Participatieverordening Olst-Wijhe 2025

De gemeenteraad van de gemeente Olst-Wijhe,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2025, nr. 38137-2025;

 

gelet op artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat het van belang is

 

  • -

    lokale democratische processen door participatie van inwoners te verrijken;

     

  • -

    de samenwerking tussen gemeente en inwoners te versterken;

     

  • -

    helderheid te geven over de invulling van participatieprocedures en de procedure bij het uitdaagrecht;

BESLUIT

 

vast te stellen de “Participatieverordening Olst-Wijhe 2025”

 

Hoofdstuk 1 - Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

 

  • beleid: gedragslijn, project, programma of plan van de gemeente om een bepaald doel te realiseren;

  • bestuursorgaan: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester;

  • gemeente: gemeente Olst-Wijhe;

  • inspraak: een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde mogelijkheid voor inwoners en belanghebbenden om hun mening te geven zoals bedoeld in artikel 150, tweede lid, van de Gemeentewet;

  • inwoners: personen ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Olst-Wijhe

  • inwonersparticipatie: het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners en/of maatschappelijke partijen en ondernemers bij de ontwikkeling - inclusief de voorbereiding, wijziging, uitvoering en evaluatie - van beleid en plannen en die de vorm kan aannemen van informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen;

  • maatschappelijke partijen: verenigingen, stichtingen, buurtcomités , ondernemingen zonder winstoogmerk en andere organisaties die tot doel hebben een actieve bijdrage te leveren aan de samenleving binnen de gemeente Olst-Wijhe;

  • ondernemers: bedrijven en instellingen die statutair binnen de gemeente Olst Wijhe zijn gevestigd of in hoofdzaak binnen deze gemeente hun activiteiten verrichten;

  • overheidsparticipatie: het op initiatief van inwoners of maatschappelijke partijen betrekken van de gemeente bij de voorbereiding, wijziging, uitvoering of evaluatie van beleid, niet zijnde een verzoek om het verstrekken van een geldlening of garantstelling;

  • participatie: inwoners- en/ of overheidsparticipatie;

  • uitdaagrecht: recht van inwoners en lokale maatschappelijke partijen om een voorstel aan het bevoegde bestuursorgaan te doen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen.

Artikel 2. Doelstelling en reikwijdte

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen beleid of participatie plaatsvindt en ten aanzien van zijn eigen taken of om toepassing van het uitdaagrecht kan worden verzocht.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing op inspraak, participatie of andere inbreng van inwoners en belanghebbenden die al zijn geregeld in andere, al dan niet gemeentelijke, verordeningen, regelgeving of procedures.

Hoofdstuk 2 Inspraak

Artikel 3 Procedure bij inspraak

  • 1.

    Op inspraak is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, tenzij op grond van wet of gemotiveerd besluit van het bestuursorgaan bepaald is dat geen inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Inspraak wordt altijd verleend als de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan gemotiveerd besluiten om geen inspraak te verlenen indien:

    • a.

      sprake is van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      inspraak wettelijk is uitgesloten;

    • c.

      sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      het onderwerp betrekking heeft op tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      het belang van inspraak niet opweegt tegen het publieke belang.

  • 4.

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een verslag op met daarin een weergave van de inspraakreacties of zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht en de reactie hierop, waarbij beargumenteerd aangegeven is op welke punten het voorstel wordt aangepast.

  • 5.

    Het bestuursorgaan maakt het verslag op de gebruikelijke manier openbaar.

Hoofdstuk 3 Inwonerparticipatie

Artikel 4. Procedure bij inwonerparticipatie

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt voorafgaand aan de voorbereiding, wijziging, uitvoering of evaluatie van beleid vast of en, zo ja, op welke manier inwonersparticipatie wordt toegepast.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan gemotiveerd besluiten om af te zien van Inwonerparticipatie indien:

    • a.

      sprake is van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      het onderwerp betrekking heeft op tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • c.

      de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inwonerparticipatie niet kan worden afgewacht;

    • d.

      het belang van inwonerparticipatie niet opweegt tegen het publieke belang.

  • 3.

    Indien inwonerparticipatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan een besluit over:

    • a.

      het doel en de intentie van de inwonerparticipatie;

    • b.

      de beïnvloedingsruimte van de participanten;

    • c.

      de kernvragen en de inhoudelijke, financiële en overige kaders waar participanten rekening mee moeten houden;

    • d.

      de manier waarop en de periode waarin inwoners en belanghebbenden hun inbreng kunnen leveren;

    • e.

      de kosten van het participatieproces.

  • 4.

    Het bevoegde bestuursorgaan maakt voor de start van het participatieproces bekend hoe wordt omgegaan met de uitkomsten en hoe de besluitvorming plaatsvindt.

  • 5.

    Ter afronding van de inwonerparticipatie stelt het bestuursorgaan een openbaar eindverslag op, met daarin:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde participatieprocedure op hoofdlijnen;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten;

    • c.

      een reactie op deze uitkomsten en toelichting op de verwerking ervan.

Hoofdstuk 4 Overheidsparticipatie

Artikel 5. Procedure bij Overheidsparticipatie

  • 1.

    Inwoners en maatschappelijke partijen kunnen bij het college:

    • a.

      een verzoek tot een informeel gesprek over mogelijkheden en randvoorwaarden van een potentiële overheidsparticipatie indienen of;

    • b.

      een verzoek om overheidsparticipatie indienen.

  • 2.

    Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een omschrijving van de gewenste overheidsparticipatie;

    • b.

      de reden dat de indiener het verzoek indient;

    • c.

      het resultaat dat de indiener beoogt.

  • 3.

    Overheidsparticipatie kan toegepast worden als het bevoegd bestuursorgaan van oordeel is dat het initiatief bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of bijdraagt aan maatschappelijke waarden voor Olst-Wijhe.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan gemotiveerd besluiten om niet bij te dragen aan een initiatief van overheidsparticipatie, indien:

    • a.

      sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners;

    • b.

      het initiatief naar het oordeel van het bestuursorgaan op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is;

    • c.

      het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht loopt of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken.

    • d.

      het onderwerp overwegend het privébelang van de indiener dient.

  • 5.

    Als het bestuursorgaan het verzoek om overheidsparticipatie toewijst:

    • a.

      maakt het bestuursorgaan met de indiener afspraken;

    • b.

      verplichten zowel het bestuursorgaan als de indiener zich elkaar te informeren dat indien er zich dusdanige wijzigingen in de omstandigheden voordoen die effect hebben op het initiatief, dat het initiatief mogelijk niet meer kan voldoen aan de toetsing conform artikel 5 lid 3 en lid 4.

  • 6.

    Het college informeert de indiener binnen acht weken over het besluit op het verzoek.

Hoofdstuk 5 Uitdaagrecht

Artikel 6 Procedure bij Uitdaagrecht

  • 1.

    De gemeente biedt inwoners en maatschappelijke partijen de mogelijkheid een voorstel te doen om de uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, indien zij denken deze taak beter en/of goedkoper te kunnen uitvoeren.

  • 2.

    Het voorstel wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders en bevat ten minste:

    • a.

      een omschrijving van de taak die de indiener wil overnemen;

    • b.

      een onderbouwing waarom of hoe de taak beter en/of goedkoper kan worden uitgevoerd;

    • c.

      informatie over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de indiener;

    • d.

      een indicatie van het draagvlak onder belanghebbenden;

    • e.

      een raming van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      inzicht in hoe de indiener garant staat voor de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn.

  • 3.

    Het uitdaagrecht is niet van toepassing op:

    • a.

      taken waarvan de uitvoering bij of krachtens een wet van het gemeentebestuur is gevorderd, tenzij de uitvoering van die taak door een ander dan het gemeentebestuur met het bij of krachtens die wet bepaalde niet in strijd is;

    • b.

      Voorstellen die strijdig zijn met het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid en geldende landelijke en Europese regelgeving;

    • c.

      taken die raken aan de grondrechten of privacywetgeving (AVG);

    • d.

      voorstellen waarbij het belang van het uitdaagrecht niet opweegt tegen het publieke belang;

    • e.

      Spoedeisende gemeentelijke taken waarbij het benutten van het uitdaagrecht niet kan worden afgewacht;

  • 4.

    Het college beoordeelt het voorstel op basis van de in lid 2 en 3 genoemde criteria en kan aanvullende informatie opvragen.

  • 5.

    Indien de gemeenteraad het bevoegde bestuursorgaan is, bereidt het college een reactie voor op het voorstel over het al dan niet honoreren van het uitdaagrecht.

  • 6.

    Het bestuursorgaan wijst een voorstel af indien:

    • a.

      onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het voorstel voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden;

    • b.

      het bestuursorgaan, op basis van gemotiveerde en goed uitlegbare argumenten, van oordeel is dat overname van de gemeentelijke taak onwenselijk is;

    • c.

      sprake is van één of meer van de uitsluitingsgronden zoals genoemd in lid 3, of van andere zwaarwegende omstandigheden die zich naar het oordeel van het bestuursorgaan verzetten tegen toepassing van het uitdaagrecht.

  • 7.

    Bij toewijzing van het voorstel worden afspraken gemaakt over:

    • a.

      het proces, het resultaat en de looptijd van de uitvoering van de taak;

    • b.

      het budget en de financieringswijze van de uitvoering van de taak;

    • c.

      het contact met het bestuursorgaan gedurende de uitvoering van de taak;

    • d.

      de gevolgen van het niet nakomen van de gemaakte afspraken en het tussentijds beëindigen van de uitvoering van de taak;

    • e.

      de evaluatie van de uitvoering van de taak.

  • 8.

    Het college geeft binnen acht weken een eerste reactie op het voorstel. Indien nodig kan deze termijn met zes weken worden verlengd. Het uiteindelijke besluit wordt gemotiveerd aan de indiener meegedeeld.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 7 Evaluatie en monitoring

  • 1.

    De raad evalueert de uitvoering van deze verordening via de reguliere P&C cyclus. Daarin wordt aandacht besteed aan de belangrijkste leerpunten.

Artikel 8 Toepassing

  • 1.

    Bij twijfel over toepassing of uitleg van deze verordening beslist het bevoegde bestuursorgaan.

  • 2.

    Als toepassing van een bepaling van deze verordening zou leiden tot een onredelijke uitkomst, kan het bevoegde bestuursorgaan hiervan afwijken.

Artikel 9 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

De Algemene inspraakverordening gemeente Olst-Wijhe, zoals vastgesteld bij besluit van 13 september 2004, wordt ingetrokken.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na datum van bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening Olst-Wijhe 2025.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 december 2025,

De voorzitter,

De griffier,

ALGEMENE TOELICHTING

We werken al jaren samen met onze gemeenschap en staan open voor ideeën die bijdragen aan een fijne en leefbare omgeving. Deze participatieverordening bouwt voort op die manier van werken en beschrijft hoe we die samenwerking met inwoners en maatschappelijke organisaties vormgeven.

 

De verordening is gebaseerd op het Participatiehandvest ‘Zo doen we dat in Olst-Wijhe’, waarin onze uitgangspunten en waarden voor participatie zijn vastgelegd. In deze verordening staat wanneer en hoe participatie plaatsvindt.

 

Als kleine, veerkrachtige gemeente met twaalf sterke kernen vinden we samenwerken aan leefbaarheid vanzelfsprekend. We willen ruimte geven aan creativiteit, betrokkenheid en eigen initiatief. Waar mogelijk ondersteunen we initiatieven, maar nemen niet automatisch verantwoordelijkheden over. De kracht ligt juist bij onze inwoners – wij sluiten daarbij aan, zodat hun ideeën tot bloei kunnen komen.

 

Deze verordening is juridisch van aard. In deze toelichting leggen we in begrijpelijke taal uit wat de artikelen betekenen, zodat u weet wat u kunt verwachten en hoe u mee kunt doen.

 

TOELICHTING PER ARTIKEL

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel leggen we uit wat we bedoelen met de belangrijkste woorden in de verordening. Zo zorgen we ervoor dat iedereen weet waar we het over hebben.

 

Artikel 2 Doelstelling en reikwijdte

Hier leggen we uit waarom we deze participatieverordening hebben gemaakt en in welke situaties participatie niet mogelijk is.

 

Artikel 3 Procedure bij inspraak

Dit artikel beschrijft hoe inspraak georganiseerd wordt. Inspraak vindt plaats voordat beleid wordt vastgesteld. Inwoners en belanghebbenden kunnen dan hun mening geven over de plannen van de gemeente. Soms is inspraak wettelijk verplicht, soms kiest het college ervoor om inspraak te geven.

 

Artikel 4 Procedure bij inwonerparticipatie

In dit artikel staat hoe we inwoners en andere belanghebbenden betrekken bij plannen die de gemeente zelf maakt of uitvoert. We gebruiken richtlijnen om te bepalen welke vorm van participatie het beste past bij een specifieke situatie. Na afloop maken we een participatieverslag. Deze delen we met deelnemers en maken we openbaar. Daarin staat ook wat we met de inbreng gedaan hebben en waarom sommige suggesties niet zijn meegenomen.

 

Artikel 5 Procedure bij overheidsparticipatie

Hier staat hoe en onder welke voorwaarden de gemeente meedoet bij plannen van inwoners of maatschappelijke organisaties. Een verzoek wordt ingediend bij het college. Als de gemeenteraad bevoegd is, doet het college een voorstel aan de raad.

 

Een initiatief kan op verschillende manieren ondersteund worden, zoals:

 

  • a.

    Materieel: menskracht, locaties, geld, praktische ondersteuning;

  • b.

    Formeel: regelgeving, vergunningen, richtlijnen, monitoren en meten;

  • c.

    Informeel: verbinden, inspireren, aandacht geven en communiceren.

Deze vormen van ondersteuning zijn geen rechten, maar mogelijkheden die de gemeente kan inzetten. Daarom maken we afspraken met elkaar over het proces, het resultaat, de looptijd, het contact met en mogelijke ondersteuning door de gemeente, de stappen bij het niet nakomen van de gemaakte afspraken en de evaluatie.

 

Artikel 6 Uitdaagrecht

Dit artikel gaat over het recht van inwoners en lokale organisaties om een gemeentelijke taak over te nemen als zij denken dat zij dit beter of goedkoper kunnen. Er moet wel voldoende draagvlak zijn en het moet gaan om taken waarvoor geld beschikbaar is in de gemeentebegroting.

 

Omdat het uitdaagrecht relatief nieuw is, geven we ook aan in welke situaties een voorstel mogelijk niet wordt gehonoreerd. Denk aan wettelijke beperkingen, eerder vastgesteld beleid, spoedeisende taken of situaties waarin het publieke belang zwaarder weegt dan het belang van het voorstel. Het college kan daarnaast ook andere zwaarwegende redenen hebben om een voorstel af te wijzen, zoals bestuurlijke gevoeligheid of afspraken met andere gemeenten. In alle gevallen wordt duidelijk uitgelegd waarom een voorstel wel of niet wordt overgenomen. We zorgen ervoor dat indieners een vast contactpersoon krijgen.

 

Artikel 7 Evaluatie en monitoring

Elk participatietraject wordt afzonderlijk geëvalueerd. Op basis daarvan kan het college of de raad bijsturen. Daarnaast wordt ook deze verordening zelf jaarlijks geëvalueerd binnen de planning- controlcyclus. Zo blijven we leren.

 

Artikel 8 Toepassing

Als de regels in deze verordening niet goed passen in een bepaalde situatie of tot een onredelijke uitkomst leiden, mag het college besluiten om af te wijken. We leggen dan wel goed uit waarom.

 

Artikel 9 Intrekking oude regeling

Dit artikel heeft geen verdere toelichting nodig.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel heeft geen verdere toelichting nodig.

Naar boven