Plaatsingscriteria ondergrondse containers voor afvalinzameling

 

Criteria met betrekking tot:

  • -

    De plaatsingscriteria en randvoorwaarden voor plaatsing van (een) ondergrondse container(s);

  • -

    De wijze van beheer en realisatie van ondergrondse containers bij nieuw te bouwen, in aanbouw zijnde of bestaande appartementencomplexen of soortgelijke gebouwen vanaf 40 wooneenheden.

Plaatsingscriteria ondergrondse containers

Plaatsingscriteria ondergrondse containers voor de inzameling van restafval (bij hoogbouw en als overlooplocatie op wijkniveau) en grondstoffenfracties (o.a. glas).

Bij het bepalen van de locaties voor de plaatsing van nieuwe ondergrondse containers, moet met een groot aantal factoren rekening worden gehouden. Zo mag de loopafstand voor de inwoners niet te groot zijn (voor OGI bij hoogbouw), moeten de locaties goed te bereiken zijn met de kraanwagen en moet de veiligheid te allen tijde worden gegarandeerd. Hieronder worden de criteria benoemd, waaraan nieuwe containerlocaties moeten voldoen.

 

Algemene criteria

1.

Ondergrondse containers, zoals bedoeld in deze plaatsingsrichtlijnen, kunnen geschikt zijn voor verschillende fracties van afval en grondstoffen (o.a. glas, restafval). Voor restafval zijn de ondergrondse containers voorzien van een systeem voor toegangscontrole en registratie, waarbij inwoners de container alleen kunnen openen met een afvalpas.

2.

Er wordt gestreefd naar een loopafstand tussen woning (hoogbouw) en ondergrondse container tussen de 75 en 200 meter (enkele reis). waarbij de doelgroep, die er gebruik van gaat maken, bepalend is. Heeft men te maken met senioren dan wordt de afstand tot de voorziening zo klein mogelijk gehouden (± 75 meter of meer). Is de doelgroep mobiel dan kan de maximale afstand van 200 meter worden aangehouden.

 

Indien binnen de loopafstand geen geschikte locatie beschikbaar is dan neemt de loopafstand toe of bij een minder mobiele doelgroep kan gezocht worden naar een alternatieve wijze van inzameling.

 

Voor ondergrondse restafvalcontainers, die dienen als overlooplocatie, en voor glascontainers geldt geen maximale loopafstand.

3.

Het handhaven van de beoogde loopafstand naar een reservelocatie (bij storing, uitval, etc.) is geen voorwaarde.

4.

Er worden (bij voorkeur) minimaal 40 aansluitingen bediend per ondergrondse container, tenzij niet anders mogelijk. Een combinatie van meerdere hoogbouwlocaties/gestapelde bouw (die dan samen bestaan uit ongeveer 40 aansluitingen) is daarbij mogelijk.

 

Bij minder dan 20 aansluitingen kan gekeken worden naar een combinatie met een bestaande OGI in de buurt of een maatwerkoplossing.

5.

Het maximum aan te sluiten woningen op één ondergrondse container met een ledigingsfrequentie van 1 x per week wordt bepaald door het afvalaanbod; Ongeveer 40 aansluitingen voor gezinnen met kinderen en ongeveer 70 voor alleenstaanden en ouderen. Bij gemengde bewoning ongeveer 40 tot 60 aansluitingen als maximum aanhouden. Mochten er meer woningen aangesloten moeten worden op één container dan zal de ledigingsfrequentie verhoogd moeten worden of gewerkt moeten worden met lediging van restafval via dynamisch inzamelen op vulgraden).

6.

Een beoogde locatie voor een ondergrondse container ligt bij voorkeur op openbare gemeentegrond. Bij plaatsing op grond van derden dient vooraf toestemming te worden verkregen van de betreffende eigenaar. Door de projectleider van de betreffende gemeente dient in dat geval een zakelijk recht dan wel een gebruiksovereenkomst voor onbepaalde tijd te worden gesloten met de eigenaar.

7.

Ondergrondse containers worden zo veel mogelijk in het zicht geplaatst om te voorkomen dat er een situatie van anonimiteit ontstaat waarin de burger afval op een onjuiste manier (naast de container) aanbiedt.

8.

Er wordt rekening gehouden met een omvang van 2,5 bij 2,5 meter voor de grootte van een ondergrondse container, in te passen op een locatie (de feitelijke container met vloerplaat is geringer van omvang).

9.

De afstand tussen twee naast elkaar geplaatste ondergrondse containers bedraagt minimaal 30 cm.

10.

Plaatsing van een nieuwe ondergrondse container gaat in beginsel niet ten koste van parkeerplaatsen, tenzij écht niet anders mogelijk.

11.

Er mag bij aanleg en gebruik van de ondergrondse containers geen schade aan een naastgelegen perceel ontstaan.

12.

De locatie van een ondergrondse container is dusdanig dat mogelijke overlast door gebruik en/of lediging tot een minimum beperkt blijft.

13.

Voor het plaatsen van de ondergrondse container is het niet wenselijk om kabels en/of leidingen te verplaatsen. Er worden geen containers geplaatst op of direct naast:

  • Gas, water, telefoon/data/elektriciteitskabels (wens);

  • Rioleringsleidingen, glasvezelleidingen en huisaansluitingen (eis).

Als blijkt dat enkele uitzonderingen noodzakelijk zijn voor een goed locatieplan, dan zal aan de hand van een kosten/baten analyse een beslissing worden genomen over het omleggen van kabels en leidingen.

14.

Het containersysteem voldoet aan de volgende eisen:

  • Uitneembare ondergrondse restafvalcontainers hebben een capaciteit van 5 m3

  • Betonnen buitenbak (afmetingen: zie verderop in tekst); bij grondwaterpeil boven diepte put dient een betonnen buitenbak met anti-opdrijfvoeten te worden toegepast

  • Inworpzuil in RAL 7021 (donkergrijs)

  • Inworpzuil dient gemaakt te zijn van verzinkt staal, voorzien van poedercoating en gemoffeld. Coating dient langdurig UV-bestendig (kleurvast), krasvast en slagbestendig te zijn en zoveel mogelijk bestendig tegen de etsende werking van graffiti-verf.

  • In wit aanduiding afvalfractie (folie/verf) langdurig vasthechtend op coating en UV-bestendig.

  • Veiligheidsvloer: type klapvloer – uitvoering RWM.

  • Voetgangersplatform: verzinkt stalen plaat met anti-slipafwerking, zelf afwaterend.

  • Driehakenopnamesysteem voor Gejoblok type 10: hartafstand tussen haken = 250 mm.

  • Veiligheidsvoorziening: te bepalen in overleg met RWM

  • Elektronisch toegangscontrole systeem: conform systeem toegepast bij RWM.

15.

De installatie is niet vergunning plichtig.

16.

Afmetingen van de installaties:

  • Restafval en grondstoffen-container:

    • -

      Buitenwerks ca. 1,68 x 1,68 m. exclusief bestrating. De zichtbare bovenplaat is ca. 1,60 x 1,60 m. Rondom de betonput dient een ruimte te zijn van 10 cm.

  • Afmetingen betonput zonder anti-opdrijfvoeten l*b*h = 1680*1680*2830 mm.

  • Let op! Bij een betonput met anti-opdrijfvoeten dient er rekening te worden gehouden met een extra-ruimte rondom van ca. 35 cm.

17.

De betonnen buitenbak moet geplaatst worden conform civieltechnisch voorschrift.

 

o.a. dient met name te worden gelet op het plaatsen van de bak op een verdicht zandbed voorzien van 6 trottoirtegels en het rondom onder inwatering vullen van de 10 cm opening tussen bak en gat. Onder de bak met zand onder trilling in het zand op 1 meter diepte langs de randen van de bak, zodat deze in de toekomst niet kan verzakken.

Criteria ten aanzien van de bereikbaarheid van de container in de omgeving

18.

De container moet goed bereikbaar zijn voor gebruikers.

19.

De inwerpopening en de vloerplaat van de container moeten goed bereikbaar zijn voor mindervaliden en rolstoelgebruikers.

20.

De container mag slechts minimale overlast opleveren voor omwonenden.

21.

De container dient bij voorkeur te worden geplaatst op plekken die in de avond verlicht zijn.

22.

De container dient bij voorkeur niet voor/onder het hoofdraam of balkon van een woning te worden geplaatst.

23.

De container mag op het trottoir worden geplaatst. Er dient echter 1,2 m obstakelvrije ruimte over te blijven gerekend van de rand van de inwerpzuil naar rand trottoir. De vloerplaat is vrij toegankelijk voor voetgangers, rollator- en rolstoelgebruikers.

24.

De container wordt niet geplaatst op het laagste punt in de straat om problemen met hemelwater te voorkomen.

25.

Rondom de container dient 50 cm, gerekend vanaf de buitenbak, vrije ruimte te zijn voor het aanbrengen van bestrating ten behoeve van het verkrijgen van voldoende afschot. De bestrating dient in afschot te lopen van de vloerplaat.

Criteria ten aanzien van de bereikbaarheid voor het inzamelvoertuig

26.

Er dient voldoende opstelruimte voor het inzamelvoertuig op de locatie te zijn (uitgaande van 12 x 3,10 m excl. stempels) en de locatie van de ondergrondse container is goed te bereiken voor een inzamelvoertuig van genoemd formaat.

27.

De locatie van de ondergrondse container is dusdanig dat het inzamelvoertuig veilig kan stoppen. Er kunnen geen verkeersgevaarlijke situaties ontstaan tijdens het ledigen (voldoende afstand kruising / verkeersdrempels enz.).

28.

Het straatwerk op de opstelplaats dient bestand te zijn tegen de stempeldruk (afstand stempels maximaal +1,65 meter vanaf voertuig) van het voertuig. Het inzamelvoertuig moet op een gefundeerde weg zowel links als rechts kunnen afstempelen.

29.

Afstand tot de weg (gemeten van hart voertuig tot hart installatie) is maximaal 7 meter. De werkhoogte is12 meter.

30.

De locatie is vooruitrijdend te bereiken en te verlaten voor het inzamelvoertuig, tenzij niet anders mogelijk. Bij doodlopende straten, waar vooruit ingereden wordt, worden de containers zoveel mogelijk aan de rechterkant van de weg geplaatst.

31.

Ondergrondse containers worden niet geplaatst naast hoge objecten zoals bomen, lichtmasten en daken. Hierbij wordt een minimale afstand van 2,5 meter gehanteerd in verband met het uitzwenken van de kraan van het inzamelvoertuig en de nodige manoeuvreerruimte.

32.

De containers worden waar mogelijk zodanig geplaatst dat op ledigingsmomenten verkeershinder en –oponthoud beperkt blijft. In nauwe straten kan het voorkomen dat bestuurders achter het voertuig moeten wachten (ledigingstijd is circa 8 minuten per container).

33.

De onderdoorrijhoogte op de route naar de locatie is minimaal 4 meter.

34.

De bochtstraal van het wegontwerp bedraagt minimaal 8,5 meter met eventueel een draaicirkel uitwendig van circa 23 meter.

35.

Het gewicht van het inzamelvoertuig is 40 ton en de werkhoogte is 12 meter.

36.

Werkruimte zoveel mogelijke vrij houden (± 2 m) van obstakels als lantaarnpalen en verkeersborden. Hou er rekening mee dat de werkruimte buiten boomkruinen moet blijven als de bomen volgroeid zijn.

37.

Bovengrondse obstakels tussen de container en het inzamelvoertuig dienen bij het uitnemen van de container geen belemmering te vormen.

38.

De locatie van de ondergrondse container is zodanig dat er geen voertuigen kunnen parkeren tussen ondergrondse container en inzamelvoertuig.

39.

Het hijsen van de container moet op voldoende afstand plaatsvinden van gevels van huizen, galerijen of balkons.

40.

Het legen van de ondergrondse container kan bij voorkeur aan de rechterzijde van het voertuig (van toepassing bij éénrichtingsverkeer).

Criteria ten aanzien van groen en beplanting

41.

Plaatsing van een ondergrondse container vindt niet plaats binnen de kwetsbare zone van een bestaande boom (=kroonprojectie + 1,5 meter), mits in uitzonderlijke gevallen er geen andere opties mogelijk zijn, en

  • Het snoeien van de boom een oplossing vormt,

  • Bij het uitnemen van de container geen schade wordt toegebracht.

  • De stabiliteit van de boom bij plaatsing van de container niet in gevaar komt.

Bij graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van bomen in relatie tot OGI dient altijd een European Tree Technician (ETT) aanwezig te zijn voor begeleiding. Indien noodzakelijk wordt vooraf een Boom Effect Analyse (BEA) uitgevoerd om risico’s en beschermmaatregelen in kaart te brengen. De kosten voor inzet van een ETT dient verdisconteerd te worden in de plaatsingskosten.

42.

Plaatsing vindt niet plaats nabij bomen binnen de zone die gevormd wordt door de (te verwachten) kroonprojectie + 1,5 meter.

43.

Plaatsing vindt niet plaats nabij bomen die uitgroeien tot een zuilvorm binnen de zone die gevormd wordt door de (te verwachten) kroonprojectie + 3 meter.

44.

In uitzonderlijke situaties, waar geen alternatief mogelijk is, vervalt aanwezige beplanting voor plaatsing van een ondergrondse container.

 

Indien plaatsing van een OGI binnen een groenvak onvermijdelijk is, dient het omliggende vlak aangevuld te worden met nieuwe beplanting om het ruimtelijk beeld te herstellen. Deze inboetmaatregel wordt uitgevoerd door het cluster Groen, waarbij de kosten worden doorberekend aan cluster Afval.

45.

Mocht onverhoopt een ondergrondse container toch in het plantsoen geplaatst moeten worden, dan wordt het ontstaan van ‘snippergroen’ (kleine versnipperde oppervlakten groen) voorkomen.

46.

Op de locatie mogen onder de grond géén boomwortels aanwezig zijn, tenzij verwijdering van de boomwortels geen schade toebrengt aan de bomen (eis).

47.

De locatie van een ondergrondse container is dusdanig dat bij het ledigen geen schade aan (volwassen) bomen kan ontstaan.

48.

De afstand tussen de locatie van een ondergrondse container en een watergang is minimaal 3 meter.

Criteria ten aanzien van de (verkeers-)veiligheid

49.

De container mag het zicht voor weggebruikers niet belemmeren.

50.

De container mag het gebruik van in- en uitritten niet hinderen.

51.

De locatie van de container moet goed bereikbaar zijn bij calamiteiten. Dat betekent dat brandweer, politie en ambulance de locatie altijd moet kunnen bereiken.

52.

De container moet goed bereikbaar zijn voor het inzamelvoertuig. Daarbij moet rekening worden gehouden met de lengte, draaicirkel, gewicht en afstempelmogelijkheden van het inzamelvoertuig én moet rekening worden gehouden met de staat van het wegdek ter plekke en op de gehele route die het voertuig moet afleggen om op de locatie te komen.

53.

De locatie van de container moet bereikbaar zijn voor de voertuigen die worden gebruikt om de container(s) te kunnen plaatsen (bijv. graafmachine waarbij geldt dat het gebruik van rijplaten verplicht is, transportvoertuigen enz.).

54.

De container mag bij voorkeur niet worden geplaatst langs/bij drukke wegen als dit betekent dat gebruikers iedere keer deze drukke weg moeten oversteken om de locatie te bereiken.

55.

Bij voorkeur niet nabij een school of speelplaats (dit geldt vooral voor glascontainers).

56.

Geen fietspad tussen container en voertuig tijdens lediging, tenzij niet anders mogelijk.

57.

De locatie van de ondergrondse container is zodanig gesitueerd dat het zicht op verkeersborden, wegbewijzering en verkeerslichten niet wordt belemmerd.

58.

De locatie bevindt zich niet direct naast een bushalte of officiële busbaan.

59.

Bij de plaatsing van een container dient rekening gehouden te worden met ruimtebehoefte van (vaste) evenementen (kermis, markt, etc.).

60.

De ondergrondse container wordt zo geplaatst dat de inwerpopening van de rijbaan af gericht is om veiligheid bij aanbieden te verhogen. Dit mag niet ten koste gaan van de bereikbaarheid van de ondergrondse container.

61.

Geen geparkeerde auto tussen containerplatform en voertuig tijdens lediging. Minimale afstand van parkeerplaats is 60 cm. Op locaties waar parkeren dicht bij de ondergrondse container mogelijk blijft, locatie afzetten met paaltjes om ledigingsproblemen te voorkomen. De locatie van een ondergrondse container moet dusdanig zijn uitgevoerd dat het bij het parkeren van een voertuig naast de ondergrondse container geen bumper kan uitsteken over de ‘tranenplaat’.

62.

De locatie voor een ondergrondse container bevindt zich niet op een parkeerplaats voor invaliden of arts. In het geval er geen andere optie is, dan de voornoemde parkeerplaats opschuiven/alternatieve locatie in de omgeving zoeken.

63.

Aan de straatzijde van de ondergrondse container is het instellen van een parkeerverbod mogelijk (indien er echt geen andere plek gevonden kan worden voor de container).

Criteria ten aanzien van woningen en gebouwen

64.

Minimumafstand tot balkon (hoogbouw) is 2 meter.

65.

Minimumafstand tot bebouwde erfgrens of erfafscheiding is 2 meter, tenzij niet anders mogelijk.

66.

Niet plaatsen op een beeldbepalende plek of waardevolle zichtlocatie, tenzij niet anders mogelijk.

67.

Niet direct plaatsen op de looplijn hoofdentrée gebouw, tenzij niet anders mogelijk.

68.

Bij grondgebonden woningen de containerzuil niet direct (binnen 1 m) voor een woonkamerraam of keukenraam plaatsen (dit geldt niet wanneer de container tegenover in de straat staat).

 

Voor de fractie glas geldt een afstand van 2 meter.

69.

Plaatsing wordt zoveel mogelijk in lijn met andere objecten in de openbare ruimte uitgevoerd, voor zover mogelijk.

70.

De afstand van het hart van de locatie (de ondergrondse container) tot aan de erfgrens van een woning is minimaal 2 meter, maar zo mogelijk groter.

Voorkeursvolgorde bij inpassing in de openbare ruimte

A

Bestaande stoep, gazon of groenvoorziening, parkeerplaats of openbare weg

B

Parkeervak (compensatie afhankelijk van parkeerdruk).

C

Verwijderen boom indien geen andere optie beschikbaar is. In geval van verwijdering altijd herplanten van een boom in de directe omgeving! Beschermde bomen worden nooit gekapt.

D

Verleggen kabels en leidingen.

 

Afweging locatiekeuze

Bij de keuze van de locatie van ondergrondse containers dienen alle hiervoor opgesomde randvoorwaarden te worden betrokken bij de te maken belangenafweging. Veelal zal blijken dat aan een aantal randvoorwaarden niet gelijktijdig voldaan kan worden. Dan dient gekozen te worden voor de meest optimale of de meest aanvaardbare oplossing rekening houdend met de voorkeursvolgorde A t/m D, veiligheid en uitvoerbaarheid. Ook zal in veel gevallen blijken dat er “weinig speelruimte” is voor alternatieven. Een prominente aanwezigheid van kabels en leidingen, de bebouwing of de plaatselijke verkeerssituatie speelt daarbij vaak een belangrijke rol. In die situatie hanteert de gemeente de criteria voor loopafstanden ruimer en flexibeler dan in de randvoorwaarden opgenomen.

 

Beleidsuitgangspunten beheer en realisatie van ondergrondse containers bij nieuw te bouwen of in aanbouw zijnde appartementencomplexen, woonzorgcomplexen en soortgelijke gebouwen.

  • 1.

    Bij nieuw te bouwen of in aanbouw zijnde appartementencomplexen en soortgelijke gebouwen met meer dan 40 wooneenheden dient te worden gekozen voor ondergrondse container(s) als inzamelmiddel. Er kan ook gekeken worden of er een combinatie gemaakt kan worden met bestaande appartementencomplexen in de buurt/op loopafstand (zonder OGI) om samen tot dit minimaal vereiste aantal wooneenheden te komen en een ondergrondse container dan centraal tussen de complexen te plaatsen.

  • 2.

    De aanvrager/ontwikkelaar van een nieuw te realiseren of in aanbouw zijnde appartementencomplex of vergelijkbaar gebouw dient eerst in overleg te treden met cluster afval van de gemeente over de locatie van de te plaatsen ondergrondse container (en het benodigde aanwijzingsbesluit). Vervolgens dient de aanvrager/ontwikkelaar de benodigde vergunningen aan te vragen, en de betonput(ten) voor de ondergrondse container(s) in overleg met en na instemming van de gemeente (inclusief afstemming met de afvalinzamelaar) te plaatsen.

  • 3.

    De kosten van de aankoop en plaatsing van de betonput voor de ondergrondse container inclusief vooronderzoek en inpassing en afwerking van bestrating en omgeving is voor rekening van de aanvrager/ontwikkelaar.

  • 4.

    De gemeente zorgt voor de ondergrondse container(s) (bestelling, levering en betaling) die vervolgens in de betonput(ten) geplaatst kan/kunnen worden.

  • 5.

    Deze ondergrondse container dient bij voorkeur op gemeentegrond te worden gerealiseerd.

  • 6.

    Wanneer dit om redenen van ruimtegebrek, of om praktische redenen niet lukt, treden partijen met elkaar in overleg om te bezien of er een geschikte locatie is te vinden op het terrein behorend bij het te bouwen object.

  • 7.

    De ondergrond dient voor plaatsing van de betonput te worden onderzocht op de aanwezigheid van kabels en leidingen (klic proefsleuf, enz). Indien verleggen van kabels en leidingen noodzakelijk blijkt, komen de kosten hiervan voor rekening van de aanvrager/ontwikkelaar. De kosten voor de afvoer van de grond komen eveneens voor rekening van de aanvrager/ontwikkelaar.

  • 8.

    De locatie van de ondergrondse container(s) moet zodanig gekozen worden dat deze te allen tijde bereikbaar is voor het inzamelvoertuig en eventuele derden bijvoorbeeld in verband met het verrichten van onderhoudswerkzaamheden.

  • 9.

    De eventuele toegangsweg naar de ondergrondse container(s) dient geschikt te zijn voor zwaar verkeer en de gemeente of het inzamelbedrijf, dat rijdt in opdracht van de gemeente, kan bij normaal gebruik van deze weg niet aansprakelijk worden gesteld voor geleden schade.

  • 10.

    Na plaatsing van de betonput wordt deze overgedragen aan de gemeente.

  • 11.

    De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud en het beheer van de ondergrondse container(s).

  • 12.

    De gemeente is verantwoordelijk voor de lediging van deze ondergrondse container(s) en betaalt de kosten van de lediging en verwerking van het verzamelde huishoudelijke afval.

  • 13.

    De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer van de eventuele (elektronische) toegangsbeperking en de uitgifte van de benodigde pasjes en of sleutels.

  • 14.

    Op de gebruikers die zijn aangewezen op deze ondergrondse container(s) is de verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten van de gemeente Echt-Susteren van toepassing.

  • 15.

    Deze regeling geldt voor alle te bouwen of in aanbouw zijnde objecten, zoals bedoeld in lid 1, met ingang van de datum van het van kracht worden van deze beleidsnotitie.

  • 16.

    De grondeigenaar en de gemeente, voor zover noodzakelijk, gaan hiertoe een overeenkomst aan tot het vestigen van een opstalrecht.

  • 17.

    De bestaande ondergrondse containers blijven gehandhaafd en vallen buiten de scoop van dit beleidsstuk.

  • 18.

    Indien er bij bestaande appartementencomplexen en/of soortgelijke gebouwen een verzoek van derden is voor toepassing van een ondergrondse container(s), zijn de voorwaarden van deze beleidsnotitie van kracht.

Naar boven