Gemeenteblad van Borne
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Borne | Gemeenteblad 2025, 84971 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Borne | Gemeenteblad 2025, 84971 | beleidsregel |
Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Borne 2024
∞ Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Alle begrippen die in deze Beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (wet) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In dit besluit wordt verstaan onder:
Doelgroep loonkostensubsidie: personen als bedoeld in, artikel 7, eerste lid, onderdeel a Participatiewet of personen zoals beschreven in artikel 10d, lid 2 Participatiewet van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid dan wel daaraan gerelateerd met deeltijdarbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, dan wel het minimum-uurloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.
∞ Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen
De hoogte van de loonkostensubsidie is het verschil tussen het wettelijk minimumloon , inclusief de aanspraak op vakantietoeslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag en de loonwaarde van die persoon vermeerderd met de voor die persoon naar rato van de loonwaarde rechtens geldende vakantiebijslag.
De loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten.
Job coaching kan ingezet worden wanneer de werkgever een werknemer in dienst neemt die behoort tot de doelgroep Participatiewet en minimaal 18 jaar oud is, tenzij diegene VSO/PRO-onderwijs heeft genoten. Er moet vast staan dat deze persoon zonder deze vorm van ondersteuning niet kan deelnemen aan het arbeidsproces.
Om in aanmerking te kunnen komen voor jobcoaching moet ook aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:
Er moet sprake zijn van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van minimaal 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Jobcoaching kan ook worden toegekend gedurende de werkstage, proefplaatsing en een leer/werktraject. Er kan een uitzondering gemaakt worden voor het minimaal aantal uren van 12 mits er een intentie is tot opbouw c.q. uitbreiding.
De noodzaak van de voorziening persoonlijke ondersteuning wordt ieder half jaar her beoordeeld. Op basis van deze herbeoordeling kan de ondersteuning steeds met een halfjaar verlengd worden tot maximaal 2 jaar in totaal. Een verlenging van deze ondersteuning na 2 jaar kan uitsluitend plaatsvinden op aanvraag, tot maximaal totaal 3 jaar. Ook dan zal de noodzaak per half jaar beoordeeld worden. De mate van begeleiding wordt bepaald door de arbeidsdeskundige. Deze beoordeelt aldus de noodzaak, de duur en de omvang van de betreffende voorziening.
Ten behoeve van deze herbeoordeling stelt de jobcoach eenmaal per maximaal 6 maanden een schriftelijke rapportage op met een evaluatie van de opgestelde aandachtspunten/leerdoelen. Daarnaast geeft hij een advies over het vervolg en de inzet van de jobcoaching. (zie bijlage 2 voor format voortgangsrapportage)
Voor het bepalen van de duur en intensiteit van de in te zetten jobcoaching wordt uitgegaan van de begeleidingsregiems licht, midden of intensief (zoals omschreven in artikel 2.4 van de Beleidsregels Protocol Interne Jobcoach UWV 2019, Staatscourant 2019, nr 51100). Het totaalbedrag per regime is gemaximeerd per 1 januari 2024 en worden in lijn met de tarieven van het UWV jaarlijks geïndexeerd.
Het betreft hier maximale bedragen per half jaar op basis van een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer per week. Werkt de persoon minder dan 24 uur dan wordt het bedrag naar rato van het minder aantal uren werken vastgesteld.
Een jobcoach die de persoonlijke ondersteuning bij werk verzorgt moet voldoen aan de kwaliteitseisen opgenomen in artikel 2.4.1 van de Beleidsregels Erkennings- en intrekkingskader uitvoering persoonlijke ondersteuning UWV 2019.13) De jobcoach wordt ingezet voor werk gerelateerde doelen. Als er geen werk is (of proefplaatsing/traject) of als de inwoner langdurig ziek is zonder kans op vlot herstel kan er geen job coaching worden ingezet. De coaching vind zoveel mogelijk plaats op de werkplek van de inwoner. Als dat niet kan dan onderhoud de jobcoach nauw contact met werkgever en inwoner.
Na de herbeoordeling door de arbeidsdeskundige, in samenspraak met de jobcoach, klant en werkgever kan worden vastgesteld dat er geen behoefte meer is aan ondersteuning. Omdat er nog wel een mogelijkheid kan zijn op terugval door onvoorziene omstandigheden, kan de arbeidsdeskundige opnemen dat de inwoner nog incidenteel gebruik maakt van de jobcoach. Dit kan in de vorm van een ‘strippenkaart’ met nog vijf uren job coaching waar de inwoner in geval van calamiteit nog een beroep op kan doen. Zes maanden na toekenning van de zogenoemde strippenkaart vervallen deze uren.
Artikel 7 Interne werkbegeleiding
Het totaalbedrag per regime is gemaximeerd tot het bedrag zoals vermeld in de tabel2hieronder.
Het betreft hier maximale bedragen per half jaar op basis van een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer per week. Werkt de inwoner minder dan 24 uur dan wordt het bedrag naar rato van het minder aantal uren werken vastgesteld. De (all-in) totaalbedragen zijn gelijk aan 50% van de regimetarieven interne jobcoaching van het UWV. All-in wil zeggen inclusief administratiekosten, reiskosten, reistijd, etc. Deze vergoeding is bedoeld als compensatie voor het productieverlies van de begeleidende medewerker. De hier weergegeven bedragen gelden per 1 januari 2024. In lijn met de tarieven van het UWV worden deze bedragen periodiek geïndexeerd.
[Artikel 7 bevat een kennelijke verschrijving, hier wordt bedoeld: nummering 1 t/m 15.]
Artikel 8. Werkplekaanpassingen
Het college biedt een werkplekaanpassing aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Er is sprake van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Het toekennen van een werkplekaanpassing gedurende de proefplaatsing behoort tot de mogelijkheden op voorwaarde dat de werkgever zekerheid geeft dat na de proefplaatsing er een arbeidsovereenkomst volgt; en
Het college biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing. De kosten van de werkplekaanpassing dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de werkplekaanpassing moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere gekeken naar;
Artikel 9. Meeneembare voorzieningen
Het college kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor inwoner met een arbeidsbeperking om te kunnen werken. Meeneembare voorzieningen zijn bijzondere hulpmiddelen die een werkgever normaal gesproken niet in zijn bedrijf beschikbaar heeft. De inwoner met een arbeidsbeperking kan deze meeneembare voorzieningen ook op een andere werkplek of bij een andere werkgever gebruiken.
Het college biedt een meeneembare voorzieningen aan de inwoner als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Er is sprake van een dienstverband/arbeidsovereenkomst voor de duur van ten minste 6 maanden en voor minimaal 12 uur per week. Een meeneembare voorziening kan ook worden toegekend gedurende de proefplaatsing; en er is geen sprake van een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld via de zorgverzekeraar, UWV, Wsw, Wmo 2015 of een andere regeling; en
Het college biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing. De kosten van de meeneembare voorziening moeten proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de werkplekaanpassing moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere gekeken naar;
Artikel 10. Vergoeding reiskosten
Het college kan aan een inwoner die behoort tot de doelgroep en die vanwege het volgen van een re-integratietraject e/o inburgeringstraject een woon-werkafstand van meer dan 10 kilometer per enkele reis moet overbruggen, een reiskostenvergoeding verstrekken. Hierbij wordt uitgegaan van de goedkoopste, adequate vorm van reizen. Een vergoeding kan bestaan uit:
Artikel 11. Vervoersvoorziening
Als een inwoner door een beperking niet zelfstandig kan reizen, kan het college een vervoersvoorziening toekennen. De inwoner kan geen aanspraak maken op een voorliggende voorziening zoals bijvoorbeeld een eigen vervoersmiddel of vervoersvoorziening vanuit de Wmo 2015, UWV, Wsw, of via een zorgverzekeraar .Waar mogelijk wordt aansluiting gezocht bij de vervoersvoorziening van het SW-bedrijf of het leerlingenvervoer.
Het college biedt een vervoersvoorziening aan de inwoner als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het college biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing. De kosten van de vervoersvoorziening moeten proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de vervoersvoorziening moet opwegen tegen de opbrengsten van (deels) uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:
Artikel 13. Begeleidingskosten beschut werk
De noodzaak van de voorziening begeleidingskosten beschut werk wordt 1 x per 3 jaar her beoordeeld. Op basis van deze herbeoordeling kan inzet van de voorziening begeleidingskosten beschut werk steeds met 3 jaar worden verlengd. De noodzaak van de begeleiding wordt in combinatie met een loonwaardemeting bepaald door de arbeidsdeskundige. Dit met name om het ontwikkelperspectief te bepalen met het zicht op doorstroom.
De duur van de proefplaatsing wordt vastgesteld op basis van afstand tot de arbeidsmarkt, opleidingsniveau, uitkeringsduur, complexiteit van de functie en persoonlijke omstandigheden van de inwoner en zolang als nodig is voor de werkgever om zich een beeld te vormen van de geschiktheid van de inwoner;
∞ Hoofdstuk 4 Inkomstenvrijlating
Artikel 20 Uitsluiting inkomstenvrijlating
Geen recht op een inkomstenvrijlating en inkomstenvrijlating alleenstaande ouders bestaat als:
Artikel 22 Vrijlating vergoeding vrijwilligerswerk
Indien een uitkeringsgerechtigde (met behoud van uitkering) als vrijwilliger of voor het opdoen van werkervaring werkzaam is bij een instelling of werkgever, en daarvoor van die organisatie een vrijwilligersvergoeding ontvangt, dan wordt die vergoeding vrijgelaten van verrekening met de uitkering tot het bedrag dat overeenkomt met de bij wet vastgestelde toegestane belastingvrije vergoeding voor vrijwilligerswerk.
Artikel 23 Intrekking oude regelingen
De Beleidsregels re-integratie gemeente Borne 2020 worden ingetrokken.
Vastgesteld op 4 februari 2025
het college van burgemeester en wethouders gemeente Borne
Secretaris
Burgemeester
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van begrippen die in deze Beleidsregels voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Bij het omschrijven van de begrippen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in de Participatiewet en de Re-integratieverordening Participatiewet Gemeente Borne 2023.
In veel gevallen zal vanaf het moment dat een statushouder zich in een gemeente vestigt een beroep worden gedaan op een bijstandsuitkering. De re-integratieverplichting vanuit de Participatiewet is in dat geval van toepassing op statushouders. Daarom is in dit artikel ook het begrip ‘statushouder’ opgenomen. Voor een goed beeld van de rechtstreekse wettelijke verantwoordelijkheden voor statushouders (nieuwkomers) en oudkomers, is het onderstaande van belang.
Voor nieuwkomers die onder de NWI vallen ligt dat anders. Gemeenten zijn verplicht nieuwkomers een passend inburgeringstraject aan te bieden (o.a. op basis van de leerbaarheidstoets).
Als dat de onderwijs- of de B-1 route is, dan gaat dat alleen om ‘taalverwerving’.
Participatie maakt geen deel uit van die trajecten en is dus ook geen verplichting vanuit de NWI. Alle inzet gericht op ‘participatie’, komt dus vanuit de Participatiewet, maar moet uiteraard wel ‘passend/ondersteunend’ zijn op de wettelijke inburgeringsverplichting vanuit de NWI.
Voor de Z-route ligt dat anders. Deelnemers waarbij de Z-route passend is, volgen een traject gericht op zelfredzaamheid. In de Z-route moeten deelnemers 800 uur participatie volgen. Dat is dus een verplichting vanuit de NWI. Deze 800 uur participatie maken geen deel uit van de inkoop Z-route bij het opleidingsinstituut. Hier zit dus nadrukkelijk samenloop tussen verplichtingen vanuit de NWI en de Participatiewet. In het Persoonlijk Plan Inburgering (PIP, verplichting vanuit de NWI) moeten de afspraken worden vastgelegd hoe de nieuwkomer gaat inburgeren en hoe hij/zij gaat participeren in de samenleving. Het PIP is voor alle nieuwkomers een verplichting. In het PIP horen dus ook afspraken over participeren.
Uiteraard zijn participatieactiviteiten voor oudkomers en nieuwkomers zoveel mogelijk gericht op uitstroom naar betaald werk.
Artikel 2 Anw-ers en niet-uitkeringsgerechtigden
Anw-ers en niet-uitkeringsgerechtigden worden niet gezien als een doelgroep met prioriteit. Hierdoor biedt het college deze doelgroep een minimaal aanbod van voorzieningen aan. Bij het aanbieden van re-integratie voorzieningen voor deze doelgroep wordt een afweging gemaakt tussen de op korte termijn te verwachten baten en kosten van de in te zetten voorziening, waarbij de goedkoopste adequate voorziening het uitgangspunt is.
Het college vindt het van belang dat instroom in de uitkering van een werkzoekende afkomstig van een praktijk-, voortgezet speciaal- of entree onderwijs zo veel mogelijk voorkomen moet worden. Juist voor deze groep moet worden ingezet op zo mogelijk directe doorstroom van school naar werk. Daarom is besloten dat de voorkeurs voorzieningen als bedoeld in lid 2, sub a en b van dit artikel niet van toepassing zijn op schoolverlatende leerlingen afkomstig van het PrO, VSO of ROC-entree onderwijs.
Voor het aanvragen van een voorziening dient de anw-er of niet-uitkeringsgerechtigde gebruik te maken van de wijze die door het college is vastgesteld.
Artikel 3 Eigen bijdrage kosten voorziening
In aansluiting op het percentage dat gehanteerd wordt in het minimabeleid heeft het college besloten om de aanvrager van een voorziening (als dit een voorziening betreft zoals vermeld in artikel 2 lid 3 van deze Beleidsregels) met een inkomen hoger dan 120% van de bijstandsnorm een eigen bijdrage te laten voldoen. Het beperken van drempels zal bijdragen tot vergroting van de arbeidsparticipatie op de regionale arbeidsmarkt. Met deze reden is gekozen voor een eigen bijdrage ter hoogte van een percentage van 10% van het (gezins)inkomen voor het gedeelte waarmee het gezinsinkomen de 120% van de toepasselijke bijstandsnorm overstijgt.
Artikel 4 Arbeidsbelastingonderzoek
Een arbeidsbelasting onderzoek kan gestart worden op verzoek van de inwoner, als hij/zij zelf aangeeft beperkingen te hebben, maar ook op initiatief van het college, als er een vermoeden is van beperkingen voor arbeidsinschakeling. Een onderzoek naar de arbeidsbelasting kan bestaan uit een medisch onderzoek en een psychodiagnostisch onderzoek. Het doel van het onderzoek is om enerzijds vast te stellen of er inderdaad sprake is van beperkingen. Anderzijds wordt een advies gegeven op welke wijze arbeidsinschakeling misschien wel (in deeltijd) tot de mogelijkheden behoort.
Artikel 14 van de re-integratieverordening Participatiewet Gemeente Borne 2023 beschrijft het aanvraagproces van loonkostensubsidie. Als aanvulling op artikel 14 van deze verordening zijn de uitvoeringsregels in dit artikel opgesteld. Van de werkgever die een aanvraag om loonkostensubsidie doet, wordt verwacht dat de werkzoekende een arbeidsovereenkomst wordt aangeboden. De loonkostensubsidie wordt gebaseerd op de resultaten uit een loonwaarde meting. Dit is niet het geval als het college ten behoeve van arbeidsplaatsen gedurende de eerste zes maanden gebruik maakt van de mogelijkheid om een forfaitaire loonkostensubsidie (50% bruto WML) volgens artikel 10d, vijfde lid van de wet toe te kennen. De werkgever wordt door middel van loonkostensubsidie gecompenseerd in de ontbrekende loonwaarde van de werkzoekende. De wetgever heeft bepaald dat de maximale loonkostensubsidie niet meer mag bedragen dan 70% van het bruto wettelijk minimumloon (wet minimumloon artikel 8, lid 1 sub b), en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten.
De herbeoordelingsfrequentie van de loonwaarde wordt door middel van een loonwaardemeting afgestemd op de individuele omstandigheden van de inwoner en het perspectief op eventuele ontwikkelingsmogelijkheden. De in dit artikel genoemde loonkostensubsidie betreft een generieke regeling omdat ieder bedrijf of iedere onderneming, ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of de plaats van tewerkstelling van de inwoner, een beroep kan doen op subsidie wanneer deze onderneming een werkzoekende uit de doelgroep loonkostensubsidie uit de Gemeente Borne in dienst neemt. De algemene rechtsgrond voor het terug- en invorderen van subsidie is geregeld in artikel 4:57 Awb. Artikel 6 lid 11 van deze Beleidsregels geeft het college de bevoegdheid voor het kunnen terug- en invorderen van onverschuldigd betaalde loonkostensubsidie aan een werkgever.
Een Jobcoach begeleidt een inwoner met een structurele functionele beperking of behorende tot de doelgroep loonkostensubsidie gedurende een maximale periode bij het verrichten van zijn taken op de werkplek. Verder is van belang dat de ondersteuning noodzakelijk is in die zin, dat de inwoner zonder die ondersteuning niet zijn werkzaamheden kan verrichten. De Jobcoach begeleidt naast de inwoner ook zijn werkgever.
De voorziening persoonlijke ondersteuning (jobcoaching) heeft als doel dat een inwoner wordt begeleid naar een situatie dat hij uiteindelijk zonder begeleiding met behulp van een voorziening bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.
Aan het einde van een geslaagde jobcoaching kan de inwoner zelfstandig zijn werk uitvoeren en/of is de werkgever zelf in staat de inwoner te begeleiden op zijn werkplek. Jobcoaching heeft tot doel om de inwoner te ondersteunen bij het verrichten van de aan de inwoner opgedragen taken. De bedoeling is om mensen met beperkingen te ondersteunen bij het behouden van werk.
Doelgroep(en) waarvoor jobcoaching kan worden ingezet
Jobcoaching kan worden ingezet voor de volgende twee doelgroepen:
Behoort een inwoner tot de doelgroep, dan moet de dienstbetrekking aan de volgende voorwaarden voldoen voordat Jobcoaching kan worden ingezet:
de duur van de dienstbetrekking is minimaal 6 maanden. Als er aan de dienstbetrekking een werkstage of proefplaatsing voorafgaat kan Jobcoaching ook al worden ingezet op voorwaarde dat er de intentie is om na de werkstage of proefplaatsing een dienstbetrekking van ten minste 6 maanden aan te gaan met betreffende inwoner; en
De Jobcoach wordt ingezet vanaf de eerste dag dat het arbeidscontract ingaat. Het is uiteraard toegestaan dat de Jobcoach vooraf, ter voorbereiding van de eerste werkdag, contact heeft met de inwoner om zaken af te stemmen, eventueel een begeleidingsplan op te stellen en kennis te maken.
Aanvullend op bovenstaande is het ook mogelijk, indien van toepassing, de jobcoach in te zetten bij een werkstage of proefplaatsing. Dit wordt ook aangeraden vanuit de ervaring dat hierdoor de kans op succes en daarmee doorstroming naar regulier werk toeneemt.
Intensiteit en tarieven inzet jobcoaching
Voor meer uniformiteit is voor de inzet van de Jobcoach regionaal aangesloten bij de begeleidingsregimes licht, midden of intensief die het UWV hanteert. Het ondersteuningsregime kan bepaald worden via een loonwaarde meting (of afzonderlijke meting door een externe). Voor de jobcoachtarieven hanteren we ook de regimetarieven interne jobcoaching van het UWV. De bedragen zoals opgenomen in de tabel betreffen het maximumbedrag per regimes dat kan worden ingezet voor Jobcoaching.
De begeleidingsregimes worden toegepast ongeacht of jobcoaching aangevraagd wordt door de gemeente of door de werkgever.
Het instrument jobcoaching kan voor maximaal vier keer een half jaar toegekend worden (maximaal 2 jaar). Uitgangspunt is dat de inwoner binnen maximaal 2 jaar na indiensttreding en/of na start van de jobcoaching geacht wordt om zijn werk zelfstandig te kunnen uitvoeren. Ieder half jaar wordt geëvalueerd of jobcoaching nog langer noodzakelijk is.
Als het begeleidingsniveau “intensief” niet voldoende is dan zijn de extra kosten voor eigen rekening van de werkgever. Ook zijn de kosten van jobcoaching voor eigen rekening van de werkgever als jobcoaching na 2 jaar nodig blijft.
In specifieke gevallen (hierbij is dus sprake van maatwerk, bijvoorbeeld bij langdurige ziekte) kan de mogelijkheid geboden worden de inzet van het instrument jobcoaching met nog twee keer een half jaar (tot maximaal 3 jaar) te verlengen. Hiermee wordt aangesloten op het aanbod jobcoaching vanuit het UWV.
Jobcoaching kan ook worden ingezet bij de voorziening beschutte baan. Op basis van ervaringen zal worden bezien in hoeverre jobcoaching of interne werkbegeleiding daarbij structureel moet worden ingezet.
Artikel 7 Interne werkbegeleiding
Het college kan op basis van artikel 23 van de verordening richtlijnen vaststellen voor interne werkbegeleiding:
Onderscheid tussen jobcoaching en interne werkbegeleiding
Er bestaat onderscheid in de begeleidingsbehoefte en omstandigheden van de inwoner. Op basis hiervan kan worden gekozen voor inzet van de voorziening jobcoaching of voor interne werkbegeleiding. Het verschil tussen beide begeleidingsvormen is:
Jobcoaching is gericht op baanbehoud en zelfstandig functioneren van een kandidaat. Daarnaast kan jobcoaching gericht zijn op begeleiding van de werkgever met als doel de directe collega’s van de kandidaat en zijn directe leidinggevende zodanig te coachen, dat zij na afloop zelfstandig de begeleiding kunnen verzorgen.
Interne werkbegeleiding is gericht op begeleiding op de werkplek door een collega die getraind is in het begeleiden van de inwoners met een arbeidsbeperking. De focus ligt alleen op de werkplek en niet ook op andere leefgebieden, zoals bij jobcoaching. Deze vorm wordt ingezet als er vooral behoefte is aan constante begeleiding op de werkplek en minder aan ondersteuning op de andere leefgebieden.
Kerntaken en verantwoordelijkheden van de interne werkbegeleider zijn:
Als de inwoner die behoort tot de doelgroep Participatiewet vanwege ziekte of handicap hulpmiddelen of ondersteuning nodig heeft op de werkplek dan kan de inwoner voor de aanschaf daarvan aanspraak op de voorziening werkplekaanpassing. Hierbij is het van belang dat de aanpassing of hulpmiddel noodzakelijk is in die zin, dat de inwoner zonder die aanpassing of hulpmiddel in redelijkheid niet zijn werkzaamheden kan verrichten.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van voorzieningen voor mensen met een arbeidsbeperking. Het gaat hierbij om hulpmiddelen die niet standaard beschikbaar zijn binnen een bedrijf (de zogenoemde meeneembare voorzieningen), bijvoorbeeld orthopedische werkschoenen, specifieke bureau- en werkstoelen, of brailleapparatuur.
In dit artikel zijn de voorwaarden gesteld die verband houden met de aanspraak op de voorzieningen gericht op aanpassing van de werkplek. Deze (niet-meeneembare) voorzieningen zullen normaal gesproken door de werkgever worden aangevraagd, dan wel bij plaatsing van de werkzoekende worden ingezet.
Artikel 9 Meeneembare voorzieningen
Vanaf 1 januari 2024 voert UWV werkvoorzieningen uit voor inwoners met een visuele beperking die onder de Participatiewet vallen en die gaan werken of al aan het werk zijn.
Artikel 10 Vervoersvoorziening
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
De vergoeding voor reiskosten is bedoeld voor alle inwoners uit de doelgroep PW die een opleiding dan wel traject volgen. Omdat met dit artikel ook wordt aangesloten op de nieuwe Wet Inburgering 2021 is hieronder specifiek ingegaan op de voorziening voor deze doelgroep.
De Gemeente Borne heeft een taakstelling met betrekking tot het bieden van huisvesting aan statushouders. Statushouders moeten inburgeren: Nederlands leren spreken en leren hoe de Nederlandse samenleving in elkaar zit.
Statushouders zijn verplicht een inburgeringstraject te volgen. Mede op basis van een leerbaarheidstoets wordt het meest geschikte traject bepaald (onderwijsroute, B-1 route of Z-route). De onderwijsroute is voor statushouders die daarna aansluitend een regulier vervolgonderwijstraject kunnen volgen (met studiefinanciering). De B-1 route is gericht op taalverwerving op B-1 niveau en wordt met officieel examens afgesloten. De Z-route is voor statushouders die onvoldoende leerbaar zijn voor B-1 niveau. Deze route is gericht op zelfredzaamheid en participatie in de maatschappij en wordt niet met een examen afgesloten. Alleen deelnemers aan de Z-route zijn vanuit de NWI verplicht 800 uur ‘participatie-activiteiten’ te realiseren. Deze verplichting geldt niet voor deelnemers aan de onderwijs- en B-1 route. Participatie-activiteiten vanuit de P-wet voor deze deelnemers zijn bij voorkeur ondersteunend aan hun inburgeringstraject.
Statushouders die onder de NWI vallen, krijgen van ‘gemeentewege’ een inburgeringstraject aangeboden. De inburgeringskosten komen dus niet voor eigen rekening van statushouders. Reiskosten maken geen deel uit van de inkoop van de inburgeringstrajecten.
Normaal gesproken wordt iedere inwoner geacht eventuele reiskosten zelf te bekostigen uit middelen voor levensonderhoud. Reiskosten worden zogezegd gezien als algemene kosten en niet als bijzondere kosten. Bij een reisafstand van vijf kilometer wordt inwoner geacht deze afstand per voet te kunnen afleggen en komt hij of zij niet in aanmerking voor een reiskostenvergoeding.
Het college kan aan inwoners die behoren tot de doelgroep Participatiewet die niet kunnen fietsen fietslessen aanbieden.
De vergoeding van reiskosten wordt gebaseerd op de goedkoopste (maandelijkse) wijze van reizen. Hierbij gaat het college ervan uit dat de afstand tussen het woonadres naar het dichtstbijzijnde station en het dichtstbijzijnde station bij het adres van de bestemming als dit niet meer dan 10 kilometer bedraagt, lopend of per fiets kan worden afgelegd
Wanneer er een vervoersvoorziening door de gemeente ingezet is vanwege medisch noodzakelijk vervoer declareert de betreffende ingezette vervoerder rechtstreeks aan de gemeente.
Artikel 12 Beschutte baan en wachtlijstbeheer
Het werkproces voor plaatsing in een beschutte baan, is afhankelijk van wie het initiatief neemt en de doelgroep waaruit de kandidaat afkomstig is. Regionaal is een werkwijze ontwikkeld waarin beide processen in elkaar schuiven:
Voor de kosten van een beschutte baan waarbij rekening wordt gehouden met de loonwaarde van de inwoner kan de werkgever een beroep doen op de volgende re-integratie voorzieningen:
Loonkostensubsidie; de bijdrage bedraagt maximaal 70% (percentage wordt afgestemd op de loonwaarde van de inwoner) van het totale bedrag van het wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten volgens artikel 6 lid 5 van dit uitvoeringsbesluit.
Indien een beschutte baan is georganiseerd en er nog geen loonwaarde is bepaald, bedraagt de bijdrage aan de werkgever maximaal het totaalbedrag van loonkostensubsidie en begeleidingskosten als hierboven vermeld. Dit geldt zowel voor profit als non profit organisaties.
Artikel 13 Begeleidingskosten beschut werk
Tot de doelgroep beschut werk behoren mensen met arbeidsvermogen die (nog) niet in een reguliere baan kunnen werken, ook niet met extra begeleiding en ondersteuning. Zij hebben uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Het gaat om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanig hoge mate van (structurele) begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig hebben, dat niet van een werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt, ook niet met extra voorzieningen van gemeente of UWV. Dit laat onverlet dat er wel werkgevers zijn die mensen in beschut werk aannemen.
Daarnaast wordt in de praktijk ervaren dat inzet voor jobcoaching volgens artikel 6 van deze Beleidsregelss niet aansluit als ondersteunende voorziening bij een beschutte baan volgens artikel 13 van dit uitvoeringsbesluit. Jobcoaching wordt ingezet als tijdelijke voorziening terwijl de beschut werk inwoner meer gebaat is bij inzet van een langdurige voorziening. Daarom wordt voorgesteld werkgevers die een beschut werk inwoner in dienst nemen te compenseren voor de hiervoor vermelde kosten.
De kosten voor begeleiding en werkplekaanpassing worden uit het vroegere Participatiebudget (dat nu is opgenomen in de integratie-uitkering sociaal domein) betaald. Voor 2024 is door het kabinet hiervoor gerekend met een gemiddeld bedrag van € 11.300,- inclusief btw per inwoner per plek per jaar. Volgens lid 7 van dit artikel bedraagt de maximale vergoeding bij een arbeidsduur van 31 uur per week het bedrag waarmee door het Rijk is gerekend. Volgens lid 8 van dit artikel wordt de bijdrage naar evenredigheid verminderd, als de overeengekomen arbeidsduur korter is dan 31 uur per week.
Werkgevers die een beroep doen op de maximale bijdrage begeleidingskosten beschut werk moeten er rekening mee houden dat deze vermelde maximale bijdrage bedoeld is voor compensatie van alle te maken kosten. Dit geldt dus ook voor de voorziening werkplekaanpassing volgens artikel 8 van dit uitvoeringsbesluit.
Artikel 15 Inkomstenvrijlating
De inkomstenvrijlating heeft als doel uitkeringsgerechtigden te stimuleren om parttime werk te aanvaarden. Met deze vrijlating zullen zij ook daadwerkelijk een financieel voordeel hebben van het feit dat ze werken, en dus minder uitkering nodig hebben.
De wet kent de volgende vrijlatingen van arbeidsinkomsten, met een maximum maandbedrag:
Per 1 januari 2023 is hier een nieuwe vrijlatingsregeling aan toegevoegd. Dit betreft de vrijlating voor de doelgroep loonkostensubsidie. De nieuwe vrijlatingsregeling in artikel 31, tweede lid, onder z (en voor een vervolg artikel 31, tweede lid, onder aa Participatiewet).
De mogelijkheden voor het toepassen van de vrijlatingen, zoals beschreven in artikel 31 van de wet, willen we maximaal benutten. Dat wil zeggen, dat alle mogelijke vrijlatingen ook beschikbaar zijn, en dat deze tot de maximale hoogte en duur worden verstrekt.
Alleenstaande ouders kunnen in eerste instantie gebruik maken van de “gewone” inkomstenvrijlating. Wanneer deze periode is benut, dan kan de alleenstaande ouder gebruik maken van een vervolg, als het ware een verlenging, voor de duur van maximaal 30 maanden.
Als er ook recht blijkt te zijn op de vrijlatingsregeling voor de doelgroep loonkostensubsidie en eventueel verlengde vrijlatingsregeling daarvan, dan zijn deze regelingen voorgaand op de tijdelijke vrijlatingsregeling alleenstaande ouder.
Ook voor de uitkeringsgerechtigde en/of jongere met een medische urenbeperking is de vrijlating beschikbaar. Het moet echter wel vast kunnen worden gesteld dat de inwoner een medische beperking heeft. De vaststelling hiervan wordt door het UWV uitgevoerd.
Een inkomstenvrijlating kan eventueel met terugwerkende kracht worden toegekend. De Participatiewet verbiedt dat niet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-84971.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.