Wijziging Algemene plaatselijke verordening gemeente Landgraaf 2023

 

De raad van L a n d g r a a f ;

 

gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 17 december 2024;

gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Alcoholwet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

b e s l u i t:

Artikel I  

 

De Algemene plaatselijke verordening 2023 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 1:1 komt te luiden:

 

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet

  • c.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

  • d.

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • e.

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • h.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • i.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • j.

    ongewenste groep: een door de burgemeester aangewezen groep personen met een herkenbare organisatiestructuur en/of een herkenbaar optreden naar buiten als groep, waarbij (dreiging met) geweld en/of verstoring van de openbare orde onderdeel zijn van de groepscultuur en/of het groepsgedrag;

  • k.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • l.

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • m.

    Outlaw Motorcycle Gang (OMG): een groep met een hiërarchische structuur die affiniteit met motorrijden uitdraagt met herkenbare groepssymbolen, waarbij (dreiging met) geweld en verstoring van de openbare orde onderdeel zijn van de groepscultuur en/of het groepsgedrag;

  • n.

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • o.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • p.

    vee: dieren die behoren tot de diersoorten genoemd in Bijlage II, behorende bij artikel 55, van de Meststoffenwet.

  • q.

    verboden rechtspersoon: een op grond van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek verboden rechtspersoon.

  • r.

    voertuigen: alle voertuigen als bedoeld in artikel 1, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 met uitzondering van:

    • treinen en trams;

    • kruiwagens, kinderwagens en vergelijkbare kleine voertuigen.

  • s.

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

 

B

Artikelen 2:27, 2:28, 2:28a, 2:28c, 2:30, 2:31, 2:32 en 2:33 komen te luiden:

 

Artikel 2:27 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

  • 2.

    Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

  • 3.

    Onder leidinggevende wordt in deze afdeling verstaan:

    • a.

      de natuurlijke persoon of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28 wordt uitgeoefend, met uitzondering van bestuurders van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet;

    • b.

      de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin de openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28 wordt uitgeoefend;

    • c.

      de natuurlijke persoon, die direct leiding geeft aan de uitoefening van een zodanig bedrijf als bedoeld in artikel 2:28, van een inrichting.

  • 4.

    Onder exploitant wordt in deze paragraaf verstaan: degene die een openbare inrichting exploiteert als bedoeld in artikel 2:28.

 

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning als de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.

  • 3.

    De weigeringsgrond als bedoeld in het tweede lid geldt niet voor zover de strijdigheid met het omgevingsplan uitsluitend betrekking heeft op de exploitatie van een terras.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, weigert de burgemeester de vergunning indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

    • a.

      de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of

    • b.

      de exploitant of de leidinggevende niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, en tweede lid, van de Alcoholwet aan leidinggevenden gestelde eisen.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in lid 4, onder b, geldt de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Alcoholwet niet voor een leidinggevende van een openbare inrichting waarvoor geen vergunning op grond van de Alcoholwet is vereist. De burgemeester weigert de vergunning voor een dergelijke openbare inrichting indien een leidinggevende nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

  • 6.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, weigert de burgemeester de vergunning indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn.

  • 7.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, weigert de burgemeester de vergunning indien de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag met betrekking tot de leidinggevende(n) overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven. Met bedoelde verklaring omtrent gedrag wordt gelijkgesteld een verklaring afgegeven door een onafhankelijke instelling in een andere lidstaat van de Europese Unie danwel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Ruimte, welke verklaring is afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau bieden die ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.

  • 8.

    In afwijking van het bepaalde in lid 7 geldt de weigeringsgrond als bedoeld in dat lid niet als het een aanvraag om vergunning voor een openbare inrichting betreft, waarvoor tevens een vergunning op grond van de Alcoholwet is vereist.

  • 9.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning weigeren indien er aanwijzingen zijn dat in de openbare inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

  • 10.

    Het eerste lid geldt niet voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit;

    • b.

      in zorginstellingen;

    • c.

      in musea;

    • d.

      kantines in scholen en bedrijfskantines.

  • 11.

    Voor de openbare inrichting als bedoeld in het tiende lid onder a gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 12.

    Ten aanzien van een of meer terrassen behorende bij de openbare inrichting, voor zover deze zich op de weg bevinden, geldt het bepaalde in artikel 2:10 met dien verstande dat het verboden is zonder vergunning van de burgemeester de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie ervan.

  • 13.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning als bedoeld in dit artikel.

 

Artikel 2:28 a Aanvraag vergunning en voorschriften

  • 1.

    Bij de aanvraag wordt overgelegd een beschrijving van de activiteiten, alsmede opgave van de oppervlakte en een plattegrond van de openbare inrichting.

  • 2.

    Per openbare inrichting kan niet meer dan een aanvraag gelijktijdig in behandeling worden genomen.

  • 3.

    De burgemeester kan aan de vergunning voorschriften verbinden die onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      de verkoop van dranken en eetwaren via een loket of automaat vanuit of buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting;

    • b.

      de wijze waarop handelsreclame kan worden gevoerd;

    • c.

      het aantal bezoekers dat gelijktijdig in de openbare inrichting aanwezig mag zijn;

    • d.

      de aanwezigheid van de leidinggevende(n).

  • 4.

    Het is verboden te handelen in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 5.

    De burgemeester vermeldt in een aanhangsel bij de vergunning de leidinggevenden.

  • 6.

    De vergunning en het daarbij behorende aanhangsel, of afschriften daarvan, en in voorkomende gevallen een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 2:28b eerste lid, en de ontvangstbevestiging, bedoeld in artikel 2:28b derde lid of een afschrift daarvan, zijn in de inrichting aanwezig.

 

Artikel 2:28 c Intrekkingsgronden en vervallen vergunning

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6, trekt de burgemeester de vergunning in, indien:

    • a.

      ter verkrijging van de vergunning gegevens zijn verstrekt die zodanig onjuist of anders blijken te zijn, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

    • b.

      door de wijze van exploitatie de openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt geschonden of dreigt te worden geschonden;

    • c.

      zich in de betrokken openbare inrichting feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de ernstige vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde;

    • d.

      op verzoek van de vergunninghouder(s).

  • 2.

    De burgemeester kan de vergunning intrekken indien een der vergunninghouders dan wel de enige vergunninghouder als zodanig niet meer aan het rechtsverkeer kan deelnemen.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken indien: er aanwijzingen zijn dat in de openbare inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

  • 4.

    De vergunning vervalt indien:

    • a.

      binnen een termijn van 24 weken na de dagtekening van de vergunning

    • b.

      geen gebruik is gemaakt van de vergunning, anders dan wegens overmacht;

    • c.

      de exploitatie van de openbare inrichting voor een periode van langer dan twaalf weken is of wordt onderbroken, anders dan wegens overmacht;

    • d.

      voor dezelfde openbare inrichting een nieuwe vergunning als bedoeld in artikel 2:28 van kracht wordt.

 

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor één of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen dan de sluitingstijden bedoeld in artikel 2:29 of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

 

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Het is verboden:

  • a.

    in een openbare inrichting de orde te verstoren;

  • b.

    zich in een openbare inrichting te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat het bedrijf gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken gedurende de tijd dat het bij de openbare inrichting behorende terras gesloten dient te zijn dan wel op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras;

  • d.

    om in de openbare inrichting een bijeenkomst van een Outlaw Motorcycle Gang, een verboden rechtspersoon of een ongewenste groep te laten plaatsvinden;

  • e.

    voor leden van een Outlaw Motorcycle Gang, van een verboden rechtspersoon of van een ongewenste groep, om in de openbare inrichting een bijeenkomst te houden.

 

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

 

Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een openbare inrichting als bedoeld in 2:28 geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.

 

C

Artikel 2:34b komt te luiden:

 

Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen

  • 1.

    Het is een paracommerciële rechtspersoon toegestaan om in het kader van activiteiten die passen binnen zijn doelstelling alcoholhoudende drank te verstrekken op:

    • a.

      Zondag tot en met woensdag van 10.00 tot 24.00 uur;

    • b.

      Donderdag tot en met zaterdag van 10.00 tot 01.00 uur.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 is het tennisverenigingen, in geval van wedstrijdactiviteiten, te weten toernooien en competities, die geschorst worden vanwege regenval en/of onweer en eindigen tijdens het laatste uur vóór het verlopen van de schenktijden of na afloop van de schenktijden, toegestaan om alcoholhoudende drank te verstrekken tot één uur na de beëindiging van de wedstrijdactiviteit met een uiterlijke schenktijd van 02.00 uur. Een overzicht van de toernooi- en competitiespeeldagen dient voorafgaand aan het wedstrijdseizoen te worden gemeld bij de burgemeester. De burgemeester kan nadere regels stellen met betrekking tot het melden van competities en toernooien.

  • 3.

    Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

 

D

Na artikel 2:50 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:50a Messen en andere voorwerpen als steekwapen

  • 1.

    Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in daaraan grenzende voor het publiek openstaande gebouwen of op bij die gebouwen behorende erven messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor messen of voorwerpen die zodanig zijn ingepakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing voor zover het wapens betreft als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.

 

E

Artikel 2:54 komt te luiden als volgt:

 

Artikel 2:54 Verbod gebruik openbare plaats als slaapplaats

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken of op een openbare plaats een voertuig, vaartuig, woonwagen, tent of een andere vorm van beschutting als slaapplaats te gebruiken, daarin te overnachten of daartoe gelegenheid te bieden:

    • a.

      tussen zonsondergang en zonsopgang in door het college aan te wijzen gebieden.

    • b.

      in andere gevallen dan bedoeld onder a voor zover:

      • 1.

        sprake is van overlast of hinder voor de omgeving;

      • 2.

        er gevaar is of dreigt voor de omgeving; of

      • 3.

        het woon- of leefklimaat wordt aangetast.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Het verbod als genoemd in het eerste lid, onder a geldt niet:

    • a.

      voor woonwagens met een woonbestemming;

    • b.

      op een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd;

    • c.

      op kampeerplaatsen die op grond van artikel 4:19 zijn aangewezen.

F

Artikel 2:71 komt te luiden:

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    consumentenvuurwerk: vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

  • b.

    carbidschieten: het in een bus, container, opslagvat of vergelijkbaar voorwerp op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.

 

G

Artikel 2:78 komt te luiden:

 

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

  • 1.

    In het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersveiligheid, de gezondheid of de zedelijkheid, kan de burgemeester of een daartoe aangewezen politieambtenaar of een bijzonder opsporingsambtenaar aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 24 uur in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester:

    • a.

      aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een tijdelijk verbod als bedoeld in dat lid is opgelegd en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste een maand niet in een of meer delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

    • b.

      aan de persoon, aan wie eerder een tijdelijk verbod als bedoeld onder a is opgelegd, en die binnen zes maanden opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een verbod opleggen om gedurende ten hoogste zes maanden niet in een of meer delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3.

    De burgemeester beperkt het in het tweede lid, onder a en b genoemde verbod of de daarin genoemde termijn indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

  • 4.

    Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of tweede lid opgelegd verbod.

  • 5.

    Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

H

Artikel 2:78a komt te luiden:

 

Artikel 2:78a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

 

I

Artikel 4:10 komt te luiden:

 

Artikel 4:10 Verbod op het oplaten van ballonnen

  • 1.

    Het is verboden één of meerdere ballonnen, van welk materiaal dan ook, door middel van hete lucht afkomstig van vuur, dan wel door middel van helium of andere gassen op te laten stijgen.

  • 2.

    Onder ballon wordt mede verstaan: herdenkingsballon, vuurballon, gelukslampion, wensballon, papierballon, geluksballon, etc.

  • 3.

    Het verbod uit het eerste lid is niet van toepassing op vaartuigen als bedoeld in de Wet luchtvaart.

 

J

Artikel 4:15 komt te luiden:

 

Artikel 4:15 Verbod op ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclame

  • 1.

    Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook indien daardoor:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de redelijke eisen van welstand;

    • b.

      het verkeer in gevaar wordt gebracht; of

    • c.

      ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.

 

K

Artikel 6:1 komt te luiden:

 

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde alsook het niet opvolgen van krachtens deze verordening gegeven politiebevelen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10 en 2:11 als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, artikel 2:12, eerste lid, artikel 4:11, tweede lid en artikel 2:78.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de dag waarop zij bekend is gemaakt.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering, gehouden op 20 februari 2025.

De griffier, De voorzitter,

Naar boven