Gemeenteblad van Vlieland
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Vlieland | Gemeenteblad 2025, 555056 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Vlieland | Gemeenteblad 2025, 555056 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Huisvestingsverordening gemeente Vlieland 2025 – 2029
De raad van de gemeente Vlieland
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 september 2025;
gelet op de artikelen 4, 5, 7, 9 tot en met 14, 17, 20 tot en met 22, 24, 35 en 40 van de Huisvestingswet 2014 en artikel 151d van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
aan economisch gebonden worden gelijk gesteld personen die staan ingeschreven in de BRP van de gemeente Vlieland en die geen deel meer uitmaken van het arbeidsproces, maar die gedurende vijf jaren voorafgaande aan het moment dat ze uit het arbeidsproces raakten, voldeden aan de criteria voor economische binding onder a of b.
Hoofdverblijf: het adres waar een persoon (en diens huishouden) gehuisvest is en waar de woonruimte gebruikt wordt als hoofdverblijf zoals bedoeld in de gemeentelijke Basisregistratie Personen. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke Basisregistratie Personen, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat de woonruimte fungeert als het centrum van de persoonlijke, sociale en economische activiteiten van de betrokkene.
Huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren; van een duurzame gemeenschappelijke huishouding is sprake als het gaat om een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling hebben om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Voor de beantwoording van de vraag of een duurzame gemeenschappelijke huishouding bestaat, zijn volgens vaste jurisprudentie zowel objectieve als subjectieve factoren, zoals de bedoeling van de betrokkenen, van belang.
Maatschappelijke binding: een woningzoekende heeft maatschappelijke binding als hij/zij ten minste vijftien jaar onafgebroken ingezetene is, dan wel gedurende de voorafgaande twintig jaar ten minste vijftien jaar ingezetene is geweest van de gemeente Vlieland; waarbij de jaren van de studietijd van de scholier/student die zich in verband met de voltijd- of duale studie heeft uitgeschreven als ingezetene van de gemeente Vlieland meetellen als ingezetene.
Onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. Als wezenlijke voorzieningen worden in ieder geval verstaan een keuken en een toilet.
Permanente bewoning: het permanent wonen en zijn/haar hoofdverblijf hebben in de woning, bewoning als bedoeld in de Wet Basisregistratie Personen, hetgeen blijkt uit zowel een inschrijving in de basisregistratie personen als uit het daadwerkelijk gebruik van de woning zoals beschreven in het begrip hoofdverblijf.
Woonoppervlakte: het totaal van de oppervlakten van de vertrekken als bedoeld in NEN 2580: woonkamer, keuken, badkamer/doucheruimte, slaapkamer(s), zolderkamer indien bereikbaar via vaste trap en met ruime mate van daglichtaanwezigheid. Overige ruimtes: kelder, bijkeuken, wasruimte, bergruimte/schuur, ingebouwde kasten groter dan 2 m², garage, zolder niet zijnde vertrek, en verkeersruimten worden niet meegeteld.
Hoofdstuk 2 De huisvestingsvergunning
Artikel 3A. Algemene weigeringsgronden huisvestingsvergunning
Burgemeester en wethouders weigeren de huisvestingsvergunning indien:
Artikel 7. Voorrang bij woonruimte van bepaalde aard, grootte of prijs
Bij het verlenen van een huisvestingsvergunning voor woonruimte die is aangemerkt als:
grote gezinswoning: wordt deze woning bij voorrang toegewezen aan een huishouden van minimaal drie personen waarvan minimaal één kind onder de 15 jaar
deze voorrangsregel geldt niet wanneer de kinderen van de ingeschreven woningzoekende die reageert, al deel uitmaken van een huishouden woonachtig in een sociale huurwoning van WoonFriesland op Vlieland, een eigen woning op Vlieland of een dienstwoning op Vlieland waarbij er geen sprake is van co-ouderschap (50/50)
Artikel 8. Voorrang bij economische of maatschappelijke binding
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van deze verordening worden in de artikel 2 aangewezen categorieën woonruimten toegewezen aan woningzoekenden die economisch en/of maatschappelijk gebonden zijn aan het eiland Vlieland.
Artikel 10. Vruchteloze aanbieding
In overeenstemming met artikel 17 van de Wet wordt in afwijking van het in artikel 12 bepaalde de huisvestingsvergunning verleend als de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in het tweede en derde lid weergegeven procedure gedurende 13 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge artikel 8 voor die woonruimte in aanmerking komen.
Hoofdstuk 3 Wijzingen in de woonruimtevoorraad
Vergunning voor onttrekking, samenvoeging, omzetting of woningvorming
Artikel 13. Voorwaarden en voorschriften
Aan een vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet kunnen de volgende voorwaarden en voorschriften verbonden worden:
4.1 Werkingsgebied, verbod en vergunningsplicht
Artikel 15. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Als woonruimte waarvoor de vergunningplicht geldt als bedoeld in artikel 41 van de wet zijn de woonruimtes aangewezen die op het moment van sluiten van de koop-verkoopovereenkomst zijn verkocht voor een bedrag van € 615.000,- of lager en zijn gelegen binnen de gemeente Vlieland. Deze verkoopgrens wordt conform artikel 2 jaarlijks door het college aangepast (voor het eerst in november 2026).
Artikel 17. Vergunning voor de verhuur van binnen de opkoopbescherming aangewezen woonruimten (verhuurvergunning opkoopbescherming)
De vergunning wordt verleend indien:
de eigenaar na de datum van inschrijving in de openbare registers van de akte van levering van die woonruimte aan hem, ten minste twaalf maanden zijn woonadres als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel o, onder 1°, van de Wet basisregistratie personen, in die woonruimte heeft en de eigenaar met een woningzoekende schriftelijk overeenkomt dat de woningzoekende de woonruimte voor een termijn van ten hoogste twaalf maanden, anders dan voor toeristische verhuur, in gebruik neemt, of
Artikel 19. Te verstrekken gegevens en bescheiden verhuurvergunning opkoopbescherming
In het geval dat een aanvraag ziet op verleningsgrond als bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel b wordt een schriftelijke overeenkomst waaruit blijkt dat de woonruimte voor een termijn van ten hoogste twaalf maanden, anders van voor toeristische verhuur, in gebruik wordt gegeven, mede aangeleverd.
Artikel 20. Beschikkingsvereisten
Een vergunning als bedoeld in artikel 17 bevat tenminste de volgende gegevens:
De vergunning als bedoeld in artikel 17 wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan één of meerdere vormen als bedoeld in het tweede lid van artikel 17 of als er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Artikel 22. Intrekkingsgronden
De vergunning als bedoeld in artikel 17 wordt ingetrokken indien niet meer wordt voldaan aan de vorm waarvoor de vergunning is verleend als bedoeld in het tweede lid van artikel 17 of als er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Artikel 23. Bestuurlijke boete
De bestuurlijke boete bedraagt hoogstens:
voor overtreding van artikel 8, tweede lid, van de Wet: € 5.000 (en bij herhaling € 10.250) voor het in gebruik geven van woonruimte zonder vergunning bij niet bedrijfsmatige exploitatie en € 10.250 (en bij herhaling € 20.250) voor het in gebruik nemen van woonruimte zonder vergunning bij bedrijfsmatige exploitatie
voor overtreding van de artikelen 21 of 22, eerste lid, van de Wet of voor handelen in strijd met een voorwaarde of voorschrift als bedoeld in artikel 24 van de Wet: € 5.000 (en bij herhaalde overtreding € 10.250) bij niet bedrijfsmatige exploitatie en € 10.250 (en bij herhaalde overtreding € 20.250) voor bij bedrijfsmatige exploitatie
Bijlage 1 Toelichting Huisvestingsverordening gemeente Vlieland 2025-2029
Op grond van de Huisvestingswet 2014 kunnen gemeenten regels opstellen voor de verdeling van schaarse woningen en regels waarmee wijzigingen in de voorraad van zowel huur- als koopwoningen worden gereguleerd. Voor de inzet van dit instrumentarium dient een gemeenteraad aan te tonen dat er sprake is van schaarste aan woningen of dat regulering noodzakelijk is voor het behoud van de leefbaarheid van de woonomgeving. Een huisvestingsverordening heeft een geldigheidstermijn van vier jaar. De huidige huisvestingsverordening dateert van 2020, is in 2024 met een half jaar verlengd en moet daarom worden vervangen.
Gebruikmaken van dit instrumentarium – door een huisvestingsverordening vast te stellen – is niet vanzelfsprekend en dient periodiek onderbouwd en getoetst te worden. Het instrumentarium bestaat uit het vaststellen van een huisvestingsverordening, die regels bevat met betrekking tot het in gebruik geven en nemen van betaalbare woonruimte en/of het wijzigen van de samenstelling van de woningvoorraad.
Het uitgangspunt van de Wet is de vrijheid van vestiging. Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft, heeft het recht om zich vrijelijk te verplaatsen en te vestigen. Dit grondrecht kan alleen worden beperkt indien noodzakelijk voor het algemeen belang in een democratische samenleving. Alleen als dat "noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte", is ingrijpen gerechtvaardigd (artikel 2 van de Huisvestingswet). Gemeenten moeten dan ook onderbouwen dat sprake is van schaarste en/of leefbaarheidsproblematiek en van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten, voordat zij gebruik kunnen maken van hun bevoegdheden op dit punt.
Als hier aantoonbaar sprake van is – en als het instrumentarium van de Wet geschikt en proportioneel is om die effecten te bestrijden – kunnen gemeenten verdelingsregels stellen. De schaarste kan betrekking hebben op schaarste aan betaalbare woonruimte in het algemeen, schaarste aan woonruimte met specifieke voorzieningen of schaarste aan woonruimte voor de huidige inwoners van een gemeente. Bemoeienis van de gemeente met de verdeling van woonruimte boven de in de verordening genoemde prijsgrens is uitgesloten.
Dat sprake is van schaarste aan goedkope woonruimte en dat het noodzakelijk is om de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte tegen te gaan blijkt uit het navolgende.
Op Vlieland is sprake van een unieke woonsituatie, samenhangend met het zijn van een eiland:
De druk op de woningmarkt wordt mede veroorzaakt door het feit dat degenen die een baan hebben op Vlieland hier ook moeten wonen. Door de reistijd, de afvaarttijden en -frequentie van de veerdienst is het praktisch niet mogelijk aan de wal te wonen en op Vlieland te werken. Er zal altijd sprake zijn van het moeten overnachten op het eiland.
De vraagprijs van de koopwoningen is hoog en daardoor zijn koopwoningen voor veel starters, (jonge) gezinnen en middeninkomens, onbereikbaar. Ook is het zo dat het overgrote deel van de bevolking werkzaam is in het toerisme of daaraan gerelateerde sectoren.. Het inkomen dat daarin verdiend wordt is relatief laag, waardoor zij zijn aangewezen op de goedkope woningvoorraad.
De leefbaarheid op de eilanden staat onder druk vanwege dit tekort aan woningen. Zonder voldoende woningen voor inwoners op het eiland staan vrijwillige diensten als de brandweer en de KNRM onder druk, is er niet voldoende personeel in de cruciale beroepen en is het in stand houden van basisvoorzieningen en daarmee een vitale eigen leefgemeenschap een steeds ingewikkeldere opgave.
In het eerste lid van artikel 2 is onder a t/m c aangegeven tot welke huurprijsgrens de huisvestingsvergunning verplicht is en onder d tot welke koopprijs de huisvestingsvergunning verplicht is. Voor beide categorieën is dit van toepassing op het gehele grondgebied van de gemeente Vlieland. Dit omdat op het gehele eiland sprake is van schaarste en verdringing.
Om tot een juiste prijs te komen, waaronder je met voorrang inwoners met een economische of maatschappelijke binding een kans wil bieden op de koopmarkt, kun je verschillende methodes gebruiken. Indien je ervoor zou kiezen om de woonprijsindex voor Friesland te gebruiken zou je de huidige grens van €450.000,- euro moeten vermeerderen met 45,9%. Dit percentage is namelijk de waardestijging van alle woningen in Friesland tussen 2020 en 2025. Dat zou betekenen dat je op een koopprijs komt van €656.550. Het is alleen niet zo dat de waarde van de woningen op Vlieland dan ook precies met 45,9% is gestegen. Gezien het kleine aanbod koopwoningen en variëteit aan woningen is het lastig om de stijging goed te bepalen. Als we kijken naar de stijging van de gemiddelde WOZ waarde op het eiland dan kunnen we berekenen dat de gemiddelde WOZ waarde is gestegen van €340.000 in 2020 naar €426.000 euro in 2025. Dit is een stijging van 25%. Als je dat afzet tegen de verkopen van woningen met een permanente woonbestemming, dus geen recreatiewoningen, dan zie je hierin een verschil van ongeveer 5%. De stijging van de koopwoningen met een permanente woonbestemming bedraagt in die jaren namelijk 20,9%. Let wel, dit cijfer is gebaseerd op alle verkopen en daarin zitten dus ook allerlei verschillende types woningen. Daarnaast is het zo dat je, indien je dezelfde doelgroep wilt blijven bedienen, ook de grens moet corrigeren op inflatie. De woningprijsstijging bevat wel een element van inflatie maar kan harder stijgen dan de inflatie. De CPI (consumentenprijs index) is tussen 2020 en 2025 gestegen met 13,1%.
Deze twee factoren, de woningwaarde en de CPI versterken elkaar: de woningmarkt is duurder geworden én de koopkracht van huishoudens is afgenomen. Door beide ontwikkelingen samen te nemen via samengestelde groei, welke dan uitkomt op 37%, komt de geactualiseerde grenswaarde in 2025 uit op circa €615.000, afgerond naar een werkbaar getal. De verwachting is dat met deze grens inwoners met binding voldoende kansen hebben om met voorrang een woning op het eiland te kopen en dat hij tevens hoog genoeg is om prijsopdrijvende effecten tegen te gaan.
Voor de huurwoningen vallen alle huurwoningen tot de huurgrens van de huurtoeslag onder de regeling. Dit betekent dat in ieder geval alle woningen van WoonFriesland onder de regeling vallen, omdat het hier in beginsel gaat om sociale huurwoningen. WoonFriesland heeft geen geliberaliseerde huurwoningen op Vlieland. Wel verzorgt zij ook de verhuur van de woningen in Boswijk voor de gemeente. Deze woningen vallen eveneens onder deze grens. Samenvattend gaat het om alle (sociale) huurwoningen met een huurwaarde tot 187 punten.
Voordat de inschrijving in de BRP van de gemeente kan plaatsvinden moet een huisvestingsvergunning verkregen worden. Dit kan aangevraagd worden via de balie van het gemeentehuis of via de website van de gemeente. De criteria voor het ontvangen van een vergunning worden weergegeven in artikel 3 van deze verordening.
Onderbouwing economische en maatschappelijke binding als toelatingseis
De Huisvestingswet maakt het onder voorwaarden mogelijk voorrang op toewijzing van woningen te geven aan personen met lokale economische of maatschappelijke binding. Dat zijn personen die voor het voorzien in hun bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid in een gebied (economische binding) of personen die al langere tijd in een gebied wonen (maatschappelijke binding). In de verordening is het hebben van een economische of maatschappelijke binding opgenomen als toelatingseis. Enkel in zeer bijzondere gevallen staat de Huisvestingswet toe dat een economische- en/of maatschappelijke binding verplicht is voor alle categorieën woonruimtes waarvoor een vergunningplicht geldt. In beginsel mag deze verplichting namelijk slechts voor 50% van de vergunningplichtige woonruimtes gelden (artikel 14, tweede lid, van de Wet). Het is enkel mogelijk om de economische- en/of maatschappelijke binding verplicht te stellen voor alle vergunningplichtige woonruimtes als er geen of een zeer beperkte mogelijkheid tot nieuwbouw bestaat. Dit is hier het geval.
Op Vlieland zijn de mogelijkheden voor nieuwbouw beperkt. Doordat een groot deel van het eiland behoort tot Natura 2000 gebied, zijn de uitbreidingsmogelijkheden buiten de bestaande kern zeer klein ofwel uitgesloten. Dit betekent dat woningbouw vooral op inbreidingslocaties moet plaatsvinden. Het aantal inbreidingslocaties is beperkt en het dorp is daarmee vrijwel ‘volgebouwd’.
Artikel 11 van de Huisvestingswet 2014 geeft de mogelijkheid om in een Huisvestingsverordening bepaalde typen woonruimten te koppelen aan een specifieke doelgroep (passend toewijzen). Het gaat dan om woningzoekenden voor wie die woonruimte gelet op de aard, de grootte of de prijs daarvan, bijzonder geschikt is. Woonruimten waar passendheidscriteria voor gelden worden ook vaak “gelabelde” woningen genoemd. Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat passendheidscriteria niet hetzelfde werken als toelatingscriteria (artikel 2.2.1 en 2.2.2). Een aan de hand van passendheidscriteria aangewezen doelgroep krijgt voorrang. Wanneer vanuit deze groep onvoldoende belangstelling is, komen ook andere woningzoekenden in aanmerking voor een huisvestingsvergunning. Aan toelatingscriteria moet iedereen voldoen. Een woonruimte kan niet worden betrokken zonder aan de toelatingscriteria te voldoen. Passendheidscriteria regelen dus voorrang en toelatingscriteria toelating tot een woonruimte.
Artikel 7 geeft de categorieën woonruimte weer. Er zijn passendheidscriteria voor grote gezinswoningen, gezinswoningen, woningen met specifieke voorzieningen/seniorenwoningen en overige woningen.
Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de Huisvestingswet 2014 (in artikel 1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Enkele definities uit de verordening en de wet worden hieronder nader toegelicht.
Bewoning: de betekenis van het begrip ‘’bewoning’’ sluit aan bij de betekenis in het normale spraakgebruik. Wie een huis bewoont heeft daar zijn hoofdverblijf. Gebruik van woonruimte als tweede woning is geen gebruik voor bewoning. Ruimten die slechts bestemd of geschikt zijn voor een tijdelijk verblijf, zoals recreatiewoningen, zijn geen woonruimten in de zin van de wet. De definitie van onzelfstandige woonruimte is opgenomen om de grens te kunnen trekken met zelfstandige bewoning. Wanneer de woonruimte in ieder geval beschikt over een eigen toegang, keuken en toilet is er sprake van zelfstandige woonruimte. Het begrip is van belang bij woningomzetting.
Huishouden: van duurzame gemeenschappelijke huishouding is sprake indien het gaat om een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling hebben om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Voor de beantwoording van de vraag of een duurzame gemeenschappelijke huishouding bestaat, zijn volgens vaste jurisprudentie zowel objectieve als subjectieve factoren, zoals de bedoeling van de betrokkenen, van belang.
Huurprijs: prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand. Dit wordt ook wel de kale huurprijs genoemd (de huurprijs zonder bijkomende kosten zoals servicekosten, kosten van gas, water, elektriciteit). Uit de aan te leveren huurprijscheck moet blijken of de huurprijs van de woonruimte lager is dan de huurprijsgrens.
Huurwaarde: de maximale maandelijkse huurprijs volgens het woningwaarderingsstelsel. De huurprijs is de verschuldigde huur die tussen huurder en verhuurder overeen is gekomen. Deze wordt vaak niet vastgesteld aan de hand van het woningwaarderingsstelsel. Indien de tussen huurder en verhuurder overeengekomen huurprijs hoger is dan de maximale redelijke huurprijs volgens het woningwaarderingsstelsel kan dit leiden tot omzeilen van de vergunningplicht. Dit wordt voorkomen door ook deze situatie huisvestingsvergunningplichtig te maken.
Artikel 2. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 7 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening categorieën goedkope woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend.
Dat sprake is van schaarste aan goedkope woonruimte en dat het noodzakelijk is om de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte tegen te gaan blijkt uit de gegevens in de deze toelichting onder Algemeen.
Daarin is aangetoond dat er sprake is van schaarste in het huursegment tot niet alleen de huurtoeslaggrens, maar ook in de middenhuur en in de goedkope en betaalbare koopsector. In deze segmenten is sprake van verdringing van kwetsbare groepen ten gevolge van de schaarste. Om te zorgen dat de schaarse goedkope woonruimte toegewezen kan worden aan de lokale beroepsbevolking en maatschappelijk gebonden personen is het stellen van voorschriften aan het in de verordening aangegeven deel van de woningvoorraad dan ook noodzakelijk.
De bepaling van de koop- en huurprijsgrens zijn eerder in deze toelicht onderbouwd.
Artikel 3. Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Deze bepaling is in de eerste plaats een uitwerking van artikel 9 van de wet waarin dwingend is bepaald dat als de gemeenteraad toepassing heeft gegeven aan artikel 7 van de wet, hij in de huisvestingsverordening de criteria vastlegt voor de verlening van huisvestingsvergunningen. De gemeenteraad is vrij in het vaststellen van die criteria. Deze bepaling is in de tweede plaats een uitwerking van artikel 10, eerste lid, van de wet waarin in het belang van de transparantie van het huisvestingsvergunningstelsel is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening vastlegt welke categorieën woningzoekenden in aanmerking komen voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning. In het tweede lid van artikel 10 van de wet is bepaald dat voor een huisvestingsvergunning slechts in aanmerking komen woningzoekenden die de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld, of vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf in Nederland hebben als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met e en I, van de Vreemdelingenwet 2000.
Voor Vlieland is gekozen de regeling zoals die nu wordt gehanteerd voort te zetten door een vergunning alleen te verstrekken aan meerderjarige woningzoekenden die een economische of maatschappelijke binding hebben met het eiland. In de toewijzing van de huurwoningen van WoonFriesland is dit verdisconteerd.
Nu er nog een wachtlijst is van meer dan 200 personen, kan de voorrang van economische of maatschappelijke gebondene worden verdedigd. Als we de markt voor een ieder vrij zouden geven worden de wachttijden nog langer dan nu het geval is. Veel jongeren, die eigenlijk op het eiland willen blijven, gaan dan weg en gekwalificeerd personeel is moeilijk te krijgen en te houden als er geen passende woonruimte is. Bij de voorrang van de woningzoekenden geldt aan de bovenkant deels geen inkomenseis omdat er in het middensegment voor koopwoningen maar een heel beperkt aanbod is. Dit heeft tot gevolg dat deze groep zonder het loslaten van deze eis geen zicht heeft op woonruimte. Deze inkomenseisen gelden wel tot de huurklasse betaalbaar hoog.
Woningzoekenden die niet aan de criteria voldoen komen in geen geval in aanmerking voor een huisvestingsvergunning en moeten een woning zoeken op de particuliere huurmarkt met een huur boven middenhuur, dan wel de duurdere koopmarkt.
Artikel 4. Inschrijfsysteem voor woningzoekenden
Deze bepaling is gegrond op artikel 4, eerste lid, onder a, van de wet. Het hanteren van eenzelfde inschrijfsysteem bevordert de transparantie en vermindert de administratieve lasten voor de burger. In artikel 16, tweede lid, is een overgangsregeling opgenomen voor bestaande inschrijvingen in oude inschrijfsystemen. Zie verder de toelichting bij artikel 16. Het in het derde lid genoemde bewijs van inschrijving is vormvrij.
Artikel 5. Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 5 van de wet. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening regels stelt over de wijze van aanvragen van vergunningen en de gegevens die door de aanvrager worden verstrekt bij de aanvraag van een vergunning. De onder a genoemde gegevens met betrekking tot leeftijd en, indien van toepassing, verblijfstitel en nationaliteit, zijn noodzakelijk in verband met de wettelijke eisen van artikel 10, tweede lid, van de wet. Zie hierover nader de toelichting onder artikel 3.
In artikel 18 van de wet zijn intrekkingsgronden voor de huisvestingsvergunning opgenomen. Zo kan de vergunning worden ingetrokken als de vergunninghouder de in die vergunning vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening gestelde termijn in gebruik heeft genomen (zie het derde lid, onder d) of als de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens (zie het tweede lid) waarvan deze wist of moest vermoeden dat deze onjuist of onvolledig waren. Deze intrekkingsgronden gelden rechtstreeks op grond van de wet en zijn in de verordening niet herhaald.
Artikel 6. Bekendmaking van het aanbod
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 20 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad regels kan stellen over de wijze van bekendmaking van de beschikbaarheid van vergunningplichtige woonruimte, die bestemd is voor verhuur of verkoop. Transparantie in het woningaanbod draagt voor woningzoekenden bij aan het gericht vinden van voor hen beschikbare woonruimte.
Artikel 7. Voorrang bij woonruimte van bepaalde aard, grootte of prijs
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 11 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat voor één of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte in verband met de aard, grootte of prijs van die woonruimte, voorrang wordt gegeven aan een daarbij aangewezen gedeelte van de overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van de wet (artikel 3 van de verordening) aangewezen categorieën woningzoekenden.
In het eerste lid zijn ‘labels’ aangemerkt, die verhuurders bij het aanbieden van woonruimte op deze woonruimte kunnen plakken. Als zij hiervoor kiezen, dan geldt de bij de ‘label’ behorende voorrangsregel uit het tweede lid.
In de verordening is gekozen voor drie labels, namelijk gezinswoningen, grote gezinswoningen en woonruimten met specifieke voorzieningen (bijvoorbeeld rolstoltoegankelijk en aanleunwoningen). Als gezinswoningen worden aangemerkt de huurwoningen met drie slaapkamers en in bijlage 1 aangegeven als gezinswoning . Deze woningen worden bij voorrang niet toegewezen aan alleenstaanden.
Als grote gezinswoningen worden aangemerkt de huurwoningen met drie slaapkamers of meer en in bijlage 1 aangegeven als grote gezinswoning. Deze woningen worden bij voorrang toegewezen aan huishoudens van tenminste drie personen waarvan minimaal één kind. Kinderen worden in dit geval gedefinieerd als personen die:
Artikel 8. Voorrang bij economische of maatschappelijke binding
Artikel 9. Rangorde woningzoekende
Artikel 10 is bedoeld om de rangorde nader te bepalen wanneer er meer gelijkgestelde gegadigden zijn voor eenzelfde woonruimte. Er geldt hiervoor een puntensysteem welke duiding geeft aan de inschrijfduur.
Voor de woningen van WoonFriesland geldt dan de volgende puntenverdeling:
Het definitieve aantal punten dat is toegekend aan de inschrijving van woningzoekenden en dat geldt op het moment van toewijzing wordt bepaald aan de hand van de omstandigheden op de dag dat de inschrijving voor de huurwoning sluit. Tussentijdse bepaling van het aantal punten is altijd onder voorbehoud.
Overige beleidsregels bij de toewijzing van sociale huurwoningen:
Artikel 10. Vruchteloze aanbieding
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 17 van de wet, waarin wordt bepaald dat als woningzoekenden met economische of maatschappelijke binding te lang stilzitten, hun aanspraak op voorrang verdwijnt. In het eerste lid is de termijn gesteld waarna de huisvestingsvergunning aan een andere gegadigde (zonder economische of maatschappelijke binding) moet worden verstrekt.
De gemeenteraad dient in de huisvestingsverordening mogelijke voorwaarden en voorschriften en weigeringsgronden op te nemen ten aanzien van een vergunning als bedoeld in artikel 13. Een weigeringsgrond is slechts aan de orde als door het stellen van voorwaarden en voorschriften het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad onvoldoende kan worden gewaarborgd. Onttrekkingsvergunningen worden enkel in zeer uitzonderlijke gevallen verleend; als het een overlijden of een langdurige ziekte betreft. Andere gevallen waarin een onttrekkingsvergunning kan worden verleend is als de woning wel wordt bewoond door de categorie bedoeld in artikel 2, lid 2 sub b. Het gaat dan om bewoning door iemand met een economische binding in een maatschappelijk beroep. In alle andere gevallen wordt een vergunningsaanvraag geweigerd.
Op grond van de Huisvestingswet kan onder het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad naast schaarste ook worden gedacht aan andere belangen, zoals wanneer het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het desbetreffende pand. We sluiten hierbij aan bij de doelen, principes en vertrekpunten zoals verwoord in de omgevingsvisie van de gemeente Vlieland.
Op Vlieland wordt artikel 12 voor allen woningen van toepassing verklaard.
Artikel 15. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
De huisvestingswet 2014 geeft in artikel 41 aan:
Het is verboden om een bestaande woonruimte behorend tot een met het oog op de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie van woonruimten, die gelegen is in een in die verordening aangewezen gebied zonder vergunning van burgemeester en wethouders, in gebruik te geven binnen een periode van vier jaar na de datum van inschrijving in de openbare registers van de akte van levering van die bestaande woonruimte aan de nieuwe eigenaar.
Er kan een vergunning worden verleend als wordt voldaan aan een van de vereisten als gesteld in lid 3 van artikel 41. Het gaat dan om:
de eigenaar na de datum van inschrijving in de openbare registers van de akte van levering van die woonruimte aan hem, ten minste 12 maanden zijn woonadres als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel o, onder 1°, van de Wet basisregistratie personen, in die woonruimte heeft en de eigenaar met een woningzoekende schriftelijk overeenkomt dat de woningzoekende de woonruimte voor een termijn van ten hoogste 12 maanden, anders dan voor toeristische verhuur, in gebruik neemt. Met andere woorden: de eigenaar moet eerst zelf minimaal een jaar in de woonruimte wonen, en daarna mag er iemand anders er tijdelijk (maximaal een jaar) wonen;
Artikel 16. Verbod op in gebruik geven woonruimte
De beoordeling of een ontheffing kan worden verleend ligt bij burgemeester en wethouders. Zij toetsen of de aangevoerde omstandigheden voldoende zwaarwegend zijn om af te wijken van het verbod. Het moet gaan om situaties waarin het niet redelijk is van de eigenaar te verlangen dat hij de woning zelf bewoont. Indien een ontheffing wordt verleend, kunnen daaraan voorwaarden worden verbonden, zoals een beperking in duur, het uitsluiten van commerciële verhuur, of het voorschrijven dat de woonruimte uitsluitend aan een woningzoekende in gebruik wordt gegeven.
Deze artikelen vloeien voort uit de wet, artikel 41 en zien toe op een adequate transparante uitwerking van artikel 15 en 16 van deze verordening.
Deze artikelen vloeien voort uit de wet.
Artikel 23. Bestuurlijke boete
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 35 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in de artikelen 8, 21, 22 of 41 van de Wet, of van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26 van de Wet.
Naast het bepalen dat de bestuurlijke boete kan worden opgelegd, bepaalt de raad in de verordening ook de hoogte van de boete die voor verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het daadwerkelijk opleggen van een bestuurlijke boete.
De wet geeft alleen bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden. Het gewone strafrecht geldt daarnaast bij overtreding van de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht (bijvoorbeeld in geval van valsheid in geschrifte of bedreiging).
Artikel 24. Intrekking oude verordening en overgangsrecht
In het derde en vierde lid van artikel 51 van de Wet is overgangsrecht opgenomen voor al verleende vergunningen. Deze vergunningen worden gelijkgesteld met de vergunningen op grond van de Huisvestingswet 2014 en 2019. Ook lopende bezwaarschriften vallen onder deze overgangsregeling, omdat bezwaarschriften altijd betrekking hebben op vergunningen of het weigeren of intrekken van vergunningen. In artikel 51, vijfde lid, van de wet is geregeld dat aanvragen die zijn ingediend op grond van de verordening op grond van de (oude) Huisvestingswet, worden afgehandeld krachtens de daarop gebaseerde (oude) verordening.
In het vierde lid van artikel 29 is aanvullend overgangsrecht opgenomen voor bestaande inschrijvingen als woningzoekenden volgens de introkken verordening. Deze inschrijvingen worden beschouwd als inschrijvingen gedaan onder deze verordening met behoud van de opgebouwde inschrijfduur.
Er kunnen zich individuele gevallen voordoen waarin strikte toepassing van deze verordening onbedoeld en onvoorzien buitengewoon onbillijk uitwerkt. In die gevallen kunnen burgemeester en wethouders besluiten om af te wijken van de bepalingen van deze verordening. Aard en strekking van de hardheidsclausule is zodanig dat deze slechts met uiterste terughoudendheid kan worden toegepast.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-555056.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.