Gemeenteblad van Veere
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Veere | Gemeenteblad 2025, 86579 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Veere | Gemeenteblad 2025, 86579 | beleidsregel |
Zeeland Circulair - Beleid Circulaire Economie 2025-2028 Dertien Zeeuwse gemeenten
Voor u ligt het beleid circulaire economie van de 13 Zeeuwse gemeenten voor de jaren 2025 -2028. In dit beleid staat hoe we als Zeeland willen werken naar een 100% circulaire economie in 2050. Bij een circulaire economie staat, in tegenstelling tot een lineaire economie, het hergebruik van materialen en grondstoffen centraal. Dit is nodig want in Nederland consumeert de lineaire economie jaarlijks meer primaire grondstoffen dan de aarde kan aanvullen. Met het Zeeuws Beleid Circulaire Economie sluiten we aan bij de landelijke doelstelling om in 2050 een volledig circulaire economie te realiseren en 50% minder primaire abiotische grondstoffen (mineralen, metalen en fossiel) te gebruiken in 2030.
De Zeeuwse Gemeenten hebben gekozen voor de volgende vier hoofdthema’s:
2. Infrastructuur & Openbare ruimte;
Bij ieder thema zijn doelstellingen en activiteiten ontwikkeld voor drie doelgroepen;
- Bedrijven / externe organisaties.
De gebouwde omgeving plus de bouwsector wereldwijd is verantwoordelijk voor bijna 40% van de CO2 uitstoot. De Nederlandse bouw neemt met de huidige groei in 2050 zo’n 40% van ons jaarlijkse energieverbruik en 30% van het totale jaarlijkse waterverbruik voor zijn rekening. In de bouw en gebouwde omgeving gaan veel materialen om en er is sprake van veel (zware) transportbewegingen. Met een circulaire economie is een hoop winst te behalen in de bouw en gebouwde omgeving.
De belangrijkste subthema’s, doelstellingen en activiteiten binnen het thema Bouw & Gebouwde omgeving zijn weergegeven in tabel 1.
Tabel 1: Belangrijkste subthema’s , doelstellingen en activite i t e n binnen het thema Bouw & Gebouwde omgeving.
Infrastructuur & Openbare ruimte
Gemeenten hebben als eigenaar direct invloed op de aanleg, renovatie en vervanging van o.a. wegen, bruggen, riolering, straatmeubilair en groen. Inzetten op circulair is niet alleen verstandig vanwege de nu al optredende grondstoffen tekorten, het bespaart ook veel CO2 uitstoot.
De belangrijkste subthema’s, en doelstellingen en activiteiten binnen het thema Infrastructuur & Openbare ruimte zijn weergegeven in tabel 2.
Tabel 2. Subthema’s, belangrijke doelstellingen en activiteiten thema Infrastructuur & Openbare ruimte
|
Ontwikkelen van circulaire criteria bij infrastructuur projecten |
|
|
Opstellen criteria voor circulaire inrichting openbare ruimte |
Nederlandse overheden kopen jaarlijks voor ruim vijfentachtig miljard euro in aan producten, werken en diensten. Het is dus heel effectief om op circulaire inkoop in te zetten: je kan hier veel impact maken. Door circulair in te kopen zal een inkoper producten, materialen of diensten inkopen die zo weinig mogelijk impact op het milieu maken. Producten of materialen die na hun eerste gebruiksfase opnieuw gebruikt kunnen worden.
De belangrijkste subthema’s, en doelstellingen en activiteiten binnen het thema Inkoop & Consumptie zijn weergegeven in tabel 3.
Tabel 3. Subthema’s, belangrijke doelstellingen en activiteiten thema Inkoop & Consumptie
Alle Zeeuwse gemeenten hebben een apart afval of grondstoffenbeleid om aan de Van Afval Naar Grondstoffen (VANG huishoudelijke) doelstellingen te voldoen. Afval scheiden en hoogwaardiger verwerken kan een goede ingang zijn voor gemeenten om de circulaire economie verder onder de aandacht te brengen bij bedrijven aangezien dit vaak financiële voordelen op kan leveren voor bedrijven.
Voor de afvalinzameling van inwoners in Zeeland zijn er twee belangrijke organisaties: Openbaar Lichaam Afvalstoffenverwijdering Zeeland (O.L.A.Z.) en de Zeeuwse Reinigingsdienst B.V. (ZRD).
De belangrijkste subthema’s, en doelstellingen en activiteiten binnen het thema Afval & Grondstoffen zijn weergegeven in tabel 4.
Tabel 4. Subthema’s, belangrijke doelstellingen en activiteiten thema Afval & Grondstoffen
Voor de organisatie stellen de we voor om aan te sluiten bij de huidige samenwerking van de Zeeuwse gemeenten op het gebied van energietransitie. Om de samenwerking tussen ge-meenten te professionaliseren en formaliseren werken we toe naar een basisorganisatie en een daaronder hangende flexibele programmaorganisatie. Circulaire economie vormt dan één van de programmalijnen binnen deze flexibele projectenorganisatie en wordt aangestuurd door een projectleider.
De kosten voor Zeeuwse samenwerking zijn € 300.000 per jaar. Deze kosten worden ver-deeld over de deelnemende gemeenten waarvan 50% evenredig verdeeld over de 13 deel-nemende gemeenten en 50% op basis van inwonertal. De kosten voor de gemeentelijke pro-jecten variëren tussen de € 50.000 en € 25.000 afhankelijk van de grootte van de gemeente en de ambities.
Voor u ligt het beleidsplan circulaire economie Zeeuwse overheden. Als voorzitter van het Overleg Zeeuwse Overheden Klimaat Energie Milieu vind ik het belangrijk dat we dit beleid samen hebben opgesteld. Met dit beleid geven we in hoofdlijnen aan hoe we in Zeeland overstappen naar een circulaire economie. Bij een circulaire economie staat, in tegenstelling tot een lineaire economie, het hergebruik van materialen en grondstoffen centraal. Om zo uiteindelijk onze CO2 uitstoot te verminderen. Dit is nodig want in Nederland verbruiken we met de huidige economie meer grondstoffen dan de aarde kan leveren. Voor dit jaar betekende dit dat we begin april al door ons jaarlijks verbruik van heel 2024 heen zijn. Geen goede basis voor een duurzame toekomst als je het mij vraagt.
Vanuit het Interbestuurlijk Programma (IBP) en het Klimaatakkoord kregen alle 13 Zeeuwse gemeenten de opdracht om hiervoor beleid op te stellen. Vanuit het Overleg Zeeuwse Overheden hebben we afgesproken om hier gezamenlijk mee aan de slag te gaan.
In dit beleidsplan 2025-2028 staat hoe we als Zeeland willen werken naar een 100% circulaire economie in 2050. Zeeuwse gemeenten werken samen en richten zich op inwoners, ondernemers en de eigen organisatie. Met elkaar maken we inzichtelijk hoe we als Zeeuwse gemeenten zelf aan de slag gaan en op welke wijze we met andere partijen gaan samenwerken in de transitie naar een circulaire economie.
De tijd om er nog eens rustig over te praten of op anderen te wachten is voorbij. Door gezamenlijk onze schouders eronder te zetten kunnen we een verschil maken. Zo inspireren we elkaar en zorgen we ervoor dat de generaties na ons een toekomst hebben.
‘’Samen werken we aan een circulaire economie als de nieuwe standaard’’.
1. Aanleiding Zeeuws beleid Circulaire Economie
1.1 Behoefte gezamenlijke aanpak
Begin 2018 is bij de Programmastart Interbestuurlijk Programma als één van de grote maatschappelijke opgaven “Samen aan de slag voor het klimaat” genoemd. Deze bestaat uit een drietal onderwerpen: klimaatmitigatie (energietransitie), klimaatadaptatie en circulaire economie. Dit beleidsdocument gaat over de invulling van laatstgenoemde.
In 2021 is tijdens een bijeenkomst van de Zeeuwse duurzaamheidsambtenaren een inventarisatie uitgevoerd waar elke organisatie stond op het gebied van circulaire economie. De uitkomsten zijn in juli 2022 gepresenteerd aan het Overleg Zeeuwse Overheden – Klimaat Energie en Milieu (OZO KEM). De wens was: “Maak een beknopt en uitvoeringsgericht gezamenlijk beleidsplan waarbij aansluiting bij de Regionale Energie Strategie (RES) wordt gezocht en zoek afstemming met het Openbaar Lichaam Afvalstoffenverwijdering Zeeland (OLAZ)”.
Met dit verzoek is een kernteam van gemeenten vervolgens aan de slag gegaan. De provincie was betrokken in de rol van meedenken. Dit beleidsplan is het resultaat hiervan.
In hoofdstuk 1 wordt de aanleiding van het beleidsplan gepresenteerd en in hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de term circulaire economie en de urgentie hiervan.
In hoofdstuk 3 en 4 worden de afspraken en de opgave voor de Zeeuwse gemeenten gepresenteerd.
In de hoofdstukken 5 tot en met 8 worden de verschillende circulaire hoofdthema’s bij de kop gepakt.
De hoofdstukken 9, 10, 11 en 12 tenslotte gaan in op de organisatie, communicatie, monitoring & evaluatie en planning & financiën.
2.1 Wat is Circulaire Economie (CE)?
In een circulaire economie gaat het erom om via het grondstoffengebruik bij te dragen aan de klimaatopgave, de biodiversiteitsopgave, het creëren van een schoon milieu en een veilige en schone leefomgeving en het bijdragen aan de leveringszekerheid van grondstoffen. In een circulaire economie zijn vrijwel alleen herbruikbare primaire, secundaire en duurzame biogrondstoffen in omloop. Producten worden binnen gesloten kringlopen geproduceerd, gedistribueerd en geconsumeerd. Zodoende wordt de waarde van grondstoffen, materialen en producten zo lang mogelijk behouden, waardoor er bijna geen afval meer is .
We gebruiken wereldwijd zoveel voedsel en natuurlijke hulpbronnen dat we de biocapaciteit van de aarde 1,75 keer nodig hebben om aan deze behoefte te voldoen. Als iedereen op aarde zou leven als in Nederland, zouden 3,6 aardes nodig zijn . Dit brengt grote risico’s met zich mee. De leveringszekerheid van grondstoffen voor bedrijven en een basisbehoefte zoals voedsel is niet meer vanzelfsprekend. We creëren met onze consumptie te veel afval en verontreinigen steeds meer onze lucht, bodem en water.
De circulaire economie is noodzakelijk . De aarde warmt op en de grondstoffen raken uitgeput. Natuurgebieden staan onder druk en de biodiversiteit in Nederland is nog maar 15% van de oorspronkelijke situatie . In het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) staat omschreven: “Een fundamentele omslag is nodig in de manier waarop we met grondstoffen omgaan. De hoeveelheid grondstoffen die we gebruiken is sinds 1970 wereldwijd meer dan verdrievoudigd. Naar verwachting verdubbelt dit nog eens tussen nu en 2060, door een toename in bevolkings- en welvaartsgroei. Dit is problematisch, want de winning en verwerking van grondstoffen voor het gebruik in voeding, energie en producten veroorzaakt 90 procent van het mondiale biodiversiteitsverlies, 90 procent van de waterschaarste en 50 procent van de broeikasgasemissies .“
In figuur 1 is weergegeven de positionering circulaire economie ten opzichte van maatschappelijke opgaven en andere beleidsthema’s zoals omschreven in het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE).
In de circulaire economie wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten kringlopen.
Dit zijn de biologische kringloop en de technische kringloop. Voor beide kringlopen is een theoretisch model ontwikkeld. Deze zijn weergegeven in figuur 2.
Figuur 2: Circulaire strategie
De ladder van Moerman (biologische kringloop)
De Ladder van Moerman is een model dat laat zien hoe voedsel/grondstoffen zo hoogwaardig mogelijk gebruikt kunnen worden. Het voorkomen van verspilling is de meest wenselijke situatie. Volgens die ladder moeten we voedsel in eerste instantie gebruiken als voeding voor mensen. Voedsel dat door de mens niet gegeten wordt kan worden ingezet als veevoer. Voedsel dat dan nog over is kan worden ingezet voor grondstoffen in de industrie ter vervanging van fossiele grondstoffen (bijvoorbeeld voor chemicaliën en materialen).
Ook het halen van eiwitten uit voedselresten is een mogelijkheid. Voedsel dat dan overblijft zal nog vergist kunnen worden of anders gecomposteerd. De minst circulaire toepassing is voedselafval inzetten als brandstof. De ladder van Moerman is weergegeven in figuur 3.
De R-ladder (technische kringloop)
Voor een circulaire economie wil je de waarde van grondstoffen zoveel mogelijk behouden tijdens de gehele levensloop van een product, dus van ontwerp tot afdanking. De circulaire verwerkingsladder (R-ladder) geeft weer welke strategie de voorkeur heeft. Onderstaand model in figuur 4 toont tien strategieën van lage impact tot aan hoge impact.
Door hoger op de R-ladder in te zetten (bij bijvoorbeeld aanbestedingen, plannen van aanpak en uitvoeringsprogramma’s), voorkom je dat producten afgeschreven worden en voorkom je afval. Als er toch nog afval ontstaat helpt scheiding en recycling.
3. Fundamenten Circulaire Economie (CE)
Sustainable Development Goals Verenigde Naties (SDG’s)
SDG’s of de Duurzame Ontwikkelings Doelen zijn zeventien doelen om van de wereld een betere plek te maken in 2030. Zie figuur 5. Met name voor SDG’s gerelateerd aan energie, productie, consumptie en afval gaat het beleid circulaire economie goed samen. Ook zijn er raakvlakken met andere SDG doelen. De gemeenten Goes, Schouwen-Duiveland en Terneuzen zijn officieel “SDG Gemeente”. Er gelden geen verplichte criteria of voorwaarden om Global Goals gemeente te worden. Wel moet je als Global Goals gemeente inzicht geven op welke wijze je bijdraagt aan de verschillende Duurzame Ontwikkelings Doelen.
De Europese Green Deal 5 is een nieuwe groeistrategie die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen.
Corporate Sustainability Reporting Directive - CSRD-richtlijn
In november 2022 nam de Europese Unie de richtlijn aan dat vanaf 2024 alle beursgenoteerde en grote ondernemingen in hun bestuursverslag moeten rapporteren over hun impact op milieu-aspecten en HR- en sociale aspecten, oftewel mens en milieu. Ook kleinere bedrijven krijgen indirect hiermee te maken, omdat bedrijven die al wel moeten voldoen aan de CSRD ook bij hun kleinere leveranciers navraag doen waar producten vandaan komen. De economie in de verschillende gemeenten gaat dus mede bepaald worden door deze richtlijnen.
Nederland heeft zich gecommitteerd aan de klimaatdoelstelling van Parijs waarin is afgesproken dat de gemiddelde temperatuurstijging op aarde onder de 2oC moet blijven met een streven om de stijging te beperken tot 1,5oC. Dit is vertaald in een doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen op het Nederlandse grondgebied te verminderen met 55% in 2030 ten opzichte van 1990. Als referentiejaar kiezen we de CO2 uitstoot van 2017 omdat volgens het RIVM de CO2 uitstoot van 1990 gelijk is aan de CO2 uitstoot van 2017. De circulariteitsstrategieën zorgen er uiteindelijk voor dat er minder grondstoffen gewonnen, minder materialen geproduceerd en minder producten gefabriceerd hoeven te worden. Dit leidt vervolgens ook tot minder afval dat verbrand moet worden. Maatregelen zoals levensduurverlenging van materialen en producten, hergebruik van grondstoffen, overschakeling op minder milieubelastende grondstoffen en het minimaliseren van de verbranding van afgedankte producten, verminderen zo de uitstoot aan broeikasgassen.
Gemeenschappelijk regels ter bevordering van de reparatie van goederen
Op 22 maart 2023 is door de Europese commissie het voorstel recht op reparatie aangenomen. Het voorstel zal het voor consumenten gemakkelijker en kosteneffectiever maken om goederen te laten repareren in plaats van ze te laten vervangen.
Ook gelden sinds juli 2023 regels rondom plastic wegwerpbekers en -verpakkingen.
In het Rijksbrede Programma Nederland Circulair in 2050 benoemt het kabinet de ambitie om toe te werken naar een circulaire economie in 2050, en halverwege te zijn in 2030. Dit laatste is vertaald in de richtinggevende doelstelling van 50 procent minder gebruik van primaire abiotische grondstoffen (mineralen, metalen en fossiele grondstoffen)
Het Rijk stelt dat onder een circulaire economie wordt verstaan een samenleving waarin zoveel mogelijk duurzame hernieuwbare grondstoffen worden gebruikt, producten en grondstoffen worden hergebruikt en er nauwelijks afval bestaat. Er ligt een grote kans om via een slim grondstoffengebruik bij te dragen aan de klimaat- en biodiversiteitsopgave, het creëren van een schoon milieu, een veilige en schone leefomgeving en aan de leveringszekerheid van grondstoffen.
De effecten van klimaatverandering worden nog extremer en zetten ook door bij het terugdringen van broeikasgassen. Een circulaire economie draagt direct bij aan de vermindering van CO2-uitstoot en zou daarin integraal moeten worden meegenomen. Daarnaast wordt met dit beleid en uitvoeringsprogramma voorgesorteerd op de invoering van een Circulaire Economie-wet, zoals vermeld in het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE). Deze wet zal onder andere toezien op het zo lang mogelijk behouden van materialen in de keten.
De wettelijke Milieu Prestatie van Gebouwen (MPG) norm voor woningen is 0,8. De eis voor nieuwe kantoren is op dit moment 1,0. De MPG wordt gezien als een cruciale maatstaf in het bepalen van de duurzaamheid van gebouwen in Nederland (uitgedrukt in milieudruk per m2 vloeroppervlak). Het is op dit moment de belangrijkste wettelijke duurzaamheidseis voor het bevorderen van circulair bouwen.
Het Grondstoffenakkoord bevat afspraken van de Rijksoverheid met andere partijen over maatregelen om de transitie naar de circulaire economie te versnellen. Dit is een intentieovereenkomst om te komen tot transitieagenda’s voor de Circulaire Economie.
Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) 2023
Begin 2023 heeft het Rijk ambities en maatregelen gepresenteerd via het NPCE. Omdat tot op heden het circulaire economiebeleid vooral gericht is op vrijwilligheid en vrijblijvendheid is, om meer richting te geven en drang te vergroten, ingezet op beprijzende, stimulerende en normerende maatregelen via de zogenaamde vier ‘knoppen’:
1. Vermindering van grondstoffengebruik
2. Substitutie van grondstoffen (meer secundaire en duurzame (bio)grondstoffen)
Er zijn doelen geformuleerd en is beleid ontwikkeld voor de productketens met de meest negatieve (milieu)impact: Consumptiegoederen, Kunststoffen, Bouw en de Maakindustrie. De activiteiten binnen de keten Biomassa en Voedsel vallen binnen de transitie naar kringlooplandbouw. Kringlooplandbouw (ook wel circulaire landbouw) is een containerbegrip voor allerlei vormen van landbouw. Het draait allemaal om het idee van een gesloten kringloop van grondstoffen, nutriënten en energie.
In het NPCE wordt aangegeven dat voor diverse ketens gebruik gemaakt wordt van het instrument Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV) om ervoor te zorgen dat meer grondstoffen in de keten blijven voor recycling en niet worden verbrand of als zwerfvuil in het milieu komen. Een UPV maakt producenten verantwoordelijk voor (de kosten van) het inzamelen en recyclen van gebruikte producten en kunnen ook minimumdoelstellingen voor bijvoorbeeld inzameling, recycling en/of hergebruik worden opgenomen.
In het Coalitieakkoord 2023-2027 ‘Met Zeeland, voor Zeeland’ is als hoofddoel van het economisch beleid opgenomen ‘de transitie naar een duurzame en circulaire economie’.
Om de gewenste opschaling te bereiken versterkt de Provincie Zeeland regionale ketens en bouwt zij aan robuuste ecosystemen via zelfstandig opererende netwerken. De kaders hiervoor worden geschetst in de Zeeuwse Omgevingsvisie. Het Economisch Uitvoeringsprogramma 2022-2027 werkt circulair verder uit met focus op a) realiseren circulaire verdienmodellen b) omschakelen naar hernieuwbare (biobased) grondstoffen én c) verbeteren van hergebruik van grondstoffen.
Ook stimuleert de Provincie Zeeland bedrijven en kennis- en onderwijsinstellingen tot het ontwikkelen en testen van circulaire en biobased productiemethodes, efficiënt grondstoffengebruik én circulair ontworpen producten en verdienmodellen.
Alle dertien Zeeuwse gemeenten hebben hun duurzaamheidsambities uitgesproken en vastgesteld. Veelal zijn deze beleidsstukken of programma’s met name gericht op de onderwerpen rondom de energietransitie en klimaatadaptatie. Daarnaast bestaat er de Regionale Energiestrategie (RES) Zeeland, als eerste RES-regio in Nederland hebben de partners van het Zeeuws Energie Akkoord in februari 2020 de RES 1.0 vastgesteld. De RES is in 2024 geactualiseerd naar een RES 2.0.
Met daarin concrete doelen en een bijbehorend uitvoeringsprogramma om samen te komen tot een 55% CO2 reductie in 2030 en 95% CO2 reductie in 2050. Op het gebied van klimaatadaptatie hebben de Zeeuwse gemeenten een Zeeuwse Klimaat Adaptatie Strategie (KASZ) vastgesteld en wordt hierop samengewerkt. Vanuit alle Zeeuwse gemeenten is behoefte aan een soortgelijke samenwerking voor de circulaire economie waarvoor dit beleidsdocument is opgesteld.
Behoefte aan samenwerken op Zeeuws niveau
Overheden en andere (regionale) partijen zoeken naar manieren om de circulaire economie in hun kerntaken op te nemen en toe te passen. Ze zoeken ook naar manieren om lokale partijen en bedrijven in beweging te brengen en hiermee een gelijk speelveld voor bedrijven en ondernemers in de regio te creëren. Het thema circulaire economie is echter complex en veelomvattend. Het thema is van toepassing op nagenoeg alle kerntaken van decentrale overheden en op nagenoeg alle organisaties in de regio waarbinnen zij opereren.
Overheden en andere (regionale) partijen moeten op eigen kracht hun weg vinden in een nieuw werkveld waarin nog voornamelijk gepionierd wordt. En dat binnen organisaties waar doorgaans weinig middelen en capaciteit voor dit thema beschikbaar zijn. Daarin concurreert circulaire economie veelal met andere thema’s, zoals de energietransitie, klimaatadaptie, de versnelde bouwopgave, stikstof of met thema’s in het sociale domein. Het delen en uitwisselen van ervaringen, programma’s en plannen is dan cruciaal. De behoefte aan samenwerking van de dertien Zeeuwse gemeenten voor het beleid circulaire economie is dan ook noodzakelijk - samenwerken om middelen en tijd goed in te zetten.
Om de transitie naar een circulaire economie mogelijk te maken moeten ondernemers, werknemers en inwoners in Zeeland beschikken over circulaire kennis, vaardigheden en competenties. De Zeeuwse gemeenten willen daarom dat eind 2028 alle noodzakelijke medewerkers voldoend circulair opgeleid zijn om circulaire economie in hun werkveld te kunnen toepassen. Voor inwoners en bedrijven zal de aanpak meer gericht zijn op het faciliteren van mogelijkheden om circulariteit in de praktijk toe te passen (Zeeuwse educatieve campagnes die slimmer consumeren, repareren, hergebruiken en delen stimuleren) en bij bedrijven is de aanpak meer gericht op het faciliteren van kennisnetwerken en het aanbieden van trainingen.
Borgen van beleid circulaire economie
Om de circulaire economie te stimuleren en duidelijke kaders te bieden wordt het beleid geborgd in:
- Omgevingsvisies en later omgevingsprogramma’s en -plannen.
- Milieu- en Duurzaamheidsbeleid
- Beleid van andere disciplines zoals bijvoorbeeld; ruimtelijke ordening, mobiliteit, wonen, vastgoed, inkoop, economie, wegen, riolering en het Handboek Inrichting Openbare Ruimte.
- (raam)Contracten met leveranciers en/of bouwpartijen.
Overheden hebben een essentiële rol in het bevorderen van een circulaire economie door indien mogelijk in te zetten op lokale bedrijven waardoor de CO2 uitstoot lager wordt.
Het kabinet werkt toe naar een circulaire economie in 2050 met als richtinggevend doel: in 2030 gebruikt Nederland 50% minder primaire abiotische grondstoffen (mineralen, metalen en fossiel). Als Zeeuwse gemeenten onderschrijven wij dit.
De vier hoofdthema’s van het circulair beleid van de Zeeuwse gemeenten zijn de meest relevante circulaire oplossingsrichtingen. Zij zijn afgeleid van de onderwerpen en sectoren waar het Rijk, de provincie en de regio zich op richten om te komen tot een 100% circulaire economie in 2050 en 50% in 2030. In hoofdstukken zes tot en met negen wordt de keuze voor deze sectoren verder toegelicht en de lokale strategie per thema behandeld. De vier hoofdthema's zijn als volgt:
2. Infrastructuur & Openbare ruimte
Bij ieder thema zijn doelstellingen en activiteiten ontwikkeld voor drie doelgroepen:
Gemeenten, en andere regionale overheden, kunnen verschillende taken of rollen op zich nemen in de transitie naar een circulaire economie:
- een visie opstellen met de voor de regio belangrijkste thema’s binnen de circulaire economie;
- het koppelen van concrete regionale doelstellingen aan die visie;
- het maken van uitvoeringsplannen;
- het zorgen dat daar voldoende middelen en menskracht voor beschikbaar zijn;
- het betrekken van maatschappelijke partijen;
- het regionaal monitoren van de voortgang van de circulaire economie;
- het geven van een goed voorbeeld (voorbeeldfunctie)
Daarnaast kunnen ze circulaire initiatieven stimuleren door bewustwording, het aanbieden van trainingen en het samenbrengen van partijen in de regio. De Zeeuwse gemeenten zijn ook producent van reststromen en aandeelhouder van de Zeeuwse Reinigingsdienst (ZRD). Bovendien hebben gemeenten een flinke inkoop- en aanbestedingskracht om zelf de circulaire economie aan te jagen. Kortom, de Zeeuwse gemeenten zijn invloedrijke spelers in de realisatie van een circulaire economie.
4.4. Hoofdoelstellingen en algemene doelstellingen
Het kabinet werkt toe naar een circulaire economie in 2050 met als richtinggevend doel: in 2030 gebruikt Nederland 50% minder primaire abiotische grondstoffen (mineralen, metalen en fossiel). Als Zeeuwse gemeenten onderschrijven wij deze hoofddoelstelling. Als basisjaar houden we het jaar 1990 aan (met als referentiejaar 2014, omdat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vanaf dat jaar geconsolideerde data heeft). De specifieke doelstellingen per subthema hebben we weergegeven in hoofdstuk 5 tot en met 8. In tabel 5 hebben we de algemene doelstellingen weergegeven.
Tabel 5. Algemene doelstellingen
De gebouwde omgeving plus de bouwsector wereldwijd is verantwoordelijk voor bijna 40% van de CO2 uitstoot. De Nederlandse bouw neemt met de huidige groei in 2050 zo’n 40% van ons jaarlijkse energieverbruik en 30% van het totale jaarlijkse waterverbruik voor zijn rekening . In de bouw en gebouwde omgeving gaan veel materialen om en er is sprake van veel (zware) transportbewegingen. Met een circulaire economie is een hoop winst te behalen in de bouw en gebouwde omgeving.
Subthema’s bouw & gebouwde omgeving
Voor dit beleid hanteren we binnen het thema bouw & gebouwde omgeving vier subthema’s. Hieronder geven we er subthema een toelichting over het belang van deze subthema’s en op welke toepassingen de gemeenten kunnen en soms moeten focussen met daarbij praktische handvatten.
We hebben in Nederland ruim 8 miljoen woningen en zo’n 500.000 utiliteitsgebouwen waarvan een groot deel in bezit van overheden. Het meest circulair is zorgen dat er geen nieuwe panden gebouwd hoeven te worden doordat bestaande panden goed onderhouden en optimaal benut zijn. Als een gebouw echt niet meer functioneert kan je overgaan tot circulair slopen (oogsten).
De Zeeuwse gemeenten kunnen werken aan onderstaande onderwerpen om bestaande bouw circulair te krijgen:
a. Onderhouden, zorgen dat een gebouw langer meegaat
b. Hergebruik, bijvoorbeeld woningen creëren in oude kantoorpanden
c. Renoveren, herstellen en zo nodig gedeeltelijk vernieuwen van een gebouw
d. Materialendepot, sla waardevolle spullen en materialen tijdelijk op.
e. Materialenpaspoort, weet wat voor materialen in een gebouw zitten
f. Oogsten, bij circulaire sloop van panden worden materialen en grondstoffen geoogst
g. Passend wonen, bevorderen dat meer mensen in een passende woning wonen.
h. Flexibel bouwen: aanpassen van gebouw aan toekomstige wensen.
Als het benutten van bestaande bouw niet mogelijk is, kan naar nieuwbouw gekeken worden. De aankomende jaren zal ook in Zeeland veel nieuw gebouwd worden, denk alleen al aan de ambitie van Zeeland om 16.500 woningen te bouwen voor 2030. En daarnaast aan utiliteitsgebouwen zoals kantoren, scholen, zwembaden, sportzalen, etc.
Hoe pak je circulaire nieuwbouw aan:
Er zijn veel tools op de markt waarmee circulariteit meetbaar, toepasbaar en transparant gemaakt kunnen worden voor nieuwbouw. Met tools kan je:
1. kosten berekenen van circulair bouwen;
2. de (milieu)impact meten van een gebouw;
Soms heb je voor circulair bouwen een extra investeringsbedrag nodig. Het belangrijkste is dat er dan verder gekeken wordt dan alleen de initiële aanschafkosten van een gebouw, weg of object. In de begroting kunnen kosten voor het gebruik, onderhoud en reparatie meegenomen worden. En er dient rekening mee worden gehouden dat de materialen een restwaarde hebben nadat iets is afgeschreven, de Total Cost of Ownership (TCO) van een project. Als dit wordt toegepast is een circulair project vaak financieel aantrekkelijker dan de traditionele vorm.
Een eenvoudige manier om te beginnen om circulariteit in een bouwproject inzichtelijk te maken is via een Milieu Prestatie Gebouwen (MPG). De wettelijke norm wordt minimaal gevolgd en waar mogelijk kan een hogere ambitie worden neergelegd.
Verder is losmaakbaarheid een interessante effectieve factor. Door demontabel en zonder natte verbindingen zoals specie te bouwen wordt de milieu-impact van een bouwwerk aanzienlijk verkleind, terwijl je tegelijkertijd de circulariteit vergroot. De Building Circularity Index (BCI) is een meetmethode voor de circulariteitspotentie van vastgoedobjecten. De BCI score zegt niet alleen iets over de herkomst van de materialen, maar ook over het toekomstscenario hiervan. De BCI maakt zo de losmaakbaarheid van een gebouw inzichtelijk. Andere instrumenten gericht op duurzaamheid en circulariteit voor nieuwbouw zijn de Gemeentelijke Praktijk Richtlijn voor gebouw (GPR gebouw) en BREEAM-NL Nieuwbouw.
Het convenant Toekomstbestendig Bouwen bevat eenduidige en ambitieuze uitgangspunten voor energie, circulair, mobiliteit, klimaatadaptatie, natuur en een gezonde leefomgeving.
Gebruik circulaire ontwerpprincipes
a. Bedenk of het echt noodzakelijk is om het gebouw te bouwen of dat de opgave met bijvoorbeeld betere doorstroom al op te lossen valt.
b. Bouw kleiner en passender met minder inhoud, materiaal en ruimtegebruik.
c. Benut bestaande materialen uit sloop van andere bouwwerken.
d. Gebruik materialen met een zo laag mogelijke milieu-impact, zoals hernieuwbare of biobased materialen.
e. Zorg dat een gebouw aan te passen is als het van functie verandert, door bijvoorbeeld modulair te bouwen.
f. Zorg dat een gebouw lang mee kan: neem esthetische zaken mee, maar ook langdurig en circulair onderhoud.
g. Zorg dat de materialen uit een gebouw hergebruikt kunnen worden. Losmaakbaarheid geeft aan in hoeverre producten aan elkaar bevestigd zijn, zoek bijvoorbeeld alternatieven voor kit en lijm en maak een materialenpaspoort.
h. Maak het gebouw en de omgeving natuurinclusief en sociaal. Zie hiervoor ook hoofdstuk 5.1.4 gebiedsontwikkeling.
Wanneer grond beschikbaar wordt gesteld aan particulieren of projectontwikkelaars, kunnen circulaire en duurzame voorwaarden worden gekoppeld aan de gronduitgifte. Bijvoorbeeld door kavels uit te geven aan particulieren met bijvoorbeeld een minimale MPG-score voor de woning die zij gaan bouwen. Door meer eisen te stellen aan toekomstige ontwikkelingen op bouwgrond kan de opbrengst van grond voor een gemeente dalen of minder hard stijgen.
Gebiedsontwikkeling en duurzaamheid gaan hand in hand. Hierbij gaat het om hele wijken via thema’s als bouwen, mobiliteit, klimaatadaptatie, ecologie, gezondheid en de hele infrastructuur van de wijk zo duurzaam en circulair als mogelijk toe te passsen en integraal op elkaar af te stemmen.
De natuur wordt geïntegreerd in een (bouw)project door flora en fauna een plek te geven in de wijk. Er zijn allerlei technische en materiële aanpassingen mogelijk om de biodiversiteit in, op of rondom een gebouw te vergroten. Bijvoorbeeld door ruimte te bieden aan broedende vogels, insecten, muurplanten, groene daken en dier-, plant- en mensvriendelijke verlichting
Ook Zeeuwse gemeenten moeten rekening houden met klimaatveranderingen die zowel tot te veel water als waterschaarste leiden. Een circulaire waterhuishouding in gebiedsontwikkeling betekent dat 1. het opvangen, opslaan bewaren en gebruiken van (schoon) hemelwater en 2. het vasthouden, bergen en afvoeren van hemelwater geïntegreerd worden in de plannen voor een nieuwe wijk. Ook moet rekening gehouden worden met hittestress door te zorgen voor overstekken en groen in de wijk.
Sociale en gezonde leefomgeving
Het wordt steeds populairder om in nieuwe wooncomplexen of wijken deelfaciliteiten aan te bieden. Een ander voorbeeld is het koppelen van lokale voedselproductie in de kernen aan maatschappelijke doelen, zoals voedselbossen en buurtmoestuinen. Gemeenten kunnen zelf het initiatief nemen maar doen er ook goed aan om inwoners initiatieven te omarmen.
Op het gebied van circulaire bouw gebeurt al van alles in Zeeland. In Zeeland is het Kennis en Innovatie (K&I) netwerk circulair bouwen actief. Het K&I netwerk stimuleert circulair bouwen en organiseert kennisuitwisseling en -ontwikkeling door vraag en aanbod op het vlak van circulair bouwen in Zeeland bij elkaar te brengen.
Veruit de meeste bouwprojecten worden gebouwd in opdracht van particulieren, projectontwikkelaars en woningbouwverenigingen. Het is de uitdaging om al deze partijen mee te nemen in de transitie en hiervoor is het essentieel dat de gemeenten het goede voorbeeld laten zien. Integraal samenwerken is de sleutel tot succes. Dat geldt ook voor de Regionale Energiestrategie (RES) Zeeland. In de RES Zeeland werken gemeenten, provincie en waterschap en andere organisaties samen op het gebied energiebesparing en duurzame energie. Circulariteit is tot op heden geen uitgeschreven opgave in de Regionale Energiestrategie (RES), terwijl de energietransitie sterke raakvlakken heeft met de transitie naar circulariteit. Bij het opstellen van de RES 2.0 is circulariteit integraal meegenomen. Deze twee transitieopgaven horen bij elkaar en kunnen elkaar versterken.
Voor duurzaam (ver)bouwen, energiebesparing en energie opwekken kunnen inwoners terecht bij het regionale energieloket van Zeeuwse gemeenten (www.duurzaambouwloket.nl). Dit Energieloket is het platform waar inwoners terecht kunnen voor advies over duurzame energie-initiatieven. Een aantal gemeenten heeft ook een fysiek loket.
5.3 Doelstellingen Bouw & Gebouwde Omgeving
In tabel 6 worden de doelstellingen per subthema weergegeven voor het thema Bouw & Gebouwde omgeving.
Tabel 6 . Doelstellingen Bouw & Gebouwde omgeving per subthema en doelgroep.
6. Infrastructuur & openbare ruimte
Gemeenten hebben als eigenaar direct invloed op de aanleg, renovatie en vervanging van o.a. wegen, bruggen, riolering, straatmeubilair en groen. Inzetten op circulair is niet alleen verstandig vanwege de nu al optredende grondstoffen tekorten, het bespaart ook veel CO2 uitstoot.
Drie kernprincipes in openbare ruimte en infrastructuur:
Nadruk ligt op het voorkomen van onnodige bouwprojecten door eerst te kijken of een project nodig is.
Dit is het optimaal benutten van bestaande infrastructuur en objecten in de openbare ruimte voor een nieuwe levenscyclus. Er zijn twee ontwerpprincipes die hierbij helpen:
- Verleng de levensduur van bestaande objecten of componenten.
- Maak gebruik van wat er al is.
Doel is om zo veel mogelijk waarde te creëren voor de lange termijn met zo min mogelijk materiaal. Er zijn vijf ontwerpprincipes die dit ondersteunen:
- Ontwerp voor meerdere levenscycli.
- Ontwerp voor optimaal beheer en onderhoud.
- Ontwerp voor duurzaam materiaalgebruik.
- Ontwerp voor minimaal grondstof- en energiegebruik in aanleg en gebruiksfase.
Ook hier is het K&I netwerk Circulair Bouwen Zeeland actief, net als het Platform WOW (Weg ontmoet Weg, Water ontmoet Water). Het Platform WOW brengt beheerders van de weg, vaarweg en het water samen. Ze faciliteren kennisdeling, zorgen dat je van elkaars praktijkvoorbeelden en ervaringen kunt leren en ze laten mensen elkaar inspireren
6.3 Doelstellingen thema Infrastructuur & Openbare ruimte
De doelstellingen voor het thema Infrastructuur & Openbare ruimte per subthema en doelgroep zijn weergegeven in tabel 7.
Tabel 7 . Doelstellingen voor het thema Infrastructuur en Openbare Ruimte per subthema en doelgroep.
Wereldwijd wordt steeds meer geconsumeerd. Er is een verband tussen economische groei en de groei van onze afvalberg. Volgens het Circularity Gap Report, van het World Economic Forum, wordt ruim 90 procent van alles wat we gebruiken weggegooid. Daarnaast blijkt uit onderzoek van het World Economic Forum blijkt dat 70 procent van alle CO2-uitstoot het gevolg is van het winnen en verwerken van grondstoffen voor onze producten.
In een circulair afvalsysteem wordt er gewerkt aan:
- Terugwinnen van grondstoffen
Het scheiden en recyclen van afval is een essentiële voorwaarde binnen de circulaire economie, maar het voorkomen van afval is belangrijker. Uitgangspunt is daarom om van hergebruik, reparatie en ruilen de norm te maken. Een circulair ambachtscentrum is één van de manieren om daaraan bij te dragen.
Bedrijven in Nederland produceren jaarlijks ruim 1 miljard kilo aan bedrijfsafval, daarmee zijn de bedrijven de grootste afval producenten. De grootste afvalstromen zijn bouw- en sloopafval, slib en verontreinigde grond. De vier sectoren met de meeste afval zijn: de bouw (23%), metaalindustrie (10%), voedingsmiddelenindustrie (10%) en landbouw (8%).
Hoewel gemeenten geen wettelijke plicht hebben voor het inzamelen van bedrijfsafval kan er wel geconcludeerd worden dat er een morele plicht bestaat om het gesprek aan te gaan met bedrijven aangezien ongeveer 85% van ons totale afval van bedrijven komt.
Alle Zeeuwse gemeenten hebben een apart afval of grondstoffenbeleid om aan de Van Afval Naar Grondstoffen (VANG huishoudelijke) doelstellingen te voldoen. Dit betreft restmateriaal afkomstig van inwoners, maar ook de gemeentelijke organisaties veroorzaken veel restmateriaal. Denk op kantoor aan de voedsel reststromen die vrijkomen uit de kantine, het maaisel van bermgras en oeverbegroeiing. Tijdens de realisatie van bouw en infrastructuur projecten komen ook veel restmaterialen vrij.
Bedrijven / Externe organisaties
Afval scheiden en hoogwaardiger verwerken kan een goede ingang zijn voor gemeenten om de circulaire economie verder onder de aandacht te brengen bij bedrijven aangezien dit vaak financiële voordelen op kan leveren voor bedrijven. Zo heeft de Provincie Zeeland door onderzoek en gesprekken met een aantal agro bedrijven achterhaald dat er mogelijkheden zijn om sommige afvalstromen hoogwaardiger te verwerken. Dit werd ook erkend door de bedrijven, alleen de kennis van hoe en waar ontbreekt bij de bedrijven.
Voor de afvalinzameling van inwoners in Zeeland zijn er twee belangrijke organisaties: Openbaar Lichaam Afvalstoffenverwijdering Zeeland (O.L.A.Z.) en de Zeeuwse Reinigingsdienst B.V. (ZRD). In O.L.A.Z. werken alle dertien Zeeuwse gemeenten samen op het gebied van de verwerking van huishoudelijk afval. De ZRD is de uitvoeringsinstantie van O.L.A.Z., en verzorgt de inzameling van het huishoudelijk afval bij 7 van de 13 Zeeuwse gemeenten. De doelstellingen in dit hoofdstuk zijn dan ook afgestemd met de ZRD en O.L.A.Z.
7.3 Doelstellingen Afval & Grondstoffen
Doelstellingen voor het thema Afval & Grondstoffen per subthema en doelgroep hebben we weergegeven in tabel 8.
Tabel 8 : Specifieke doelstellingen Afval & Grondstoffen per subthema en doelgroep.
Nederlandse overheden kopen jaarlijks voor ruim vijfentachtig miljard euro in aan producten, werken en diensten. Het is dus heel effectief om op circulaire inkoop in te zetten: je kan hier veel impact maken. Door circulair in te kopen zal een inkoper producten, materialen of diensten inkopen die zo weinig mogelijk impact op het milieu maken. Producten of materialen die na hun eerste gebruiksfase opnieuw gebruikt kunnen worden.
Ook hoeft circulair inkopen niet duurder te zijn. Circulaire oplossingen hebben vaak minder onderhoudskosten en zijn aan het einde van de levensfase meer waard dan niet-circulaire oplossingen.
Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen (MVOI)
Door het toepassen van MVOI wordt opdrachtgeverschap en inkoop ingezet voor de transitie naar een duurzame en sociale wereld. Bij MVOI gaat het naast de prijs namerlijk ook om de sociale effecten en de effecten op het milieu. De verschillende MVOI-thema’s zijn:
- Circulair (inclusief biobased)
- Ketenverantwoordelijkheid (Internationale Sociale Voorwaarden)
- Social return. (zie figuur 6)
De grootste bijdrage aan klimaatverandering door de gemiddelde Nederlander wordt veroorzaakt door het kopen van spullen. Vlees eten en vliegen dragen in vergelijk hiermee minder bij aan klimaatverandering. We bezitten nu zes keer meer spullen dan in 1960. Al die spullen zorgen ervoor dat we de laatste zes jaar meer grondstoffen hebben gebruikt dan in de gehele afgelopen eeuw. Zie figuur 7.
Figuur 7: Impact top 10, Babette Porcelijn
Wegwerp maatschappij; kleding en elektronische apparaten
Van alle spullen heeft kleding, naast elektrische apparaten, de grootste negatieve impact. Zo zijn we de afgelopen twintig jaar 40% meer kleding gaan kopen en zowel consumenten als producenten behandelen kleding als een wegwerpproduct. Daarnaast bieden Nederlanders slechts 45% van hun afgedankte textiel aan bij inzamelingspunten, de rest beland bij het restafval.
Inwoners maken de meeste impact op dit onderwerp als zij:
- Geen nieuwe apparaten meer kopen als dat niet echt nodig is. Consuminderen.
- Meer tweedehands elektronica zouden kopen.
- Huishoudelijke apparaten en elektrisch gereedschap zouden delen, lenen of ruilen.
- Tweedehands apparaten aanbieden op Marktplaats of aan kringloopwinkels.
- Apparaten die stuk zijn inleveren bij de milieustraat, in de winkel bij de aanschaf van een nieuw apparaat of bij supermarkten of bouwmarkten
Diverse Zeeuwse gemeenten hebben al ervaring opgedaan met circulair inkopen of maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen (MVOI). Het wordt alleen nog niet overal structureel toegepast bij alle inkoopprojecten. Naast de provincie Zeeland hebben in ieder geval de gemeenten Goes, Schouwen-Duiveland, Sluis en Veere het Manifest MVOI al ondertekend. Andere gemeenten overwegen ondertekening.
Zo werken de gemeente Schouwen-Duiveland en de provincie Zeeland bijvoorbeeld samen met het MVI platform Zeeland die instrumenten heeft ontwikkeld om de bijdrage van duurzame inkoop zichtbaar te maken onder anderen door middel van een CO2 tool.
De provincie Zeeland is bezig met het opstarten van een Zeeuws brede circulaire economie campagne voor bedrijven om bewustwording te stimuleren. Bij de ontwikkeling van de campagne worden straks ook de Zeeuwse gemeenten betrokken. Daarnaast kunnen Zeeuwse bedrijven via Impuls Zeeland gebruik maken van vouchers voor bijvoorbeeld een haalbaarheidsonderzoek of uitwerken van een circulaire bedrijfsplan en workshops Symbiosis4Growth waar bedrijven in één dagdeel nagaan wat zij kunnen delen (reststromen, warmte, apparatuur, arbeid etc) met andere bedrijven.
In 2022 zijn de houding, het gedrag en ervaren belemmeringen ten aanzien van circulariteit bij burgers onderzocht. Hieruit blijkt onder andere dat de houding van Zeeuwen ten aanzien van circulariteit veelal positief is, maar dat er grenzen zijn aan de bereidheid van mensen zich aan te passen. Door belemmeringen weg te nemen is het gedrag van mensen en de grenzen die zij ervaren wel positief te beïnvloeden .
8.3 Doelstellingen Inkoop & Consumptie
De doelstellingen voor het thema Inkoop & Consumptie voor wat betreft de subthema’s en doelgroepen hebben we weergegeven in tabel 9.
Tabel 9 : Doelstellingen voor het thema Inkoop & Consumptie per subthema en doelgroep.
De Zeeuwse gemeenten werken al samen in het kader van de Energietransitie. Om de samenwerking tussen gemeenten te professionaliseren en formaliseren werken we aan een basisorganisatie en een daaronder hangende flexibele projectenorganisatie. Voor de basisorganisatie zal een vast aantal personen worden aangenomen, waaronder de regiocoördinator en ondersteunde functies. Voor de grotere projecten stellen we per project een plan van aanpak op. Op basis hiervan wordt de benodigde capaciteit bepaald (projectleider en ondersteuning). Afstemming tussen gemeenten vindt plaats via het Zeeuwse duurzaamheidsoverleg. De regiocoördinator vertegenwoordigt de gemeenten in andere overleggen zoals de Regionale Energie Strategie of nationale en regionale klankbordgroepen. Het voorstel is weergegeven in figuur 8.
Figuur 8. Voorlopig voorstel samenwerking gemeenten (nog niet vastgesteld)
Circulaire economie zou kunnen komen te vallen als één van de projecten binnen deze flexibele projectenorganisatie en wordt aangestuurd door een projectleider. De projectleider wordt ondersteund door een kernteam bestaande uit een aantal gemeenten en de Provincie Zeeland.
De programmamanager van het programma Circulaire Economie is verantwoordelijk voor het sturen op de doelen van het beleidsplan en het Zeeuws meerjarig uitvoeringsprogramma. Voor de uitvoering van het programma zijn de duurzaamheidsmedewerkers circulaire economie van de dertien Zeeuwse gemeenten beschikbaar. De programmamanager bewaakt de uitvoering en stuurt op de inhoudelijke afstemming met de diverse beleidsplannen. Het kernteam circulaire economie komt maandelijks bijeen. Eén keer per twee maanden digitaal en één keer per twee maanden fysiek. De beleidsmedewerkers circulaire economie zijn verantwoordelijk voor de doorwerking van het beleid binnen de gemeenten. Er wordt gewerkt met een vaste agenda. Monitoring is een belangrijk onderdeel hiervan.
We communiceren zowel op Zeeuws niveau als op gemeentelijk niveau. Voor de communicatie op Zeeuws niveau stellen we binnen het jaarlijks activiteitenplan een communicatieparagraaf op. Het gaat dan om communicatie over Zeeuws brede projecten als bijvoorbeeld campagnes, etc. Communicatie op gemeentelijk niveau is de verantwoordelijkheid van de individuele gemeenten.
Om zicht te krijgen op de ontwikkeling van de transitie naar een circulaire economie en het bereiken van de gestelde ambitie voor 2030 en 2050 is monitoring en evaluatie nodig. Hiervoor zijn de doelstellingen van dit beleid Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden (SMART) geformuleerd waardoor goed bepaald kan worden of een doel gerealiseerd is. De voortgang op doelen wordt gemonitord en geëvalueerd aan de hand van de inzet van de Zeeuwse gemeenten zelf. Dit zal gebeuren aan de hand van een jaarlijkse evaluatie van de uitgevoerde acties en projecten die komen te staan in het uitvoeringsprogramma. Hierbij worden de resultaten en ervaringen in beeld gebracht en leerervaringen geïnventariseerd. Op basis van deze informatie wordt, waar nodig, de koers aangepast en invulling gegeven aan de daaropvolgende uitvoeringsagenda en beleidsnota.
Voor de monitoring of aan de ambitie van 50% minder primaire abiotische grondstoffen (mineralen, metalen en fossiel) te gebruiken in 2030 hanteren we als basisjaar 2014 omdat vanaf dat jaar het CBS geconsolideerde data heeft.
12. Planning, financiën en capaciteit
Onderzoek laat zien dat te laat en te zacht ingrijpen ten aanzien van het klimaat vijf tot zeven keer grotere schade oplevert voor de generaties na ons, in vergelijking met de financiële pijn die we nu moeten absorberen. Ook laat internationaal onderzoek zien dat veel vormen van klimaatbeleid zichzelf terugverdienen. Hoe hoger de opwarming, hoe groter de schade aan natuurlijke systemen en uiteindelijk ook aan de wereldeconomie, zo concludeert het onderzoeksteam in wetenschapsblad Science .
In dit hoofdstuk geven we in 12.1 de regionale en gemeentelijke kosten weer. In paragraaf 12.2 hebben we een inschatting gegeven van het benodigde aantal Fte (fulltime/voltijds equivalent).
In hoofdstuk 5 tot en met 8 hebben we de doelstellingen voor respectievelijk de thema’s: Bouw & gebouwde omgeving; Infrastructuur & Openbare ruimte; Afval & Grondstoffen en Inkoop & Consumptie gegeven.
In bijlage 1 hebben we op basis van de doelstellingen per thema een globaal uitvoeringsplan voor de jaren 2025 tot 2028 opgesteld met de activiteiten en de globale kosten per doelstelling en .
Hierbij hebben we onderscheid gemaakt tussen kosten voor de Zeeuwse samenwerking en de gemeentelijke kosten. De inschatting van de gemeentelijke kosten zijn gebaseerd op de grotere gemeenten. Voor de kleinere gemeenten hebben we de kosten lager gezet. De projectleider stelt ieder jaar op basis van het globale uitvoeringsplan een activiteitenplan op voor het Zeeuwse deel in samenspraak met de 13 Zeeuwse gemeenten. Hierbij zal afstemming plaats vinden met andere beleidsterreinen als bijvoorbeeld de RES, de KASZ, het OLAZ, etc.
Het overzicht van de activiteiten en kosten hebben we uitgebreid weergegeven in bijlage 1. In tabel 10 hebben we een samenvatting gemaakt per thema.
Tabel 10 : Samenvatting regionale kosten en gemeentelijke kosten per thema.
De kosten voor Zeeuwse samenwerking zijn € 300.000 per jaar. Deze kosten worden verdeeld over de deelnemende gemeenten waarvan 50% evenredig verdeeld over de 13 deelnemende gemeenten en 50% op basis van inwonertal. De gemeentelijk kosten variëren tussen de € 50.000 en € 25.000 afhankelijk van de grootte van de gemeente en de ambities. In tabel 11 hebben we een kostenoverzicht per gemeente weergegeven.
Tabel 11 : Regionale en gemeentelijke kosten per gemeente per jaar
12.3. Benodigd FTE voor uitvoering beleid circulaire economie (structurele kosten)
In tabel 12 is te zien hoeveel Fte nodig zijn om het beleid circulaire economie in 2025 en 2026 uit te kunnen voeren. In 2026 wordt bekeken hoeveel Fte er eventueel bij moet komen voor de jaren 2027 en 2028. Een Fte kan natuurlijk verdeeld worden over meerdere mensen die aan verschillende hoofdthema's van het beleid werken. Sommige gemeenten hebben al uren/fte toegekend aan circulaire economie, deze gemeenten kunnen de huidige toegekende uren/fte aftrekken van onderstaande getallen. In onderstaand overzicht is een groeiaanpak verwerkt, dat betekent dat de gemeenten de Fte gefaseerd kunnen toekennen. De uren die voor de kernteamleden nodig zijn om in 2024 te werken aan het vaststellen van beleidsplan en het uitvoeringsprogramma zijn niet inbegrepen.
Tabel 12 . Inschatting van het aantal Fte per jaar per gemeente over de jaren 2025 - 2028
BREEAM Building Research Establishment’s Environmental Assessment Method
CBS Centraal Bureau voor Statistiek
CSRD Corporate Sustainability Reporting Directive
GPR Gemeentelijke Praktijk Richtlijn
KASZ Klimaat Adaptatie Strategie Zeeland
MVOI Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen
NPCE Nationaal Programma Circulaire Economie
OZO-KEM Overleg Zeeuwse Overheden – Klimaat, Milieu en Energie
OLAZ Openbaar Lichaam Afvalstoffenverwijdering Zeeland
RES Regionale Energiestrategie
R-Ladder Circulaire verwerkingsladder
SDG’s Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties
SMART Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden
Bijlage 1: Globaal Uitvoeringsprogramma 2025-2028
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-86579.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.