Gemeenteblad van Utrechtse Heuvelrug
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Utrechtse Heuvelrug | Gemeenteblad 2025, 543975 | delegatie- of mandaatbesluit |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Utrechtse Heuvelrug | Gemeenteblad 2025, 543975 | delegatie- of mandaatbesluit |
Besluit van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Utrechtse Heuvelrug houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst Utrecht, Mandaatbesluit Omgevingsdienst Utrecht
Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;
gelet op het bepaalde in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 160 e.v. van de Gemeentewet en de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Utrecht;
Artikel 2 Mandaat, volmacht en machtiging
Het college en de burgemeester, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft:
voor zover de bevoegdheid of handeling is genoemd in de bijlage bij dit besluit en de uitoefening daarvan noodzakelijk is voor het verrichten van de taken van de omgevingsdienst, op grond van de dienstverleningsovereenkomst.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van gemeente Utrechtse Heuvelrug d.d. 25 november 2025 en door de burgemeester van gemeente Utrechtse Heuvelrug.
de secretaris,
de burgemeester,
de burgemeester van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,
Aldus mee ingestemd door:
directeur van de Omgevingsdienst Utrecht
Bijlage bij artikel 2 van het Mandaatbesluit Omgevingsdienst Utrecht
Artikel 1: Begripsbepalingen en afkortingen
Artikel 2: Volledige proceslijn
Indien in artikel 3 en 4 een bevoegdheid wordt gemandateerd tot het nemen van een besluit, dan wordt daarmee de volledige proceslijn met betrekking tot dat besluit gemandateerd, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald. Onder de ‘volledige proceslijn’ worden de bevoegdheden in artikel 2.1 t/m 2.7 verstaan.
|
Volledige proceslijn - Het voorbereiden en nemen van besluiten |
|
2.1 Het voorbereiden en nemen van de volgende besluiten:
|
Artikel 3: Bevoegdheden ter uitvoering van de standaardtaken
Artikel 4: Bevoegdheden ter uitvoering van aanvullende taken
Toelichting bij het Mandaatbesluit Omgevingsdienst Utrecht
De Omgevingsdienst Utrecht (ODU) is een gemeenschappelijke regeling van de provincie Utrecht en alle 26 gemeenten in de provincie Utrecht. De ODU voert als een professionele uitvoeringsorganisatie diverse omgevingstaken uit op het gebied van de fysieke leefomgeving, waaronder vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH).
Om de ODU in staat te stellen de opgedragen taken uit te voeren, geven de deelnemende gemeenten en de provincie mandaat om namens het relevante bestuursorgaan besluiten te nemen, volmacht om namens de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort overeenkomsten aan te gaan en een machtiging om namens de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort feitelijke handelingen te verrichten.
Het voorliggende Mandaatbesluit is gebaseerd op het uniform model mandaatbesluit dat in het kader van het Interbestuurlijk programma Versterking Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (IBP-VTH) is ontwikkeld voor de omgevingsdiensten. Het IBP-VTH is opgezet naar aanleiding van de aanbeveling van de adviescommissie VTH (ook wel de commissie Van Aartsen genoemd) om te zorgen voor een versterking van de positie van omgevingsdiensten door een verplicht uniform mandaat. Met het voorliggende Mandaatbesluit, gebaseerd op het ontwikkelde uniform model mandaatbesluit, wordt de bedoelde uniformiteit en de slagvaardigheid van de omgevingsdienst gewaarborgd. Dit strookt met het door de commissie Van Aartsen geformuleerde doel om de governance te versterken.
Reikwijdte en beperking mandaat
Het juridisch kader voor mandaat vindt zijn grondslag in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Een door de ODU genomen besluit, binnen de grenzen van zijn bevoegdheid, blijft gelden als een besluit van het college (hierna: de mandaatgever). De mandaatgever blijft uiteindelijk te allen tijde bevoegd om de aan de ODU gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen. Daarbij past dat de mandaatgever het mandaat op grond van artikel 10:8 Awb ook weer te allen tijde kan intrekken.
De volgende uitgangspunten liggen aan dit mandaatbesluit ten grondslag:
Gesloten regeling. Dit mandaatbesluit betreft een zogenoemde gesloten regeling. De omgevingsdienst krijgt alleen de bevoegdheden waar specifiek mandaat, volmacht of een machtiging voor wordt verleend. Bij dit mandaatbesluit is een lijst gevoegd als bijlage met daarin de vermelding van de bevoegdheden die worden gemandateerd ter uitvoering van de taken van de omgevingsdienst. Het gaat in dit geval om de overeengekomen taken op grond van de dienstverleningsovereenkomst (DVO) tussen de ODU en de deelnemers; daaronder vallen ook de wettelijke basistaken.
Volledige proceslijn. Wanneer uit de lijst volgt dat de directeur voor een bevoegdheid mandaat wordt verleend, geldt dat de directeur voor die bevoegdheid de volledige beslisbevoegdheid toekomt, tenzij anders is aangeduid. Dit uitgangspunt is neergelegd in artikel 2 van de lijst. Onder de volledige proceslijn wordt verstaan: het voorbereiden en nemen van besluiten (artikel 2.1 van de lijst), het houden van toezicht en het handhaven (artikelen 2.2 t/m 2.4 van de lijst) en het voeren van procedures (artikel 2.5 van de lijst). Dit betekent dat de omgevingsdienst – wanneer een taak wordt gemandateerd – in beginsel bevoegd is om de besluitvorming voor te bereiden, op de aanvraag te beslissen, het besluit te handhaven en over dit alles zo nodig te procederen. Het mandaatbesluit voorziet in de noodzakelijke bevoegdheden (bestuursrechtelijk en civielrechtelijk) voor het gehele proces (van besluitvorming, toezicht tot en met het onherroepelijk worden van het besluit en de invordering van eventuele bestuursrechtelijke geldschulden).
Standaardtaken en aanvullende taken. In het mandaatbesluit wordt onderscheid gemaakt tussen standaardtaken (artikel 3 van de lijst) en aanvullende taken (artikel 4 van de lijst).
Standaardtaken. Artikel 18.22 Omgevingswet in combinatie met 13.12 van het Omgevingsbesluit (Ob) schrijft wettelijk voor dat de ‘basistaken’ door gemeenten en provincies in ieder geval aan omgevingsdiensten gemandateerd moeten worden. Tot de basistaken behoren onder meer de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu, het beoordelen van meldingen en het nemen van beschikkingen met maatwerkvoorschriften of gelijkwaardige maatregelen. Ook behoren tot de basistaken het toezicht op de naleving van die omgevingsvergunningen en van algemene milieuregels en het voorbereiden van handhavingsbeschikkingen voor deze activiteiten. De taken laten zich zeer specifiek omschrijven en luisteren nauw. Om die reden – en om zo nauw mogelijk bij de wettekst aan te sluiten – is ervoor gekozen de basistaken 'beleidsneutraal' uit het Ob in de mandaatlijst over te nemen. Het is belangrijk om hier te vermelden dat is voorzien in de volledige beslisbevoegdheid voor de basistaken. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Een wettelijke basistaak is het voorbereiden van de beslissing op een aanvraag voor de milieubelastende activiteit. In het mandaatbesluit (zie artikel 3 in samenhang met artikel 2 van de lijst) wordt ook voorzien in de bevoegdheid om op die aanvraag te beslissen. Dit is een bewuste keuze.
Dit artikel bevat een omschrijving van de begrippen die in het mandaatbesluit worden gebruikt.
In dit mandaatbesluit wordt niets geregeld wat al in de Awb is geregeld (of gedefinieerd), dan wel vanzelfsprekend is. Definities, maar ook onverenigbaarheden, die dus volgen uit de Awb worden niet opgenomen in het mandaatbesluit zelf. Indien nodig volgen verwijzingen naar de Awb uit deze toelichting.
Artikel 2 – Mandaat, volmacht en machtiging
Volgens deze bepaling wordt aan de directeur mandaat verleend voor het uitoefenen van de bevoegdheden genoemd in de als bijlage bij dit besluit opgenomen lijst, voor zover de uitoefening van die bevoegdheden noodzakelijk is voor het verrichten van de taken van de omgevingsdienst. Het gaat in dit geval om de overeengekomen taken op grond van de dienstverleningsovereenkomst (DVO) tussen de ODU en de deelnemers, zoals de wettelijke basistaken en de overige (aanvullende) taken. Hieronder vallen ook de aanvullende opdrachten en projecten ingevolge de gesloten dienstverleningsovereenkomst.
In het mandaatbesluit wordt niet alleen voorzien in een mandaat, maar ook in een volmacht en machtiging. Volmacht betreft de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van een deelnemer bij privaatrechtelijke rechtshandelingen. Onder machtiging wordt de bevoegdheid begrepen tot het verrichten van de feitelijke handelingen welke niet onder de definitie van mandaat of volmacht vallen.
In het vervolg van deze toelichting wordt verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over volmacht of machtiging te spreken.
In artikel 2 lid 2 is mandaat uitgesloten als het gaat om het beslissen op een bezwaarschrift. Deze bevoegdheid tot het beslissen op bezwaar wordt niet gemandateerd aan de ODU maar blijft voorbehouden aan de mandaatgever.
Artikel 2, lid 3, bepaalt dat de directeur bevoegd is voor de aangelegenheden in het eerste lid schriftelijk ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging te verlenen aan functionarissen die werkzaam zijn voor de omgevingsdienst. Het mandaatbesluit voorziet niet in voorschriften over hoe en wanneer de directeur kan ondermandateren (of ondervolmacht of ondermachtiging kan verlenen. Het is aan de directeur hoe hij de taak of bevoegdheid binnen de omgevingsdienst door anderen laat uitoefenen en de bevoegdheid wenst vorm te geven.
Artikel 2, lid 4, van het mandaatbesluit bepaalt dat wat er in het mandaatbesluit is bepaald met betrekking tot mandaat van overeenkomstige toepassing is op ondermandaat, volmacht, machtiging, ondervolmacht en ondermachtiging.
Tot slot wordt in het laatste artikellid de wijze van ondertekening geregeld van besluiten en overige stukken namens de mandaatgever. Uit het besluit of het stuk, dat al dan niet via de digitale weg tot stand is gekomen, moet blijken dat het namens de mandaatgever is genomen.
Artikel 3 – Wettelijke kaders en beleid
Het vaststellen van beleidskaders en beleidsregels wordt voorbehouden aan de gemeentelijke bestuursorganen. Artikel 3, lid 1, van het mandaatbesluit bepaalt dat de directeur bij de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden tevens het met betrekking tot die bevoegdheden vastgestelde regelgeving en beleid betrekt. Hierbij kan het gaan om beleid, maar ook handhavingsstrategieën, relevante wijzigingen in het omgevingsplan en lokaal vastgestelde verordeningen. Al deze regels kunnen relevant zijn voor de in mandaat uit te oefenen taak of bevoegdheid. Indien regelgeving en beleid als bedoeld in het eerste lid worden vastgesteld of gewijzigd door mandaatgever, dan geldt op grond van artikel 3, lid 2, dat het voornemen daartoe eerst met de directeur wordt overlegd. Het college zorgt er vervolgens voor dat de directeur beschikt over het beleid als bedoeld in het eerste lid.
Een eenmaal verleend mandaat kan worden begrensd door de instructiebevoegdheid uit artikel 10:6 Awb. Op grond hiervan kan de mandaatgever de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Artikel 4 van het mandaatbesluit bepaalt dat instructies van de mandaatgever aan de directeur op schrift worden gesteld en tijdig worden gegeven.
Artikel 5 – Informeren en afstemmen
Artikel 5, lid 1, van het mandaatbesluit bepaalt dat voorafgaand aan de uitoefening van een bevoegdheid waarvoor in dit besluit mandaat is verleend, in bepaalde gevallen eerst overleg wordt gepleegd met het college. Hierbij kan het gaan om drie gevallen. Het eerste geval betreft indien de uitoefening afwijkt van een door de mandaatgever gegeven instructie (sub a). Het tweede geval wanneer de uitoefening naar verwachting politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben (sub b). Het derde geval is wanneer voorzien wordt dat de uitoefening tot aansprakelijkstelling van de gemeente zal leiden (sub c). Het overleg is gericht op het bereiken van overeenstemming.
Het college treedt op grond van artikel 5, lid 2, in overleg met de directeur indien de mandaatgever het voornemen heeft om anders te besluiten dan het voorgenomen besluit van de omgevingsdienst. Indien dit overleg niet leidt tot het afzien van het voornemen van de mandaatgever, dan informeert het college de raad over het advies van de omgevingsdienst. Het is aan het college om te bepalen hoe het de raad informeert.
Artikel 6 bepaalt wanneer het besluit in werking treedt. De ODU start als uitvoeringsorganisatie op 1 januari 2026. Een schriftelijk verleend algemeen mandaat is een besluit van algemene strekking dat overeenkomstig artikel 3:42 Awb bekend moet worden gemaakt. Het college moet zorgdragen voor een geschikte wijze van bekendmaking, bijvoorbeeld via het (elektronisch) Gemeenteblad.
De in de lijst vermelde bevoegdheden vloeien voort uit diverse wet- en regelgeving waaronder in ieder geval begrepen de Gemeentewet, de in artikel 1 van de bijlage genoemde wet- en regelgeving en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelgeving en lokale regelgeving.
Omzetting basistaken naar standaardtaken
De basistaken uit artikel 13.12 van het Ob zijn overgenomen in artikel 3 van de mandaatlijst. Dit artikel wordt aangeduid met ‘bevoegdheden ter uitvoering van de standaardtaken’. De basistaken laten zich zeer specifiek omschrijven en luisteren nauw. Om die reden – en om zo nauw mogelijk bij de wettekst aan te sluiten – zijn de basistaken zoveel mogelijk ‘beleidsneutraal’ uit het Ob in de mandaatlijst overgenomen.
De toelichting op het Ob vermeldt expliciet dat het vrijstaat om – buiten het basispakket van de omgevingsdiensten – meer taken aan de omgevingsdienst op te dragen. De aanvullende taken staan omschreven in artikel 4 van de lijst met de titel ‘bevoegdheden ter uitvoering van de aanvullende taken’.
In de aanvullende taken wordt onderscheid gemaakt tussen de categorieën Vergunningverlening, Omgevingswet, Milieu overig en Overig. Tot de categorie vergunningverlening behoren bijvoorbeeld het nemen van besluiten als bedoeld in afdeling 5.1 van de Ow, anders dan de milieubelastende activiteit (artikel 4.1 van de lijst). In feite vallen alle handelingen die horen bij het vergunningtraject met betrekking tot milieubelastende activiteiten binnen het basispakket. Hieronder vallen onder meer het verlenen, voorbereiden, actualiseren, wijzigen, intrekken, handhaven van de milieubelastende activiteit. De milieubelastende activiteit is aanvullend in artikel 4.1 opgenomen. Dit om er geen onduidelijkheid over te laten bestaan dat deze taak expliciet aan de omgevingsdienst wordt opgedragen. Voor de volledigheid en teneinde te voorkomen dat een klein deel van de milieubelastende activiteit tussen wal en schip raakt is de activiteit ook in artikel 4.1 opgenomen. Daarnaast kan het bijvoorbeeld gaan om een (buitenplanse) omgevingsplanactiviteit, Natura 2000-activiteit, voor zover het college bevoegd is ingevolge de Omgevingswet of de bouwactiviteit. Ook de meldingen (artikel 4.2 van de lijst), het stellen van maatwerkvoorschriften (artikel 4.3 van de lijst) en het stellen van gelijkwaardige maatregelen (artikel 4.3 van de lijst) behoren tot de gemandateerde bevoegdheden.
Tot aanvullende taken behoort ook het adviseren omtrent het voorbereiden van de totstandkoming van onder meer de omgevingsvisie, het omgevingsplan of een programma in de zin van de Ow.
Voor zowel de standaardtaken (artikel 3 van de lijst) als de aanvullende taken (artikel 4 van de lijst) geldt het uitgangspunt van een volledige proceslijn. Dit komt terug in artikel 2 van de lijst. Voor zover uit de lijst volgt dat de directeur voor een bevoegdheid mandaat wordt verleend, geldt dat de directeur voor die bevoegdheid volledige beslisbevoegdheid toekomt, tenzij anders is aangeduid. Dit volgt uit artikel 2 uit de lijst (bijlage bij het mandaatbesluit). Onder de volledige proceslijn wordt verstaan: het nemen van besluiten (artikel 2.1 van de lijst), toezicht en handhaving (artikelen 2.2 t/m 2.4 van de mandaatlijst) en het voeren van procedures (artikelen 2.5 van de lijst) en overige (artikel 2.6 en 2.7 van de lijst). Onder het voorbereiden en nemen van besluiten (artikel 2.1 van de lijst) valt zowel het beslissen op de aanvraag, als de voorbereiding van de besluitvorming, het verlengen van beslistermijnen, het horen, terinzagelegging en bekendmaking. Ook het actualiseren en reviseren van vergunningen, beslissen over wijzigingen en het intrekken van besluiten valt hieronder.
Bij de volledige proceslijn voor toezicht en handhaving gaat het om het uitoefenen van toezicht (artikel 2.2 van de lijst), het aanwijzen van personen hiervoor (artikel 2.3 van de lijst) en het nemen van handhavingsbesluiten en bijbehorende besluitvorming, bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van de Awb (artikel 2.4 van de lijst). Onder deze laatste categorie vallen in ieder geval, maar niet uitsluitend het opleggen van handhavingsbesluiten (last onder bestuursdwang en last onder dwangsom), inclusief het ten uitvoer brengen van bestuursdwang en spoedeisende bestuursdwang, het besluiten over invordering en kostenverhaal (inclusief besluiten over uitstel van betaling of matiging), maar ook het intrekken van opgelegde lasten of intrekken van vergunning als sanctie en de besluiten als bedoeld in titel 4.4 Awb (bestuursrechtelijke geldschulden). Ook kan hieronder worden verstaan het besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk handhavend op te treden. Dit is echter telkens gekoppeld aan hetgeen waarvoor in artikel 3 en 4 van de mandaatlijst mandaat verleend is.
Tot slot behoort tot de volledige proceslijn de categorie voeren van procedures, wel in afstemming met de mandaatgever (artikel 2.5 van de lijst). Hieronder vallen in ieder geval het indienen van stukken en verweerschriften. Ook behoren hiertoe de handelingen die nodig zijn na een tussenuitspraak of een bestuurlijke lus en het vragen om uitstel voor proceshandelingen. Daarnaast vallen het verlenen van de machtiging, het voeren van het woord ter zitting en het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 160, lid 1 onder e en f, Gemeentewet hieronder. Het besluiten tot het starten van procedures (het zogenoemde procesbesluit) ligt bij de mandaatgever. Het gaat hier alleen om proceshandelingen die nodig zijn om de gemandateerde taken van de omgevingsdienst te verrichten. Hieronder worden ook het verlenen van opdrachten aan derden tot het uitvoeren van onderzoeken verstaan.
In artikel 2.6 van de lijst is een vangnetbepaling opgenomen voor het verrichten van handelingen op grond van of krachtens de Awb en in artikel 2.7 voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen, ter uitvoering van hetgeen waarvoor mandaat verleend is.
Voor de volledigheid is in artikel 2.8 van de lijst de bevoegdheid opgenomen met betrekking tot het beheer van de archiefbescheiden van de mandaatgever die bij de ODU worden beheerd, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats. Het beheer omvat onder andere het vervangen van archiefbescheiden door reproducties, het opmaken van verklaringen van vernietiging, vervanging en migratie. Verdere afstemming omtrent het beheer in de zin van dit artikellid wordt nader uitgewerkt in het zogenoemde DAP (Dossier Afspraken en Procedures). De mandaatgever behoudt de bevoegdheid om zelf besluiten te nemen of verklaringen op te maken, zoals het stellen van beperkingen aan de openbaarheid bij het overbrengen van blijvend te bewaren archiefbescheiden naar een archiefbewaarplaats.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-543975.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.