Algemene subsidieverordening gemeente Asten 2026

De raad van de gemeente Asten;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2025;

 

gehoord het advies van de Commissie Samenleving en Bestuur van 27 november 2025;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Asten 2026.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

 

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten;

 

de-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

 

Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

 

onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

 

raad: de gemeenteraad van de gemeente Asten;

 

subsidievaststelling: de beschikking van het college die het bedrag van de subsidie vaststelt en de aanspraak op subsidiegelden omzet in een recht op betaling van het vastgestelde bedrag;

 

subsidieverlening: de beschikking van het college waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag;

 

Verdrag: verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

 

wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van alle subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

Artikel 3. Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen waarin opgenomen wordt welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij nadere regels afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij nadere regels van het college, waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijzen deze nadere regels naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan subsidieplafonds als bedoeld in artikel 4:22 van de wet vaststellen.

  • 2.

    Indien de raad een subsidieplafond heeft vastgesteld als bedoeld in het eerste lid bepaalt het college bij nadere regels de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3.

    De raad kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het derde lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Hoofdstuk 3. Aanvraag subsidie

Artikel 6. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt hier gebruik van gemaakt.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is, legt deze tevens over:

      • 1°.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • 2°.

        een verklaring als bedoeld in de verordening die betrekking heeft op de-minimissteun (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die door een rechtspersoon wordt aangevraagd, de stand van de reserve, bedoeld in artikel 13, op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid wordt bij een aanvraag om subsidie door een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, tevens overlegd:

    • a.

      een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten; en

    • b.

      het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regels afwijken van de voorgaande leden.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt wordt ingediend uiterlijk 1 mei voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend acht weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Het college kan bij nadere regels andere termijnen vaststellen.

Hoofdstuk 4. Verlening

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen acht weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Het college kan bij nadere regels andere termijnen vaststellen.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet genoemde gevallen geweigerd worden indien:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op of niet aanwijsbaar ten goede komen aan inwoners van de gemeente;

    • b.

      de activiteiten niet plaatsvinden binnen de gemeente;

    • c.

      de activiteiten een regionaal dan wel landelijk karakter hebben;

    • d.

      de activiteiten een commercieel oogmerk hebben;

    • e.

      de activiteiten niet behoren tot de reguliere taak van de aanvrager;

    • f.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • g.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • h.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de activiteiten te bekostigen;

    • i.

      de subsidie niet past binnen het door de gemeente gevoerde beleid dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • j.

      de subsidie het voor de verstrekking beschikbare bedrag uit de begroting overschrijdt;

    • k.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • l.

      in bij de betrokken nadere regels bepaalde gevallen; of

    • m.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt; of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 3.

    Onverminderd het eerste en tweede lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader; of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

Hoofdstuk 5. Verplichtingen en reserves

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij nadere regels van het college, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het college direct schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen; en

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzonder verplichtingen

  • 1.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2.

    Bij nadere regels van het college of in de verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3.

    Bij nadere regels van het college kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4.

    Bij nadere regels van het college of in de verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 13. Vorming van reserves

  • 1.

    Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger reserves, als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet mag vormen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de hoogte van reserves en ten aanzien van de besteding van de reserves.

Hoofdstuk 6. Vaststelling

Artikel 14. Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidie tot en met €5.000

  • 1.

    Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college direct verleend en vastgesteld.

  • 2.

    Het college kan een steekproef uitvoeren en de subsidieontvanger verplichten om op de door het college aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan bij verleningsbeschikking de subsidieaanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze en binnen de daarin opgenomen termijn aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De vaststelling vindt vervolgens ambtshalve plaats binnen 8 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt dan wel de in de beschikking vermelde termijn is verstreken.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan €5.000 en ten hoogste €50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar; of

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk acht weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3.

    Bij nadere regels van het college kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht, aan de verplichtingen is voldaan en kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies van meer dan €50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk acht weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek indien het subsidiebedrag hoger is dan €100.000; en

    • e.

      andere door het college noodzakelijk geachte bescheiden.

  • 3.

    Bij nadere regels van het college kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 17. Subsidievaststelling subsidies van meer dan €5.000

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling van een subsidie, die per kalenderjaar wordt verstrekt, van meer dan € 5.000 uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag tot vaststelling is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling van andere subsidies van meer dan € 5.000 binnen acht weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste zes weken worden verdaagd.

  • 4.

    Bij nadere regels van het college kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

  • 5.

    Bij nadere regels van het college kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 6.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 15, eerste lid, en 16, eerste lid, aanhef en onder a en b, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 18. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een subsidie wordt verleend tot en met € 5.000 en de subsidie gelijktijdig wordt vastgesteld, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2.

    Indien een subsidie wordt verleend van meer dan € 5.000 dan wel bij een subsidieverlening in de zin van artikel 14, derde lid, gaat het college over tot bevoorschotting van de subsidie. Het college bepaalt de hoogte van het voorschot en het aantal termijnen waarin dit betaalbaar wordt gesteld bij nadere regels of in de verleningsbeschikking.

  • 3.

    De voorschotten, bedoeld het tweede lid, worden verrekend bij de vaststelling van de subsidie.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 19. Hardheidsclausule

  • 1.

    Als een bij of krachtens verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2.

    Bij nadere regels van het college kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste of tweede lid, wordt dit gemotiveerd in de beschikking.

Artikel 20. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening gemeente Asten 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die aangevraagd zijn voor dan wel betrekking hebben op de periode voor inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2.

    Alle nog geldende nadere regels onder de Algemene subsidieverordening gemeente Asten 2017 worden beschouwd als nadere regels in de zin van artikel 3 van deze verordening.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt inwerking op 1 januari 2026.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Asten 2026.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten van 9 december 2025.

De raad voornoemd,

griffier,

mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans

voorzitter,

A.A.H.C.M van Extel-van Katwijk

Naar boven