Besluit cameratoezicht stationsgebied Weesp

De burgemeester van Amsterdam

 

Overwegende:

 

dat de burgemeester van Amsterdam op grond van artikel 2.24 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), juncto artikel 151c Gemeentewet, de bevoegdheid heeft om te kunnen besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als dat naar haar oordeel noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde;

 

Proportionaliteit

De camera’s in Weesp beslaan een deel van het stationsgebied en staan gericht op de voorzijde van het station en het stationsplein. De overlast en incidenten doen zich ook voor aan de achterzijde van het station. In het gebied hebben zich het afgelopen jaar enkele geweldsincidenten voorgedaan. Het cameratoezicht draagt bij aan het veiligheidsgevoel onder bewoners en reizigers in de omgeving van station Weesp. Ook speelt het een belangrijke rol in het ontmoedigen van crimineel gedrag. Cameratoezicht blijft essentieel.

 

Subsidiariteit

In dit gebied is in de periode vanaf 2018 tot heden een reeks maatregelen ter handhaving van de openbare orde genomen, waaronder:

  • surveillance door politie en handhaving;

  • In kaart brengen van de overlastgevers door de politie en uitvoering van acties om overlastveroorzakers aan te pakken;

  • herinrichten en kwaliteitsimpuls van het stationsplein;

  • informeren van buurtbewoners voor het melden van overlast.

Belangenafweging

Het aantal incidenten blijft ondanks de bovengenoemde maatregelen bestaan. Het inzetten van cameratoezicht is in aanvulling op de bestaande maatregelen noodzakelijk ter handhaving van de openbare orde, het verhogen van het veiligheidsgevoel van de bewoners en ter voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in dit gebied.

 

De burgemeester heeft het belang van een effectieve handhaving van de openbare orde enerzijds en de daarmee gepaard gaande mogelijke inperking van het recht op privacy anderzijds tegen elkaar afgewogen. In die afweging moet aan het algemene belang om de verstoring van de openbare orde te herstellen meer gewicht worden toegekend dan aan het belang om geen inmenging te dulden in de privacy.

 

De burgemeester volgt de (verstoringen van de) openbare orde op bovengenoemde locatie

permanent en het besluit tot het instellen van cameratoezicht zal worden ingetrokken indien het cameratoezicht niet meer noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde.

 

Besluit

Gelet op artikel 151c Gemeentewet juncto artikel 2.24 APV;

 

Brengt ter algemene kennis dat zij op 30 december 2024 heeft besloten:

  • 1.

    Het cameraproject dat een looptijd heeft tot en met 31 december 2024, te verlengen tot en met 31 december 2025. De begrenzing van het gebied waar de camera’s worden ingezet is aangegeven in bijgevoegde plattegrond;

  • 2.

    Te bepalen dat dit besluit geldt voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025;

  • 3.

    Te bepalen dat dit besluit wordt bekend gemaakt in het Gemeenteblad en in werking treedt op 1 januari 2025.

Femke Halsema

Burgemeester van Amsterdam

Op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht kan binnen zes weken na publicatie van dit besluit een bezwaarschrift worden ingediend bij de Burgemeester. Het indienen van een bezwaarschrift schorst de werking van dit besluit niet. U kunt een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (schorsing) indienen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam, Sector Bestuursrecht, Postbus 75850, 1070 AW Amsterdam.

Naar boven