Verordening tot eerste wijziging van de Verordening Leefomgeving Midden-Drenthe 2024

De raad van de gemeente Midden-Drenthe;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 december 2024;

 

gelet op:

  • artikel van de Omgevingswet (Ow);

  • artikel 3.16 van de Erfgoedwet;

  • artikel 38 van de Monumentenwet 1988

 

Overwegende dat de Verordening Leefomgeving Midden-Drenthe 2024 op grond van het vorenstaande moet worden gewijzigd.

 

 

b esluit:

 

vast te stellen de

 

Verordening tot eerste wijziging van de Verordening Leefomgeving 2024

 

 

 

 

 

 

 

Artikel I

De Verordening Leefomgeving Midden-Drenthe 2024 wordt als volgt gewijzigd:

 

Onder Hoofdstuk IX Erfgoed wordt toegevoegd het volgende:

 

Artikel 9:1 Definities

In deze paragraaf en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht.

 

Artikel 9:2 Gemeentelijk erfgoedregister

Het college houdt een lijst bij van gemeentelijk cultureel erfgoed dat op grond van deze paragraaf is aangewezen. Dit erfgoedregister kan door iedereen worden ingezien.

Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

  • a.

    Gegevens over de inschrijving van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

  • b.

    Gegevens waaruit blijkt om welk gemeentelijke cultureel erfgoed het gaat;

  • c.

    Reden van aanwijzing.

 

Artikel 9:3 Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan besluiten een (archeologisch) monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      provinciale monumenten.

 

Artikel 9:4 Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Voordat een monument wordt aangewezen, voert het college overleg over het voornemen met de eigenaar.

 

Artikel 9:5 Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming van paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing op het monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Artikel 9:6 advies gemeentelijke adviescommissie

Het college vraagt over het voornemen om een monument aan te wijzen als gemeentelijk monument, advies aan de gemeentelijke Commissie Omgevingskwaliteit.

 

Artikel 9:7 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding, een beschrijving van het gemeentelijke monument en de reden van aanwijzing.

 

Artikel 9:8 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Artikel 9:9 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kan het college een monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 6 wordt in dat geval aan de Commissie Omgevingskwaliteit advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 52 weken of zoveel eerder als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 3.

    Paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

 

Artikel 9:10 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van (voorlopige) gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt meteen doorgevoerd in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Artikel 9:11 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

 

Artikel 9:12 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 9:13 Weigeringsgronden

  • 1.

    De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

 

Artikel II

Deze wijzigingsverordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

 

Artikel III

Deze verordening kan worden aangehaald als: Eerste wijziging Verordening Leefomgeving Midden-Drenthe 2024.

 

 

Besloten in de openbare vergadering van de raad,

gehouden op 30 januari 2025.

de raadsgriffier, de voorzitter,

C.A.M. Bodewes J. Zwiers

Toelichting Hoofdstuk IX Erfgoed

 

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

 

Artikel 9:1 Definities

De wettelijke definities uit artikel 1.1 van de Erfgoedwet gelden onverkort voor de begrippen die gebruikt worden in deze paragraaf, nu deze paragraaf berust op artikel 3.16 van de Erfgoedwet en derhalve in samenhang met de Erfgoedwet moet worden gelezen. Artikel 1 van deze paragraaf bevat daarom uitsluitend de begrippen ‘gemeentelijk monument’, ‘minister’ en ‘omgevingsvergunning’ waarvan de definitie moet worden omschreven of die kortheidshalve zijn gegeven en die niet reeds (in deze vorm) in artikel 1.1 van de Erfgoedwet zijn gegeven.

De voor deze verordening relevante begrippen uit de Erfgoedwet zijn voorts:

  • archeologisch monument: terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

  • cultureel erfgoed: uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;

  • monument: onroerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

  • rijksmonument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister;

  • rijksmonumentenregister: register als bedoeld in artikel 3.3, van de Erfgoedwet.

 

Artikel 9:2 Gemeentelijk erfgoedregister

Het gemeentelijk erfgoedregister heeft betrekking op al het gemeentelijk (beschermd) aangewezen cultureel erfgoed als dat krachtens deze verordening is gebeurd. Het gaat om door het gemeentebestuur zelf aangewezen monumenten.

 

Artikel 9:3 Aanwijzing als gemeentelijk monument

Dit artikel regelt de toekenning van de status van gemeentelijk monument aan een monument of archeologisch monument (een tuin en een park vallen binnen het begrip ‘monument’, natuurlandschap niet). De aanwijzing vergt een belangenafweging tussen het met de aanwijzing te dienen belang en de overige bij de aanwijzing betrokken belangen, waaronder planologische en/of economische belangen of het gebruik van het (archeologisch) monument. Deze formulering is ontleend aan artikelen 3.1, eerste lid, en 3.16, tweede lid, van de Erfgoedwet.

Het college heeft beleidsvrijheid bij de aanwijzing van een (archeologisch) monument als gemeentelijk beschermd monument. Bij de afweging van belangen die daarbij een rol spelen moeten ook de belangen van het gebruik ten opzichte van de te beschermen monumentale waarde uitdrukkelijk en gemotiveerd naar voren komen. Bij de voorbereiding van een aanwijzing moeten deze belangen om die reden voor dit specifieke geval worden onderzocht.

 

Artikel 9:4 Voornemen tot aanwijzing

Eerste lid

Ieder monument is gegeven de begripsbepaling van artikel 1.1 van de Erfgoedwet per definitie een onroerende zaak (een bouwwerk of (groen)aanleg). Ieder archeologisch monument omvat ten minste één onroerende zaak (het terrein, dat vanwege en samen met de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen, gegeven de begripsbepaling van artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt aangemerkt als archeologisch monument). Voor alle zakelijke gerechtigden op de betreffende onroerende zaken is ontvangst van het voornemen van een aanwijzing door het college van belang, niet alleen voor de eigenaar. Zie ook artikel 1, onder a, onderdeel 1, jo. artikel 1, onder b, onderdeel 5, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb). Onder zakelijk gerechtigden vallen ook hypothecaire schuldeisers ten aanzien van de onroerende zaak.

 

Tweede lid

De aanwijzing van gemeentelijke monumenten vereist voorafgaand overleg met de eigenaar.

 

Artikel 9:5 Voorbescherming

Het is wenselijk ook ten aanzien van gemeentelijk monumenten in voorbescherming te voorzien. Dat gebeurt met dit artikel. De voorbescherming start zodra het college het voornemen tot aanwijzing hebben bekendgemaakt aan de zakelijk gerechtigden. De voorbescherming voor gemeentelijke monumenten is gebaseerd op artikel 1 van de Wkpb en vergelijkbaar met de voorbescherming voor rijksmonumenten die voortvloeide uit artikel 5 van de Monumentenwet 1988 (dat, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van Erfgoedwet, tot inwerkingtreding van de Omgevingswet (Ow) blijft gelden voor rijksmonumenten). De voorbescherming van rijksmonumenten loopt onder de Ow via de definities ‘voorbeschermd rijksmonument’ en ‘rijksmonumentenactiviteit’ en de vergunningplicht in artikel 5.1, eerste lid, onder b, van de Ow. Een rijksmonumentenactiviteit is vergunningplichtig en betreft gelet op de definitie ook voorbeschermde rijksmonumenten

 

Artikel 9:6 Advies gemeentelijke adviescommissie

Artikel 15 van de Monumentenwet 1988 blijft van kracht tot de invoering van de Ow. Op grond van dat artikel dient ten minste in de onderhavige paragraaf te zijn geregeld de inschakeling van “een commissie op het gebied van de monumentenzorg die in elk geval tot taak heeft te adviseren over aanvragen om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.” De gemeentelijke adviescommissie is geregeld in hoofdstuk VIII van de Verordening leefomgeving.

 

Artikel 9:7 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

Wat betreft de termijn is aangesloten bij de termijn die gehanteerd wordt in de Erfgoedwet (artikel 3.2, derde lid).”

 

Artikel 9:8 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

Eerste lid

Dit artikel geldt naast de algemene verplichting tot bekendmaking van besluiten op basis van de Awb. Ontvangst van de aanwijzing door het college is voor alle zakelijk gerechtigden van belang, niet alleen voor de eigenaar. Zie ook artikel 1, onder a, onderdeel 1, jo. artikel 1, onder b, onderdeel 5, van de Wkpb. Op een aanwijzingsbesluit is deze wet ook van toepassing. Onder zakelijk gerechtigden vallen ook hypothecaire schuldeisers.

 

Tweede lid

De registratie van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister is een louter administratieve verrichting en niet een besluit. Overigens zal van de aanwijzing ook inschrijving in het gemeentelijke beperkingenregister en in het kadaster plaatsvinden op grond van artikel 1, onder c en e, van de Wkpb.

 

Artikel 9:9 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om in spoedeisende gevallen een (archeologisch) monument als gemeentelijk monument aan te wijzen. In dat geval wordt de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 6 pas ingeschakeld na de voorlopige aanwijzing. De bescherming van paragraaf 3 geldt echter vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van de voorlopige aanwijzing. Een bezwaarschrift heeft dus geen opschortende werking en daarmee kan de voorlopige aanwijzing dus niet eenvoudig omzeild worden. Als de aanwijzing definitief wordt door de opname in het erfgoedregister loopt deze bescherming door. Als er uiteindelijk geen opname in het erfgoedregister plaatsvindt vervalt de bescherming.

 

Artikel 9:10 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

Dit artikel bepaalt dat op het schrappen uit het register van een aanwijzing als gemeentelijk monument dezelfde procedure geldt als bij de aanwijzing daarvan. Voorts is hierin bepaald dat de aanwijzing als gemeentelijk monument vervalt zodra een monument is opgenomen in het rijksmonumentenregister, in een provinciaal erfgoedregister of een provinciale omgevingsverordening.

 

Artikel 9:11 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Dit artikel is voor gemeentelijke monumenten naar analogie met artikel 11, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 geschreven, zoals dat is gewijzigd door artikel 10.18 van de Erfgoedwet, met inbegrip van de instandhoudingsplicht die daarbij is geïntroduceerd.

Het verbod op beschadigen en vernielen van rijksmonumenten en voorbeschermde rijksmonumenten wordt onder de Ow geregeld in artikel 13.12 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

 

Artikel 9:12 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

Dit artikel is oorspronkelijk gebaseerd op artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en vanwege het overgangsrecht tot en met 2032 inhoudelijk zoveel mogelijk gelijk gebleven.

 

Artikel 9:13 Weigeringsgronden

In het eerste lid ligt op grond van de belangenafweging die moet worden gemaakt tevens besloten dat rekening wordt gehouden met het gebruik van het monument.

In het tweede lid is voor wat betreft de vereiste overeenstemming met de eigenaar van een kerkelijk monument aangesloten bij artikel 3.2a van de Wabo, Dit geldt ook deels voor artikel 16.58 van de Ow, maar er is geen gebruik gemaakt van het eerste lid van dit artikel waarin wordt gesproken over “overleg” en niet over “overeenstemming” omdat dit de kerkelijke eigenaar minder rechten geeft.

 

 

 

 

 

Naar boven