Verordening Jeugdhulp Gemeente Oirschot 2026

De raad van de gemeente Oirschot,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2025,

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet;

 

gelet op de doelstellingen van de Strategische Visie Sociale Leefomgeving ‘Samen voor een Sociaal Oirschot’ gemeente Oirschot; vastgesteld op 30 november 2021;

 

rekening houdend met het advies van de Adviesraad Zorg en Samenleving,

 

overwegende dat:

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

  • het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouder(s) en de jeugdige zelf ligt;

  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

    • °

      de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen;

    • °

      de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van de hulpvraag en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

    • °

      de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

    • °

      de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

    • °

      de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

    • °

      de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

    • °

      onder welke voorwaarden met een persoonsgebonden budget een persoon uit het sociale netwerk kan worden ingekocht,

besluit:

  • 1.

    vast te stellen de Verordening Jeugdhulp Gemeente Oirschot 2026,

  • 2.

    in te trekken de Verordening Jeugdhulp Gemeente Oirschot 2022.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen en doelgroep

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de WMO 2015 en de Algemene Wet Bestuursrecht en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

  • 2.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • -

      aanbieder : een natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene of individuele voorziening te leveren;

    • -

      algemene voorziening : jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of ouder(s);

    • -

      andere voorziening : voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

    • -

      behandeling : een vorm van hulp die wordt ingezet wanneer er sprake is van opvoedingsproblematiek, gedragsproblemen, psychiatrische problematiek of een beperking die nodig is omdat ondersteuning in de vorm van begeleiding niet voldoende is;

    • -

      Bovengebruikelijke hul p: hulp die boven op de gebruikelijke hulp komt, die ouders, verzorgers of het sociale netwerk van een jeugdige normaal gesproken kunnen bieden.

    • -

      cliëntondersteuning : onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

    • -

      college : college van burgemeester en wethouders;

    • -

      formele hulp : een zorgverlener die zorg verleent volgens de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet;

    • -

      gebruikelijke hulp : hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders of andere verzorgers of opvoeders.

    • -

      hulpvraag : behoefte van een jeugdige of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;

    • -

      individuele voorziening : een jeugdhulpvoorziening voor de jeugdige of ouder(s) die door het college in zorg in natura of in de vorm van een pgb wordt verstrekt;

    • -

      informele hulp : personen uit het sociale netwerk van de jeugdige die zorg verlenen anders dan volgens de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet;

    • -

      ondersteuningsplan : een plan waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige of ouder(s) is vastgelegd, samen met de doelen en hoe deze te bereiken. Ook staan hierin de bijdragen die het college, de jeugdige of ouder(s) en het sociale netwerk hieraan kunnen leveren. Dit plan wordt opgesteld door het college in samenspraak met de jeugdige of zijn ouder(s) en, indien noodzakelijk, samen met anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In het ondersteuningsplan staan alle vormen van ondersteuning en hulp opgenomen die ten behoeve van de jeugdige of zijn ouder(s) worden ingezet. Het ondersteuningsplan maakt integraal onderdeel uit van de verleningsbeschikking voor een individuele voorziening.

    • -

      pgb : persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouder(s), dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • -

      pgb-plan : een persoonlijk plan waarin de hulpvraag, motivatie voor een pgb, beoogde resultaten, voorgenomen uitvoering, kosten en waarborging van de kwaliteit in vermeld staan. Het wordt opgesteld door de jeugdige of zijn ouder(s) en maakt onderdeel uit van de verleningsbeschikking voor een pgb;

    • -

      sociaal netwerk : een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of ouder(s) een sociale relatie heeft;

    • -

      Veilig Thuis : een onafhankelijke organisatie voor advies en ondersteuning op het gebied van kindermishandeling en huiselijk geweld;

    • -

      wet : Jeugdwet;

    • -

      WIJzer : team van professionals werkzaam onder regie van het college dat kortdurende zorg en ondersteuning levert aan inwoners van de gemeente Oirschot op het gebied van zorg en welzijn en gemandateerd is om individuele voorzieningen in te zetten;

    • -

      Zorg in Natura : door het college gecontracteerd zorgaanbod op het gebied van jeugdhulp.

Hoofdstuk 2. Vraagverheldering en algemene voorzieningen

Artikel 2. Beschikbare algemene voorzieningen

  • 1.

    Een algemene voorziening is vrij toegankelijk. Het is een voorziening op basis van de Jeugdwet, die voor elke jeugdige beschikbaar is. Er is geen of een beperkte toegangsbeoordeling.

  • 2.

    Jeugdigen of ouder(s) die van mening zijn een beroep te kunnen doen op een algemene voorziening kunnen zich rechtstreeks hiertoe wenden. Ook de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen rechtstreeks verwijzen naar een algemene voorziening.

  • 3.

    Team WIJzer is een integraal werkend team met diverse expertises in huis. Het team pakt de vragen integraal op en beoordeelt deze zorgvuldig. Op basis van de hulpvraag wordt gekeken welke ondersteuning nodig is. Waar mogelijk wordt gestart met een algemene voorziening. Als de algemene voorziening onvoldoende passend is, kan het WIJzer Jeugd Eigen Traject worden ingezet als een vorm van ondersteuning die meer maatwerk en begeleiding biedt.

  • 4.

    Het inzetten van dit traject is niet verplicht; indien op basis van de beoordeling blijkt dat een individuele voorziening noodzakelijk is, kan deze direct worden ingezet.

  • 5.

    De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn aanvullend beschikbaar voor jeugdigen of ouder(s):

    • -

      Informatie, consultatie en (handelings-)advies

    • -

      Licht (pedagogische) hulp

    • -

      Kortdurende (cliënt)ondersteuning

Artikel 3. Registratie en vraagverheldering

  • 1.

    Het college registreert schriftelijk de ontvangst van een hulpvraag of verwijzing naar jeugdhulp.

  • 2.

    Het college verzamelt, in overleg met de jeugdige of diens ouder(s), alle noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en diens situatie die nodig zijn voor het gesprek over de hulpvraag. Deze opgevraagde gegevens worden ook gedeeld met de jeugdige of ouder(s). Daarnaast verstrekken de jeugdige of ouder(s) vóór het gesprek alle overige gegevens en documenten die het college nodig acht voor het onderzoek, voor zover zij daarover redelijkerwijs kunnen beschikken. Dit omvat in ieder geval een geldig identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

  • 3.

    Indien de gegevens van de jeugdige en zijn situatie al voldoende bekend zijn, kan het college afzien van de in lid 2 bedoelde verzameling van gegevens. Dit is ter beoordeling van het college.

  • 4.

    Zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen 2 weken nadat de gegevens zijn verzameld, maakt het college een afspraak voor een gesprek.

  • 5.

    Indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag, kan het college in overleg met de jeugdige of ouder(s) afzien van een gesprek als bedoeld in artikel 8 van deze verordening en volstaan met een verslag overeenkomstig artikel 8, lid zeven van deze verordening.

Hoofdstuk 3. Individuele voorzieningen

Paragraaf 1. Voorzieningen

Artikel 4. Beschikbare individuele voorzieningen

  • 1.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar in de vorm van Zorg in Natura:

    • -

      Hoog specialistische jeugdhulp

      • °

        Individueel specialistisch

      • °

        Dagbehandeling

    • -

      Specialistisch

      • °

        Individueel specialistisch

      • °

        Begeleiding

      • °

        Logeren

    • -

      Verblijf

      • °

        Pleegzorg

      • °

        Gezinshuizen

      • °

        Verblijf

    • -

      Crisishulp

      • °

        Coördinatie

      • °

        Ambulante spoedhulp

      • °

        Crisis verblijf

    • -

      Vervoer

    • -

      Jeugdhulp Multi

    • -

      Gesloten jeugdzorg

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar in de vorm van een pgb:

    • -

      Hoog specialistische jeugdhulp

      • °

        Individueel specialistisch

      • °

        Dagbehandeling

    • -

      Specialistisch

      • °

        Individueel specialistisch

      • °

        Begeleiding

      • °

        Logeren

    • -

      Verblijf

      • °

        Pleegzorg

      • °

        Gezinshuizen

      • °

        Verblijf

    • -

      Vervoer

  • 3.

    In de nadere regels is aangegeven waar de uitwerking van de in lid 1 genoemde individuele voorzieningen te raadplegen is.

  • 4.

    Het college kan in de nadere regels vaststellen welke aanvullende individuele voorzieningen beschikbaar zijn.

     

Paragraaf 2. Toegang

Toegang tot jeugdhulp is mogelijk door een verwijzing via het medisch domein, via een bepaling jeugdhulp van de Gecertificeerde Instelling (GI), via de rechter, het openbaar ministerie of de justitiële jeugdinrichting in het kader van het jeugdstrafrecht en met een beschikking van het college.

Artikel 5. Toegang jeugdhulp via het medisch domein

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts.

  • 2.

    De huisarts, medisch specialist of jeugdarts mogen alleen naar gecontracteerde aanbieders verwijzen.

  • 3.

    Het college is verantwoordelijk voor de betaling van de jeugdhulp waarnaar is verwezen en legt de inzet van de jeugdhulp vast in een beschikking.

  • 4.

    Als de jeugdhulpaanbieder na een verwijzing beoordeelt welke specifieke vorm van jeugdhulp nodig is of wat de omvang en de duur van de jeugdhulp is, houdt hij zich daarbij aan de regels in deze verordening en de afspraken die hij met het college heeft gemaakt in het contract.

Artikel 6. Toegang jeugdhulp via de Gecertificeerde instelling, de rechter, het openbaar ministerie en de justitiële jeugdinrichting in het kader van het jeugdstrafrecht

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de Gecertificeerde instelling nodig vindt bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Ook draagt het college zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, het openbaar ministerie of de directeur of selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting nodig vindt bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing.

  • 2.

    Het college is verantwoordelijk voor de betaling van de jeugdhulp waarnaar is verwezen, maar verstrekt zelf geen beschikking. De verwijzende instantie legt dit vast in een besluit.

Artikel 7. Toegang en aanvraag jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Een jeugdige, een ouder of een andere belanghebbende kunnen een aanvraag voor jeugdhulp bij het college doen.

  • 2.

    Het college wijst de aanvrager op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 3.

    De ouder(s) of jeugdige kunnen zelf een familiegroepsplan opstellen, waarin zij samen met hun netwerk aangeven hoe ze de opvoed- en opgroeisituatie kunnen verbeteren. Hierin kunnen zij een oplossing aandragen om de problemen van de jeugdige in eigen kring op te lossen. Het college informeert de ouder(s) of de jeugdige over deze mogelijkheid.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de procedure voor de aanvraag van jeugdhulp.

     

Paragraaf 3. Beoordeling

Artikel 8. Onderzoek en opstellen ondersteuningsplan

  • 1.

    Het college onderzoekt, zo snel mogelijk, in een gesprek met de jeugdige of ouder(s):

    • a.

      wat de hulpvraag is van de jeugdige of ouder(s);

    • b.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige of ouder(s);

    • c.

      of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen bij de jeugdige en om welke problemen het concreet gaat;

    • d.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • e.

      welke hulp gelet op de vastgestelde problematiek naar aard en omvang nodig is om de jeugdige in staat te stellen om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid of voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

    • f.

      de mogelijkheid van de jeugdige of ouder(s) om zelf of met ondersteuning van het sociale netwerk een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • g.

      de mogelijkheden om de hulpvraag op te lossen door het inzetten van een algemene voorziening;

    • h.

      of en welke ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening;

    • i.

      de manier waarop een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen.

  • 2.

    Het college informeert de jeugdige of ouder(s) over de mogelijkheid om een pgb aan te vragen en geeft uitleg over wat de regels, gevolgen en verantwoordelijkheden zijn van een pgb.

  • 3.

    Ter voorbereiding op het gesprek verstrekken de jeugdige of zijn ouder(s) alle gegevens en stukken die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover de jeugdige of ouder(s) beschikken.

  • 4.

    Het college kan, met instemming van de jeugdige of ouder(s), informatie opvragen bij andere instanties, zoals de huisarts, en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest passende hulp.

  • 5.

    Na het gesprek onderzoekt het college de hulpvraag van de jeugdige. Als het nodig is vraagt het college daarbij om advies van een deskundige.

  • 6.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of ouder(s) afzien van een gesprek.

  • 7.

    Het college legt de uitkomsten van het onderzoek vast in het ondersteuningsplan, dat door de jeugdige vanaf 12 jaar en de gezaghebbende ouder(s) dient te worden ondertekend. De jeugdige of ouder(s) krijgen vijf werkdagen de tijd om op het ondersteuningsplan te reageren. Zonder ondertekening kan het proces niet worden voortgezet. Daarnaast worden, in overleg met de jeugdige en/of ouder(s), afspraken vastgelegd over het bespreken van de resultaten van het ondersteuningsplan.

  • 8.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de inhoud van het onderzoek en de manier waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 9. Criteria individuele voorzieningen

  • 1.

    Jeugdigen of ouder(s) komen slechts in aanmerking voor een individuele voorziening wanneer het college of een andere verwijzer vaststelt dat:

    • a.

      sprake is van concrete opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen bij de jeugdige;

    • b.

      inzet noodzakelijk is om de jeugdige gelet op deze problemen in staat te stellen:

      • i.

        Gezond en veilig op te groeien

      • ii.

        Te groeien naar zelfstandigheid

      • iii.

        Voldoende redzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, en

    • c.

      de jeugdige of ouder(s) zelf of met hun sociale netwerk op eigen kracht geen passende oplossing voor de hulpvraag kunnen vinden zoals bedoelt in artikel 10 van deze verordening, en;

    • d.

      een algemene voorziening geen oplossing biedt voor de hulpvraag, en;

    • e.

      de jeugdige of ouder(s) geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening om de hulpvraag op te lossen.

  • 2.

    Als de aanvraag over kosten voor jeugdhulp gaat die de jeugdige of ouder(s) voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt, verstrekt het college alleen een voorziening:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen en;

    • b.

      voor zover het college de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 3.

    Het college verstrekt alleen een voorziening als bedoeld in lid 2 als de gemaakte kosten betrekking hebben op een periode van maximaal 3 maanden vóór de aanvraag.

Artikel 10. Beoordeling (boven)gebruikelijke hulp en eigen kracht

Eigen kracht

  • 1.

    Jeugdigen of ouder(s) komen pas in aanmerking voor een individuele voorziening als zij op eigen kracht zelf geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen. Onder eigen kracht wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      gebruikelijke hulp van ouder(s) of andere verzorgers of opvoeders;

    • b.

      bovengebruikelijke hulp van ouder(s) voor zover zij beschikbaar en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen (dreigende) overbelasting oplevert en door het bieden van de bovengebruikelijke hulp geen financiële problemen in het gezin ontstaan;

    • c.

      de ondersteuning vanuit het sociale netwerk;

    • d.

      het aanspreken van een aanvullende zorgverzekering die is afgesloten.

  • 2.

    Indien jeugdigen of ouder(s) gebruik kunnen maken van één of meer van de in het eerste lid genoemde vormen van eigen kracht, wordt van hen verwacht dat zij daarvan gebruikmaken. Het college verstrekt in dat geval geen individuele voorziening tot jeugdhulp

     

Gebruikelijke hulp

  • 3.

    Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouder(s) of andere verzorgers of opvoeders. Zij zijn namelijk verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige jeugdigen te verzorgen, op te voeden, te begeleiden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als de jeugdige een ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek heeft. Bij uitval van een van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp over. Dit geldt ook bij gescheiden ouders. Er wordt dan ook rekening gehouden met de gebruikelijke hulp van de ouder waar de jeugdige niet woont.

  • 4.

    Om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke hulp beoordeelt het college of de benodigde hulp uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek nodig heeft. Het college houdt hierbij rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de leeftijd van de jeugdige;

    • b.

      de mate van zorg bij activiteiten en handelingen, de mate van toezicht en de mate van begeleiding/stimulans die een jeugdige van die leeftijd nodig heeft;

    • c.

      de aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige;

    • d.

      de mate van planbaarheid van de hulp;

    • e.

      de behoeften en mogelijkheden van de jeugdige.

  • 5.

    Als er sprake is van gebruikelijke hulp verstrekt het college geen individuele voorziening tot jeugdhulp. Hierop kan (tijdelijk) een uitzondering worden gemaakt als de ouder(s) door (dreigende) overbelasting de gebruikelijke hulp niet kunnen bieden. Er moet dan wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de hulp aan de jeugdige.

     

Bovengebruikelijke hulp

  • 6.

    Gaat het om hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt, zijn ouder(s) in eerste instantie nog steeds verantwoordelijk voor het bieden van deze bovengebruikelijke hulp. Het college beoordeelt dan of van ouder(s) verwacht mag worden dat ze deze hulp bieden, zoals in lid 1 staat weergegeven. Het college maakt hierbij onderscheid tussen kortdurende en langdurende situaties:

    • a.

      Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over een aaneengesloten éénmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar.

    • b.

      Langdurend: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de jeugdhulp langer dan drie maanden nodig is of voor meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.

  • 7.

    Het college verwacht van ouder(s) dat zij in kortdurende situaties de bovengebruikelijke hulp bieden, tenzij dit gelet op de aard van de hulp niet kan worden verwacht of de ouder(s) door (dreigende) overbelasting de hulp niet kunnen bieden.

  • 8.

    Bij de beoordeling in langdurige situaties houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige;

    • b.

      de mate van planbaarheid van de hulp;

    • c.

      het lichamelijk en geestelijk welzijn van de ouder(s);

    • d.

      de manier van omgaan van ouder(s) met de problemen van de jeugdige;

    • e.

      vaardigheden van de ouder(s) om zelf hulp te bieden (bijvoorbeeld een verpleegachtergrond);

    • f.

      of er sprake is van problematiek bij de ouder(s), zoals relationele problemen of schulden;

    • g.

      welke verplichtingen de ouder(s) hebben, bijvoorbeeld voor werk en sociale verplichtingen;

    • h.

      het belang van ouder(s) om een inkomen uit arbeid te krijgen en het eventueel ontstaan van financiële problemen;

    • i.

      de woonsituatie;

    • j.

      de samenstelling van het gezin en de relatie tussen de gezinsleden (bijvoorbeeld of er sprake is van een wettelijke stiefouder of niet);

    • k.

      is er een sociaal netwerk en zo ja, wat zijn de mogelijkheden en de bereidheid van het sociaal netwerk om de jeugdige of zijn ouder(s) te ondersteunen;

    • l.

      overige individuele omstandigheden die door jeugdige of ouder(s) worden ingebracht

  • 9.

    Als bovengenoemde factoren niet leiden tot problemen bij het kunnen verlenen van de hulp door de ouder(s), bij de beschikbaarheid van de ouder(s) voor het verlenen van de hulp, bij de belasting van de ouder(s) en bij de financiële situatie van de ouder(s) wordt van hen verwacht dat zij de bovengebruikelijke hulp (eventueel deels) verlenen. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp.

     

Overbelasting

  • 10.

    Bij (dreigende) overbelasting geldt het volgende:

    • a.

      Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg aan de jeugdige.

    • b.

      Als de overbelasting zit op spanningen door het werk (bijvoorbeeld door te veel uren werken of stress) of door andere factoren buiten de zorg van de jeugdige om, moeten ouder(s) eerst een oplossing zoeken in de oorzaak van die spanningen.

    • c.

      Bij een aanvraag voor een individuele voorziening tot jeugdhulp bekijkt het college wat wordt gedaan om die spanningen te verminderen.

    • d.

      Als er een (dreigende) overbelasting is, wordt in eerste instantie samen met de ouder(s) gekeken of het mogelijk is het werk of andere sociale/maatschappelijke activiteiten anders in te richten, zodat de druk verminderd wordt.

    • e.

      Het ondersteunen van je kind heeft in zulke situaties prioriteit boven deelname aan sociale of maatschappelijke activiteiten.

    • f.

      Een pgb voor het verlenen van hulp aan een jeugdige door een ouder wordt beëindigd als er sprake is van (dreigende) overbelasting. Een andere zorgverlener moet het verlenen van hulp overnemen om de overbelasting te stoppen.

Artikel 11. Regels voor het verstrekken van een pgb

  • 1.

    Conform artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college een pgb:

    • a.

      als de jeugdige of ouder(s) naar het oordeel van het college, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      als de jeugdige of ouder(s) zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die door een aanbieder wordt geleverd, niet passend achten en;

    • c.

      als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of ouder(s) willen betrekken van goede kwaliteit is;

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget mag worden ingezet voor verschillende vormen van jeugdhulp door personen uit het sociale netwerk, mits deze zorg niet leidt tot overbelasting. Het pgb mag echter niet worden gebruikt voor jeugdhulp in de vorm van behandeling door iemand uit het sociale netwerk.

  • 3.

    De beheerder van het pgb dient op de hoogte te zijn van zijn taken en verantwoordelijkheden. Het college toetst of de beheerder pgb-vaardig is.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels over voorwaarden over de hoogte van tarief en de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen. Hierbij maakt het college onderscheid in tarieven, voorwaarden en verplichtingen voor informele hulp en formele hulp.

  • 5.

    Bij het aanvragen van een pgb stellen de jeugdige of ouder(s) een pgb-plan op volgens een door het college ter beschikking gesteld format. In het pgb-plan wordt in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de motivatie waarom een pgb gewenst is en zorg in natura niet passend is;

    • b.

      welke jeugdhulp de jeugdige of ouder(s) willen inkopen met een pgb, wat het beoogde resultaat is en wanneer en hoe wordt geëvalueerd;

    • c.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

    • d.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief;

    • e.

      op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd en;

    • f.

      een verklaring waarin gewezen wordt op de verplichtingen en verantwoordelijkheden van de pgb-houder.

Artikel 12. Onderscheid formele en informele hulp

  • 1.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een organisatie met een aanbod dat past bij de hulpvraag waarvoor de jeugdige of de ouder(s) het pgb krijgen. De organisatie staat ingeschreven in het Handelsregister. De personen beschikken over de relevante diploma’s om de werkzaamheden die nodig zijn uit te voeren of;

    • b.

      personen die als zelfstandige zonder personeel werkzaamheden uitvoeren die passen bij de hulpvraag waarvoor de jeugdige of ouder(s) het pgb krijgen. De zzp’er staat voor deze werkzaamheden ingeschreven in het Handelsregister. Ook beschikt de zzp’er over de relevante diploma’s of werkervaring die nodig zijn voor uitoefening van deze werkzaamheden, of;

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-registratie) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp (SKJ-registratie).

  • 2.

    Als de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b, c gaat het altijd om informele hulp.

  • 3.

    Als de jeugdhulp geboden wordt door een persoon uit het sociaal netwerk van de budgethouder is altijd sprake van informele hulp.

  • 4.

    Informele hulp mag uitsluitend worden verleend door een persoon die voldoet aan de volgende minimale (kwaliteits-)criteria:

    • a.

      de persoon beschikt over de benodigde competenties, kennis en vaardigheden om de gevraagde hulp op een verantwoorde wijze te bieden;

    • b.

      de persoon beschikt over een Verklaring Omtrent het Gedrag niet ouder dan 3 maanden, tenzij het gaat om een ouder zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

    • c.

      de persoon neemt bij (een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling contact op met Veilig Thuis voor advies of het doen van een melding en maakt daarbij bij voorkeur gebruik van de Meldcode Huiselijk Geweld;

    • d.

      de persoon calamiteiten direct meldt bij het lokale team;

    • e.

      de persoon werkt op basis van een pgb-plan.

Artikel 13. Hoogte en omvang pgb

  • 1.

    De producten en tarieven van de individuele voorzieningen in natura die het college beschikbaar heeft, worden door het college vastgelegd. Het college kan nadere regels stellen over de hoogte van de pgb-tarieven en de wijze van indexering van de pgb-tarieven. Bij het vaststellen van de nadere regels als bedoeld in artikel 11, vierde lid, neemt het college de volgende uitgangspunten in acht:

    • a.

      de hoogte van een pgb-tarief voor formele hulp bedraagt maximaal de prijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopste adequate beschikbare individuele voorziening in natura;

    • b.

      de hoogte van een pgb is toereikend voor de aanschaf daarvan;

    • c.

      de hoogte van een pgb voor informele hulp is lager dan het tarief voor formele hulp;

    • d.

      voor informele hulp voor de ondersteuningsvormen ‘hulp en ondersteuning vanuit informeel netwerk’ niet zijnde ‘incidenteel verblijf’ en ‘dagbesteding’ geldt minimaal het wettelijk minimum uurloon tarief, gebaseerd op een fulltime werkweek voor een persoon van 23 jaar of ouder, van het wettelijk minimumloon zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, geldend voor dat jaar waarin het pgb wordt afgegeven; en

    • e.

      voor informele hulp voor de ondersteuningsvormen ‘incidenteel verblijf’ en ‘dagbesteding’, zoals bedoeld in artikel 8ab Regeling Jeugdwet verstrekt het college een tegemoetkoming met een maximum van €141,- per kalendermaand.

  • 2.

    De omvang van het pgb wordt bepaald door de duur en frequentie van de noodzakelijke jeugdhulp te bepalen in combinatie met de hoogte van het pgb-tarief, tenzij op basis van het door de jeugdige of ouder(s) ingediende pgb-plan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht. Dit wordt bepaald aan de hand van het pgb-plan zoals bedoeld in artikel 11, vierde lid van deze verordening.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.1. van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 4.

    Het door het college verstrekte pgb kent geen verantwoordingsvrij bedrag.

  • 5.

    Tussenpersonen of belangenbehartigers worden niet uit het pgb betaald.

  • 6.

    Het is niet toegestaan uit het pgb de volgende kostencomponenten te betalen:

    • a.

      bemiddelingskosten;

    • b.

      administratiekosten;

    • c.

      eenmalige uitkering;

    • d.

      feestdagenuitkering;

    • e.

      reiskosten zorgverlener.

Artikel 14. Het besluit

  • 1.

    Het college legt de beslissing over het toekennen of afwijzen van een individuele voorziening vast in een beschikking.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo snel mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing over de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • 3.

    Het college neemt een beslissing op basis van de feiten en omstandigheden die volgen uit het onderzoek naar de hulpvraag.

  • 4.

    De jeugdige of ouder(s) moeten zich binnen drie maanden na de datum van het besluit melden bij een jeugdhulpaanbieder als zij zorg in natura krijgen.

  • 5.

    De jeugdige of ouder(s) moeten het pgb binnen drie maanden na de datum van het besluit hebben besteed aan het doel waarvoor het is verstrekt.

Artikel 15. Inhoud en geldigheidsduur beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening staat in ieder geval:

    • a.

      of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt;

    • b.

      de termijn van drie maanden waarbinnen de jeugdige zich moet melden bij een jeugdhulpaanbieder, of het pgb moet besteden aan het doel waarvoor het is verstrekt;

    • c.

      hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke jeugdhulp toegekend is;

    • b.

      wie de jeugdhulp biedt;

    • c.

      wat de gestelde doelen zijn en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • d.

      de aard, de omvang en de duur van de in te zetten jeugdhulp;

    • e.

      voor wie de jeugdhulp is bedoeld;

    • f.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; en indien van toepassing;

    • g.

      welke andere voorzieningen of algemene voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening als pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welke individuele voorziening en voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      dat er een PGB-plan is opgesteld, waarin onder meer de kwaliteitseisen zijn vastgelegd die van toepassing zijn op de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    In het besluit verstrekt het college-informatie over de rechten en de plichten van de jeugdige of ouder(s) op grond van de wet, de verordening en de nadere regels.

  • 5.

    Het college kan periodiek onderzoeken of er een reden is een besluit te heroverwegen.

Hoofdstuk 4. Herziening, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik

Artikel 16. Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1.

    De jeugdige of ouder(s) aan wie het college een individuele voorziening heeft verstrekt, is verplicht zo snel mogelijk het college te informeren over veranderingen in zijn of haar situatie die tot een heroverweging van het besluit kunnen leiden.

  • 2.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, beëindigen, wijzigen, herzien of intrekken als het college een van de volgende gronden vaststelt:

    • a.

      de jeugdige of ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en het college met de juiste of volledige gegevens een andere beslissing had genomen;

    • b.

      de jeugdige of ouder(s) niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer passend is;

    • d.

      de jeugdige of ouder(s) niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb;

    • e.

      de jeugdige of ouder(s) de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bedoeld.

  • 3.

    Het college kan de kosten voor de verstrekte individuele voorziening waar jeugdige of ouder(s) geen recht op hadden voor een deel of helemaal terugvorderen als de voorziening is ingetrokken op de grond genoemd in lid 2 onder a.

Artikel 17. Misbruik en controle

  • 1.

    Het college informeert jeugdigen en ouder(s) duidelijk over de rechten en plichten die verbonden zijn aan de toegekende individuele voorziening en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de voorziening.

  • 2.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en ondoelmatig gebruik van toegekende voorzieningen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Hoofdstuk 5. Afstemming met andere domeinen

Artikel 18. Afstemming met andere voorzieningen

Afstemming met gezondheidszorg

  • 1.

    Het college zorgt dat bij een besluit over de inzet van jeugdhulp die vanaf de 18e verjaardag valt onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet en er de reële verwachting is dat deze zorg na de 18e verjaardag van de jeugdige door zal lopen, dat het besluit voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden door de zorgverzekeraars.

  • 2.

    Het college wijst in de gevallen bedoeld in het eerste lid de jeugdige en ouder(s) op de consequenties dat deze zorg vanaf de 18e verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet valt, en dat het college zich inspant voor de continuïteit van de zorg indien noodzakelijk.

  • 3.

    Het college draagt zorg dat alle huisartsenpraktijken in de gemeente Oirschot met betrekking tot de inzet van jeugdhulp een contactpersoon hebben bij WIJzer.

  • 4.

    Met het oog op één gezin, één plan, één coördinator in het kader van jeugdhulp draagt het college zorg voor het maken van samenwerkingsafspraken met huisartsen en partners voor jeugdgezondheidszorg

     

Afstemming langdurige zorg

  • 5.

    Het college ondersteunt de jeugdige of ouder(s) richting het Centraal Indicatieorgaan Zorg indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

     

Afstemming voorschoolse voorzieningen

  • 6.

    Het college draagt zorg dat alle locaties voor voorschoolse voorzieningen in de gemeente Oirschot voor jeugdhulp een contactpersoon hebben bij WIJzer.

     

Afstemming onderwijs en leerplicht

  • 7.

    Het college draagt zorg dat alle scholen in de gemeente Oirschot en de scholen buiten de gemeente Oirschot waar jeugdigen uit de gemeente Oirschot naar toe gaan, een contactpersoon hebben bij WIJzer.

  • 8.

    Het college maakt afspraken met de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs (inclusief schoolbesturen speciaal onderwijs) over:

    • a.

      de afstemming tussen de algemene voorzieningen, leerplicht en het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen op de scholen;

    • b.

      de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor leerlingen en ouder(s);

    • c.

      de terugkoppeling over de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen;

    • d.

      de gezamenlijke onderwijszorgarrangementen en de toegang hiertoe en betrekt hierbij de leerplichtambtenaar.

Afstemming wijkverpleging

  • 9.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen WIJzer en de wijkverpleging, indien een jeugdige of ouder(s) naast jeugdhulpvoorzieningen ook in aanmerking komen voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

     

Afstemming maatschappelijke ondersteuning

  • 10.

    Het college draagt zorg dat wanneer de begeleiding van een jeugdige na het achttiende jaar voortgezet moet worden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, de continuïteit gewaarborgd wordt en dat zij een besluit hiertoe zo nodig (mede)voorbereidt.

     

Afstemming werk en inkomen

  • 11.

    Het college zorgt ervoor dat zij financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleert en dat zij waar nodig jeugdigen of ouder(s) helpt de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, armoedevoorzieningen- te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

     

Afstemming met het justitiedomein

  • 12.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4, lid 2, onderdeel b van de wet.

     

Afstemming met Veilig Thuis

  • 13.

    Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.

Artikel 19. Overgang 18- naar 18+

  • 1.

    Wanneer een jeugdige die gebruikmaakt van een individuele voorziening bijna 18 jaar wordt, zorgt het college ervoor dat er tijdig een gesprek plaatsvindt over de veranderingen die vanaf de 18e verjaardag van toepassing zijn en over welke voorzieningen daarna nodig zijn.

  • 2.

    De betrokken jeugdhulpaanbieder stelt voor jeugdigen die jeugdhulp krijgen vanaf het 16e jaar een ‘perspectiefplan’ op waarin staat:

    • a.

      welke hulp of ondersteuning nodig is vanaf de 18e verjaardag;

    • b.

      hoe en vanuit welke wet (Wmo, WLZ, Zorgverzekeringswet of verlengde Jeugdwet) de hulp vanaf 18 jaar wordt ingezet.

  • 3.

    De jeugdhulpaanbieder betrekt de jeugdige, het gezin en het college bij het opstellen van het perspectiefplan.

Hoofdstuk 6. Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit

Artikel 20. Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college zorgt voor een goede prijs-kwaliteitverhouding bij het vaststellen van de tarieven voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering door:

    • a.

      een vaste prijs te bepalen. Die prijs geldt dan voor inschrijving op een aanbesteding en voor een daaropvolgende overeenkomst met een aanbieder; of

    • b.

      een reële prijs vast te stellen.

  • 2.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten, zoals huisvestingskosten;

    • d.

      kosten van beroepskrachten cliëntgebonden, zoals kosten voor het opmaken van rapportages en het volgen van multidisciplinair overleg;

    • e.

      kosten van beroepskrachten niet-cliëntgebonden, zoals een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • f.

      cliëntgebonden kosten anders dan van beroepskrachten, bijvoorbeeld kosten van verblijf of voedingskosten;

    • g.

      kosten van indexering.

  • 3.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven voor door derden te leveren vrij toegankelijke hulp in het kader van jeugdhulp, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de aanbieder worden gevraagd, zoals verplichte deelname aan samenwerkingsverbanden.

  • 4.

    Lid 1, 2 en 3 geldt ook voor subsidies als deze worden verstrekt voor de daadwerkelijke verlening van preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering aan jeugdigen of ouder(s) en de subsidie bedoeld is om de te verrichtte diensten volledig te betalen.

Hoofdstuk 7. Klachten en medezeggenschap

Artikel 21. Klachtregeling

Het college behandelt klachten van jeugdigen of ouder(s) die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig door de raad vastgestelde algemene klachtenregeling.

Artikel 22. Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouder(s) en pleegouder(s) kosteloos een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouder(s) erop dat zij zich indien gewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon en deze ook het gesprek zoals bedoeld bij artikel 8, mag bijwonen.

Artikel 23. Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt jeugdigen en ouder(s) (cliënten) en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij tijdig worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 24. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of ouder(s) afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25. Overgangsrecht

  • 1.

    Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp Gemeente Oirschot 2022, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 2.

    Op aanvragen die zijn ingediend voor het moment van inwerkingtreding van deze verordening en waar nog geen besluitvorming over heeft plaatsgevonden, wordt beslist met inachtneming van het bepaalde in de Verordening Jeugdhulp Gemeente Oirschot 2022.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2026.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp Gemeente Oirschot 2026.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oirschot

van 9 december 2025,

De gemeenteraad,

Mark van Oosterwijk,

griffier

Judith Keijzers-Verschelling,

voorzitter

Naar boven