Wijziging gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke uitvoeringsorganisatie/ De Connectie

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Arnhem, Renkum, Rheden;

 

Overwegende dat:

 

gelet op:

de Wet gemeenschappelijke regelingen;

de toestemming van de respectievelijke gemeenteraden op grond van artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

besluiten

de Gemeenschappelijke regeling intergemeentelijke uitvoeringsorganisatie als volgt te wijzigen:

I Wijzigingen

A. Aan het einde van de overwegingen de volgende overwegingen toe te voegen:

“Deze bedrijfsvoeringsorganisatie van start is gegaan onder de naam “Intergemeentelijke uitvoeringsorganisatie”, maar inmiddels handelt onder de naam “De Connectie”;

Het voor de vindbaarheid van de gemeenschappelijke regeling het van belang is de naam hiervan te wijzigen in “De Connectie”;

De Wet gemeenschappelijke regelingen op 1 juli 2022 is gewijzigd, waardoor deze gemeenschappelijke regeling wijziging behoeft;”

 

B. In de gemeenschappelijke regeling, de toelichting en de aanhef (niet in de overwegingen) de

volgende begrippen aan te passen:

  • a.

    “ De Intergemeentelijke uitvoeringsorganisatie” wordt “ De Connectie”;

  • b.

    “Intergemeentelijke uitvoeringsorganisatie” wordt “ De Connectie”;

  • c.

    “de IGUO” wordt “De Connectie”;

  • d.

    “IGUO” wordt “De Connectie”;

  • e.

    “bestuur” wordt “Bestuur”;

  • f.

    Bij de artikelen waarbij er tussen het nummer en de koptekst een “-“ of een “.” staat, komt dit te vervallen.

C. In artikel 1 van hoofdstuk 1 vervalt onderdeel c en worden onderdelen d t/m g vernummerd tot c t/m f. Tevens wordt in artikel 1 van hoofdstuk 1 aan het einde de volgende passage toegevoegd:

“Begrippen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet die in deze regeling worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.”

 

D. Artikel 5, vijfde lid van hoofdstuk 3, wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

“5. De voorzitter ondertekent de stukken die namens het Bestuur uitgaan en vertegenwoordigt De Connectie in en buiten rechte.”

 

E. Aan artikel 7 van hoofdstuk 3, wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3.

    “ Onverminderd het bepaalde in de wet worden besluiten niet voor zienswijze aan de raden van de deelnemers voorgelegd.”

F. In artikel 9 van hoofdstuk 3 vervalt het eerste lid en worden de leden 2 t/m 4 vernummerd tot 1 t/m 3. Tevens komt het nieuwe eerste lid te luiden:

  • 1.

    “ De directeur is als secretaris tijdens de vergaderingen van het Bestuur aanwezig.”

G. In artikel 10 van hoofdstuk 3, wordt na lid 6, (onder vernummering van lid 7 naar lid 8) een nieuw lid 7 ingevoegd dat als volgt komt te luiden:

  • 7.

    “Het Bestuur stelt voor het digitaal verstrekken van informatie een Informatieprotocol vast, maar niet nadat raden de gelegenheid is geboden hun zienswijze hierover te geven.”

H. Na artikel 10 van hoofdstuk 3 wordt nieuw artikel 10a ingevoegd, luidende:

“Artikel 10a Participatie

Participatie van ingezetenen en belanghebbenden vindt via de deelnemende gemeente plaats. In uitzonderlijke gevallen kan het Bestuur ingezetenen en belanghebbenden laten participeren in verband met keuzes die te maken hebben op de uitvoering van beleid. Op deze bepaling is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.”

 

I. Artikel 15 van hoofdstuk 5 komt als volgt te luiden:

Artikel 15 Procedure begrotingsbehandeling

  • 1.

    Het Bestuur voorziet de ramingen in de ontwerp-begroting als bedoeld in artikel 35 eerste lid van de Wgr van een behoorlijke toelichting.

  • 2.

    Het Bestuur zendt de ontwerp-begroting aan de raden van de gemeenten toe voor 1 mei, maar tenminste twaalf weken voor vaststelling van de begroting, voorafgaand aan het begrotingsjaar waarop zij betrekking heeft.

  • 3.

    De gemeenteraden kunnen hun zienswijze omtrent het ontwerp van de begroting binnen twaalf weken na de verzending van de ontwerpbegroting aan het Bestuur kenbaar maken.

  • 4.

    Het Bestuur zendt de begroting nadat deze is vastgesteld onder bijvoeging van de zienswijzen van de gemeenteraden, zijn commentaar daarop en zo nodig een nota van wijziging aan de gemeenteraden.

    Artikel 35, tweede lid van de Wgr is ten aanzien van dit commentaar en de nota van wijziging van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het besluit tot vaststelling van de begroting wordt genomen bij meerderheid van stemmen en kan uitsluitend genomen worden bij voltallige aanwezigheid van het Bestuur. Voor zover het een verhoging van de gemeentelijke bijdrage voor de deelnemende gemeenten betreft, dient de meerderheid als bedoeld in de vorige volzin te worden behaald met stemmen van leden van het Bestuur die ook een meerderheid in inwonersaantallen vertegenwoordigen.”

J. In artikel 18 van hoofdstuk 5 worden het eerste en tweede lid omgedraaid en vernummerd. In het nieuwe tweede lid:

  • a.

    Wordt “1 maart” vervangen door “1 mei”;

  • b.

    Wordt “1 september” vervangen door “15 september”.

K. In artikel 19, tweede lid van hoofdstuk 15 wordt “15 april” vervangen door “30 april”.

 

L. Artikel 24, lid 3 t/m 5 komen als volgt te luiden:

  • 3.

    “De wijziging van de regeling treedt, tenzij anders is bepaald, in werking op de dag volgend op die waarop de wijziging is bekendgemaakt.

  • 4.

    Onder wijziging van de regeling wordt mede verstaan opheffing alsmede het toetreden tot en het uittreden uit de regeling.

  • 5.

    Het Bestuur is belast met bekendmaking van de gewijzigde regeling.”

M. Artikel 25, eerste lid en vierde lid komen te vervallen onder vernummering van de overige leden.

 

N. Artikel 26 komt als volgt te luiden:

Artikel 26 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan uittreden uit de regeling na een daartoe strekkend besluit van de deelnemer.

  • 2.

    Voor uittreding geldt een opzeggingstermijn van een minimaal 1 jaar, met ingang van 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar na de genoemde opzeggingstermijn.

  • 3.

    De financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties worden, binnen zes maanden na opzegging, door het Bestuur in een uittredingsplan in kaart gebracht. Bij het in kaart brengen van deze consequenties is een onafhankelijke deskundige betrokken.

  • 4.

    De deelnemers beslissen, na toestemming van hun raden, tot het vaststellen van het uittredingsplan.

  • 5.

    De uittredingskosten worden ten laste van de uittredende gemeente gebracht. Tot deze uittredingskosten behoren:

    • a.

      de incidentele kosten die rechtstreeks verband houden met de ontvlechting van deze gemeente uit de regeling

    • b.

      de kosten die verband houden met de (afbouw van de) ontstane overcapaciteit

  • Tot de ontvlechtingskosten worden eveneens gerekend de kosten die worden gemaakt voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. Basis voor de berekening van de kosten van de ontstane overcapaciteit is het aandeel in de laatst vastgestelde begroting en hieruit volgende (langjarige) verplichtingen.

  • 6.

    De kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die gelden op het moment van uittreding. Wijzigingen die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet (alsnog) worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittredingskosten.

  • 7.

    Op basis van een sociaal plan zal personeel aan de uittredende partij worden toegewezen.

    De hiermee verbonden rechten en verplichtingen worden hiermee eveneens aan de uittredende partij overgedragen.

  • 8.

    Bedrijfsmiddelen die uitsluitend en exclusief door de uittredende partij worden gebruikt, worden door de uittredende partij tegen de resterende boekwaarde hiervan overgenomen.

  • 9.

    Het aandeel in contractuele verplichtingen met leveranciers worden, waar mogelijk en in overleg met deze leveranciers, aan de uittredende partij overgedragen.

  • 10.

    Kosten en verplichtingen die niet rechtstreeks aan de uittredende partij kunnen worden toegerekend en/ of overgedragen, worden naar rato van het aandeel in de dienstverlening, tegen de contante waarde hiervan, bij de uittredende partij in rekening gebracht.

  • 11.

    Het aandeel van de uittredende partij in de reservepositie van De Connectie wordt, waar mogelijk rechtstreeks en zo nodig naar rato van haar aandeel hierin, berekend en in mindering gebracht op de te betalen uittredingskosten.

  • 12.

    Het Bestuur van De Connectie doet redelijkerwijs al het mogelijke om de kosten voor de uittredende gemeente zo laag mogelijk te houden. Daartoe doet het Bestuur met de uittredende deelnemer onderzoek naar de mogelijkheid om uittredingskosten te verminderen.”

O. Artikel 29, 30 en 34 worden vernummerd naar resp. 30, 31 en 32.

 

P. Na artikel 28 wordt een nieuw artikel 29 ingevoegd luidende:

“Artikel 29 Evaluatie

Het Bestuur draagt zorg voor een vierjaarlijkse evaluatie van de samenwerking van De Connectie.”

 

Q. Artikel 30 (nieuw) komt als volgt te luiden:

“Artikel 30 Bekendmaking

De gemeente Arnhem is belast met de bekendmaking van de regeling zoals bedoeld in artikel 26 van de wet.”

 

R. In artikel 31 (nieuw) wordt aan het einde van de zin aangevuld met:

“en is gewijzigd op” onder toevoeging van de datum van inwerkingtreding van het besluit.

 

S. De toelichting zoals conform bijlage 1 vast te stellen.

II Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Wijziging gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijke uitvoeringsorganisatie/ De Connectie.

Burgemeester

Secretaris

Bijlage 1  

 

TOELICHTING

Artikel 2

Omdat De Connectie een rechtspersoon is, moet deze worden ingeschreven in het Handelsregister.

Daarvoor is nodig dat een statutaire vestigingsplaats wordt gekozen. Ook om te bepalen bij welke bestuursrechter men in beroep kan gaan. Artikel 10 lid 3 van de Wgr vereist dat in de regeling de plaats van vestiging wordt aangewezen.

De gemeente van de plaats van vestiging is op grond van artikel 30 belast met de bekendmaking van de regeling.

 

Artikel 3

Artikel 10 lid 1 van de Wgr vereist dat de regeling het belang of de belangen ter behartiging waarvan zij zijn getroffen vermeldt.

 

Artikel 7

De Connectie is een beleidsneutrale samenwerkingsvorm. Voor ondersteunende processen en uitvoeringstaken. De Connectie levert diensten aan de deelnemende gemeenten en aan derde partijen. De zienswijzen van de raden is reeds voor de ontwerp begroting geregeld. Nu De Connectie volgend is op het beleid van de gemeenten die eigenaar zijn, is nadere regeling van de zienswijze niet noodzakelijk. Dit kan immers via de band van hun eigen gemeentebestuur.

 

Artikel 8

De Wgr vereist dat het Bestuur een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststelt.

Bij staken van stemmen wordt de regeling die in de Gemeentewet is opgenomen over vergaderingen van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing verklaard.

 

Artikel 10

Artikel 18 juncto 16 en 19 lid 1 van de Wgr vereisen het volgende. In de regeling moeten bepalingen worden opgenomen omtrent de wijze waarop een lid van het Bestuur ter verantwoording kan worden geroepen voor het door hem in dat Bestuur gevoerde beleid. Daarnaast moet de regeling bepalingen bevatten over de wijze waarop (een lid van) het Bestuur de door raadsleden gevraagde inlichtingen dient te verstrekken.

Lid 8 bevat de tekst van de motie die op 24 september 2014 door de raad van de gemeente Renkum is aangenomen.

 

Artikel 10a

Vanwege het beleidsneutrale karakter en het feit dat De Connectie diensten levert voor ondersteunende processen en uitvoeringstaken zal er geen sprake zijn voorbereiding en evaluatie van beleid. De dienstverlening van De Connectie ziet over het algemeen op interne dienstverlening aan medewerkers van de gemeenten. Voor zover er in een uitzonderlijk geval de participatie van ingezetenen en bewoners van belang is, kan het Bestuur hiertoe besluiten.

 

Artikel 14

De artikelen 34 t/m 35 bevatten bepalingen over de financiën van een BVO. In Hoofdstuk 5 van de gemeenschappelijke regeling zijn alleen bepalingen opgenomen, die een aanvulling vormen op de wettelijke bepalingen.

Artikel 35 lid 6 van de Wgr bepaalt dat de artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing zijn. Dit houdt in dat ook bij een BVO de financiële verordeningen als bedoeld in artikel 212 en 213 van de Gemeentewet moeten worden vastgesteld. Gelet op de plaatsing van deze bepaling in artikel 35 is dit een bevoegdheid van het Bestuur; de overige bepalingen van artikel 35 bevatten namelijk bestuursbevoegdheden.

 

Artikel 15

Er is voor gekozen dat de vaststelling van de begroting bij meerderheid kan geschieden ter voorkoming dat er een patstelling kan ontstaan, waardoor preventief toezicht bij niet tijdige vaststelling dreigt.

 

Artikel 16

De taken van De Connectie horen, wanneer ze binnen de eigen gemeente worden uitgevoerd, veelal binnen één (bedrijfsvoerings)programma. In dat geval hebben de college’s het mandaat om binnen het programma te schuiven met budgetten. Conform deze systematiek wordt voorgesteld om het Bestuur van De Connectie eveneens het mandaat te verstrekken tot verschuivingen binnen de begroting, mits dit past binnen de gemeentelijke bijdragen.

 

Artikel 17

De Connectie dient te beschikken over voldoende liquide middelen om haar taken uit te voeren. In dit artikel is dit afgedekt door te kiezen voor bevoorschotting per kwartaal vooraf.

 

Artikel 18

De genoemde data zijn gekozen zodat de gemeenten de uitkomsten van de rapportages kunnen gebruiken in hun voor- en najaarsnota.

 

Artikel 21

Artikel 28 van de Wgr bepaalt dat geschillen omtrent de toepassing van een regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het Bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie door GS worden beslist (voor zover op grond van de wet de rechterlijke macht niet bevoegd is). In een regeling kan een voorportaal worden opgenomen, dat moet worden aangewend voordat het geschil aan GS wordt voorgelegd. Dit kan zijn ‘onderling overleg’ zoals voorgesteld, maar ook bijvoorbeeld mediation of niet-bindend deskundigenadvies. In laatste instantie beslist GS over een geschil.

 

Artikel 23

Op grond van artikel 40 lid 1 van de Archiefwet moet de regeling tevens een voorziening inhouden omtrent de zorg voor de archiefbescheiden van het orgaan van De Connectie. Artikel 15 van het Archiefbesluit bepaalt dat het Bestuur ten aanzien van zijn archiefbescheiden beheersregels moeten vaststellen.

 

Hoofdstuk 8

Artikel 9 lid 1 van de Wgr vereist dat een regeling die voor onbepaalde tijd wordt getroffen, bepalingen bevat omtrent wijziging, opheffing, toetreding en de gevolgen van uittreding.

Geadviseerd wordt om m.b.t. de beslissingen hieromtrent unanimiteit te vereisen.

 

Artikel 24

Geadviseerd wordt om de regeling slechts te wijzigen bij unanimiteit en niet bij gewone meerderheid.

Op grond van artikel 9 lid 1 en artikel 1 lid 3 van de Wgr moeten de deelnemers voor het wijzigen van, toetreden tot en uittreden uit een regeling toestemming verkrijgen van hun raden.

 

Artikel 25

Het verzoek tot toetreding zou kunnen worden ingediend bij een van de deelnemers. Geadviseerd wordt om het verzoek te laten indienen bij het Bestuur.

 

Artikel 26

Geadviseerd wordt om op te nemen dat pas na een bepaalde termijn kan worden uitgetreden.

Teneinde de periode over een collegeperiode te tillen is er gekozen voor een termijn van vijf jaar.

In geval een uittreding op robuuste wijze verloopt, kan het verstandig zijn om een derde in te schakelen voor het maken van een uittredingsplan. Dit kan een onafhankelijke registeraccountant zijn, maar ook een andersoortig een financieel adviseur of een mediator behoort tot de mogelijkheden.

 

Artikel 27

Artikel 9 lid 2 van de Wgr vereist dat de regeling waarbij een bvo wordt ingesteld bepalingen inhoudt omtrent de vereffening van het vermogen ingeval de bvo wordt ontbonden. Lid 3 bepaalt dat de rechtspersoon IGUO na zijn ontbinding blijft voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is.

 

Artikel 29

De gewijzigde Wgr geeft in artikel 11a aan dat een regeling bepalingen inhoudt omtrent de evaluatie van de regeling.

 

Artikel 30

Geadviseerd wordt om de gemeente waarin De Connectie statutair wordt gevestigd (zie artikel 2) te belasten met de publicatie van de van de GR.

Naar boven