Hoofdstuk 2. Aanvraagprocedure van de vervoervoorziening
Artikel 3. Eenjarige en meerjarige beschikkingen
(artikel 6 Verordening)
Het college bepaalt het recht op het leerlingenvervoer. Het college hanteert op basis van artikel 6, eerste lid van de verordening, eenjarige of meerjarige beschikkingen. Het recht op het leerlingenvervoer blijft bestaan gedurende de periode waarvoor het recht is toegekend tenzij er iets verandert in de van belang zijnde omstandigheden.
Hoofdstuk 3. Beoordelingscriteria
Artikel 4. Berekening afstand
(artikel 8 verordening)
- 1.
De afstand woning-school wordt bepaald via de ANWB Routeplanner volgens de optie “kortste route per fiets”.
- 2.
De vergoeding voor de afstand van eigen vervoer wordt bepaald via de ANWB Routeplanner volgens de optie “kortste route per auto”.
- 3.
Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, worden de afstanden afzonderlijk beoordeeld. Indien de reisafstand op de heenweg onder de in de verordening gestelde grens ligt doch de reisafstand op de terugweg daarboven of omgekeerd, dan wordt een gedeeltelijke bekostiging verstrekt: alleen de heen- of alleen de terugreis.
Artikel 5. Tweede opstapplaats
(artikel 10 verordening)
Voor leerlingen, die gebruik maken van aangepast vervoer, is het mogelijk om gebruik te maken van een tweede opstapplaats, als er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- 1.
Er is één andere opstapplaats, naast de structurele opstapplaats, toegestaan;
- 2.
De opstapplaats ligt binnen de gemeentegrenzen van de gemeente;
- 3.
Er dient sprake te zijn van een vast patroon, dat wil zeggen één vaste opstapplaats alsook op vaste dagen per week;
- 4.
Vervoer vanaf een opvangadres naar een woning of vice versa, behoort in geen geval tot de mogelijkheden;
- 5.
Indien het vervoer naar een tweede opstapplaats leidt tot individueel vervoer, of om andere redenen leidt tot hogere kosten dan vervoer naar de structurele opstapplaats, dan wel langere reistijd voor de overige leerlingen, behoudt het college zich het recht om het gebruik van een tweede opstapplaats af te wijzen.
- 6.
Vervoer naar een woning wordt toegestaan als door de ouders wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is;
Artikel 6. Afstand tot opstapplaats
(artikel 10 verordening)
De maximale afstand tot een opstapplaats voor het aangepaste vervoer is 2 kilometer, gemeten volgens de ANWB routeplanner kortste route met optie “wandel”.
Artikel 7. Specifieke onderwijskundige behoefte
(artikel 11. verordening)
- 1.
Wanneer er sprake is van een specifieke onderwijskundige behoefte zoals bedoeld in artikel 11, lid 3 van de verordening waardoor leerlingen niet kunnen deelnemen aan het regulier onderwijs, dienen ouders dit aan te tonen. Dit kan op één van de twee navolgende wijzen:
- a.
Een verklaring van alle dichterbij gelegen scholen dat zij de leerling geen onderwijs kunnen bieden gezien de ondersteuningsbehoefte;
- b.
Een verklaring van een onafhankelijke SKJ of BIG geregistreerde professional dat de leerling een ernstige ontwikkelingsbedreiging heeft bij het niet volgen van het specifieke onderwijs aan de gewenste school.
- 2.
Ouders dienen aan te tonen dat de door hen gekozen school de ondersteuning kan bieden die noodzakelijk is. Hiervoor dienen de ouders een verklaring van die school aan te bieden waaruit blijkt dat er sprake is van een voltijds aanbod voor de specifieke leerlingen. Met voltijds aanbod van gespecialiseerde leerkrachten onder vermelding van de aanvullende opleidingen die het bij die groep betrokken personeel heeft gevolgd voor de doelgroep.
Artikel 8. Afwijkende schooltijden
(artikel 12 verordening)
- 1.
Aangepast vervoer op afwijkende tijden in verband met introductiedagen, verkorte lesdagen, proefwerk- weken, studiedagen etc. is niet mogelijk. Uitzondering hierop is het vervoer tijdens de eindexamenweken.
- 2.
De maximale wachttijd, zoals genoemd in artikel 12, lid 2 van de verordening is twee klokuren.
Artikel 9. Uitzonderingen en kilometergrens bij stages
(artikel 15 verordening)
Van de maximale afstand naar een stage, zoals genoemd in artikel 15 van de verordening, kan alleen in de navolgende situaties worden afgeweken:
- •
Door de school wordt verklaard, onder overlegging van bewijsstukken, dat het niet mogelijk is een dichterbij gelegen stageplek te vinden; of
- •
Door de leerling en/of zijn ouders kan worden bewezen dat er na de afloop van de stage een grote kans is op een vaste werkplek bij de stage werkgever. Hierbij dient een verklaring van de stage werkgever te worden overlegd.
Artikel 10. Fietsafstand
(artikel 17 en 18 verordening)
Als tijdens de afhandeling van een aanvraag voor vervoer naar school de vraag aan de orde komt of een kind of een ouder het vervoer naar school per fiets kan doen dan gelden de volgende uitgangspunten voor het bepalen van de afstand die bij fietsen wordt verwacht:
- •
Primair onderwijs: vier kilometer (eventueel de ouder met kind achterop)
- •
Voortgezet speciaal onderwijs: 15 kilometer.
Artikel 11. Berekening reistijd openbaar vervoer
(artikel 20 verordening)
Het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep BV beschikbaar gestelde informatie (www.9292ov.nl). Er wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school.
Artikel 12. Individueel vervoer
(artikel 20 verordening)
Met individueel vervoer is bedoeld, dat een leerling vanwege een beperking niet samen met andere leerlingen kan worden vervoerd. Wij hanteren de regel dat individueel vervoer alleen wordt toegewezen indien de leerling ook individueel onderwijs ontvangt. Om dit vast te kunnen stellen, wordt het individuele ondersteuningsplan bij de aanvraag bijgevoegd, dat door school is opgesteld en waaruit blijkt dat de leerling aangewezen is op individueel onderwijs en dit ontvangt. Dit dient te worden onderbouwd door een SKJ of BIG geregistreerde deskundige. Door de ouders dient te worden aangetoond dat volgende voorliggende wijzen van vervoer niet mogelijk zijn:
- •
- •
Begeleiding in het aangepast vervoer.
Artikel 13. Verantwoordelijkheid ouders/ Ernstige benadeling van het gezin
(artikel 20 verordening)
- 1.
Ouders en of verzorgers zijn te allen tijde verantwoordelijk voor het schoolbezoek en de begeleiding van hun kind(eren). Wanneer het begeleiden van een leerling door de ouders of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden, kan de leerling in aanmerking komen voor aangepast vervoer.
- 2.
Om te kunnen beoordelen of begeleiden onmogelijk is, of dat een gezin ernstig benadeeld wordt wanneer ouder(s) zelf voor de begeleiding moeten zorgen, zijn de onderstaande factoren opgesteld, op grond waarvan het college kan bepalen of er sprake is van een ernstige benadeling van het gezin:
- a.
een éénoudergezin met meerdere kinderen, waaronder tenminste een schoolgaand kind van negen jaar of jonger, die afzonderlijke scholen bezoeken en waarbij meerdere kinderen begeleiding nodig hebben bij het reizen van en naar die verschillende scholen.
- b.
het aantal (zorg)kinderen binnen het gezin, en
- c.
de aanwezigheid en beschikbaarheid van het sociaal netwerk en de betrouwbaarheid van dit netwerk, en
- d.
overige plichten van ouders in de vorm van het volgen van een inburgeringscursus of taalcursus, en
- e.
handicap van de ouder waardoor het reizen met het OV of fiets niet mogelijk is.
- 3.
Slechts indien meerdere van de in het vorige lid genoemde factoren een beperking opleveren om op eigen kracht te kunnen voorzien in de begeleiding van het schoolvervoer van de leerling, zal aangenomen worden dat sprake is van een ernstige benadeling van het gezin.
- 4.
Werkverplichtingen zijn geen reden voor het toekennen van aangepast vervoer tenzij de ouder kan aantonen dat er sprake is van één van de situaties genoemd onder lid 2 van dit artikel en de aard van het werk aanpassing van de werktijden onmogelijk maken.
- 5.
Ouders zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van hun kind naar en van de opstapplaats. Alleen in de volgende situaties is dat niet van toepassing:
- a.
Ouders zijn door een beperking niet in staat om naar de opstapplaats te lopen of fietsen.
- b.
Er zijn meer kinderen in het gezin die extra ondersteuning nodig hebben vanwege een structurele handicap op hetzelfde moment. Dit is niet van toepassing op kinderen die vanwege de jonge leeftijd extra ondersteuning nodig hebben.
- 6.
Ouders dienen de in de leden 2, 4 en 5 genoemde factoren aan te tonen door relevante verklaringen van deskundigen, werkgever, inburgering en dergelijk.
Artikel 14. Dubbele vergoeding eigen vervoer
(artikel 19 en 20 verordening)
Voor leerlingen die op grond van artikel 20 van de verordening in aanmerking komen voor aangepast vervoer naar een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of speciaal basisonderwijs, kent het college een dubbele vergoeding van de kosten van eigen vervoer toe.
Hoofdstuk 4. Bijdrage in de kosten
Artikel 15. Terugval in inkomen
(artikel 22 verordening)
Als peiljaar voor het inkomen moet op grond van de WPO (artikel 4, zevende lid) worden aangemerkt het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar, waarin het schooljaar waarvoor bekostiging van de vervoerskosten wordt gevraagd, begint.
Als het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar waarin het inkomen wordt bepaald en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, op een structurele wijze is gedaald, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid van de verordening. Door het kiezen van een later peiljaar kan het voorkomen dat ouders in dat latere peiljaar niet voldoen aan de inkomensgrens en dus geen drempelbedrag hoeven te betalen.
Op aanvraag van de ouder gaan burgmeester en wethouders uit van het inkomen van een ander jaar dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging is gevraagd als:
- •
sprake is van een terugval in inkomen over het voorafgaande aan het jaar waarvoor bekostiging is gevraagd, in welk geval het college uitgaat van het jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging is vastgesteld; of
- •
sprake is van een terugval in inkomen over het jaar waarvoor de bekostiging is vastgesteld, in welk geval het college uitgaat van het jaar waarvoor de bekostiging is vastgesteld.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een terugval in inkomen verstaan een
vermindering van het toetsingsinkomen van de ouder van ten minste 15% ten opzichte van
het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld.
Artikel 16. Pleegouders en voogdijinstellingen
(artikel 22 en 23 verordening)
Aan pleegouders en voogdijinstellingen wordt geen drempelbedrag of inkomensafhankelijke bijdrage in rekening gebracht.
Hoofdstuk 5. Rechtmatigheid
Artikel 17. Doorgeven van wijzigingen en handelwijze loosmeldingen
(artikel 24 verordening)
- 1.
Ouders dienen wijzigingen die van belang zijn voor het leerlingenvervoer door te geven. Dit geldt in ieder geval voor de volgende wijzigingen:
- a.
wijziging van de reistijd in het openbaar vervoer;
- b.
wijziging in het woonadres van de leerling, bijvoorbeeld door verhuizing;
- c.
wijziging in de gezinssituatie of gezinssamenstelling, die invloed heeft op het al dan niet kunnen begeleiden van leerlingen;
- d.
wijziging in de schoolinschrijving, danwel het adres van de school;
- e.
wijziging van de schooltijden van de school;
- f.
toekenning van bekostiging voor het reizen van en naar school anders dan op basis van de verordening;
- g.
afmelding i.v.m. ziekte of anderszins langdurige afwezigheid;
- h.
wijzigingen in de mogelijkheden van de leerling;
- i.
wijzigingen in telefoonnummers en e-mail adres.
- 2.
Wanneer een ouder vaststelt dat een leerling als gevolg van ziekte of vanwege andere oorzaken niet vervoerd hoeft te worden, moet de ouder dat tijdig melden. Dit moet op de volgende manieren:
- a.
Ouders van leerlingen met aangepast vervoer melden leerlingen voor de eerstvolgende heen- of terugrit af bij de vervoerder;
- b.
Ouders van leerlingen met elke vervoersvoorziening melden de leerlingen vanaf de 10e opeenvolgende ziektedag af bij de gemeente.
- 3.
Betermelding (na ziekte) moet aan de vervoerder worden doorgegeven. Een afmelding geldt tot tegenbericht van de ouder. Voor hervatting van het vervoer is vereist dat ouders de leerling tijdig weer beter melden. Zonder betermelding is er geen vervoer beschikbaar.
- 4.
Een loosmelding houdt in dat een leerling niet aanwezig is op de opstapplaats of het ophaaladres of dat er niemand aanwezig is op het afzetadres om de leerling op te vangen. Indien dit voorkomt zal er de volgende stappen worden doorlopen:
- •
Bij een tweede loosmelding in één kalendermaand kan de gemeente contact opnemen met de ouder om te achterhalen wat de reden van loosmelding is.
- •
Bij een volgende loosmelding binnen twee kalendermaanden ontvangt ouder een schriftelijke waarschuwing.
- •
Bij aanhoudende loosmeldingen kunnen de kosten ter hoogte van € 10,- per loosmelding in rekening worden gebracht bij de ouders
- 5.
De maximale wachttijd van de chauffeur op de leerling en/of zijn ouder is twee minuten.
Artikel 18. Herziening en terugvordering van bekostiging
(artikel 25 verordening)
- 1.
Is er ten onrechte en/of teveel bekostiging aan de ouders verstrekt, doordat sprake is geweest van schending van de inlichtingenplicht, door een administratieve vergissing, of anderszins, dan wordt de bekostiging herberekend en herzien en het daarmee gemoeide bedrag teruggevorderd.
- 2.
Van terugvordering kan worden afgezien als er sprake is van dringende redenen en terugvordering onaanvaardbare consequenties heeft voor de ouder(s) en/of de leerling.
- 3.
De kosten van een ten onrechte genoten vervoersvoorziening kunnen van de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling worden teruggevorderd, of worden verrekend met een verstrekte maar nog niet uitbetaalde vervoersvergoeding.)
Artikel 19. Uitgangspunten veiligheid en gedrag in het aangepast vervoer
(artikel 7 en artikel 25 verordening)
- 1.
Een uitgangspunt in het aangepast vervoer is dat de leerling veilig te vervoeren moet zijn en daartoe in staat is.
- 2.
Het college verstrekt een voorziening in de vorm van aangepast vervoer op voorwaarde dat de leerling en ouder de veiligheid van medeleerlingen en chauffeur in het aangepast vervoer niet in gevaar brengt.
- 3.
Bij onaanvaardbaar gedrag kan het college maatregelen opleggen. Het doel van de maatregelen is ouders en leerlingen te wijzen op hun verantwoordelijkheid om het onaanvaardbare gedrag op te lossen en om de veiligheid van leerlingen als bedoeld in het eerste lid te borgen.
- 4.
Onder onaanvaardbaar gedrag als bedoeld in het derde lid wordt gedrag van zowel een leerling als het gedrag van een ouder verstaan.
Artikel 20. Onaanvaardbaar gedrag: categorieën
- 1.
Naar het oordeel van het college is in ieder geval sprake van onaanvaardbaar gedrag als een leerling of ouder:
- a.
een bedreigende, hinderlijke of gevaarlijke situatie veroorzaakt, of;
- b.
fysiek of verbaal grensoverschrijdend gedrag vertoont.
- 2.
Niet alle misdragingen zijn even ernstig. Het college onderscheidt de volgende categorieën naargelang de ernst van het onaanvaardbare gedrag:
- a.
lichte misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling zich niet houdt aan de regels van de vervoerder, zoals:
- i.
niet rustig in het voertuig stapt;
- ii.
niet luisteren naar de aanwijzingen van de chauffeur;
- iii.
ongepast gedrag vertoont;
- iv.
ongepast taalgebruik hanteert;
- v.
levensmiddelen in het voertuig nuttigt;
- vi.
(geluids-)overlast veroorzaakt.
- b.
ernstige misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling:
- i.
- ii.
dreigt met fysiek geweld tegen de chauffeur of medeleerlingen of anderen die gelijktijdig worden vervoerd;
- iii.
dreigt met fysiek geweld tegen goederen, waarvoor geldt dat er bij de uitvoering van het dreigement gevaar voor personen ontstaat, of;
- iv.
de gedragingen genoemd onder a blijft herhalen.
- v.
zeer ernstige misdragingen. Hiervan is in ieder geval sprake als de leerling:
- vi.
fysiek geweld toepast tegen personen of goederen waarbij letsel wordt toegebracht aan personen of schade aan goederen ontstaat;
- vii.
fysiek geweld toepast tegen personen of goederen met de intentie om letsel toe te brengen aan personen of schade aan goederen te veroorzaken, zonder dat dit letsel of die schade daadwerkelijk wordt toegebracht of veroorzaakt;
- viii.
dreigt met fysiek geweld met de kennelijke bedoeling dat de chauffeur of andere personen in het aangepast vervoer iets doet of nalaat, waarbij de dreiging net zo lang wordt voortgezet totdat dat doel is bereikt of totdat dat doel niet meer te bereiken is;
- ix.
ernstig seksueel overschrijdend gedrag vertoont naar de chauffeur of andere personen in of bij het aangepast vervoer, of;
- x.
de gedragingen genoemd onder b blijft herhalen.
Artikel 21. Onaanvaardbaar gedrag: maatregelen
Het college hanteert per categorie onaanvaardbaar gedrag bedoeld in het voorgaande artikel
een stappenplan met maatregelen passend bij de ernst van de misdraging.
- 1.
Stappenplan bij lichte misdragingen:
- a.
In beginsel vindt eerst een gesprek plaats tussen de ouder(s) en de chauffeur of de vervoerder met als doel het gedrag van de leerling te verbeteren. Zo nodig betrekt één van de partijen de gemeente of school bij het zoeken naar een oplossing;
- b.
Als het gedrag na het gesprek niet verbetert volgt een schriftelijke waarschuwing;
- c.
Als het gedrag na de schriftelijke waarschuwing niet verbetert, wordt het stappenplan bij ernstige misdragingen toegepast.
- 2.
Stappenplan bij ernstige misdragingen:
- a.
het aangepast vervoer wordt tijdelijk opgeschort.
- i.
De ouder(s) ontvangen hierover een brief.
- ii.
De duur van de opschorting is afhankelijk van de ernst van de gedraging.
- iii.
De opschorting kan niet langer duren dan acht (8) weken.
- iv.
Gedurende de opschorting is de leerling wel verplicht naar school te gaan.
- v.
Tijdens de opschorting overleggen ouder(s) en gemeente om te komen tot een structurele oplossing na de opschorting;
- b.
als het gedrag na de tijdelijke opschorting niet verbetert, wordt het stappenplan bij zeer ernstige misdragingen toegepast.
- 3.
Stappenplan bij zeer ernstige misdragingen:
- a.
het aangepast vervoer wordt opgeschort voor de rest van het betreffende schooljaar. De ouder(s) ontvangen hierover een brief;
- b.
herhaalt het gedrag zich in het daaropvolgende schooljaar dan wordt het aangepast vervoer definitief beëindigd. Leerlingenvervoer is dan alleen mogelijk in de vorm van een vergoeding voor eigen of openbaar vervoer.
- 4.
Als sprake is van meerdere misdragingen geldt in beginsel de maatregel uit het stappenplan die hoort bij de meest ernstige misdraging.
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 22. Intrekking
De Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Reusel-De Mierden 2021 wordt ingetrokken.
Artikel 23. Overgangsbepalingen
- 1.
Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Reusel-De Mierden 2021 blijven van toepassing op besluiten die vóór de inwerkingtredingsdatum van deze beleidsregels zijn afgehandeld.
- 2.
Op aanvragen die nog niet zijn afgehandeld vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt beslist op grond van de Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Reusel-De Mierden 2021. In alle andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid wordt beslist op grond van deze beleidsregels.
Artikel 24. Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking op de datum waarop de Verordening Leerlingenvervoer Reusel-De Mierden 2026 in werking treedt.
Artikel 25. Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels leerlingenvervoer Reusel-De Mierden 2026.