Besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de verordening verblijfsbelasting Aalsmeer 2026

 

Zaaknummer: Z25-121455

De raad van de gemeente Aalsmeer;

gelet op artikel 216 en 224 Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening verblijfsbelasting Aalsmeer 2026

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen, stacaravans en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans, caravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen;

  • c.

    al dan niet beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of hotels waarin verblijf wordt geboden tegen betaling in welke vorm dan ook:

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat is bestemd voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan;

  • e.

    hotel: een bedrijfsmatig geëxploiteerde accommodatie, niet zijnde een woning, met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend, doch niet uitsluitend, een- en tweepersoonskamers tegen betaalde boeking per nacht of nachten, en waaronder mede worden begrepen pensions, hostels en appartementen met hoteldienstverlening;

  • f.

    camping: een bedrijfsmatig geëxploiteerde accommodatie, niet zijnde een woning, waarin beroepsmatig, volgtijdelijk tegen vergoeding verblijf wordt mogelijk gemaakt en waar iemand tegen betaling kan overnachten in mobiele kampeeronderkomens.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbare feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente tegen vergoeding, in welke vorm dan ook, in hotels, campings, appartementen, vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, al dan niet beroepsmatig verhuurde ruimten, alsmede hiermee op één lijn te stellen ruimten en watervlakten en op vaste standplaatsen, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam verblijfsbelasting een directe belasting geheven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt berekend over de vergoeding die ter zake van het verblijf met overnachten in rekening wordt gebracht, de verblijfbelastingbelasting daaronder niet begrepen, onder welk bedrag mede worden begrepen vergoedingen van bijkomende dienstverlening die geacht moeten worden deel uit te maken van de overnachtingsprijs, maar die wellicht afzonderlijk in rekening worden gebracht.

  • 2.

    Als vergoeding wordt aangemerkt het bedrag dat als verschuldigd wegens logies aan de heffing van omzetbelasting is onderworpen, onder welk bedrag mede worden begrepen vergoedingen van bijkomende dienstverlening die geacht moeten worden deel uit te maken van de overnachtingsprijs, maar die wellicht afzonderlijk in rekening worden gebracht.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt per overnachting 6 procent van de vergoeding bedoeld in artikel 4 van deze Verordening.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven voor het verblijf van degene die verblijft in een instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders.

  • 2.

    De belasting wordt niet geheven ter zake van door of met medewerking van de gemeente gecontracteerde opvang van vluchtelingen (asielzoekers, ontheemden en statushouders) en dak- en thuislozen.

  • 3.

    De belasting wordt niet geheven waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van een waterverblijfsbelasting.

  • 4.

    De belasting wordt niet geheven indien en voor zover met toepassing van artikel 64 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ter zake van het houden van verblijf met overnachten als bedoeld in deze Verordening, een bedrag wordt gevorderd.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar kan degene die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtig is uitnodigen tot het doen van aangifte, door het toezenden van een daartoe strekkend aangifteformulier.

  • 3.

    De aangifte moet worden gedaan uiterlijk een maand nadat belastingplichtige daartoe is uitgenodigd.

  • 4.

    Het uitnodigen tot het doen van aangifte kan naast de op de in artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze geschieden door het uitreiken, toezenden of elektronisch verzenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van elektronische aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan. In dat geval geschiedt, in afwijking van de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze, de aangifte langs elektronische weg door het inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden via een daartoe door de gemeente opengestelde digitale voorziening.

Artikel 9 Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen heffingsambtenaar.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de verblijfsbelasting betrokken is.

Artikel 10 Administratie

  • 1.

    De belastingplichtige is gehouden per belastingjaar een deugdelijke administratie bij te houden.

  • 2.

    Deze administratie bevat, met betrekking tot ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft, tenminste gegevens betreffende:

    a. het wel of niet woonachtig zijn in de gemeente Aalsmeer;

    b. naam, adres en woonplaats van de (hoofd)persoon die overnacht;

    c. aantal personen;

    d. datum van aankomst en datum van vertrek;

    e. aantal overnachtingen en de vergoeding ter zake waarvan belasting verschuldigd is;

  • 3.

    Een nachtverblijfregister kan worden aangemerkt als een deugdelijke administratie als bedoeld in lid 1.

  • 4.

    Indien belastingplichtige meent recht te hebben op toepassing van een vrijstelling dan dient deze dit duidelijk en met mogelijke bewijstukken vast te leggen en te kunnen aantonen.

Artikel 11 Betaaltermijnen en invordering

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

  • 3.

    Bij de invordering van de verblijfsbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Overgangsbepaling

De “Verordening verblijfsbelasting 2025” van 12 december 2024 en eventuele nadere wijzigingen daarop worden ingetrokken met ingang van de artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2026.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening verblijfsbelasting Aalsmeer 2026”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 december 2025.

 

De griffier,

O. van Kolck

 

De voorzitter,

mr. G.E. Oude Kotte

 

Toelichting

Algemeen deel

Op basis van artikel 224 van de Gemeentewet kan toeristenbelasting worden geheven ‘ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven’. Gemeenten hebben de vrijheid om tarieven voor toeristenbelasting in hun belastingverordening op te nemen die aansluiten bij het gevoerde gemeentelijke beleid en hebben een ruime beoordelingsmarge in het vaststellen van de tarieven.

Omdat het voor deze belastingen niet alleen om toeristen gaat wordt deze heffing in Aalsmeer in de verordening aangeduid als verblijfsbelasting.

Op basis van de Verordening wordt een percentage van de overnachtingsprijs als heffingsmaatstaf gehanteerd voor de verblijfsbelasting in Aalsmeer. Daardoor leveren bezoekers die in verhoudingsgewijs dure accommodaties verblijven, een grotere financiële bijdrage dan bezoekers die overnachten in het lagere prijssegment, terwijl elke bezoeker eenzelfde set minimale kosten met zich meebrengt voor de stad, bijvoorbeeld op het gebied van schoonmaak, handhaving, infrastructuur en onderhoud.

Artikelsgewijze toelichting

Hieronder worden enkele artikelen nader toegelicht uit de Verordening verblijfsbelasting Aalsmeer 2026.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de Verordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1. Hierbij wordt opgemerkt dat deze begripsomschrijvingen alleen werking hebben onder de toepassing van de Verordening. Belanghebbenden kunnen aan deze begrippen dus geen rechten ontlenen voor zover zij deze toepassen buiten het bereik van de Verordening verblijfsbelasting.

c. Met de term “al dan niet beroepsmatig verhuurde ruimten” wordt bereikt dat zowel beroepsmatig verhuurde woningen, bijvoorbeeld via een platform, als niet-beroepsmatig verhuurde woningen onder de heffing kunnen worden gebracht.

e. De definitie van “hotel” is opgenomen om duidelijkheid omtrent dit begrip te scheppen. De Verordening verstaat, anders dan wellicht in het spraakgebruik gangbaar is, onder hotel ook pensions en hostels.

f. De definitie van camping geeft aan wat onder een camping moet worden verstaan: er moet kunnen worden overnacht in mobiele kampeeronderkomens. Dit sluit niet uit dat op een camping ook vaste accommodaties zoals vakantiehuisjes aanwezig zijn. Door het begrip camping op te nemen in artikel 2 van de Verordening wordt bereikt dat ook het verblijf in dergelijke accommodaties die zijn gelegen op campings kan worden belast.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De heffingsmaatstaf is de vergoeding die voor het verblijf met overnachting in rekening wordt gebracht.

Onder deze vergoeding ter zake van het verblijf moeten ook bijkomende vergoedingen worden begrepen die geacht worden deel uit te maken van de vergoeding voor het overnachten. Hierbij kan worden gedacht aan vergoedingen voor schoonmaak, beddengoed, handdoeken enzovoort, die mogelijk op de nota apart van de overnachtingsprijs worden vermeld. Dergelijke kosten hangen echter zo nauw samen met de overnachting dat deze onder de “vergoeding ter zake van het overnachten” als bedoeld in artikel 4 worden begrepen. Hieronder valt ook de inrekening gebracht BTW hierover. ECLI:NL:GHAMS:2020:2647

Dit geldt niet voor kosten die evident niet als kosten van de overnachting zijn aan te merken. Hierbij valt te denken aan kosten voor ontbijt, voedsel en drank, roomservice en bijkomende diensten die wellicht door de verblijfbieder worden verleend, zoals het boeken van excursies, het verhuren van fietsen etc.

Artikel 5 Belastingtarief

De Gemeentewet schrijft geen tarief voor en gemeenten zijn in beginsel vrij om een heffingsmaatstaf voor de verblijfbelasting te bepalen, zolang deze maar niet afhankelijk is gesteld van inkomen, winst of vermogen van de belastingplichtige.

De toelichting op de Wet materiële belastingbepalingen stelt dat gemeenten die heffingsmaatstaf mogen kiezen die het best overeenkomt met het gemeentelijk beleid en de praktijk van de gemeentelijke belastingheffing. Zo mogen de heffingsmaatstaven binnen een belastingverordening variëren. Tarieven kunnen worden gedifferentieerd, bijvoorbeeld naar gebruik, voordeel of kostentoedeling; zelfs milieuaspecten kunnen bij de tariefbepaling een rol spelen. De wetgever heeft ten aanzien van de verblijfsbelasting expliciet aangegeven dat differentiaties met betrekking tot de overnachtingsprijs aanvaardbaar zijn. ECLI:NL:HR:2003:AL6974, ECLI:NL:GHAMS:2002:AE2197.

Voor toepassing van differentiatie geldt dat deze niet mag leiden tot strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel zal niet snel sprake zijn, aangezien de verblijfsbelasting meerdere doeleinden heeft, te weten: opbrengst verwerven en regulering. Hierbij kan worden aangesloten met de differentiatie.

Artikel 6 Belasting jaar

De heffing is vormgegeven als een tijdvakbelasting. Het belastingtijdvak wordt gevormd door het kalenderjaar, en omvat alle belastbare feiten die in dat kalenderjaar plaatsvinden.

Artikel 7 Vrijstellingen

De Gemeentewet schrijft geen verplichte vrijstellingen voor, maar staat de gemeente toe om vrijstellingen op te nemen. Gemeente Aalsmeer heeft ervoor gekozen om enkele bijzondere verblijfsvormen vrij te stellen. Het gaat hierbij om verblijfsvormen waarbij de verblijfhouder doorgaans geen vrije keuze heeft. Naast verzorgden en verpleegden in verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen is daarbij in een regeling voorzien voor vluchtelingen, ontheemden, asielzoekers, statushouders en dak- en thuislozen, voor wie de opvang door de overheid is gecoördineerd.

Artikel 12 O vergangsbepaling

Feiten die zich hebben voorgedaan vóór de inwerkingtreding van de nieuwe Verordening blijven op grond van de oude Verordening belast, ook al komt deze met ingang van 1 januari 2026 te vervallen. Dit wordt bereikt door het laatste zinsdeel van artikel 12, van de Verordening.

Artikel 13 Inwerking treding

In artikel 13 is de datum van ingang van de heffing opgenomen. Artikel 217 van de Gemeentewet bepaalt dat een belastingverordening een datum van ingang van de heffing moet vermelden. De datum van ingang van de heffing geeft aan vanaf welke datum de in de belastingverordening genoemde (belastbare) feiten in de heffing worden betrokken

Bekendmaking geschiedt door plaatsing van de integrale tekst van het besluit tot vaststelling of wijziging van de belastingverordening in het elektronisch uitgegeven gemeenteblad (artikel 139, tweede lid, Gemeentewet). Daarnaast geldt de verplichting om doorlopende (‘geconsolideerde’) teksten van verordeningen op het Internet beschikbaar te stellen (artikel 140 Gemeentewet). Door de beschikbaarstelling van doorlopende teksten van regelgeving krijgt de burger niet alleen toegang tot de bekendmaking van nieuwe regels, maar ook tot een volledig overzicht van alle op enig moment geldende voorschriften

Op grond van artikel 139 van de Gemeentewet moeten gemeenten de besluiten tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van belastingverordeningen bekend maken. Het niet voldoen aan de bekendmakingsplicht betekent dat de belastingverordening niet verbindt (HR 31 maart 1993, nr. 28.034, BNB 1993/182, Belastingblad 1993, blz. 274; Hoge Raad 10 augustus 1998, nr. 33.632, LJN: AA2624). Een belastingverordening treedt dus pas in werking na haar bekendmaking.

Artikel 14 Citeertitel

Een citeertitel vereenvoudigt de verwijzing naar een bepaalde verordening.

Naar boven