Gemeenteblad van Wijdemeren
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Wijdemeren | Gemeenteblad 2025, 553589 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Wijdemeren | Gemeenteblad 2025, 553589 | beleidsregel |
Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren
II Toelichting bij de artikelen
Deze beleidsregel geeft het beoordelingskader voor aanvragen waarbij sprake is van parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat ieder initiatief voorziet in voldoende parkeerruimte om functies bereikbaar en leefbaar te houden. De normen zijn minimum-normen.
De parkeerbehoefte kan in enkele gevallen lager uitvallen, bijvoorbeeld wanneer verschillende functies gebruik maken van dezelfde parkeerplaatsen op verschillende tijdstippen (dubbelgebruik).
Bij functiewijzigingen wordt rekening gehouden met de parkeerbehoefte van de bestaande, legale situatie (het rechtens verkregen niveau). Dit betekent dat eerst de parkeerbehoefte van de oude functie wordt bepaald. Deze mag worden afgetrokken van de parkeerbehoefte van de nieuwe functie, zodat alleen het verschil moet worden gerealiseerd. Als de nieuwe functie een lagere parkeerbehoefte heeft, hoeven bestaande parkeerplaatsen niet te worden opgeheven.
Artikel 3 – Voorwaarde voor vergunningverlening
De vergunning kan alleen worden verleend wanneer in het initiatief voldoende parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Daarmee wordt voorkomen dat de parkeerdruk verschuift naar de openbare ruimte en de bereikbaarheid of leefbaarheid onder druk komt te staan.
Binnen de gemeente gelden verschillende parkeernormen afhankelijk van de ligging van een initiatief. Er wordt onderscheid gemaakt tussen locaties in de kern en in het landelijk gebied. De contouren zijn vastgelegd in bijlage 2. De rood gearceerde delen zijn daarin aan te merken als kern – de overige gebieden zijn landelijk gebied.
De reden voor dit onderscheid is dat de parkeerdruk en het gebruik van de auto niet overal gelijk zijn. In de kernen is doorgaans meer verharding, meer voorzieningen op korte afstand en betere alternatieven zoals fiets of openbaar vervoer. In het landelijk gebied zijn de afstanden groter en is men sterker afhankelijk van de auto. Daarom is de parkeernorm in het landelijk gebied hoger.
Voor de kerngebieden sluiten wij aan bij de CROW-richtlijnen voor de categorie weinig stedelijk / schil centrum. Voor het landelijk gebied sluiten wij aan bij de categorie niet stedelijk / rest bebouwde kom. Dit zorgt voor aansluiting bij landelijk gehanteerde normen en maakt de beoordeling transparant en consistent.
Artikel 5 – Rekenregels locaties parkeervoorzieningen
Bij het bepalen van de parkeerbehoefte gelden de parkeerkencijfers in bijlage 1. Voor woningen komt daar een bezoekersaandeel bij, omdat bewoners doorgaans over eigen terrein beschikken maar ook bezoekers een plek moeten kunnen vinden.
Parkeerplaatsen op eigen erf tellen volledig mee. Bij woningen wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende typen voorzieningen. Zo telt een volwaardige oprit voor één of twee parkeerplaatsen volledig mee. Voor garages wordt, conform landelijke richtlijnen en jurisprudentie, gerekend met 0,4 parkeerplaats. Dit komt doordat garages in de praktijk veelvuldig voor andere doeleinden worden gebruikt dan parkeren, zoals opslag. Door hiermee rekening te houden wordt voorkomen dat de parkeercapaciteit op papier hoger lijkt dan zij feitelijk is.
Parkeerplaatsen buiten het eigen erf mogen meetellen als ze duurzaam beschikbaar zijn voor de functie (bijvoorbeeld via eigendom of een langjarig gebruiksrecht) en binnen aanvaardbare loopafstand liggen (bijlage 1B). Voor functies als winkelen en werken geldt dat de maximaal aanvaardbare loopafstand afhankelijk is van het type functie. De bandbreedte van 200 tot 600 (of soms 800) meter geeft de mogelijke bovengrens aan. De exacte afstand wordt per geval bepaald, waarbij zwaardere functies of functies met een langduriger verblijf doorgaans een langere aanvaardbare loopafstand kennen dan lichte functies met kort bezoek.
Bestaande openbare parkeerplaatsen kunnen alleen meetellen wanneer de bestaande functie hier al gebruik van maakte en de parkeerdruk in de nieuwe situatie niet toeneemt. Als er wel een grotere behoefte ontstaat, moet het verschil door de initiatiefnemer zelf worden opgelost.
Gehandicaptenparkeervoorzieningen als bedoeld in artikel 7 tellen volledig mee bij het bepalen of in de parkeerbehoefte wordt voorzien. Artikel 7 stelt uitsluitend aanvullende kwaliteitseisen aan de uitvoering en ligging van een deel van de parkeerplaatsen, niet een extra kwantitatieve eis.
Artikel 6 – Anti-dubbeltelling
De anti-dubbeltelbepaling vormt een belangrijk onderdeel van het parkeerbeleid. Het uitgangspunt is eenvoudig: één parkeervoorziening mag maar voor één functie meetellen. Dat voorkomt dat dezelfde parkeerplaatsen meerdere keren worden “ingeboekt” en de feitelijke parkeerdruk wordt onderschat. Op die manier blijft het voorzieningenniveau in balans met de ruimtelijke ontwikkeling in het gebied.
Tegelijkertijd erkent de beleidsregel dat parkeerplaatsen in de praktijk niet altijd door één functie exclusief worden gebruikt. Op veel locaties is het mogelijk en wenselijk dat functies parkeerplaatsen delen. Denk bijvoorbeeld aan een combinatie van kantoren en horeca, of een recreatieterrein waar verschillende activiteiten naast elkaar plaatsvinden. Om zulke situaties goed te faciliteren zonder de parkeerdruk te onderschatten, biedt dit artikel twee routes voor dubbelgebruik.
De hoofdregel legt de basis: één parkeervoorziening mag niet voor meerdere functies tegelijk meetellen bij het berekenen van de parkeerbehoefte. Zonder deze regel zou het mogelijk zijn om bij meerdere ontwikkelingen dezelfde parkeerplaatsen te gebruiken om aan de norm te voldoen, wat leidt tot overbelasting en een tekort aan parkeerplaatsen in de praktijk.
In sommige situaties kan dubbelgebruik echter verantwoord zijn. Daarvoor gelden strikte voorwaarden. De bepaling maakt onderscheid tussen twee typen situaties:
De eerste situatie betreft functies die elkaar in de tijd niet overlappen in hun parkeerbehoefte. Bijvoorbeeld: een kantoor dat overdag open is en een restaurant dat ’s avonds de meeste bezoekers trekt. Omdat de piekmomenten niet samenvallen, kunnen beide functies dezelfde parkeerplaatsen gebruiken zonder dat dit leidt tot een tekort.
De toetsing gebeurt op basis van aanwezigheidspercentages (bijlage 1D). Deze percentages geven per type functie en per dagdeel inzicht in het aandeel van de parkeervraag dat aanwezig is. Door die cijfers te gebruiken kan objectief worden beoordeeld of dubbelgebruik daadwerkelijk mogelijk is. Daarnaast geldt dat de parkeervoorziening openbaar toegankelijk moet zijn. Dat voorkomt dat een functie een terrein claimt waardoor een andere functie er in de praktijk geen gebruik van kan maken.
2b – Aanvullend en ondersteunend gebruik
De tweede situatie betreft combinaties van functies die nauw met elkaar samenhangen, bijvoorbeeld een recreatieterrein met een camping en een zeilschool of horecagelegenheid. In zulke gevallen is de parkeerbehoefte niet simpelweg gespreid in de tijd, maar overlappen de gebruikersgroepen deels. Het gaat dan om functies die feitelijk één samenhangend geheel vormen.
Bij deze variant moet aannemelijk zijn dat de functies elkaar daadwerkelijk ondersteunen en dat multifunctioneel gebruik van de parkeerplaatsen feitelijk mogelijk is en blijft. Bijvoorbeeld doordat de voorzieningen op hetzelfde terrein liggen en gezamenlijk worden geëxploiteerd.
Om te voorkomen dat de parkeerbehoefte wordt overschat, wordt de gezamenlijke parkeerbehoefte berekend door de afzonderlijke normen bij elkaar op te tellen en daarvan de laagste norm af te trekken. Zo wordt dubbel tellen voorkomen, maar blijft er voldoende marge over om de totale parkeerdruk goed te dekken. Deze methode is ook geschikt wanneer er meer dan twee functies gecombineerd worden: in dat geval wordt altijd slechts de laagste norm afgetrokken, zodat de overige parkeerdruk volledig wordt meegenomen.
Artikel 7 – Gehandicaptenparkeervoorzieningen
Bij functies met een grotere parkeeropgave (sociaal-maatschappelijke functies) moet altijd een deel van de parkeerplaatsen geschikt zijn voor gehandicapten. Daarmee wordt geborgd dat ook mensen met een beperking dichtbij de toegang kunnen parkeren.
Alle parkeervoorzieningen moeten voldoen aan de kwaliteitsnormen van NEN 2443. Deze norm waarborgt dat parkeervoorzieningen bruikbaar, veilig en functioneel zijn.
Daarmee sluit deze beleidsregel aan bij de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het gemeentelijke Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR). Deze documenten hanteren dezelfde kwaliteitsnormen, zodat consistentie ontstaat tussen vergunningverlening, beleidsregels en de inrichting van de openbare ruimte.
Artikel 9 en 10 – Overgang en inwerkingtreding
De overgangsbepaling regelt dat lopende aanvragen niet opnieuw hoeven te worden getoetst aan deze beleidsregel. De nieuwe beleidsregel geldt alleen voor aanvragen die zijn ingediend na inwerkingtreding.
Met deze actualisatie worden de Beleidsregel parkeernormen 2015 en de daarin opgenomen parkeerkencijfers vervangen. Aanleiding is de publicatie van de CROW-richtlijn parkeerkencijfers 2024 (publicatie 744). Parkeerkencijfers veranderen door de jaren heen als gevolg van wijzigingen in autobezit en -gebruik. Door actualisatie sluiten de normen beter aan op de huidige praktijk.
In lijn met de door de raad aangenomen motie “herziening parkeernorm sociale koop” en het coalitieakkoord 2024–2026 wordt de parkeernorm voor sociale en betaalbare koopappartementen gelijkgesteld aan die van sociale huurappartementen.
Voor alle functies zijn de parkeerkencijfers en aanwezigheidspercentages geactualiseerd op basis van de CROW publicatie 744. Waar de richtlijn bandbreedtes geeft, hanteert de gemeente het gemiddelde van de bandbreedte. Daarmee worden zowel bestaande bewoners en bedrijven als nieuwe initiatieven zo goed mogelijk gediend. Om de overgang van de Beleidsregels parkeernormen 2015 zachter te maken is gekozen om daar maximaal 20% van af te wijken richting de normen van het CROW. Zo wordt voorkomen dat de nieuwe norm tot extreme parkeerdruk leidt.
Een belangrijk verschil met eerdere richtlijnen is dat bewonersparkeren en bezoekersparkeren afzonderlijk worden getoetst. Dit sluit beter aan bij de praktijk waarin bewoners vaak op eigen terrein parkeren en bezoekers zijn aangewezen op openbaar toegankelijke parkeerplaatsen.
De initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling is verantwoordelijk voor het realiseren van de parkeerbehoefte die het plan veroorzaakt. Parkeren vindt zoveel mogelijk plaats op eigen terrein. De gemeente toetst plannen aan deze beleidsregel en houdt toezicht op naleving.
Bestaande parkeerproblemen en seizoensinvloeden maken geen onderdeel uit van de parkeernormen en worden op andere manieren aangepakt. Ook vrachtwagenparkeren en specifieke beleidskeuzes rond deelmobiliteit vallen buiten deze actualisatie.
De actualisatie is beleidsarm: alleen de parkeerkencijfers zijn geactualiseerd en de motie sociale koop is verwerkt. De juridische en systematische opbouw van de beleidsregel is gemoderniseerd en in lijn gebracht met de Omgevingswet, zonder inhoudelijk nieuwe beleidskeuzes te maken.
In artikel 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht is verwoord dat het bevoegde bestuursorgaan de beleidsregels respecteert, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Concreet betekent dit dat het college van B&W de bevoegdheid heeft om af te wijken van de beleidsregel, als zich bijvoorbeeld een situatie voordoet waarin één of meerdere belanghebbenden onevenredig worden benadeeld door toepassing van deze beleidsregel. Indien gebruik gemaakt wordt van deze zogenaamde "hardheidsclausule" dient dit onderbouwd en beargumenteerd te worden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-553589.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.