Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe, alsmede de burgemeester van de gemeente Epe, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;
Gelezen het voorstel d.d. 11 februari 2025, zaaknr. 1182582; gelet op artikel 125 en 172 van de Gemeentewet;
artikel 149 Gemeentewet;
artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht;
artikel 18.6 Omgevingswet;
artikel 92 Woningwet;
artikel 34 van de Wet op de Kansspelen;
artikel 41 van de Alcoholwet;
artikel 6:2 van de Algemene plaatselijke verordening Epe;
artikel 9.2 van de verordening fysieke leefomgeving;
artikel 4.2 Wet basisregistratie personen;
artikel 18 wet goed verhuurderschap;
artikel 33 huisvestingswet;
artikel 1.2, lid 1, onder g van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO); en de regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 8 juni 2021 kenmerk 253779-1007921-WJZ, houdende de taakverdeling tussen de toezichthoudende ambtenaren, bedoeld in de Alcoholwet, alsmede houdende eisen omtrent hun opleiding en aanstelling (Regeling toezichthoudende ambtenaren Alcoholwet).
en gelet op de Samenwerkingsovereenkomst Buitengewoon opsporingsambtenaren domein I tussen de gemeenten van het politieteam Noord-Veluwe
Overwegende dat:
- -
het wenselijk is te voorzien in een formele aanwijzing van toezichthouders in de zin van artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met de onderscheidenlijke wettelijke voorschriften;
- -
de bestuursrechtelijke bevoegdheden die worden verkregen als toezichthouder in sommige gevallen meer mogelijkheden bieden dan de strafrechtelijke opsporingsbevoegdheden waar een BOA reeds over beschikt;
- -
het, met het oog op bovenstaande, voor de genoemde functionarissen van belang is om over de bevoegdheden te beschikken als genoemd in titel 5.2. Algemene wet bestuursrecht;
BESLUIT