Gemeenteblad van Waalwijk
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waalwijk | Gemeenteblad 2025, 66011 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waalwijk | Gemeenteblad 2025, 66011 | beleidsregel |
Het bomenbeleid van de gemeente Waalwijk richt zich op het behoud en de verdere ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig en duurzaam bomenbestand. De basis van het kapbeleid is vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening (afgekort APV). In ‘Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden’ is o.a. bepaald welke bomen vergunningplichtig zijn en welke afwegingen worden gemaakt voor het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning.
In artikel 4.11 van de APV staat dat als een boom een lager puntenaantal scoort op ‘overlast’ dan dat de boom scoort op ‘waarde’, de omgevingsvergunning kan worden geweigerd. De beoordelingscriteria die daarvoor worden gehanteerd, zijn benoemd en uitgewerkt in deze Beleidsregels Bomen 2025. Bij projecten vindt een andere afweging plaats. Daar wordt een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand afgewogen op basis van de score van de ‘waarde’. Dat staat ook uitgelegd in deze beleidsregels.
In artikel 4.16 van de APV staat dat bij verlening van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand de verplichting tot bomencompensatie kan worden opgelegd. Hoe aan de bomencompensatieplicht kan worden voldaan, is uitgewerkt in deze Beleidsregels Bomen 2025.
duurzame groeiplaats: een groeiplaats die zodanig gunstig is ingericht, dat de houtopstand, voor de beoogde omlooptijd, onbelemmerd kan uitgroeien en de beoogde vorm en omvang kan bereiken. Ondergronds dient er voldoende doorwortelbare ruimte met noodzakelijke vocht, zuurstof en voeding aanwezig te zijn. Bovengronds moet er voldoende vrije ruimte beschikbaar zijn voor het ontwikkelen van de kroon, stam en stamvoet.
gemeentelijk reconstructieplan: het door de gemeente opnieuw inrichten van openbaar gebied, waarbij nieuwe materialen en grondstoffen worden gebruikt en/of materialen en grondstoffen die al in het openbaar gebied aanwezig waren worden hergebruikt. Ten gevolge van een reconstructieplan kan een andere indeling ontstaan of kan het openbaar gebied geheel of gedeeltelijk in zijn oorspronkelijke vorm worden teruggebracht.
project: een openbare (gemeentelijke) of particuliere activiteit of werkzaamheid die de fysieke leefomgeving ter plaatse van (een) houtopstand(en) wijzigt, en van invloed is op de houtopstand(en). Als voorbeelden kunnen worden genoemd het bouwen of realiseren van gebouwen of bouwwerken, de realisatie of reconstructie van wegen, parken of watergangen.
slechte toekomstverwachting: de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom is minimaal of nihil te noemen waarbij verwacht wordt dat herstel van de boom niet of nauwelijks mogelijk is (toekomstverwachting < 5 jaar). Het vaststellen van de toekomstverwachting moet gebeuren door een boomdeskundige. Onder boomdeskundige wordt in dit geval verstaan: persoon in het bezit van een European Tree Worker (ETW) certificaat of een boomveiligheidscontroleur (BVC) certificaat.
vellen: het rooien, het kappen, het snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel, of het voorbereiden van een verplanting met inbegrip van verplanten, of het voor de eerste maal knotten/kandelaren/kandelaberen, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Aanvullend op de indieningsvereisten vanuit de Omgevingswet, art. 22.299, gelden indieningsvereisten voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in:
Bij het vellen van gemeentelijke bomen en/of bomen bij projecten en het vellen van meer dan 2 bomen op particuliere gronden stelt het college meer eisen aan de indiening van een aanvraag. Door het beperken van de indieningsvereisten voor de kap van 1 of 2 bomen op particuliere grond, worden onevenredig hoge kosten voor particulieren, indien er geen sprake is van een project, voorkomen.
3.1 Vellen van maximaal 2 bomen op particuliere grond
Voor het vellen van maximaal 2 vergunningplichtige bomen op particuliere grond, indien er geen sprake is van een project, geldt als aanvullende indieningsvereiste voor de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand, het toevoegen van een kaart van het perceel waarbij (schematisch) wordt aangegeven en uitgevoerd conform ‘7.5 Bomencompensatieplicht op particuliere grond’:
gelden de volgende aanvullende indieningsvereisten:
Bomen die geveld worden voor de totstandkoming van nieuwe natuur of de instandhouding of verdere ontwikkeling van bestaande natuur, tenzij bomencompensatie vanuit natuur-, landschaps- of cultuurhistorische waarden een wezenlijke bijdrage levert. De gemeente bepaalt of er sprake is van een wezenlijke bijdrage.
Voor deze bomen gelden geen aanvullende indieningsvereisten voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand.
De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand zoals genoemd in artikel 4.11 van de APV, wordt slechts verleend als de boom een hoger puntenaantal scoort op overlast dan dat de boom scoort op waarde, op basis van de beoordelingscriteria. Het puntenaantal voor de waarde van de boom en voor de overlast van de boom wordt bepaald door voor elk van de verschillende beoordelingscriteria één score toe te kennen en vervolgens de scores bij elkaar op te tellen. Het maximale puntenaantal, voor zowel de waarde van de boom als de overlast van de boom, bedraagt 100.
Wanneer een boom een slechte toekomstverwachting heeft dan wordt bij de waarde-criteria (totaal) 0 punten gescoord. Hetzelfde geldt als de boom een invasieve exoot betreft. In beide gevallen is het puntenaantal, voor de waarde van de boom, 0.
Als een slechte toekomstverwachting zich voordoet, dient door een gecertifieerd boomdeskundige te worden vastgesteld en gemotiveerd dat de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom minimaal of nihil te noemen is waarbij verwacht wordt dat herstel van de boom niet of nauwelijks mogelijk is (toekomstverwachting < 5 jaar).
Voor het vaststellen van een invasieve exoot, dient de Unielijst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit geraadpleegd te worden. Een boomsoort is een invasieve exoot als deze op de Unielijst staat.
De beoordelingscriteria voor het bepalen van de waarde van een boom en de bijbehorende scores zijn:
1. Toekomstverwachting van de houtopstand
* Als de toekomstverwachting ‘slecht’ is, wordt bij de waarde-criteria (totaal) 0 punten gescoord.
De toekomstverwachting van de houtopstand wordt bepaald volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB). Er is sprake van een goede toekomstverwachting als binnen een termijn van > 15 jaar, ten aanzien van de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom, geen problemen worden verwacht. Voor bomen met een redelijke toekomstverwachting is die termijn 5-15 jaar. Als de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom duidelijk verminderd is, maar verwacht mag worden dat herstel van de boom eventueel mogelijk is, is sprake van een matige toekomstverwachting. In geval van ‘matig’ is de toekomstverwachting eveneens 5-15 jaar.
** Als de boom een invasieve exoot betreft, wordt bij de waarde-criteria (totaal) 0 punten gescoord.
In het boek "Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen" geschreven door B. Maes (2022) staan alle inheemse boomsoorten. Een boom is inheems als de soort of cultivar in het bovengenoemde boek is opgenomen met uitzondering van de boomsoorten die in een groen letterkorps zijn beschreven. Een boom is niet inheems als de soort of cultivar niet in het bovengenoemde boek is opgenomen of als de soort in een groen letterkorps in het boek is beschreven.
Als bij het wegvallen van de boom ook de groeiplaats voor een nieuwe, vergelijkbare boom vervalt noemen we deze niet vervangbaar. Als de boom op dezelfde plaats vervangen door een nieuwe, vergelijkbare boom die (op termijn) de functie van de gevelde boom kan overnemen, dan noemen we deze goed vervangbaar. Alleen als er daadwerkelijk op die plek een nieuwe, vergelijkbare boom wordt geplant is er sprake van ‘goed vervangbaar’. Als binnen een afstand van 5 meter gemeten vanaf het hart van de stam van de gevelde boom een nieuwe, vergelijkbare boom wordt geplant is er sprake van redelijk vervangbaar.
Er is sprake van een vergelijkbare boom wanneer de nieuwe boom de potentie heeft om een zelfde eindhoogte en uiteindelijke kroonomvang te bereiken als de gevelde boom in potentie had. Hierbij wordt ook de boven- en ondergrondse groeiruimte in ogenschouw genomen. Bomen die in het vrije veld staan (bijvoorbeeld in een park), worden doorgaans (veel) groter dan bomen die in een verharde omgeving staan.
Bomen waarvan meer dan 50% van hun totale omvang zichtbaar is vanaf de openbare ruimte, worden als goed zichtbaar aangemerkt. Bomen waarvan 20% tot 50% van hun totale omvang zichtbaar is vanaf de openbare ruimte, worden als redelijk zichtbaar aangemerkt. Bomen waarvan minder dan 20% van hun totale omvang zichtbaar is vanaf de openbare ruimte, worden als niet zichtbaar aangemerkt.
Een boom is zeer groot als die een kroonbreedte heeft van minimaal 20 m, en/of een stamomtrek van minimaal 200 cm. Een boom is groot als die een kroonbreedte heeft van minimaal 15 m en/of een stamomtrek van minimaal 150 cm. Een boom is redelijk groot als die een kroonbreedte heeft van minimaal 10 meter en/of een stamomtrek van minimaal 100 cm. Een boom is niet groot als die een kroonbreedte heeft van minder dan 10 m en/of een stamomtrek van minder dan 100 cm. Herplantbomen worden, ongeacht hun werkelijke omvang, aangemerkt als groot. Dit is omdat ze ter vervanging van gevelde bomen zijn geplant.
Een boom is monumentaal als die een leeftijd heeft van minimaal 100 jaar.
Een boom is potentieel monumentaal als die een leeftijd heeft van minimaal 50 jaar. Bomen jonger dan 50 jaar worden aangemerkt als niet monumentaal. Herplantbomen worden, ongeacht hun werkelijke leeftijd, aangemerkt als potentieel monumentaal. Dit is omdat ze ter vervanging van gevelde bomen zijn geplant.
Niet elke overlast is onrechtmatig. Natuurlijke processen (o.a. bessenval, vruchten, stuifmeel, pluisvorming, insecten, blad- en naaldval, onttrekking van voedingsstoffen of water aan bodem en vogelpoep) van een boom worden niet als onrechtmatige overlast gezien en heeft men tot op zekere hoogte te accepteren. Het algemeen belang is immers gediend met de aanwezigheid van bomen.
Een verminderde opbrengst en/of het minder functioneren van zonnepanelen, zonnecollectoren, kleine windmolens en vergelijkbare zaken, maakt geen onderdeel uit van de beoordelingscriteria voor ‘overlast’ en is geen reden voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand. Bomen leveren namelijk ook een positieve bijdrage aan het klimaat.
Stuifmeel van boomsoorten (zoals els, hazelaar en berk) die allergische reacties kunnen oproepen, maakt geen onderdeel uit van de beoordelingscriteria voor ‘overlast’ en is geen reden voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand. Het stuifmeel wordt via de wind over zeer grote afstanden verspreid waardoor allergische reacties niet worden tegengegaan door het lokaal vellen van bomen. Ook andere gezondheidsklachten maken geen onderdeel uit van de beoordelingscriteria voor ‘overlast’ omdat bomen ook een positieve bijdrage leveren aan de gezondheid van mensen.
De beoordelingscriteria voor het bepalen van de mate van overlast van een boom en de bijbehorende scores zijn:
Ernstige overlast treedt op bij aantoonbaar wederkerend en onevenredig financieel nadeel. Overlast treedt op bij het onthouden van licht van een leef- of werkruimte door de boom. Enige overlast treedt op bij een sterk verhoogde frequentie van onderhoud aan eigendommen. In alle overige gevallen is er geen sprake van overlast.
Een uitzondering m.b.t. vruchten vormen vrouwelijke volwassen exemplaren van de Japanse notenboom. Vanwege de doordringende stank, wordt overlast van vruchten van die bomen als ‘ernstige overlast’ beschouwd.
De afstand tussen het object waar de overlast plaatsvindt en de boom is (mede) bepalend voor de mate van overlast. Gemeten wordt vanaf het eerste raakvlak van de boom. Dat is doorgaans de buitenzijde van de stam of de buitenkant van de boomkroon. Vanaf daar wordt de afstand gemeten tot aan het object. Onder object worden woningen, openbare gebouwen, winkel- en kantoorpanden verstaan. Bijgebouwen zoals schuren, loodsen, tuinhuisjes en garages vallen hier niet onder.
De risicofactor geeft de mate van gevaar weer voor de directe omgeving van de boom. Onder risicovol wordt tak-, stambreuk en windworp (het omwaaien van een boom incl. wortelpakket bij harde windvlagen) verstaan. Ook worteldopdruk kan een risicofactor zijn, als deze niet zonder omvangrijke schade aan de boom te verhelpen is. Bij wortelopdruk wordt onderscheid gemaakt tussen glooiende opdruk, die niet als risico wordt aangemerkt, en randen van meer dan 2 cm hoog die als gering risico worden aangemerkt. Risico’s die met reguliere beheermaatregelen op te lossen zijn worden aangemerkt als geen risico. Als wortelopdruk van meer dan 2 cm hoog niet opgelost kan worden (bijvoorbeeld omdat de opdruk door een hoofdwortel wordt veroorzaakt), dan wordt dat aangemerkt als risicovol en niet oplosbaar.
De tijdsduur van de overlast geeft aan hoe lang de overlast duurt over de periode van een jaar. Seizoensgebonden overlast is bijvoorbeeld bij bladverliezende bomen het sterk onthouden van licht van een leef- of werkruimte door de boom. Bij wortelopdruk, als die risicovol en niet oplosbaar is, is er sprake van gehele jaar overlast.
Het aantal uren overlast wat men per dag kan hebben is sterk gerelateerd aan de aard van de overlast en de afstand tot het object waar men de overlast ervaart. Er is doorgaans ook een relatie tussen het aantal uren overlast per dag en de tijdsduur van overlast. Bij het aantal uren overlast per dag ligt de ondergrens bij 4 uur.
Op de volgende pagina staat het formulier dat door de gemeente wordt gebruikt om een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand af te wegen, op basis van de score van de waarde en de overlast.
Slechte toekomstverwachting? ja / nee (doorhalen wat niet van toepassing is)
* Als de toekomstverwachting ‘slecht’ is, wordt bij de waarde-criteria (totaal) 0 punten gescoord
Invasieve exoot? ja / nee (doorhalen wat niet van toepassing is)
** Als de boom een invasieve exoot betreft, wordt bij de waarde-criteria (totaal) 0 punten gescoord.
Waarde – overlast = ….. punten
De boom mag wel / niet (doorhalen wat niet van toepassing is) worden geveld.
Bij projecten wordt een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand afgewogen op basis van de score van de ‘waarde’. Het gaat hierbij om projecten die door de gemeente worden geïnitieerd, zoals wegreconstructies, en (ruimtelijke) projecten door derden, zoals bouwplannen.
Zodra een project gedefinieerd wordt, moet de bestaande situatie worden onderzocht. Voor een zorgvuldige integrale afweging en afstemming is het van belang dat de aanwezige bomen in een zo vroeg mogelijk stadium in kaart worden gebracht en onderzocht middels een Boom Effect Analyse (BEA). Bij het onderzoeken van de bestaande situatie hoort het vaststellen van de waarde van de aanwezige bomen. In ‘6. Onderzoeken en maatregelen’ wordt ingegaan op de andere onderzoeken die noodzakelijk (kunnen) zijn.
Om de waarde van de aanwezige bomen te bepalen wordt gebruik gemaakt van de waarde-criteria die staan beschreven in ‘4.1 Waarde-criteria’. De waarde van de boom wordt daarmee in punten uitgedrukt. Met behulp van de onderstaande boomwaarderingstabel wordt afgewogen of de boom behouden blijft, of behoud het uitgangspunt is, of dat de boom geveld mag worden.
Als behoud van de boom of bomen het uitgangspunt is, moet de eigenaar zich door middel van een alternatievenonderzoek aantoonbaar inspannen om de boom of bomen te behouden. Verschillende alternatieven dienen onderzocht en in beeld gebracht te worden, met als doel om de boom of bomen te behouden. Alleen als de eigenaar kan aantonen dat er geen (realistische) alternatieven zijn en behoud niet mogelijk is, mag een vergunning worden verstrekt en kan de boom worden geveld.
De vergunning moet worden geweigerd indien uit het alternatievenonderzoek blijkt dat er een realistisch alternatief is waarbij behoud van de boom of bomen mogelijk is.
In ‘6.2 Alternatievenonderzoek’ staat beschreven welke vragen d.m.v. een alternatievenonderzoek beantwoord moeten worden.
Voorafgaand aan alle werkzaamheden en activiteiten die van invloed zijn op vergunningplichtige bomen, waarbij de kans bestaat dat die bomen beschadigd worden of geveld moeten worden, moeten de bomen gewaardeerd worden door de gemeente, overeenkomstig ‘4. Beoordelingscriteria waarde en overlast’.
Ook dienen de eventuele (nadelige) gevolgen voor bomen in beeld gebracht te worden in een Boom Effect Analyse en kan een verplantbaarheidsonderzoek nodig zijn. Daarnaast is het in bepaalde situaties nodig om de monetaire boomwaarde te bepalen. Dat is aan de orde wanneer te vellen bomen niet of niet voldoende door herplant gecompenseerd kunnen worden. In ‘7. Bomencompensatieplicht’ wordt ingegaan op de bomencompensatieplicht.
De eigenaar van de boom of bomen is verantwoordelijk voor het laten uitvoeren van deze onafhankelijke onderzoeken, de maatregelen die daaruit voortvloeien en de kosten die de onderzoeken en maatregelen met zich mee brengen. De gemeente toetst deze onderzoeken.
De onderzoeken zoals genoemd in paragraaf 6.1 t/m 6.4 zijn niet noodzakelijk voor het vellen van maximaal 2 vergunningplichtige bomen op particuliere grond, indien er geen sprake is van een project.
De BEA is een instrument dat ingezet wordt om de effecten op bomen bij (voorgenomen) bouw- en/of reconstructieplannen in beeld te brengen en te beoordelen of en op welke wijze de negatieve effecten zijn te minimaliseren. Met behulp hiervan wordt beoordeeld of een duurzame instandhouding van de boom of bomen mogelijk is, in geval van realisatie van de voorgenomen plannen.
Een BEA moet opgesteld worden door een onafhankelijke, gecertificeerde European Tree Technician (ETT) of iemand met aantoonbaar vergelijkbare kennis en ervaring.
Om een goed inzicht te krijgen in de (on)mogelijkheden van het duurzaam in stand houden van een boom of bomen, moeten de onderstaande onderwerpen aan de orde komen in de BEA.
De aanleiding voor het uitvoeren van de BEA en de vraagstelling vanuit de voorgenomen bouw- of reconstructieplannen.
De bomeninventarisatie bevat per boom de volgende gedetailleerde informatie:
toekomstverwachting, volgens de richtlijnen van de NVTB (goed: > 15 jaar / redelijk: 5-15 jaar / matig: 5-15 jaar, toestand van de boom duidelijk verminderd, maar herstel is eventueel mogelijk / slecht: 0-5 jaar, toestand van de boom is minimaal of nihil en herstel van de boom is niet of nauwelijks mogelijk). Indien de toekomstverwachting 5 tot 15 jaar is, zijn er dan mogelijkheden om de toekomstverwachting te laten toenemen? Zo ja, welke mogelijkheden betreft het, wat zijn bij benadering de kosten en met hoeveel jaar neemt de toekomstverwachting toe;
Als meerdere bomen in de BEA worden onderzocht, dan dienen de bomen ter identificatie genummerd te worden.
Een beschrijving, gepaard gaande met duidelijke tekeningen, van de bestaande en de nieuwe situatie, die ontstaat als gevolg van de bouw- of reconstructieplannen.
Hier wordt aangegeven wat er nodig is om, tijdens de bouw- en of aanlegwerkzaamheden en daarna van een gezond bomenbestand te kunnen spreken. Het onderzoek richt zich op de bomen die aanwezig zijn in het projectgebied, maar ook andere bomen die vallen binnen de invloedsfeer van het project moeten worden onderzocht. Denk hierbij aan zaken als (tijdelijke of permanente) grondwaterverlagingen en -verhogingen, benodigde opstelplaatsen voor bouwkranen, opslag van materieel en materialen, plaatsing van een bouwkeet en/of bouwdepot en de toegang tot het bouwterrein.
De volgende punten moeten overzichtelijk worden weergegeven:
Per boom dient de relevante informatie, vanuit de bomeninventarisatie zoals hiervoor beschreven, te worden aangehaald. Het gaat in ieder geval om:
5. Onderzoek naar boomvriendelijke alternatieven
De mogelijke alternatieven qua planvorming en/of werkzaamheden dienen beschreven te worden en een advies voor het meest boomvriendelijke (realistische) alternatief. Indien nodig worden hier maatwerk oplossingen toegepast. Nadere uitwerking van deze maatwerkoplossingen kan eventueel op een later moment plaatsvinden.
De uitkomsten op basis van de onderwerpen 1 t/m 5 van de Boom Effect Analyse.
De beschrijving van de te nemen maatregelen dient bestek specifiek en/of zo uitgebreid (realistisch) mogelijk te zijn. In het geval dat het maatwerk betreft dient in hoofdlijnen duidelijk te worden gemaakt wat het geadviseerde maatwerk betreft. Indien het noodzakelijk is om het advies verder uit te werken dient vroegtijdig contact opgenomen te worden met de gemeente.
In het advies dienen de volgende onderdelen opgenomen te worden:
Indien uit de BEA naar voren komt dat bomen niet behouden kunnen worden op hun huidige plek, moet de potentiële verplantbaarheid worden bepaald. Zie ‘6.3 Verplantbaarheidsonderzoek’.
D.m.v. een alternatievenonderzoek dienen ten minste de onderstaande vragen beantwoord te worden.
1. Wat is de aanleiding? Waarom wordt er een kapvergunning aangevraagd?
2. Bij gemeentelijke projecten: is er een bestuurlijke opdracht (bijv. een college- of raadsbesluit of een voornemen dat op een andere manier bestuurlijk is vastgelegd)?. Indien er geen bestuurlijke opdracht is moet uitgelegd worden waarom een bestuurlijke opdracht niet noodzakelijk is.
3. Zijn er alternatieven onderzocht waarbij de boom/bomen (waarvoor een kapvergunning wordt aangevraagd) behouden kunnen blijven? De alternatieven dienen duidelijk beschreven te worden en indien nodig dienen tekeningen (ontwerpen) bijgevoegd te worden. Zie ook onderdeel 5 van ‘6.1 Boom Effect Analyse (BEA)’.
4. Is er een verkeerskundige noodzaak voor de bomenkap? Indien het antwoord ‘ja’ is, dient een verkeerskundig advies aangeleverd te worden.
5. Is de bomenkap noodzakelijk vanuit Kabels & Leidingen? Indien het antwoord ‘ja’ is, dient een K&L advies aangeleverd te worden.
6. Is er een milieukundige noodzaak voor de bomenkap? Indien het antwoord ‘ja’ is, dient een milieukundig advies aangeleverd te worden.
7. Is er een stedenbouwkundige noodzaak voor de bomenkap? Er is sprake van een stedenbouwkundige noodzaak wanneer behoud van de boom of bomen de stedenbouwkundige ontwikkeling (het realiseren van het bouwplan) geheel onmogelijk maakt. Indien het antwoord ‘ja’ is, dient een stedenbouwkundige onderbouwing aangeleverd te worden.
De antwoorden op de vragen dienen voldoende gemotiveerd, onderbouwd en beargumenteerd te worden.
Indien uit de BEA naar voren komt dat bomen niet behouden kunnen worden op hun huidige plek, dan kan een verplantbaarheidsonderzoek wenselijk zijn. In eerste instantie wordt altijd de potentiële verplantbaarheid bepaald. Alleen als de boom potentieel verplantbaar is, wordt tot een verplantbaarheidsonderzoek overgegaan.
Voor het bepalen van de potentiële verplantbaarheid, wordt het onderstaande schema gebruikt.
Het verplanten van bomen is geen standaard werkwijze om met bomen om te gaan. Het is een ingrijpende maatregel. Doorgaans zijn voorbereidende werkzaamheden noodzakelijk voorafgaand aan de verplanting en er is altijd sprake van een (lange) nazorgtijd.
Er wordt een totaalafweging gemaakt op basis van de kosten (voor voorbereiding, verplanting en nazorg) en de baten (het behoud van de boom). Dit gebeurt in overleg met de gemeente en de keuze is mede afhankelijk van de omstandigheden. Maatwerkoplossingen zijn denkbaar. Als de kosten van voorbereiding, verplanting en nazorg hoger zijn dan de aanschaf- en noodzakelijke nazorgkosten van een zwaar plantformaat (minimaal 60-70 cm stamomtrek, gemeten op 1 meter hoogte) is verplanten vaak geen optie.
Een verplantbaarheidsonderzoek moet uitgevoerd worden door een onafhankelijke, gecertificeerde European Tree Technician (ETT) of iemand met aantoonbaar vergelijkbare kennis en ervaring.
In een verplantbaarheidsonderzoek moeten de punten, zoals genoemd op de volgende pagina, opgenomen en verwerkt worden.
Per boom dient de relevante informatie, vanuit de bomeninventarisatie van de BEA (zie ‘6.1 Boom Effect Analyse (BEA)’), te worden aangehaald. Het gaat in ieder geval om:
2. Ondergronds (zie ook ‘6.1 Boom Effect Analyse (BEA)’)
Een beschrijving van de nieuwe boven- en ondergrondse situatie van de nieuwe standplaats van de bomen (de locatie waar de bomen naar worden verplant) en relevante informatie ten aanzien van het verplanten:
Hier moeten de volgende gegevens worden opgenomen:
Dit betreft een raming van de kosten op basis van de hiervoor beschreven maatregelen.
Wanneer er bomen geveld worden, die niet of slechts gedeeltelijk gecompenseerd worden d.m.v. herplant (volgens ‘7. Bomencompensatieplicht’), is het noodzakelijk om de monetaire boomwaarde te laten bepalen. De monetaire boomwaarde geeft aan wat een boom waard is, uitgedrukt in euro’s. De eigenaar van de boom of bomen zorgt voor een eenduidige en reproduceerbare rapportage waarin de actuele monetaire boomwaarde van de te vellen bomen is bepaald. Bepalen van de monetaire boomwaarde moet gebeuren door een erkende boomtaxateur op basis van het meest recente Rekenmodel Vervangingskosten van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB).
Bomen zijn waardevol voor de maatschappij. Ze zijn gunstig voor het klimaat. Bomen zorgen voor verkoeling, waterberging en verbetering van de luchtkwaliteit. Ook leveren bomen een positieve bijdrage aan het mentaal en lichamelijk welzijn van mensen en daarnaast zijn ze van groot belang voor de biodiversiteit.
Vanwege de maatschappelijke waarde van bomen is het belangrijk om te zorgen voor een toekomstbestendig bomenbestand. Dit betekent aan de ene kant dat de bomen gezond oud kunnen worden waardoor ze jarenlang bijdragen aan een kwalitatieve woon- en werkomgeving, biodiversiteit en klimaatdoelstellingen. Grote, oude bomen hebben een hogere maatschappelijke waarde dan net aangeplante jonge bomen. Aan de andere kant houdt een toekomstbestendig bomenbestand in dat in situaties waar bomen niet behouden kunnen worden, nieuwe bomen worden geplant (ook wel genoemd: herplant). De nieuwe bomen nemen, naar verloop van tijd, de functie van de gevelde bomen over.
Bomencompensatie is verplicht voor alle bomen op gemeentelijke gronden en bomen op particuliere gronden, waarvoor voor het vellen een vergunningplicht geldt. Uitzonderingen hierop zijn:
Bomen die geveld worden voor de totstandkoming van nieuwe natuur of de instandhouding of verdere ontwikkeling van bestaande natuur, tenzij bomencompensatie vanuit natuur-, landschaps- of cultuurhistorische waarden een wezenlijke bijdrage levert. De gemeente bepaalt of er sprake is van een wezenlijke bijdrage.
De positieve maatschappelijke effecten van bomen zijn in grote mate gerelateerd aan de omvang van een boom: de effecten zijn groter bij grote bomen met een groot boomkroonvolume. Daarom vindt bomencompensatie plaats op basis van het boomkroonvolume (BKV). In het groenbeleid van de gemeente, is een toename van het groenareaal van 10% voorgeschreven. Voor de bomencompensatie wordt daarbij aangesloten. Het uitgangspunt is dat wanneer bomen geveld worden, zij gecompenseerd worden door de herplant van nieuwe bomen waarbij (op termijn) een toename van 10% van het BKV ontstaat.
Er zijn situaties waarbij de maatschappelijke waarde van bomen niet of niet geheel ter plaatse van de gevelde bomen kan worden gerealiseerd. Alleen wanneer compensatie van het boomkroonvolume (BKV) + 10% d.m.v. herplant niet geheel of slechts gedeeltelijk mogelijk is, vindt een financiële compensatie plaats. Financiële compensatie gebeurt middels een storting in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. Het bomencompensatiefonds wordt door de gemeente gebruikt om extra bos- en/of bomenaanplant te realiseren op verschillende locaties in de openbare ruimte en voor maatregelen die bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit van het bestaande boomareaal.
Financiële compensatie wordt ontmoedigd om verlies van lokale maatschappelijke boomwaarde zoveel mogelijk tegen te gaan. Wanneer een boom niet ter plekke kan worden gecompenseerd d.m.v. herplant, betekent het doorgaans ook dat daar in de toekomst geen nieuwe boom kan komen. Immers, er is dan op z’n plek te weinig ruimte voor bomen. Als dat soort situaties zich vaker voordoen, ontstaan er boomarme wijken en dat is onwenselijk.
De financiële compensatie wordt bepaald door de monetaire boomwaarde van de te vellen boom of bomen te vermenigvuldigen met een factor 2 en dat bedrag op te hogen met 15%. De verdubbeling is noodzakelijk om de kosten voor bomenaanplant en nazorg te kunnen betalen. De mogelijkheden voor het toevoegen van herplantbomen aan bestaande groenzones zijn beperkt. Daarom zal de gemeente extra groene ruimte moeten creëren om de bomen te kunnen blijven compenseren en dat brengt hogere kosten met zich mee. Door vermenigvuldiging met factor 2 wordt financiële compensatie ontmoedigd en daardoor wordt compensatie van het boomkroonvolume (BKV) d.m.v. herplant gestimuleerd. De 15% ophoging is nodig voor het dekken van de kosten voor voorbereiding en toezicht door de gemeente.
In geval van (gehele of gedeeltelijke) financiële compensatie, moet worden aangetoond waarom compensatie van het boomkroonvolume (BKV) (geheel of gedeeltelijk) d.m.v. herplant niet haalbaar is binnen het projectgebied. Wanneer er geen sprake is van een projectgebied, dan dient compensatie van het boomkroonvolume (BKV) te worden gerealiseerd op het kadastrale perceel waarop de boom staat, waarbij de herplantboom of -bomen minimaal even goed zichtbaar moet(en) zijn vanaf de openbare ruimte als de te vellen boom/bomen.
Compensatie van het boomkroonvolume (BKV) d.m.v. herplant mag in geval van een gemeentelijk reconstructieplan ook buiten het projectgebied op andere gemeentelijke gronden plaatsvinden, bij voorkeur in de nabije omgeving van het reconstructieplan. Voorwaarde is dat de herplant onderdeel is van de realisatie van het reconstructieplan.
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de verschillende manieren waarop kan worden voldaan aan de bomencompensatieplicht. Voor het vellen van maximaal 2 vergunningplichtige bomen op particuliere grond, gelden andere regels. Deze staan vermeld in ‘7.5 Bomencompensatieplicht op particuliere grond’.
Voor bomencompensatie d.m.v. herplant worden de volgende stappen doorlopen:
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen (alle bomen tezamen), rond de gemiddelde leeftijd af op 5 jaar en bepaal het totale BKV van de te vellen bomen. Voeg deze zaken toe aan het overzicht van stap 1.
Stap 3: bepaal het te behalen BKV. Het te behalen BKV wordt bepaald door het totale BKV van de te vellen bomen op te hogen met 10%. Dit is het BKV dat (minimaal) behaald moet zijn op het moment dat de herplantbomen dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen (alle bomen tezamen), afgerond op 5 jaar.
Stap 4: maak een overzicht van de herplantbomen met daarin per boom:
Stap 5: bepaal het totale BKV van de herplantbomen, op het moment dat ze dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar. Voeg dit toe aan het overzicht van stap 4.
Stap 6: controleer of het totale BKV van de herplantbomen (het resultaat van stap 5) gelijk of meer is dan het te behalen BKV (het resultaat van stap 3). Als dat zo is, dan wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Als niet wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht dan moeten voor de herplant andere keuzes worden gemaakt. De stappen 1 t/m 6 dienen herhaald te worden totdat uit stap 6 blijkt dat wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Een voorbeeldberekening is opgenomen in Bijlage 3.
Aanvullend gelden voor bomencompensatie d.m.v. herplant de volgende regels:
Voor regulier groeiende boomsoorten (o.a. eik, linde, beuk) moet een groeiplaats voor een omlooptijd van ten minste 60 jaar worden gerealiseerd en voor snelgroeiende boomsoorten (o.a. populier, wilg) een groeiplaats voor een omlooptijd van ten minste 45 jaar. In (smalle) woonstraten moet de aanplant van snelgroeiende boomsoorten beperkt worden;
Alleen bij uitzondering kan voor het bepalen van de duurzame groeiplaatsinrichting worden afgeweken van de Boommonitor mits door een persoon in het bezit van een ETT (European Tree Technician) certificaat wordt aangetoond dat sprake is van een duurzame groeiplaatsinrichting voor de beoogde omlooptijd;
Voor de herplantbomen geldt een nazorgtermijn van 3 jaar. Onder nazorg wordt verstaan: voldoende water geven, begeleidingssnoei en het vervangen van de boom wanneer deze dood gaat. Ook als de boom van dusdanig slechte kwaliteit is geworden, dat de beoogde vorm en omvang niet meer kunnen ontstaan, moet de boom worden vervangen. Vervanging dient jaarlijks plaats te vinden in het najaar;
De bomencompensatie d.m.v. herplant wordt door de eigenaar van de boom of bomen uiteengezet in een herplantplan. Dit plan bevat ten minste de overzichten zoals genoemd in de stappen 1 t/m 6 en een tekening met daarop de locaties van de aan te planten herplantbomen, de soorten (wetenschappelijke namen) van de te herplantbomen, de plantmaten van de herplantbomen en per herplantboom een beschrijving van de duurzame groeiplaatsinrichting (kwaliteit en m3);
De gemeente toets het herplantplan. Het herplantplan maakt deel uit van de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand. Het herplantplan wordt, indien akkoord bevonden door de gemeente, onderdeel van de omgevingsvergunning.
De eigenaar van de boom of bomen zorgt voor een rapportage waarin de monetaire boomwaarde van te vellen bomen is bepaald. De financiële bomencompensatie wordt bepaald door de monetaire boomwaarde van de te vellen boom of bomen te vermenigvuldigen met een factor 2 en dat bedrag op te hogen met 15%. De financiële compensatie wordt gestort in het gemeentelijke bomencompensatiefonds.
Voor financiële bomencompensatie worden de volgende stappen doorlopen:
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen.
Stap 3: de totale monetaire boomwaarde (het resultaat van stap 2) wordt vermenigvuldigd met een factor 2.
Stap 4: het resultaat van stap 3 wordt opgehoogd met 15%.
Het resultaat van stap 4 is de financiële compensatie. Dit is het bedrag dat moet worden gestort in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. Op die manier wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Een voorbeeldberekening is opgenomen in Bijlage 3.
De gemeente toetst de rapportage monetaire boomwaarde. De rapportage maakt deel uit van de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand. De financiële compensatie wordt onderdeel van de omgevingsvergunning. Na het verkrijgen van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand, mogen de bomen pas worden geveld als aan de financiële compensatie is voldaan door storting van het voorgeschreven bedrag in het gemeentelijke bomencompensatiefonds.
Bij een combinatie van bomencompensatie d.m.v. herplant en financiële compensatie worden voor het bepalen van de financiële compensatie de volgende stappen doorlopen:
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, rond de gemiddelde leeftijd af op 5 jaar en bepaal het totale BKV van de te vellen bomen. Voeg deze zaken toe aan het overzicht van stap 1.
Stap 3: bepaal de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen. Voeg de totale monetaire boomwaarde toe aan het overzicht van stap 1.
Stap 4: maak een overzicht van de herplantbomen met daarin per boom:
Stap 5: bepaal het totale BKV van de herplantbomen, op het moment dat ze dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar. Voeg dit toe aan het overzicht van stap 4.
Stap 6: deel de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen door het totale BKV van de te vellen bomen.
Stap 7: bepaal het te behalen BKV. Het te behalen BKV wordt bepaald door het totale BKV van de te vellen bomen op te hogen met 10%. Dit is het BKV dat (minimaal) behaald moet zijn op het moment dat de herplantbomen dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar.
Stap 8: breng het BKV dat wordt gecompenseerd door de herplantbomen (het resultaat van stap 5), in mindering op het te behalen BKV (het resultaat van stap 7).
Stap 9: vermenigvuldig het resultaat van stap 8 met het resultaat van stap 6.
Stap 10: vermenigvuldig het resultaat van stap 9 met een factor 2.
Stap 11: verhoog het resultaat van stap 10 met 15%.
Het resultaat van stap 11 is de financiële compensatie. Dit is het bedrag dat moet worden gestort in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. Middels deze storting én de realisatie van de herplant wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Een voorbeeldberekening is opgenomen in Bijlage 3.
Aanvullend gelden de regels zoals beschreven in ‘7.2 Bomencompensatie d.m.v. herplant’ en ‘7.3 Financiële compensatie’.
Voor het vellen van maximaal 2 vergunningplichtige bomen op particuliere grond, indien er geen sprake is van een project, gelden voor de bomencompensatieplicht andere regels dan voor projecten. Voor die bomen geldt geen verplichte toename van het boomkroonvolume (BKV) van 10%. Ook is het opstellen van een herplantplan niet noodzakelijk. Voor de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand volstaat, aanvullend op de indieningsvereisten vanuit de Omgevingswet, het toevoegen van een kaart van het perceel waarbij (schematisch) wordt aangegeven:
De herplantbomen moeten binnen 1 jaar, na de datum van verlening van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand, zijn aangeplant.
Herplantbomen moeten, als ze dood gaan, vervangen worden door een boom van dezelfde soort en omvang.
Voor het bepalen van de herplant, moeten de volgende stappen doorlopen worden:
Stap 1: bepaal de soortnaam van de te vellen boom. Bij twijfel over de boomsoort, kan contact worden opgenomen met de gemeente.
Stap 2: zoek in de tabel in Bijlage 2 de groeisnelheid, grootte- en breedteklasse van de boomsoort op.
Stap 3: zoek in de herplanttabel in Bijlage 4 op, welke opties er zijn voor de herplant en maak een keuze.
Stap 4: bepaal met behulp van de tabel in Bijlage 2, de boomsoorten van de herplant en bepaal op welke plek(ken) op het kadastrale perceel de herplant wordt gerealiseerd.
Een duurzame groeiplaatsinrichting is van belang, zodat de boom voldoende ruimte krijgt om te groeien, hinder beperkt wordt en de kans dat de boom dood gaat wordt geminimaliseerd. De benodigde boven- en ondergrondse groeiruimte is afhankelijk van de groeisnelheid, grootte- en breedteklasse van de boomsoort. Bijlage 5 kan worden geraadpleegd voor een indicatie van de ondergrondse groeiruimte.
Indien herplant op het kadastrale perceel, waarop de te vellen boom staat, niet mogelijk is, dan is financiële bomencompensatie verplicht. Dit gebeurt door middel van een storting in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. De hoogte van de financiële bijdrage is afhankelijk van omtrek van de stam van de te vellen boom op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld:
Wanneer bomencompensatie gedeeltelijk gebeurt d.m.v. herplant, dan zal aanvullend daarop een financiële bomencompensatie door een storting in het gemeentelijke bomencompensatiefonds plaats moeten vinden. Hiervoor worden maatwerkafspraken gemaakt, waarbij de gemeente beslist bij een eventueel meningsverschil over de hoogte van de financiële bijdrage. Hierbij worden de groeisnelheid, grootte- en breedteklasse van de te vellen boom en de herplantbomen in overweging genomen. De financiële bijdrage zal lager zijn naarmate er meer BKV wordt gecompenseerd.
Het geld uit het gemeentelijke bomencompensatiefonds kan door de gemeente aan de onderstaande twee doelen worden besteed:
Aanplant van extra bos- of bomen op verschillende locaties in de gemeente. Onder extra bos- of bomenaanplant wordt verstaan: aanplant van bos en/of bomen die niet al voortvloeien uit andere bomencompensatie opgaven. Het doel is om te komen tot een daadwerkelijke uitbreiding of kwalitatieve verbetering van het boomareaal in de openbare ruimte. Indien er geen geschikte locaties in de openbare ruimte gevonden kunnen worden, zijn alternatieve locaties mogelijk;
De volgende maatregelen kunnen vanuit het bomencompensatiefonds worden betaald wanneer bomen en/of bos wordt/worden aangeplant in bestaande groenzones in de openbare ruimte:
Hieronder vallen de volgende werkzaamheden:
Herplant van bomen en/of bos vindt, vanwege kosten efficiëntie, zoveel mogelijk plaats in bestaande groenzones. Indien er geen geschikte locaties in bestaande groenzones in de openbare ruimte gevonden kunnen worden, kan herplant op alternatieve locaties plaatsvinden. In dat soort gevallen kunnen alle benodigde maatregelen, die nodig zijn om te komen tot een duurzame groeiplaatsinrichting, vanuit het bomencompensatiefonds worden betaald. Hieronder vallen o.a. het verwijderen van eventueel aanwezige verhardingen. Ook als bomen en/of bosaanplant op alternatieve locaties extra prioriteit heeft (bijv. op basis van uitkomsten van klimaatstresstesten), kan dat worden betaald vanuit het bomencompensatiefonds.
Geld uit het bomencompensatiefonds kan ook worden besteed aan het verhogen van de kwaliteit van het bestaande gemeentelijke boomareaal. Hieronder vallen maatregelen die buiten het bestendig groenbeheer en/of het reguliere verzorgingsonderhoud vallen. Te denken valt aan het verbeteren van groeiplaatsen van bomen ten gunste van het verbeteren van de vitaliteit en/of het verlengen van de levensduur.
Daarnaast kunnen de kosten voor voorbereiding en toezicht (voor zover die een gevolg zijn van de genoemde maatregelen) worden betaald vanuit het bomencompensatiefonds.
Locaties voor extra bos- en/of bomenaanplant worden door de gemeente zelf bepaald aan de hand van beschikbare boven- en ondergrondse groeiruimte. Ook bewoners, bedrijven of (andere) geïnteresseerden kunnen locaties aandragen en voorstellen doen. De gemeente toetst op basis van haalbaarheid en de gestelde doelen. Het uitgangspunt is ‘de juiste boom op de juiste plek’ waarbij de gemeente streeft naar een optimaal gebruik van inheemse boomsoorten ten gunste van de biodiversiteit en de landschappelijke kwaliteit.
De gemeente stelt, indien er bedragen in het gemeentelijke bomencompensatiefonds zijn gestort, jaarlijks een rapportage op waar in staat om welke bedragen het gaat, het aantal gevelde bomen waarvoor de financiële bomencompensatie is gedaan, welke bedragen uit het bomencompensatiefonds dat jaar zijn besteed en een korte beschrijving van de maatregelen.
De gemeente streeft er naar om elk in het bomencompensatiefonds gestorte bedrag uiterlijk in het eerstvolgende plantseizoen na het verstrijken van 3 kalenderjaren, uitgegeven te hebben aan de voorgeschreven doelen en maatregelen.
Bomen zijn waardevol voor de maatschappij. Ze zijn gunstig voor het klimaat. Bomen zorgen voor verkoeling, waterberging en verbetering van de luchtkwaliteit. Ook leveren bomen een positieve bijdrage aan het mentaal en lichamelijk welzijn van mensen en daarnaast zijn ze van groot belang voor de biodiversiteit. In sommige situaties kunnen takken en boomwortels voor hinder zorgen, waardoor snoei wenselijk kan zijn.
Rechten m.b.t. snoei van overhangende takken en het weghakken van doorschietende boomwortels zijn vastgelegd in artikel 5:44 van het Burgerlijk Wetboek. Eventueel uit te voeren taksnoei en/of het weghakken van boomwortels mag er niet toe leiden dat de boom duurzaam in zijn voortbestaan wordt bedreigd of ernstig in zijn vorm wordt aangetast. Bij het wegsnoeien en/of-hakken mag er geen onevenredig grote schade worden toegebracht aan de boom, dat zou misbruik van recht betekenen. Misbruik is bijvoorbeeld aan de orde wanneer men een boomkroon rigoureus terugzet of een wortelgestel ernstig aantast, waardoor het voortbestaan van de boom in gevaar is. Bovendien kan door het afhakken van teveel wortels of wegnemen van essentiële stabiliteitswortels, de boom omvallen. Voor het verwijderen van meer dan 20% van de kroon of het wortelpakket, is een omgevingsvergunning noodzakelijk. Naast de hoeveelheid kroon die wordt weggesnoeid of wortelpakket dat wordt weggehakt, is het van belang dat de specifieke boomsoort in acht wordt genomen. Zo kunnen beuken bij verkeerd snoeien afsterven door ‘zonnebrand’.
In het geval van klachten door overhangende takken of een verzoek of vordering tot snoei van overhangende takken van gemeentelijke bomen, hanteert de gemeente Waalwijk in principe het uitgangspunt dat overhangende takken van gemeentelijke bomen niet worden gesnoeid. Hetzelfde uitgangspunt hanteert de gemeente voor boomwortels. Er zijn echter een aantal uitzonderingen op dit uitgangspunt mogelijk, de uitzonderingen waarbij wel wordt ingegrepen zijn:
De gemeente heeft een zorgplicht voor het treffen van voorzorgsmaatregelen om overlast van eikenprocessierups, of andere insecten die een gevaar vormen voor de volksgezondheid, te voorkomen of te beperken. Voor de keuze van de te treffen voorzorgsmaatregelen maakt de gemeente een zorgvuldige afweging. Bij verhoogd gevaar worden preventieve maatregelen genomen of, als deze maatregelen niet of onvoldoende mogelijk zijn, wordt het publiek voor het gevaar gewaarschuwd. Als er geen sprake is van verhoogd gevaar kan worden volstaan met informatievertrekking. Op die manier voldoet de gemeente aan haar zorgplicht.
De gemeente hanteert in principe het uitgangspunt dat er geen maatregelen worden genomen bij hinder door insecten die geen gevaar vormen voor de volksgezondheid. Vrij levende insecten zijn wilde dieren met een eigen wil en juridisch gezien ‘zaken van niemand’ en de gemeente wordt daarvoor niet aansprakelijk gehouden.
Voor aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels en waarop op dat moment nog niet onherroepelijk is beslist, blijven de beleidsregels van toepassing zoals deze golden op het moment van indiening van de aanvraag.
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig deze beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
HET COLLEGE VAN WAALWIJK
Namens deze,
de secretaris, de burgemeester
Michel Tromp, Sacha C.A.M. Ausems
Rekenvoorbeeld 1: Bomencompensatie d.m.v. herplant
(paragraaf 7.2 Beleidsregels Bomen 2024)
In het projectgebied worden 6 bomen geveld.
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, rond de gemiddelde leeftijd af op 5 jaar en bepaal het totale BKV van de te vellen bomen. Voeg deze zaken toe aan het overzicht van stap 1.
Het resultaat van de stappen 1 en 2, voor dit rekenvoorbeeld, staat in de onderstaande tabel.
Stap 3: bepaal het te behalen BKV. Het te behalen BKV wordt bepaald door het totale BKV van de te vellen bomen op te hogen met 10%. Dit is het BKV dat (minimaal) behaald moet zijn op het moment dat de herplantbomen dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar.
Stap 4: maak een overzicht van de herplantbomen met daarin per boom:
Stap 5: bepaal het totale BKV van de herplantbomen, op het moment dat ze dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar. Voeg dit toe aan het overzicht van stap 4.
Het resultaat van de stappen 4 en 5, voor dit rekenvoorbeeld, staat in de onderstaande tabel.
Stap 6: controleer of het totale BKV van de herplantbomen (het resultaat van stap 5) gelijk of meer is dan het te behalen BKV (het resultaat van stap 3). Als dat zo is, dan wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Als niet wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht dan moeten er voor de herplant andere keuzes worden gemaakt. De stappen 1 t/m 6 dienen herhaald te worden totdat uit stap 6 blijkt dat wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Rekenvoorbeeld 2: Financiële compensatie
(paragraaf 7.3 Beleidsregels Bomen 2024)
In het projectgebied worden 3 bomen geveld. Er is binnen het projectgebied geen ruimte om herplant te realiseren.
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen.
Het resultaat van stappen 1 en 2, voor dit rekenvoorbeeld, staat in de onderstaande tabel.
Stap 3: de totale monetaire boomwaarde (het resultaat van stap 2) wordt vermenigvuldigd met een factor 2.
Stap 4: het resultaat van stap 3 wordt opgehoogd met 15%.
Het resultaat van stap 4 is de financiële compensatie. Dit is het bedrag dat moet worden gestort in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. Op die manier wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Rekenvoorbeeld 3: Combinatie van bomencompensatie d.m.v. herplant en financiële compensatie.
(paragraaf 7.4 Beleidsregels Bomen 2024)
In het projectgebied worden 16 bomen geveld.
Stap 1: maak een overzicht van de te vellen bomen met daarin per boom:
Stap 2: bepaal de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, rond de gemiddelde leeftijd af op 5 jaar en bepaal het totale BKV van de te vellen bomen. Voeg deze zaken toe aan het overzicht van stap 1.
Stap 3: bepaal de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen. Voeg de totale monetaire boomwaarde toe aan het overzicht van stap 1.
Het resultaat van de stappen 1, 2 en 3, voor dit rekenvoorbeeld, staat in de onderstaande tabel.
Stap 4: maak een overzicht van de herplantbomen met daarin per boom:
Stap 5: bepaal het totale BKV van de herplantbomen, op het moment dat ze dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar. Voeg dit toe aan het overzicht van stap 4.
Het resultaat van de stappen 4 en 5, voor dit rekenvoorbeeld, staat in de onderstaande tabel.
Stap 6: deel de totale monetaire boomwaarde van de te vellen bomen door het totale BKV van de te vellen bomen.
Stap 7: bepaal het te behalen BKV. Het te behalen BKV wordt bepaald door het totale BKV van de te vellen bomen op te hogen met 10%. Dit is het BKV dat (minimaal) behaald moet zijn op het moment dat de herplantbomen dezelfde leeftijd hebben bereikt als de gemiddelde leeftijd van de te vellen bomen, afgerond op 5 jaar.
Stap 8: breng het BKV dat wordt gecompenseerd door de herplantbomen, in mindering op het te behalen BKV.
Stap 9: vermenigvuldig het resultaat van stap 8 met het resultaat van stap 6.
Stap 10: vermenigvuldig het resultaat van stap 9 met een factor 2.
Stap 11: verhoog het resultaat van stap 10 met 15%.
De financiële compensatie bedraagt € 62.054,--. Dit is het bedrag dat moet worden gestort in het gemeentelijke bomencompensatiefonds. Middels deze storting én de realisatie van de herplant wordt voldaan aan de bomencompensatieplicht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-66011.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.