningcorporaties in Nieuw-West uitgesloten van het ontvangen van de subsidie.
Het subsidieplafond stelt het college vast op € 39.200.000,-. Dit betekent dat er subsidie beschikbaar is voor ca. 2.270 woningen in vve’s en 920 eengezinswoningen. Het precieze aantal is onder andere afhankelijk van het gebruik van de bonus voor bio-based materialen. De financiering van de subsidie komt uit de Meerjarige regeling specifieke uitkering herstructurering volkshuisvesting van het Rijk.
De uitvoering van de activiteiten dient in principe binnen drie jaar na de verleningsbeschikking te zijn afgerond. De subsidie kan worden aangevraagd van 17 maart 2025 tot 1 oktober 2030, zodat de aanvrager nog tot uiterlijk 31 december 2033 de tijd heeft om de werkzaamheden uit te voeren en hierover verantwoording af te leggen.
Een voorwaarde in de regeling is dat er een maatwerkadvies (vve) of verbeterplan (eengezinswoningen) wordt aangeleverd, om ervoor te zorgen dat er passende (verduurzamings-) maatregelen worden uitgevoerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-93123.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.