Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Echt-Susteren 2022

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d 28 oktober 2025 met kenmerkZ25/193068 / D - 282232;

 

 

gelet op het bepaalde in de artikelen 108, eerste lid, en 149 Gemeentewet,

 

 

Besluit:

 

De ‘Algemene Plaatselijke Verordening Echt-Susteren 2022’ te wijzigen conform onderstaand overzicht.

Artikel I  

De Algemene Plaatselijke Verordening Echt-Susteren 2022, wordt als volgt gewijzigd:

 

A. Artikel 1:6 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:6 Wijziging, schorsing en intrekking van vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kunnen worden gewijzigd, geschorst of ingetrokken als:

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften, voorwaarden of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een redelijke termijn, als de vergunning of ontheffing hierover niets regelt;

    • e.

      de houder dit verzoekt.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan worden gewijzigd of ingetrokken, als:

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften, voorwaarden of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een redelijke termijn, als de vergunning of ontheffing hierover niets regelt;

    • e.

      de houder dit verzoekt.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

 

B. Artikel 2:1 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1.

    Het is verboden onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2.

    Degene die op een openbare plaats:

    • a.

      aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

  • is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar werkzaam voor de gemeente Echt-Susteren zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

 

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2.

    Degene die op een openbare plaats:

    • a.

      aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

  • is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie of een buitengewoon opsporingsambtenaar zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

 

 

C. Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 wordt de vergunning slechts geweigerd:

    • a.

      ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

    • b.

      als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

    • d.

      als sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.

 

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg;

    • b.

      als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

    • d.

      als sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.

 

 

D. Artikel 2:27 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:27 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      openbare inrichting:

      • i.

        een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;

      • ii.

        of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid.

    • b.

      Een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van de besloten ruimte.

  • 2.

    Onder exploitant wordt verstaan: degene op wiens naam de vergunning staat.

  • 3.

    Onder leidinggevende wordt verstaan:

    • a.

      de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden voor wiens rekening en risico de openbare inrichting wordt uitgeoefend (de ondernemer);

    • b.

      de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan de uitoefening van de openbare inrichting (de bedrijfsleider);

    • c.

      de natuurlijke persoon die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van de openbare inrichting (de beheerder).

Artikel 2:27 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      openbare inrichting:

      • i.

        een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;

      • ii.

        of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid.

      • i.

        een afhaalzaak, waaronder wordt verstaan de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waar bedrijfsmatig of anders dan om niet uitsluitend voor gebruik elders dan ter plaatse in hoofdzaak ter plekke bereide en voor directe consumptie geschikte etenswaren en/of dranken plegen te worden verstrekt;

    • b.

      Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van de besloten ruimte.

  • 2.

    Onder exploitant wordt verstaan: degene op wiens naam de vergunning staat.

  • 3.

    Onder leidinggevende wordt verstaan:

    • a.

      de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden voor wiens rekening en risico de openbare inrichting wordt uitgeoefend (de ondernemer);

    • b.

      de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan de uitoefening van de openbare inrichting (de bedrijfsleider);

    • c.

      de natuurlijke persoon die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van de openbare inrichting (de beheerder).

 

E. Artikel 2:28a wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:28a Bijlage vergunning en aanwezigheid leidinggevende

  • 1.

    De burgemeester vermeldt in een bijlage bij de vergunning de leidinggevenden. Als de openbare inrichting wordt uitgeoefend door een paracommerciële rechtspersoon, zoals bedoeld in artikel 2:34a, dan worden tenminste twee leidinggevenden op de bijlage vermeld.

  • 2.

    Het is verboden een openbare inrichting voor het publiek geopend te houden indien in die inrichting niet aanwezig is:

    • a.

      een leidinggevende die vermeld staat in de bijlage van de vergunning, zoals bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot die inrichting of;

    • b.

      een persoon wiens bijschrijving in de bijlage, zoals bedoeld in het eerste lid, is gevraagd, mits de ontvangst van die aanvraag is bevestigd, zolang nog niet op die aanvraag is beslist.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede lid is het voor een paracommerciele rechtspersoon, zoals bedoeld in artikel 2:34a, verboden een openbare inrichting geopend te houden, indien in de inrichting niet aanwezig is:

    • a.

      Een barvrijwilliger, die vermeld staat op een door het bestuur van de paracommerciele rechtspersoon samengestelde lijst, welke lijst in de inrichting aanwezig is.

  • 4.

    In de openbare inrichting moet een afschrift aanwezig zijn van:

    • a.

      de vergunning en de bijlage of;

    • b.

      indien de leidinggevende nog niet op de bijlage van de vergunning vermeld staat, een  ontvangstbevestiging van de aanvraag tot toevoeging van deze persoon als leidinggevende.

 

F. Artikel 2:28b wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:28b Melding bijschrijving leidinggevende

  • 1.

    Een vergunninghouder meldt aan de burgemeester zijn wens een persoon als leidinggevende te laten bijschrijven.

  • 2.

    Deze melding geldt als een aanvraag tot wijziging van de bijlage behorende bij de vergunning.

  • 3.

    De melding wordt ingediend met gebruikmaking van een door de burgemeester beschikbaar gesteld (elektronisch) formulier zie bijlage .

  • 4.

    De burgemeester bevestigt schriftelijk of elektronisch de ontvangst van de aanvraag.

  • 5.

    De burgemeester weigert de aanvraag zoals bedoeld in het tweede lid als ten aanzien van de persoon als bedoeld in het eerste lid, sprake is van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 2:28, lid vijf sub b of lid zes sub.

 

G. Artikel 2:28c wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:28c Vervalgronden

De vergunning vervalt als:

  • a.

    sedert haar verlening onherroepelijk is geworden, zes maanden zijn verlopen zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • b.

    gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • c.

    de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden;

  • d.

    de exploitatie van de openbare inrichting feitelijk is beëindigd of (gedeeltelijk) overgedragen (inclusief overdracht van aandelen).

 

H. Artikel 2:28d wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:28d Wijziging in exploitatie

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    Indien een openbare inrichting een zodanige verandering ondergaat dat zij niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning gegeven omschrijving, is de vergunninghouder verplicht bedoelde wijziging binnen één maand bij de burgemeester te melden. De burgemeester verstrekt, indien wordt voldaan aan de op het moment van de melding geldende eisen gesteld bij of krachtens deze Verordening, een gewijzigde vergunning, waarin de vereiste omschrijving is aangepast aan de nieuwe situatie.

  • b.

    Indien de rechtsvorm wijzigt dient binnen vier weken een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • c.

    indien de vergunning is verleend aan een rechtspersoon, wordt in deze verordening gelijk gesteld met een wijziging van de ondernemer door indirecte overdracht van de vergunning, ten gevolge waarvan de vergunning komt te vervallen en een nieuwe vergunning dient te worden aangevraagd.

 

I. Artikel 2:37 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:37 Nachtregister

(vervallen)

Artikel 2:37 Nachtregister

  • 1.

    Het is verboden een inrichting als bedoeld in deze Afdeling te exploiteren, zonder een nachtregister bij te houden als bedoeld in artikel 438 Wetboek van Strafrecht. Dit verbod geldt eveneens voor de exploitant of beheerder van, dan wel anderszins rechthebbende op een recreatiepark dat gelegenheid geeft tot nachtverblijf.

  • 2.

    De registratie dient plaats te vinden op een door de burgemeester voorgeschreven wijze.

 

J. Artikel 2:48a wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben .

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

 

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

(vervallen)

 

K. Artikel 2:50b wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:50b Messen en andere voorwerpen als steekwapen

  • 1.

    Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in daaraan grenzende voor het publiek openstaande gebouwen of op bij die gebouwen behorende erven messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor messen of voorwerpen die zodanig zijn ingepakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing voor zover het wapens betreft als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.

 

L. Artikel 2:53 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:53 Bespieden van personen

(vervallen)

Artikel 2:53 Verbod gebruik openbare plaats als slaapplaats

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken of op een openbare plaats een voertuig, vaartuig, woonwagen, tent of een andere vorm van beschutting als slaapplaats te gebruiken, daarin te overnachten of daartoe gelegenheid te bieden:

    • a.

      tussen zonsondergang en zonsopgang in door het college aan te wijzen gebieden

    • b.

      in andere gevallen dan bedoeld onder a voor zover:

      • -

        sprake is van overlast of hinder voor de omgeving;

      • -

        er gevaar is of dreigt voor de omgeving; of

      • -

        het woon- of leefklimaat wordt aangetast.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Het verbod geldt niet:

    • a.

      voor vaartuigen en woonboten die een ligplaats innemen waar dit op grond van artikel 5:25 of het omgevingsplan is toegestaan;

    • b.

      voor woonwagens met een woonbestemming;

    • c.

      op een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd;

    • d.

      op kampeerplaatsen die op grond van artikel 4:19 zijn aangewezen.

 

M. Artikel 2:57 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:57 Verblijven honden en loslopende honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;

    • b.

      binnen de bebouwde kom op sportcomplexen als de hond niet is aangelijnd;

    • c.

      binnen de bebouwde kom op een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd;

    • d.

      buiten de bebouwde kom als de hond niet is aangelijnd:

      • -

        op het terrein van een openbaar en als zodanig door het college aangeduid viswater;

      • -

        op het terrein van een openbare speelgelegenheid;

      • -

        op het terrein van een openbare picknickplaats;

      • -

        op sportcomplexen;

      • -

        op een openbaar plantsoen;

      • -

        in het Diergaardsbos in Maria Hoop en het Marissen- Kranenbroek in Pey zijnde een bos- en/of natuurterrein (met

        een recreatieve functie) als zodanig aangewezen;

      • -

        binnen een afstand van 50 meter van overige dieren en vee;

      • -

        binnen een afstand van 50 meter tot woningen, tenzij de hond zich op een privéterrein bevindt met toestemming van de rechthebbende hierop;

      • -

        binnen de uitlaatroutes zoals opgenomen in de viewer. De viewer is te raadplegen via Externe link:https://e- s.maps.arcgis.com/home/index.html door te klikken op het tabblad faciliteiten hondenpoepbeleid.

      • -

        op andere door het college aangewezen locaties.

    • e.

      op de weg als die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2.

    https://e-s.maps.arcgis.com/home/index.html . Het eerste lid, aanhef en onder c, is niet van toepassing op de losloopgebieden en uitlaatplaatsen zoals opgenomen in de viewer. De viewer is te raadplegen via Externe link:https://e-s.maps.arcgis.com/home/index.html door te klikken op het tabblad faciliteiten hondenpoepbeleid.

  • 3.

    Het college kan de uitlaatroutes, losloopgebieden en uitlaatplaatsen, zoals opgenomen in de viewer, wijzigen.

  • 4.

    Het eerste lid aanhef en onder a tot en met d is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:

    • a.

      die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

    • b.

      die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

Artikel 2:57 Verblijven honden en loslopende honden

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      op een voor het publiek en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;

    • b.

      binnen de bebouwde kom op sportcomplexen als de hond niet is aangelijnd;

    • c.

      binnen de bebouwde kom op een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd;

    • d.

      buiten de bebouwde kom als de hond niet is aangelijnd:

      • -

        op het terrein van een openbaar en als zodanig door het college viswater;

      • -

        op het terrein van een openbare speelgelegenheid;

      • -

        op het terrein van een openbare picknickplaats;

      • -

        op sportcomplexen;

      • -

        op een openbaar plantsoen;

      • -

        binnen een afstand van 50 meter van overige dieren en vee;

      • -

        binnen een afstand van 50 meter tot woningen, tenzij de hond zich op een privéterrein bevindt met toestemming de rechthebbende hierop;

      • -

        zonder toezicht en zonder begeleiding;

      • -

        binnen de door het college aangewezen uitlaatroutes, zoals opgenomen in de viewer.

      • -

        op andere door het college aangewezen locaties, zoals opgenomen in de viewer;

    • e.

      op de weg als die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2.

    Het eerste lid, aanhef en onder c, is niet van toepassing op de door het college aangewezen losloopgebieden en uitlaatplaatsen, zoals opgenomen in de viewer.

  • 3.

    Het college kan de uitlaatroutes, losloopgebieden en uitlaatplaatsen, zoals opgenomen in de viewer, wijzigen.

  • 4.

    Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met d, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:

    • a.

      die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

    • b.

      die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

 

N. Artikel 2:59a wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1.

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid of heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2.

    Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

 

 

O. Artikel 2:60 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    Het is verboden op door het college, ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben;

    • b.

      aanwezig te hebben in strijd met de door het college gestelde nadere regels; en/of

    • c.

      te voeren.

  • 2.

    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van één of meer verboden bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen, ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben;

    • b.

      aanwezig te hebben in strijd met de door het college gestelde nadere regels;

    • c.

      en/of te voeren.

  • 2.

    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van één of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.

 

P. Artikel 2:65 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken.

 

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.

 

 

Q. Artikel 2:67 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1.

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

    • a.

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.

  • 3.

    Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1.

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

    • a.

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover mogelijk - soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

    • f.

      een duidelijke kleurenfoto van een goed dat geen of een onleesbaar uniek serienummer, of een ander herleidbaar uniek kenmerk bezit;

    • g.

      Zowel een omschrijving als het nummer van het document, als bedoeld in het eerste lid van de Wet op de identificatieplicht, waarmee hij de identiteit van de aanbieder heeft vastgesteld.

  • 2.

    Onder een handelaar als bedoeld in het eerste lid valt in ieder geval een:

    • a.

      goud en edelsmid;

    • b.

      diamantair;

    • c.

      koperhandelaar.

  • 3.

    De burgemeester kan vrijstelling verlenen van de verplichtingen genoemd in het eerste lid.

  • 4.

    Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

 

R. Artikel 2:71 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

 

S. Artikel 2:73a wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:73a Carbidschieten

  • 1.

    Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of een gasmengsel met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet buiten de bebouwde kom van 31 december 10.00 uur tot 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar.

  • 3.

    De burgemeester kan nadere regels stellen over het bepaalde in het tweede lid.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer en/of de Omgevingswet, de Wet wapens en munitie of het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2:73a Carbidschieten

  • 1.

    Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of een gasmengsel met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet buiten de bebouwde kom van 31 december 10.00 uur tot 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar, mits de locatie waar het carbidschieten plaatsvindt ligt op ten minste:

    • a.

      75 meter van de woonbebouwing

    • b.

      300 meter van medische zorginstellingen; en

    • c.

      300 meter van inrichtingen waar dieren worden gehouden tenzij het carbidschieten plaatsvindt op het erf van de eigenaar of houder van de dieren en deze dieren aantoonbaar tot het eigen bedrijf of huishouden thuishoren.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over het bepaalde in het tweede lid.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer en/of de Omgevingswet, de Wet wapens en munitie of het Wetboek van Strafrecht.

 

T. Artikel 2:78 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste vier dagen niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw één of meer van de bovengenoemde overtredingen begaat of strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste drie maanden niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 3.

    Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

  • 4.

    De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt.

  • 5.

    De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

 

Artikel 2:78 Gebiedsontzegging

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste vier dagen in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn;

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen 6 maandenna een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste acht weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3.

    De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt.

  • 4.

    De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

  • 5.

    Het is verboden om te handelen in strijd met een krachtens het eerste of tweede lid opgelegd verbod.

  • 6.

    Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

 

U. Artikel 2:78a wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:78a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester kan beleidsregels vaststellen over het gebruik van deze bevoegdheid.

  • 3.

    De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

 

V. Artikel 2:78b wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:78b voor publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat besluiten tot de gehele of gedeeltelijke sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 2:30 eerste lid, of artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

  • 3.

    De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf .

  • 4.

    Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 5.

    Het is verboden een gesloten gebouw of erf te bezoeken, als bezoeker daarin of daarop te verblijven of een bezoeker daarin of daarop te laten verblijven zonder toestemming van de burgemeester.

  • 6.

    De burgemeester kan een sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

 

 

W. Artikel 2:78c wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:78c Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen 2:28 of 3:4;

    • b.

      beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;

    • c.

      exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 2.

    De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.

  • 3.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.

  • 4.

    De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de gemeente beschikbaar gesteld (elektronisch) formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:

    • a.

      voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;

    • b.

      de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;

    • c.

      het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

    • d.

      het nummer van inschrijving in het Handelsregister;

    • e.

      voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;

    • f.

      voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;

    • g.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

    • h.

      een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en beheerder.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • b.

      als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • d.

      als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;

    • e.

      als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • f.

      als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.

  • 6.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.

  • 7.

    Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 8.

    De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • 9.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:

    • a.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • b.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

    • c.

      er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

    • d.

      er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • e.

      de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of

    • f.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

  • 10.

    Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning of het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in 2:78b een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 11.

    De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.

  • 12.

    Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 13.

    Het is eenieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin of daarop te verblijven.

  • 14.

    De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 15.

    In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.

  • 16.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

X. Artikel 2:79 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 13. Huisvesting arbeidsmigranten

Artikel 2:79 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    arbeidsmigranten: personen die hun vaste woon-, of verblijfplaats in een ander Europees land dan Nederland hebben en op grond van een EU-paspoort of tewerkstellingsvergunning legaal in Nederland werkzaam zijn;

  • b.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een huisvestingsvoorziening;

  • c.

    exploitant: de natuurlijke persoon of personen, dan wel rechtspersoon of rechtspersonen die een huisvestingsvoorziening exploiteert;

  • d.

    huisvestingsvoorziening: voor (tijdelijke) bewoning van arbeidsmigranten geschikt gemaakte (respectievelijk te gebruiken) woningen of gebouwen, delen daarvan, en al of niet tijdelijk.

Afdeling 13. Huisvesting arbeidsmigranten

(vervallen artikelen 2:79 t/m 2:86)

 

Y. Artikel 2:80 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:80 Exploitatievergunning huisvestingsvoorziening arbeidsmigranten

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college een huisvestingsvoorziening te exploiteren voor de huisvesting van meer dan vier arbeidsmigranten.

  • 2.

    De aanvraag wordt gesteld op een door het college vastgesteld (elektronisch)  formulier .

  • 3.

    In de aanvraag om vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens en contactgegevens van de exploitant en van de beheerder;

    • b.

      het adres van de huisvestingvoorziening;

    • c.

      het aantal personen dat in de huisvestingvoorziening verblijf wordt verschaft;

    • d.

      de periode waarin in de inrichting aan de personen verblijf wordt verschaft;

    • e.

      de totale woonoppervlakte die in de huisvestingvoorziening voor verblijf beschikbaar is;

    • f.

      het aantal beschikbare parkeerplaatsen.

  • 4.

    Een vergunning zoals bedoeld in het eerste lid wordt per huisvestingsvoorziening aangevraagd door een ondernemer ten behoeve van de huisvesting van voor zijn onderneming werkzame arbeidsmigranten of door een ABU (Algemene Branchevereniging voor Uitzendondernemingen) of VIA (Vereniging van Internationale Arbeidsbemiddelaars) gecertificeerd uitzendbureau of door een eigenaar van een huisvestingsvoorziening.

  • 5.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

 

 

Z. Artikel 2:81 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:81 Vereisten exploitant en beheerder

  • 1.

    De exploitant en de beheerder:

    • a.

      staan niet onder curatele;

    • b.

      zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag, zulks ter beoordeling van het college;

    • c.

      hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

 

 

AA. Artikel 2:82 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:82 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een aanvraag om vergunning zoals bedoeld in artikel 2:80 wordt geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of beheerder niet voldoet aan de in artikel 2:81 gestelde eisen;

    • b.

      de vestiging of de exploitatie van de huisvestingsvoorziening in strijd is met het omgevingsplan.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 en artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in artikel 2:80 worden ingetrokken of geweigerd in het belang van:

    • a.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • c.

      de veiligheid van personen of goederen;

    • d.

      de verkeersveiligheid;

    • e.

      de gezondheid of zedelijkheid.

 

 

 

BB. Artikel 2:83 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:83 Vergunningvoorschriften

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2:82, tweede lid, kan het college aan de vergunning voorschriften verbinden met betrekking tot onder andere:

    • a.

      het maximum aantal arbeidsmigranten;

    • b.

      de verblijfsduur van de arbeidsmigranten.

 

 

CC. Artikel 2:84 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:84 Vergunningsduur

Het college kan een vergunning als bedoeld in artikel 2:80 voor één jaar of meerdere jaren verlenen.

 

 

DD. Artikel 2:85 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:85 Nachtregister

De artikelen 2:37 en 2:38 zijn van overeenkomstige toepassing.

 

 

EE. Artikel 2:86 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:86 Afbakening

Deze afdeling is niet van toepassing in gevallen waarin wordt voorzien bij of krachtens het Besluit bouwwerken leefomgeving, het omgevingsplan of de Huisvestingswet.

 

 

FF. Artikel 3:1 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 3:1 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • b.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • c.

    seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • d.

    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • e.

    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • f.

    exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

  • g.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

  • h.

    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

    • 1.

      de exploitant;

    • 2.

      de beheerder;

    • 3.

      de prostituee;

    • 4.

      het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

    • 5.

      toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;

    • 6.

      andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • i.

    lokaal maximumstelsel: maximum 2 seksinrichtingen binnen het grondgebied van de gemeente Echt-Susteren.

Artikel 3:1 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

  • b.

    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

    • 1.

      de exploitant;

    • 2.

      de beheerder;

    • 3.

      de prostituee;

    • 4.

      het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

    • 5.

      toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;

    • 6.

      andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • c.

    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • d.

    exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

  • e.

    lokaal maximumstelsel: maximum 2 seksinrichtingen binnen het grondgebied van de gemeente Echt-Susteren:

  • f.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • g.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • h.

    seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • i.

    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd.

 

GG. Artikel 4:10 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:10 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

    • b.

      hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

  • 2.

    In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

 

Artikel 4:10 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

  • b.

    houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

  • c.

    kandelaberen: het terugsnoeien van een kroon met meer dan 50% tot eventueel een hoofdstam met takstompen;

  • d.

    vellen: kappen, rooien, met in begrip van verplanten, kandelaberen, het snoeien van meer den 30% tot maximaal 50% van het kroonvolume, alsmede het verrichten van handelingen zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

 

 

HH. Artikel 4:11 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het college stelt een Bomenlijst vast waarop de monumentale en andere beschermenswaardige bomen in de gemeente worden vermeld.

  • 2.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van hetbevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de in het eerste lid genoemde Bomenlijst.

  • 3.

    In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:

    • a.

      de natuurwaarde van de houtopstand;

    • b.

      de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • c.

      de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

    • d.

      de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

    • e.

      de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; of

    • f.

      de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

  • 5.

    Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

 

 

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het college stelt een Bomenlijst en een Bomenstructuurkaart vast waarop de monumentale en andere beschermenswaardige bomen in de gemeente worden vermeld.

  • 2.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de in het eerste lid genoemde Bomenlijst of de Bomenstructuurkaart;

    • b.

      houtopstanden te vellen of te doen vellen die geplant zijn in het kader van de herplantplicht als genoemd in artikel 4:12a.

  • 3.

    In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:

    • a.

      de natuurwaarde van de houtopstand;

    • b.

      de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • c.

      de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

    • d.

      de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

    • e.

      de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; of

    • f.

      de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

  • 4.

    Het verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die dood is of waarbij uit een onafhankelijke controle, zoals een boomveiligheidscontrole, blijkt dat deze niet levensvatbaar is;

    • b.

      het snoeien van houtopstand, als dat noodzakelijk is voor de instandhouding daarvan;

    • c.

      het knotten of kandelaberen van reeds geknotte of gekandelaberde bomen;

    • d.

      houtopstand die geheel of gedeeltelijk moet worden geveld op grond van de Plantgezondheidswet of vanwege een op grond van artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet of artikel 4, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s gegeven bevel.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

  • 6.

    Een vergunning vervalt één jaar na het onherroepelijk worden daarvan, tenzij in de vergunning een andere termijn is opgenomen.

  • 7.

    Het college kan aan de vergunning voorschriften verbinden.

 

II. Artikel 4:12 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege

(vervallen)

 

Artikel 4:12 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid, Burgerlijk Wetboek voor bomen, hagen en heesters die geplant zijn op openbare grond bedraagt:

  • a.

    voor bomen: 0,5 meter;

  • b.

    voor heesters en heggen: nihil.

 

 

JJ. Artikel 4:12a wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:12a Herplantplicht

Voor een houtopstand op de Bomenlijst of de Bomenstructuurkaart die gekapt wordt of onherstelbaar beschadigd, geldt een herplantplicht of financiële compensatie als genoemd in het Bomenbeleid van de gemeente.

 

 

KK. Artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke 

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • b.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    • c.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of

    • d.

      mestopslag, gierkelders, landbouwplastic of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

  • 2.

    Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • b.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    • c.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of

    • d.

      mestopslag, gierkelders, landbouwplastic of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

  • 2.

    Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

LL. Artikel 5:12 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen

Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen

Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

 

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2026.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Echt-Susteren, d.d. 11-12-2025.

De raad voornoemd;

De griffier,

De voorzitter,

Naar boven