Gemeenteblad van Deventer
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Deventer | Gemeenteblad 2025, 81073 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Deventer | Gemeenteblad 2025, 81073 | beleidsregel |
Beleidsregels erfmolens gemeente Deventer 2025
Burgemeester en wethouders van Deventer,
Overwegende dat de gemeenteraad van Deventer op 19 april 2023 de motie ‘Duurzame windenergie in het buitengebied’ heeft aangenomen,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet,
Gelet op de Omgevingswet en daarop gebaseerde regelgeving, waaronder het Besluit kwaliteit leefomgeving en de Omgevingsverordening Overijssel,
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Bouwperceel: Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van het omgevingsplan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
Buitengebied: Het gebied waar er geen sprake (meer) is van aaneengesloten bebouwing.
Buitenplanse omgevingsplanactiviteit:
Erfmolen: Kleine windturbine op het erf van een (agrarisch) bedrijf waarmee energie wordt opgewekt voor in hoofdzaak eigen gebruik.
Tiphoogte: De afstand vanaf peil tot de punt van een molenblad dat verticaal omhoog staat.
Artikel 2 Vergunningverlening erfmolens
Een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, bestaande uit het oprichten en gebruiken van een erfmolen in het buitengebied, wordt verleend als wordt voldaan aan artikelen 3 tot en met 9.
Artikel 3 Locatie, aantal en afmetingen
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een erfmolen op een afstand van ten hoogste 25 meter buiten het bouwperceel worden geplaatst, als plaatsing binnen het bouwperceel niet mogelijk of ongewenst is gelet op de gevolgen voor het landschap of omliggende functies, en mits onderbouwd is dat plaatsing buiten het bouwperceel leidt tot een evident betere ruimtelijke situering.
Artikel 4 Relatie met energiebehoefte, netcongestie
Het in werking hebben van de erfmolen heeft geen onevenredig nadelige gevolgen voor de belasting van het laag- en middenspanningsnet. Ter onderbouwing van dit onderdeel voert initiatiefnemer overleg met de netbeheerder en legt hij een verslag daarvan over aan het bevoegd gezag. Indien het overleg niet tijdig plaats kan vinden, staat dit het nemen van het besluit niet in de weg. Het voldoen aan de eerste volzin moet dan op een andere manier onderbouwd worden.
Artikel 5 Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden
Onverminderd het eerste lid leidt een erfmolen met een tiphoogte van meer dan 25 m niet tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit zoals die op basis van de uitspraken die de Catalogus Gebiedskenmerken (behorende bij de Omgevingsverordening Overijssel) voor dat gebied doet, moet worden behouden en versterkt.
Artikel 6 Woongenot en gebruiksmogelijkheden omliggende gronden
De erfmolen voldoet, voor zover van toepassing, aan de regels die op grond van artikel 22.2, eerste lid, van de Omgevingswet, deel uitmaken van het tijdelijk deel van het omgevingsplan (Bruidsschat), dan wel de regels die ter vervanging daarvan in het permanente deel van het omgevingsplan worden of zijn opgenomen.
Er wordt rekening gehouden met (beperkingengebieden van) hoogspanningsverbindingen, gasleidingen, waterstaatswerken, wegen etc. en de beheerders van die objecten wordt om advies gevraagd. Indien het advies niet tijdig volgt, staat dit het nemen van het besluit niet in de weg.
Artikel 8 Hogere wet- en regelgeving
Er wordt voldaan aan hogere wet- en regelgeving, waaronder in ieder geval de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving uit de Omgevingsverordening Overijssel 2024.
Artikel 9 Schadevergoedingsovereenkomst
Initiatiefnemer sluit met de gemeente een overeenkomst omtrent het vergoeden van door de gemeente aan derden te verstrekken vergoeding van schade als gevolg van de omgevingsvergunning bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels. Uitgangspunt van deze overeenkomst is dat de vergoeding van de hiervoor bedoelde schade voor rekening van initiatiefnemer komt.
Aldus besloten in de vergadering van 11 februari 2025
Burgemeester en wethouders van Deventer,
de secretaris,
J.P. Wassens
de burgemeester,
R.C. König
Op 19 april 2023 heeft de gemeenteraad van Deventer de motie ‘Duurzame windenergie in het buitengebied’ aangenomen. In deze motie wordt het college opgedragen om te komen met een beleidsvoorstel voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor windturbines op erven in het buitengebied, tot een maximale tiphoogte van 50 m. Bij het voorstel dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met netcongestie, participatie, adequate landschappelijke inpassing, flora en fauna en de hoogte van de leges.
Ter voldoening aan deze motie zijn de Beleidsregels erfmolens gemeente Deventer 2025 opgesteld. Zoals opgedragen voorzien de beleidsregels in voorwaarden waaronder erfmolens met een tiphoogte van maximaal 50 m worden toegestaan, waarbij de aspecten netcongestie, participatie, adequate landschappelijke inpassing en flora en fauna nadrukkelijk zijn betrokken.
De hoogte van de leges komen in de beleidsregels niet aan bod. De hoogte van de leges is vastgelegd in de Legesverordening.
Deze beleidsregels worden vastgesteld op grond van artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Bij de onderbouwing van omgevingsvergunningen voor erfmolens die aan deze beleidsregels voldoen, kan naar de beleidsregels worden verwezen.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat in geval van bijzondere omstandigheden van de beleidsregels afgeweken kan worden. Ook als het een omstandigheid betreft die is verwerkt in de beleidsregels. Dit volgt uit jurisprudentie over beleidsregels (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2016:2840).
Buitenplanse omgevingsplanactiviteit
Deze beleidsregels zijn opgesteld als toetsingskader voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor het oprichten en in gebruik nemen van een erfmolen als buitenplanse omgevingsplanactiviteit (artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet). Met dit toetsingskader wordt het criterium van ‘een evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ voor erfmolens in het buitengebied ingevuld.
De beleidsregels zijn nadrukkelijk niet van toepassing op andere activiteiten, zoals de (technische) bouwactiviteit of de milieubelastende activiteit (artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de Omgevingswet). Deze activiteiten hebben hun eigen toetsingskaders.
Bij het opstellen van de beleidsregels is uitgegaan van de ruimte die de provinciale Omgevingsverordening Overijssel biedt. Daarbij is uitgegaan van de Omgevingsverordening zoals die op 9 oktober 2024 door Provinciale Staten van Overijssel gewijzigd is.
De Omgevingsverordening Overijssel laat in principe erfmolens tot een tiphoogte van 25 m toe. Hogere erfmolens zijn niet uitgesloten, maar mogen de gebiedskenmerken uit de provinciale Catalogus gebiedskenmerken niet aantasten.
Ook laat de Omgevingsverordening erfmolens alleen toe op de erven van (agrarische) bedrijven. Daarom voorzien de beleidsregels er bijvoorbeeld niet in dat erfmolens op erven van woningen mogelijk worden gemaakt. De erfmolen moet daarbij binnen het bouwperceel worden gesitueerd. In afwijking daarvan kan een erfmolen maximaal 25 m buiten het bouwperceel worden gesitueerd, als plaatsing binnen het bouwperceel niet mogelijk of ongewenst is gelet op de gevolgen voor het landschap of omliggende functies, en mits onderbouwd is dat plaatsing buiten het bouwperceel leidt tot een evident betere ruimtelijke situering.
In het Omgevingsplan gemeente Deventer is een mogelijkheid opgenomen om medewerking te verlenen aan erfmolens met een maximale tiphoogte van 25 m. Hieraan zijn voorwaarden verbonden. Dergelijke erfmolens kunnen op basis van die voorwaarden vergund worden. Dit is tot op heden echter nog niet aan de orde geweest.
Enkele begrippen uit de beleidsregels worden hier omschreven. Hieronder worden deze nader toegelicht.
Het begrip bouwperceel is in het kader van deze beleidsregels een kwalitatieve aanduiding. Het gaat om grond waar volgens het omgevingsplan bebouwing is toegestaan. Het omgevingsplan kan daarvoor figuren als het bouwvlak gebruiken, maar bebouwing kan ook op andere manieren worden toegestaan. Om deze reden is hier het begrip ‘bouwperceel’ en niet het begrip ‘bouwvlak’ gebruikt.
De omschrijving die hier is gegeven aan het begrip bouwperceel is afkomstig uit de (voormalige) Chw-bestemmingsplannen voor het bebouwde gebied. Het (voormalige) bestemmingsplan Buitengebied Deventer kent het begrip bouwperceel niet.
Deze omschrijving van het begrip buitengebied is ontleend aan de jurisprudentie daarover. Of een locatie in het buitengebied is gelegen, moet van geval tot geval beoordeeld worden, op basis van de in de jurisprudentie ontwikkelde maatstaven.
De locatie van de verkeersborden ‘bebouwde kom’ zijn daarbij niet bepalend. Ook zijn niet bepalend de bebouwingscontouren (voor bijvoorbeeld houtkap) die op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving in het omgevingsplan moeten worden opgenomen.
Ten slotte is ook de situering van een locatie binnen of buiten het (voormalige) bestemmingsplan “Buitengebied” niet bepalend.
Dit begrip is afkomstig uit de (gewijzigde) Omgevingsverordening Overijssel. Om verwarring te voorkomen is dit begrip rechtstreeks overgenomen in plaats van het hanteren van een ander begrip. In het begrip ligt besloten dat een erfmolen alleen is toegestaan bij een (agrarisch) bedrijf (en dus niet bij een woning of andere niet-bedrijfsfunctie) en bedoeld is om hoofdzakelijk energie voor eigen gebruik op te wekken. Deze beperkingen komen verderop in deze beleidsregels nog terug.
Het onderdeel ‘klein’ dient om onderscheid te maken met de grote commerciële windturbines, gericht op het grootschalig opwekken van windenergie voor extern verbruik. Het onderdeel heeft verder geen zelfstandige betekenis, in die zin dat het beperkingen stelt aan de omvang van de erfmolen. Daarvoor wordt in deze beleidsregels een maximale hoogte gegeven.
Artikel 2, Vergunningverlening erfmolens
Dit artikel vormt de kern van deze beleidsregels. Een omgevingsvergunning voor een erfmolen wordt verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikelen 3 tot en met 9 van deze beleidsregels.
Het artikel maakt duidelijk dat het hier gaat om het verlenen van omgevingsvergunningen voor de zogenaamde “buitenplanse omgevingsplanactiviteit” (BOPA) op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet. Het begrip ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’ is in artikel 1 omschreven.
Het begrip ‘erfmolen’ is ook in artikel 1 van een definitie voorzien. In de toelichting op artikel 1 is daar nader op ingegaan. In de definitie liggen twee beperkingen besloten: de situering bij een (agrarisch) bedrijf en het opwekken van energie voor het eigen gebruik van dat bedrijf.
Artikel 3, Locatie, aantal en afmetingen
Uitgangspunt is dat het gaat om erfmolens bij (agrarische) bedrijven. Erfmolens bij woningen zijn in de Omgevingsverordening Overijssel niet toegestaan.
De situering binnen het bouwperceel is een voorwaarde die eveneens afkomstig is uit de gewijzigde Omgevingsverordening Overijssel. In het buitengebied van gemeente Deventer wordt het bouwperceel doorgaans concreet gemaakt met een bouwvlak.
Eveneens afkomstig uit de gewijzigde Omgevingsverordening is de mogelijkheid om, onder voorwaarden, een erfmolen op een afstand van maximaal 25 m buiten het bouwperceel te situeren. Dit kan als plaatsing binnen het bouwperceel niet mogelijk of ongewenst is gelet op de gevolgen voor het landschap of omliggende functies, en mits onderbouwd is dat plaatsing buiten het bouwperceel leidt tot een evident betere ruimtelijke situering.
De tiphoogte is de afstand vanaf peil tot de punt van een molenblad dat verticaal omhoog staat. De hier gegeven maximale tiphoogte vloeit voort uit de motie ‘Duurzame windenergie in het buitengebied’ die de gemeenteraad van Deventer op 19 april 2023 heeft aangenomen. De hoogte is gebaseerd op het gegeven dat Deventer een windluw gebied is, waar erfmolens met een tiphoogte van 25 m onvoldoende energie opwekken om rendabel te zijn.
Een erfmolen met een tiphoogte van 50 m heeft een behoorlijke impact op zijn omgeving en op het landschap. Daarom is per bouwperceel maximaal één erfmolen toegestaan.
Artikel 4, Relatie met energiebehoefte, netcongestie
Deze voorwaarde vloeit voort uit de mogelijkheden die de provincie voor erfmolens biedt in de Omgevingsverordening Overijssel. De erfmolen wekt energie op voor eigen gebruik. Dit sluit overigens niet uit dat energie wordt terug geleverd op momenten dat er meer energie wordt opgewekt dan er verbruikt wordt.
Windturbines hebben net als zonnevelden een bepaalde impact op het landschap. Waar bij zonnepanelen nog geschoven kan worden in aantal, opstelling en situering, is het met een enkele windturbine praktisch gezien niet mogelijk om deze aan te passen om de impact op het landschap te verminderen.
De enige denkbare aanpassing is het verlagen van de windturbine. Dit gaat echter gepaard met een exponentiële afname van energie-opwek. Dit is niet wenselijk en doet het idee van een erfmolen en deze beleidsregels teniet.
Dit maakt dat een erfmolen niet in omvang aangepast kan worden als blijkt dat bij een tiphoogte van 50 m onevenredig meer energie opgewekt zou worden dan de woning of het bedrijf nodig heeft.
Dit heeft tot gevolg dat de hier gestelde voorwaarde een binair karakter heeft; de toetsing eraan leidt ertoe dat wel of niet aan de windturbine wordt meegewerkt.
Er hoeft bij het bepalen van de energiebehoefte niet alleen naar de bestaande energiebehoefte te worden gekeken. Als initiatiefnemer kan onderbouwen dat er in de voorzienbare toekomst een grotere energiebehoefte zal zijn, dan kan dit bij de toetsing op grond van het eerste lid worden betrokken.
Vanwege netcongestie geldt voor heel provincie Overijssel momenteel code oranje. Dat wil zeggen dat de netbeheerders een wachtlijst hanteren voor grootverbruikersaansluitingen. Een erfmolen bij een bestaand (agrarisch) bedrijf lift waarschijnlijk mee op de bestaande aansluiting van het bedrijf. Ondanks dat de pieken in de energieproductie van een erfmolen niet per se samenvallen met die van zonnepanelen, draagt een erfmolen niet zonder meer bij aan een oplossing van het probleem van netcongestie. Ook omdat een erfmolen impact heeft op het landschap, is het beter om af te zien van de erfmolen als deze het probleem van netcongestie verergert (doordat er energie terug geleverd moet worden). Om dit te voorkomen kan ervoor gekozen worden om de opbrengst beter af te stemmen op de energiebehoefte, of door overtollige energie op te slaan in een batterij. Afstemming tussen initiatiefnemer en de netbeheerder kan bijdragen aan het voldoen aan deze eis. Mocht deze afstemming uitblijven, ondanks redelijke inspanningen van de initiatiefnemer, dan staat dit het nemen van het besluit niet in de weg. Het voldoen aan de gestelde eis moet dan op een andere manier onderbouwd worden.
Artikel 5, Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden
Uit de ingediende documenten bij de vergunningsaanvraag moet blijken dat aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast. Het aspect natuurwaarden zal hoogstwaarschijnlijk moeten worden onderbouwd met een natuurtoets.
De voorwaarde in het eerste lid luidt nadrukkelijk dat de genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast. Enige aantasting is met een erfmolen van maximaal 50 m hoog waarschijnlijk niet te voorkomen. Dit laat overigens onverlet dat het kan zijn dat uit de Omgevingswet volgt dat vanwege de bescherming van gebieden en soorten het alsnog niet mogelijk is om een erfmolen op te richten (zie ook artikel 8).
Dit lid bevat een specifieke eis ten aanzien van de bescherming van natuurwaarden en is aanvullend op de algemene eis in het eerste lid. Uit de eis in het tweede lid volgt dat een erfmolen zo moet worden geplaatst, dat deze geen negatieve effecten heeft op vogels en vleermuizen. Zo nodig worden mitigerende maatregelen getroffen.
Zowel de niet onevenredige aantasting van natuurwaarden (eerste lid) als de gunstige plaatsing in verband met vogels en vleermuizen (tweede lid) moet worden onderbouwd met een ecologisch rapport. Dit rapport moet bij de aanvraag omgevingsvergunning worden ingediend.
Dit lid is alleen van toepassing op erfmolens hoger dan 25 m. De hier genoemde voorwaarde vloeit voort uit de Omgevingsverordening Overijssel.
Een windturbine met een tiphoogte van 50 m heeft een behoorlijke impact op zijn omgeving en op het landschap. Deze impact kan nooit helemaal worden weggenomen. Op kortere afstand kan de impact van de turbine, m.n. de mast, worden verzacht door landschappelijke inpassing. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan groene aanplant rondom de mast, maar ook de kleurstelling van de mast zelf kan een aspect van landschappelijke inpassing zijn. Daarnaast is het denkbaar om vanaf bepaalde punten, zoals een woning, het uitzicht op de erfmolen weg te nemen of te verminderen door strategisch beplanting aan te brengen. De landschappelijke inpassing wordt vastgelegd in een inrichtingsplan. De uitvoering en instandhouding daarvan wordt als voorwaarde bij de omgevingsvergunning opgenomen.
Artikel 6, Woongenot en gebruiksmogelijkheden omliggende gronden
De windturbine mag niet leiden tot onevenredige aantasting van het woongenot op, en de gebruiksmogelijkheden van, omliggende gronden. ‘Omliggende gronden’ moet in dit verband niet te nauw worden gelezen.
Het gaat hierbij in ieder geval om onevenredige aantasting vanwege geluid, slagschaduw en veiligheid. Net als bij landschappelijke waarden is hier de voorwaarde dat er geen sprake mag zijn van onevenredige aantasting van de genoemde waarden. Enige aantasting zal immers niet te voorkomen zijn.
Een aantasting van het uitzicht zal evenmin te voorkomen zijn. Het is afhankelijk van de afstand en andere aspecten van het geval, of deze aantasting onevenredig is. Een onbelemmerd uitzicht kan in ieder geval niet gegarandeerd worden; er bestaat geen recht op onveranderd of onbelemmerd uitzicht.
Het is mogelijk een omgevingsvergunning te weigeren vanwege onevenredige aantasting van de genoemde waarden. Het is ook mogelijk om aan de omgevingsvergunningen voorwaarden te verbinden om onevenredige hinder weg te nemen. Te denken valt aan een voorwaarde dat de windturbine stilgezet wordt op momenten waarop de slagschaduw op omliggende woningen valt.
In aanvulling op het algemene criterium in het eerste lid worden in het tweede lid de regels uit de zogenaamde Bruidsschat van toepassing verklaard (voor zover relevant voor erfmolens). Dit zijn regels die tot voor kort door het Rijk gesteld waren, maar die nu in het (tijdelijk deel van het) gemeentelijke omgevingsplan staan. Voor windturbines zijn met name paragrafen 22.3.4.1, 22.3.4.3 en 22.3.18 van de Bruidsschat van belang. Deze bepalingen in de Bruidsschat zijn overigens opgenomen ter voldoening aan instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (zie ook artikel 8).
Hoewel het mogelijk is om met een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit ook af te wijken van de Bruidsschatregels, is dat niet het uitgangspunt van deze beleidsregels.
Artikel 7, Beperkingengebieden
Het rekening houden met (beperkingengebieden van) hoogspanningsverbindingen, gasleidingen, waterstaatswerken, wegen etc. is een algemeen uitgangspunt bij een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, en geldt ook voor andere ontwikkelingen dan erfmolens. Voor de volledigheid wordt het hier toch vermeld.
Toetsing aan deze voorwaarde kan ertoe leiden dat een plan voor een erfmolen moet worden aangepast of in zijn geheel geen doorgang kan vinden.
Om de betrokken belangen en eventuele belemmeringen zo goed mogelijk in beeld te krijgen, moet advies gevraagd worden aan de betreffende beheerder. Het daadwerkelijk ontvangen van het advies (of dit nu positief of negatief is) is geen vereiste voor het verlenen van de vergunning. Mocht het advies niet tijdig uitgebracht worden, dan hoeft het nemen van het besluit op de vergunning daar niet op te wachten.
Als het advies wel tijdig wordt uitgebracht, wordt dit betrokken bij de beoordeling van de aanvraag. Een dergelijk advies van een beheerder is zwaarwegend maar niet doorslaggevend. Het bevoegd gezag heeft zijn eigen verantwoordelijkheid om een aanvraag te beoordelen en kan daarbij (gemotiveerd) van een advies van een beheerder afwijken.
Artikel 8, Hogere wet- en regelgeving
Het is eigenlijk overbodig om deze voorwaarde te stellen, omdat zonder deze voorwaarde hogere wet- en regelgeving alsnog van toepassing zijn. De voorwaarde is vooral opgenomen voor de duidelijkheid, zodat voor de initiatiefnemer kenbaar kan zijn dat het gemeentelijke beleid niet het enige bepalende kader is.
Als voorbeelden van beperkingen uit hogere wet- en regelgeving kan gedacht worden aan:
Er is van afgezien om een expliciete verwijzing op te nemen naar toepasselijke milieuregels op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving. Deze regels zijn rechtstreeks van toepassing op het hebben en exploiteren van windturbines en vormen daarmee geen toetsingskader voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor het realiseren (technische en planologische bouwactiviteit) van winturbines. Deze regels verschillen in dit opzicht van de regels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving, die expliciet in omgevingsplannen of omgevingsvergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten verwerkt moeten worden.
Artikel 9, Schadevergoedingsovereenkomst
Het is zeer goed mogelijk dat het toestaan van een erfmolen van 50 m hoog nadeel oplevert voor omwonenden, bijvoorbeeld vanwege de aantasting van het uitzicht. De hoofdregel is dat de gemeente diegene dan op verzoek diens schade vergoedt. Dit is geregeld in artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 15.1 van de Omgevingswet.
In een schadevergoedingsovereenkomst kan de gemeente met de initiatiefnemer van de erfmolen afspreken dat niet de gemeente, maar de initiatiefnemer de vergoeding van de schade voor zijn rekening neemt.
Het sluiten van een schadevergoedingsovereenkomst wordt hierbij als voorwaarde gesteld voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Hiermee wordt voorkomen dat de omgevingsvergunning voor de erfmolen voor de gemeente financieel onuitvoerbaar wordt.
Het risico op schadevergoeding komt volledig bij de initiatiefnemer te liggen. De initiatiefnemer kan zich op voorhand een beeld verschaffen van het risico op, en de hoogte van, schade door een schaderisicoanalyse. Op basis daarvan kan hij voor zichzelf beoordelen of hij wil opdraaien voor de mogelijke schade. Wil hij dat niet, dan kan hij afzien van zijn plan.
Dit artikel vermeldt onder welke naam naar deze beleidsregels verwezen kan worden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-81073.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.