Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2026

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 4 december 2025 de Verordening Toeristenbelasting Breda 2026 heeft vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De verordening wordt van kracht met ingang van de dag na deze bekendmaking.

 

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

Tekst verordening

De raad van de gemeente Breda;

 

Gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Breda;

 

Gelet op artikel: 224 van de gemeentewet;

 

B E S L U I T:

 

Vast te stellen:

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2026

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: recreatiewoningen, chalets, stacaravans en andere (delen van) verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens, die hoofdzakelijk bestemd zijn als vakantieverblijf en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiel kampeeronderkomen: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of een soortgelijk onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

  • c.

    kampeerterrein: terrein of terreingedeelte, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van mobiele onderkomens, vakantieonderkomens en/of stacaravans die geheel of nagenoeg geheel worden gebezigd ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  • d.

    arrangement: periodes in het belastingjaar zoals weergegeven in artikel 6, lid 5 en lid 6;

  • e.

    maand: dit is een periode van 28 tot 31 dagen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor:

  • a.

    het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven;

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 4.

    De belastingplichtige die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2, in hem daartoe ter beschikking staande ruimten, dan wel ter beschikking staande terreinen kan ter zake van elk van die ruimten en/of terreinen afzonderlijk in de heffing worden betrokken.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    De belasting wordt niet geheven voor een verblijf door groepen van meer dan 10 personen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar, die in georganiseerd verband verblijf houden. De vrijstelling geldt ook voor begeleiders vanaf 18 jaar.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, wordt met toepassing van artikel 6 lid 2, de belasting geheven naar een vast bedrag per belastingjaar.

  • 3.

    Op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek wordt de maatstaf van heffing als bedoeld in het tweede lid vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen als bedoeld in het eerste lid, als blijkt dat dit resulteert in een lager aanslagbedrag.

Artikel 6 Tarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 3,95.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, bedraagt het tarief per persoon, per overnachting € 1,50 in accommodaties op een kampeerterrein die ter beschikking worden gesteld door de exploitant van het kampeerterrein.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid, bedraagt het tarief per persoon, per overnachting € 0,50 in accommodaties op een kampeerterrein die in eigendom/bezit zijn bij de verblijfhouder en door de verblijfhouder zelf worden meegebracht, geplaatst en gebruikt.

  • 4.

    In afwijking van het tweede en derde lid kan de belasting voor het houden van verblijf op een kampeerterrein, waarbij wordt verbleven in mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of vakantieonderkomens die gedurende de gehele arrangementsperiode geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt door dezelfde persoon of personen, bij de aangifte gebruik worden gemaakt van de in lid 5 en 6 opgenomen tarieven per arrangement.

  • 5.

    Het tarief bedraagt, per arrangement in accommodaties die zijn meegebracht door de verblijfhouder:

    • a.

      Bij een arrangement met verblijf van 1 maand: € 20,00;

    • b.

      Bij een arrangement met verblijf vanaf 1 maand tot 4 maanden: € 40,00;

    • c.

      Bij een arrangement met verblijf van 4 tot 8 maanden: € 60,00;

    • d.

      Bij een arrangement met verblijf van 8 tot 12 maanden: € 75,00.

  • 6.

    Het tarief bedraagt, per arrangement in accommodaties die ter beschikking worden gesteld:

    • a.

      Bij een arrangement met verblijf van 1 maand: € 45,00;

    • b.

      Bij een arrangement met verblijf vanaf 1 maand tot 4 maanden: € 80,00;

    • c.

      Bij een arrangement met verblijf van 4 tot 8 maanden: € 120,00;

    • d.

      Bij een arrangement met verblijf van 8 tot 12 maanden: € 150,00.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Na aanvang van het belastingjaar kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 9 Aanslaggrens

Een belastingaanslag wordt niet opgelegd als het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, tijdens het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10. Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 11. Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verplicht per belastingjaar een verblijfsregister bij te houden.

  • 2.

    De vorm van het nachtverblijfregister is vrij, maar bevat tenminste met betrekking tot een ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft, de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres en woonplaats van de (hoofd)persoon die overnacht;

    • b.

      aantal van het gezin of de groep waarmee men reist;

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

  • 3.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van het vaste tarief van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6, lid 2 van deze verordening. In dit geval is de in het eerste lid genoemde verplichting beperkt tot de in het tweede lid onder sub a en c genoemde gegevens tezamen met de aanduiding (naam of nummer) van de standplaats waar wordt overnacht.

  • 4.

    Voor zover op grond van andere wet- of regelgeving geen langere termijn geldt, geldt voor het nachtverblijfregister een bewaartermijn van 5 jaar.

Artikel 12. Aangifteplicht

  • 1.

    Het uitnodigen tot het doen van aangifte wordt gedaan door:

    • a.

      het uitreiken of toezenden van een aangiftebiljet;

    • b.

      het op elektronische wijze uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waarin wordt verzocht om aangifte te doen op de wijze als bedoeld in het tweede lid, letter b.

  • 2.

    Het doen van aangifte geschiedt door:

    • a.

      het inleveren of toezenden van het aangiftebiljet met de daarbij gevraagde bescheiden;

    • b.

      het op elektronische wijze toezenden van de door de betreffende programmatuur gevraagde gegevens.

  • 3.

    De BWBrabant behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een (tijdige) aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de toeristenbelasting te schatten en de belasting middels een ambtshalve aanslag op te leggen.

  • 4.

    Indien beschikbaar zal de grondslag voor de aanslag als bedoeld in het voorgaande lid tenminste gelijk zijn aan de grondslag van het voorgaande belastingjaar.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00 dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    Betaling via automatische incasso is voor alle aanslagen mogelijk. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer dan € 100,00 doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal tien gelijke termijnbedragen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag worden betaald in zoveel gelijke termijnbedragen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het jaar van de dagtekening overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening op de heffing en de invordering van Toeristenbelasting 2025" van 19 december 2024, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2026.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Toeristenbelasting Breda 2026".

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Breda in de openbare vergadering

d.d. 4 december 2025

,voorzitter,

, griffier,

Naar boven