Artikel I
De Algemene plaatselijke verordening Capelle aan den IJssel 2018 wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 2:14 komt als volgt te luiden:
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
- 1.
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt is verplicht deze:
- a.
te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken; en
- b.
terstond te verwijderen of te doen verwijderen uit de omgeving van dat bedrijf.
- 2.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf is gelegen in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum.
- 3.
Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.
- 4.
Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten behalve voor het plaatsen van een winkelwagentje op een daartoe aangewezen plaats.
- 5.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.
B
De artikelen 2:27 tot en met 2:34 worden vervangen door de volgende artikelen:
Artikel 2:27 Begripsbepaling
- 1.
Onder openbare inrichting wordt verstaan:
- a.
Een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Alcoholwet waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend.
- b.
Een besloten ruimte die voor het publiek toegankelijk is, zoals:
- i.
een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, zalenverhuurgelegenheid of clubhuis;
- c.
Of een andere ruimte waar:
- i.
bedrijfsmatig, of in een omvang alsof dit bedrijfsmatig is, logies wordt verstrekt;
- ii.
amusement of ontspanning wordt aangeboden;
- iii.
gelegenheid wordt geboden, anders dan tegen betaling, tot het verrichten van seksuele handelingen;
- iv.
dranken, rookwaren of spijzen worden bereid, verstrekt of meegenomen voor directe consumptie ter plaatse.
- d.
Een buitenruimte die grenst aan de onder lid 1 genoemde besloten ruimtes, waar zit- of stagemogelijkheden worden geboden en waar dranken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid, verstrekt of meegenomen. Deze buitenruimte wordt voor de toepassing van deze paragraaf beschouwd als onderdeel van de besloten ruimte.
- 2.
Exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de openbare inrichting wordt uitgeoefend;
- 3.
Leidinggevende: de natuurlijke persoon, die onmiddellijke feitelijke leiding geeft aan de openbare inrichting;
- 4.
Bezoeker: een ieder die zich in het horecabedrijf bevindt, met uitzondering van:
- a.
personeel van het horecabedrijf;
- b.
personen waarvan de aanwezigheid in het horecabedrijf wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 2:28 Vergunning exploitatie openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting en het daarbij behorende terras te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
De exploitatievergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd, tenzij de burgemeester bij de vergunning anders bepaalt.
- 3.
De exploitatievergunning vervalt:
- a.
zodra de exploitant de exploitatie van de openbare inrichting heeft beëindigd;
- b.
als de openbare inrichting om andere redenen dan een bestuurlijke sanctie als bedoeld in artikel 5:2, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht gedurende twaalf aaneengesloten maanden niet wordt geëxploiteerd;
- c.
als een nieuwe exploitatievergunning voor de openbare inrichting is verleend.
- 4.
De burgemeester bepaalt welke gegevens en bescheiden bij de vergunningaanvraag moeten worden overgelegd.
- 5.
Op de aanvraag om een vergunning, ontheffing of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:29 Vrijgestelde openbare inrichtingen
- 1.
De burgemeester kan:
- a.
bepalen dat het exploiteren van categorieën inrichtingen, al dan niet beperkt tot een bepaald gebied, geheel of gedeeltelijk van exploitatievergunningplicht wordt vrijgesteld;
- b.
voorschriften stellen aan de onder a. genoemde vrijstelling;
- c.
een locatie, pand of gebied aanwijzen waar de vrijstelling bedoeld onder a niet geldt.
- 2.
De exploitatie van een openbare inrichting waarop een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder a, van toepassing is, is zodanig dat daardoor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed.
Artikel 2:30 Eisen exploitant en leidinggevende
De exploitant en de leidinggevende voldoen aan de volgende eisen:
- a.
zij hebben de leeftijd van achttien jaar bereikt of, als een Alcoholwetvergunning is vereist, de leeftijd van eenentwintig jaar;
- b.
zij beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne als voor de inrichting een Alcoholwetvergunning is vereist;
- c.
zij zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;
- d.
zij staan niet onder curatele of bewind.
Artikel 2:31 Verplichtingen exploitant of leidinggevende
- 1.
Een afschrift van de exploitatievergunning is in de openbare inrichting aanwezig.
- 2.
De exploitant of leidinggevende meldt aan de burgemeester binnen een week een wijziging van de leidinggevende(n). Het beheer kan, tot op de aanvraag is beslist, tijdelijk worden uitgeoefend door een nieuwe leidinggevende, als de exploitant of leidinggevende een bevestiging van de burgemeester kan tonen waaruit blijkt dat die nieuwe leidinggevende ten behoeve van bijschrijving op de exploitatievergunning is aangemeld.
- 3.
De exploitant meldt elke verandering waardoor zijn openbare inrichting niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 2:28, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, binnen één week schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 4.
De exploitant beschikt over een geldige inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel.
- 5.
Na de beëindiging van de exploitatie door de exploitant, geeft deze daarvan binnen één week schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 6.
De exploitant verstrekt op verzoek van de burgemeester een exploitatieplan als dit, naar oordeel van de burgemeester noodzakelijk is in verband met de beïnvloeding van de openbare inrichting op de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting.
- 7.
In een openbare inrichting, als deze geopend is voor bezoekers, is altijd aanwezig de exploitant of een leidinggevende. Het gebod geldt niet voor de vrijgestelde openbare inrichtingen genoemd in artikel 2:29.
Artikel 2:32 Weigeren, schorsen, intrekken of wijzigen van de vergunning
- 1.
De burgemeester weigert de vergunning:
- a.
als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan;
- b.
de exploitant en de leidinggevende(n) van de inrichting niet voldoen aan de in artikel 2:30 gestelde eisen.
- 2.
Onverminderd de artikelen 1:6 en 1:8 kan de burgemeester de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, schorsen, intrekken of wijzigen als:
- a.
het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
- b.
de exploitant of de beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit de openbare inrichting, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn openbare inrichting strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
- c.
de exploitant of leidinggevende van de openbare inrichting zich schuldig maakt aan discriminatie naar ras, geslacht of seksuele geaardheid;
- d.
er aanwijzingen zijn dat in de openbare inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid Vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- e.
de exploitant niet beschikt over een geldige inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- f.
de exploitant of leidinggevende niet voldoet aan of handelt in strijd met artikel 2:30 of 2:31;
- g.
de exploitatie strijdig is met of niet voldoet aan de beleidsregels zoals opgenomen in het horeca(vergunningen)beleid of het exploitatieplan.
Artikel 2:33b Terrassen
- 1.
Ingeval van een exploitatievergunningaanvraag die ook van toepassing is voor een of meer bij de openbare inrichting behorende terrassen, beslist de burgemeester, gelet op de openbare orde en veiligheid ter plaatse, hetgeen mede omvat de kwaliteit en het uiterlijk aanzien van de terrassen, ook over de ingebruikneming van de openbare weg.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1:6 en 1:8, kan de burgemeester de in het eerste lid bedoelde ingebruikneming van de openbare weg weigeren of verbieden als het de verwachting is dat het gebruik:
- a.
schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar kan veroorzaken voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
- b.
een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- c.
afbreuk doet aan andere publieke functies van de openbare ruimte, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan.
- 3.
Als voor het uitvoeren van openbare werken of om enigerlei andere reden verwijdering van het terras noodzakelijk is, is de exploitant van de openbare inrichting verplicht dit binnen de door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn, te verwijderen.
- 4.
Het is verboden dranken of eetwaren voor gebruik ter plaatse te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.
- 5.
De exploitant of de leidinggevende is verplicht, uiterlijk een uur na sluiting van de openbare inrichting, in de nabijheid van het terras op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van dat terras afkomstig, te verwijderen.
Artikel 2:33c Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
- b.
zich daar te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:36, eerste lid.
Artikel 2:33d Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33e Sluiting van openbare inrichtingen
- 1.
De burgemeester kan een openbare inrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren:
- a.
als die openbare inrichting wordt geëxploiteerd zonder geldige exploitatievergunning;
- b.
als één van de in artikel 2:28, lid 1, artikel 2:30 of artikel 2:32 genoemde situaties zich voordoet;
- c.
als die openbare inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de exploitatievergunning of exploitatieplan verbonden voorschriften;
- d.
op grond van een van de in artikel 1:8, eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde belangen.
- 2.
Een besluit tot sluiting wordt op, in of nabij de toegang van de openbare inrichting aangebracht en blijft aangebracht zolang de sluiting van kracht is.
- 3.
Een sluiting kan op aanvraag van een belanghebbende door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de situatie die tot de sluiting heeft geleid, zal plaatsvinden.
- 4.
Het is een ieder verboden om in een overeenkomstig het eerste lid gesloten openbare inrichting te verblijven.
- 5.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het gestelde in lid 4.
Artikel 2:33f Beslistermijn
- 1.
De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met de bijbehorende gegevens en bescheiden heeft ontvangen.
- 2.
De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd.
Artikel 2:33g Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan.
C
In artikel 2:36 lid 4 letter g en lid 7 letter j wordt ‘bestemmingsplan’ vervangen door ‘omgevingsplan’.
D
In artikel 2:48 lid 3 letter a en b, in de titel van Afdeling 4B en in artikel 3:7 lid 1 letter h 1°, wordt Drank- en horecawet vervangen door Alcoholwet
E
Artikel 2:48a wordt ingetrokken.
F
Na artikel 2:59 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid of heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht], dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
- 2.
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
- a.
op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
- b.
het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en
- c.
het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
G
Artikel 4:4 lid 3 letter c komt als volgt te luiden:
- c.
de waarden in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder, zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
H
Artikel 4:5 lid 3 komt als volgt te luiden:
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, of de provinciale omgevingsverordening.
I
In artikel 5:5 lid 1 wordt ‘en’ vervangen door ‘of’.
J
Artikel 5:6 lid 2 komt te luiden:
Het college kan, als sprake is van bijzondere omstandigheden, ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
K
Artikel 5:8 lid 5 komt te luiden
Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden, als sprake is van bijzondere omstandigheden, ontheffing verlenen.
L
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, vijfde lid tot zesde lid en zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
- 4.
Het college is bevoegd plaatsen aan te wijzen waar het verboden is vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
M
In artikel 6:1 Sanctiebepaling vervallen in de opsomming:
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
Artikel 2:29 Vrijstelling
Artikel 2:30 Sluiting van openbare inrichtingen
Artikel 2:30a Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 2:30b Terrassen
Artikel 2:30c Beëindiging exploitatie
Artikel 2:30d Wijziging beheer
Artikel 2:30e Verboden gedragingen
Artikel 2:31 Handel binnen openbare richtingen
En daarvoor in de plaats komt:
Artikel 2:28 Vergunning exploitatie openbare inrichting
Artikel 2:29 Vrijgestelde openbare inrichtingen
Artikel 2:30 Eisen exploitant en leidinggevende
Artikel 2:31 Verplichtingen exploitant of leidinggevende
Artikel 2:32 Weigeren, intrekken of wijzigen van de vergunning
Artikel 2:33a Sluitingstijden
Artikel 2:33b Terrassen
Artikel 2:33c Verboden gedragingen
Artikel 2:33d Handel binnen openbare inrichtingen
Artikel 2:33e Sluiting van openbare inrichtingen
In de opsomming wordt ‘Artikel 248a Lachgasverbod’ geschrapt.
In de opsomming wordt na ‘Artikel 2:59 Gevaarlijke of hinderlijke honden’ ingevoegd ‘Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein’.