Gemeenteblad van Dalfsen
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Dalfsen | Gemeenteblad 2025, 542226 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Dalfsen | Gemeenteblad 2025, 542226 | beleidsregel |
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen 2026
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen;
gelezen het voorstel van het domein Samenleving nummer Z/25/780855;
overwegende dat: het college met betrekking tot de beoordelingsvrijheid bij de uitvoering van de wet het noodzakelijk vindt om aan te geven op welke wijze daar mee wordt omgegaan en daartoe beleidsregels wenst vast te stellen;
vast te stellen “Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen 2026”
In deze beleidsregels Wmo 2015 en jeugd vindt u de regels en afspraken die zijn gemaakt rondom de Wmo 2015 en jeugdwet in de gemeente Dalfsen. U kunt lezen wat u van de gemeente Dalfsen kan verwachten, maar ook wat de gemeente van u verwacht. De regels en afspraken in deze nadere regels vullen de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen aan. Dit betekent dat deze drie documenten met elkaar in verbinding staan. De Verordening is een uitwerking van de Wmo 2015 en de jeugdwet, de beleidsregels zijn een nadere invulling van de verordening. In het besluit zijn de tarieven opgenomen. Er zijn een heel aantal onderwerpen die in de verordening of in de wetten opgenomen zijn, die daarom niet terug zijn te vinden in deze beleidsregels.
De Wmo 2015 en de jeugdwet zijn kaderwetten. Dat betekent dat de gemeente ruimte heeft bij het maken van regels over deze wet. Aan de hand van de situatie van de inwoner en de regelgeving van de gemeente Dalfsen wordt vastgesteld of hulp-op-maat noodzakelijk is. De beoordeling van de hulpvraag kan daarom per inwoner verschillen. In deze beleidsregels is de geldende gedragslijn van de gemeente Dalfsen neergelegd.
1.1 Preventiebeleid “Dalfsen vitaal en veerkrachtig”
In deze beleidsregels zijn de uitgangspunten gehanteerd zoals geformuleerd in het Preventiebeleid dat de gemeente Dalfsen volgt. Hierbij staat de inwoner centraal en wordt uitgegaan van de kracht van de inwoners en hun omgeving. De afgelopen jaren en ook de komende jaren wordt er actief ingezet op het verder vergroten van de eigen kracht (zelfredzaamheid en zelfstandigheid) van inwoners waarbij er ook wordt ingezet op het realiseren en in stand houden van laagdrempelige indicatie loze voorzieningen waar inwoners in de eigen omgeving gebruik van kunnen maken. Heeft een inwoner hulp nodig, dan kan de inwoner kiezen uit hulp door instellingen en professionals die aansluiten bij de hulpvraag en de kracht van de inwoner. De gemeente gaat uit van de eigen regie en het sociale netwerk van de inwoner.
De beleidsregels sluiten daarnaast goed aan bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen waarbij een start is gemaakt met ‘het omgekeerde denken’ en de methodiek van de ‘omgekeerde toets’. Dit is een beslismethodiek die helpt effectief hulp-op-maat toe te passen vanuit de kernwaarden van het sociaal domein. In de beleidsregels zijn afwegingskaders opgenomen die zich beperken tot de hoofdzaak en hulp-op-maat mogelijk maken. Daarnaast zijn de beleidsregels goed leesbaar, helder van opbouw en ingericht op thema in plaats van op wetgeving.
De bijlagen bij deze beleidsregels maken integraal onderdeel uit van deze beleidsregels. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen gemeente Dalfsen worden een aantal begrippen uitgelegd. Deze begrippen zijn eveneens van toepassing op deze beleidsregels. In een aantal gevallen wordt er verwezen naar documenten die op internet te vinden zijn. Wanneer de inwoner geen gebruik kan maken van internet of hier moeite mee heeft kan hij altijd naar de gemeente of een infopunt komen om de informatie te krijgen die hij nodig heeft.
In deze beleidsregels wordt vaak gesproken over de inwoner waarbij vervolgens wordt verwezen naar de inwoner met de woorden ‘hij’, ‘hem’ en de jeugdige en ‘zijn’ ouders. Hiermee wordt niet alleen de mannelijke inwoner bedoeld, maar elke inwoner. Wanneer er gesproken wordt ouders van een jeugdige wordt ook verwezen naar verzorgers.
1.5 Ontwikkeling beleidsregels
De samenleving is continu in ontwikkeling en de gemeente speelt daarop in. Door praktijkervaringen ontstaat er nieuwe jurisprudentie (uitspraken en besluiten) en die krijgen weer een plaats in de beleidsregels. Ook de landelijke wet- en regelgeving veranderd. Dat moet de gemeente verwerken in de beleidsregels. Dat maakt van deze beleidsregels een ‘groeiend’ document. Met de tijd zal het aangevuld en aangepast worden.
In hoofdstuk 2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen zijn bepalingen opgenomen over de manier waarop een inwoner zijn hulpvraag kan stellen. Deze regels worden in dit hoofdstuk nader uitgewerkt. Naast deze uitwerking, komt aan bod wat er onder de jeugdwet en de Wmo 2015 valt en wat ook niet en het hoofdstuk eindigt met wat we onder gebruikelijke hulp verstaan.
2.1 Nadere uitwerking de hulpvraag
Als de jeugdige verwezen wordt door huisarts, jeugdarts, medisch specialist. Kunnen hij en zijn ouders zicht rechtstreeks aanmelden bij de zorgaanbieder. Ze hoeven hiervoor geen contact te hebben met de gemeente. Indien nodig kan de gemeente contact met hen opnemen. Bij een herindicatie vraagt de gemeente om een gezinsplan van de zorgaanbieder. Naar aanleiding hiervan kan de medewerker contact opnemen met de jeugdige en zijn ouders.
Als de jeugdige en of zijn ouders gedwongen hulpverlening krijgen kunnen zij zich rechtstreeks aanmelden bij de zorgaanbieder. Hiervoor hoeven zij geen contact te hebben met de gemeente. Er is contact tussen de gecertificeerde instelling of jeugdreclassering en de gemeente over de afhandeling van de hulp.
Zoals omschreven in de verordening zijn er verschillende soorten hulp mogelijk wanneer er een hulpvraag gesteld wordt. Als er een algemene voorziening beschikbaar is hoeft er geen hulp-op-maat verstrekt te worden. Er moet altijd op individueel niveau onderzocht worden of de inwoner met de algemene voorziening voldoende resultaat kan behalen.
De gemeente verstrekt alleen de goedkoopst compenserende hulp-op-maat (maatwerkvoorziening). Het woord ‘compenserende’ wil zeggen dat het moet gaan om hulp die volgens objectieve maatstaven verantwoord, toereikend en nodig is. Dit houdt in dat de voorziening van voldoende kwaliteit moet zijn en dat de voorziening passend moet zijn voor de inwoner. De hulp moet de beperkingen van de inwoner voldoende oplossen. Ook moet de hulp nodig zijn. Alleen het wenselijk zijn van hulp of het veel baat hebben bij hulp is niet voldoende. De gemeente bepaalt (eventueel met behulp van een medisch advies) welke hulp er in een bepaalde situatie compenserend (en dus ook nodig) is. De gemeente gaat bij de verstrekking van hulp uit van de goedkoopste, compenserend hulp-op-maat. Hierbij kan ook gekeken worden naar de kosten van de hulp op de langere termijn.
De gemeente verstrekt alleen hulp-op-maat om de beperkingen van een inwoner te verminderen of weg te nemen als het niet al te voorzien was dat de hulp verstrekt moest gaan worden. Deze voorzienbaarheid heeft vooral betrekking op de beperkingen van een inwoner. Als iemand met een beperking waardoor hij geen trappen kan lopen bijvoorbeeld verhuist naar een huis met veel trappen, dan verstrekt de gemeente geen voorziening om deze beperking te verminderen. De inwoner heeft in dat geval namelijk een eigen verantwoordelijkheid om in een voor hem toegankelijke woning te gaan wonen. De inwoner moet rekening houden met zijn beperkingen of met de ontwikkeling van zijn al aanwezige beperkingen.
De gemeente vraagt zorgaanbieders om te voorkomen dat zij een wachtlijst hebben. Er kunnen zich 2 situaties voordoen waarbij er sprake is van een wachtlijst:
Voor huishoudelijke hulp en beschermd wonen geldt dat wanneer de gemeente een besluit genomen heeft dat de inwoner hulp-op-maat krijgt. Wanneer er sprake is van een wachtlijst bij de zorgaanbieders ontvangen inwoners een deel 1 beschikking. Hiermee houdt de inwoner recht op hulp-op-maat, ook al verzilvert hij zijn indicatie niet. Wanneer een zorgaanbieder plek heeft wordt de inwoner hierover geïnformeerd en kan de hulp starten. De inwoner ontvangt een ‘deel 2 beschikking’ waarmee hij zijn hulp-op-maat verzilvert.
Daarnaast vervalt het recht als de inwoner zich onvoldoende inzet. Daarvan is in elk geval sprake als:
De inwoner 3 keer niet op zijn afspraak met zijn hulpverlener is verschenen en hij dit niet uiterlijk 24 uur van tevoren heeft laten weten. Het is belangrijk dat de inwoner de afspraken met de hulpverlener nakomt. Die meldt het namelijk bij de gemeente als de inwoner 3 keer niet bent komen opdagen, zonder zich op tijd (uiterlijk 24 uur van tevoren) af te melden. Als de inwoner 3 keer zonder tijdige afzegging niet op de afspraak is verschenen, gaat de gemeente met de inwoner in gesprek.
Hulp in Dalfsen wordt resultaatgericht ingezet. Aan het traject van de aanbieder van hulp-op-maat is een bedrag gekoppeld, waarmee de afgesproken resultaten moeten worden bereikt. Anders gezegd: als de inwoner de afspraken niet nakomt, heeft de aanbieder hier financieel nadeel van. Daarom geldt dat de inwoner afspraken ten minste 24 uur van tevoren moet afzeggen. Zegt de inwoner de afspraak te laat af of komt hij niet op de afspraak en heeft hij dit ook niet (op tijd) laten weten, dan mag de aanbieder de kosten van deze afspraak bij de inwoner in rekening brengen.
Wanneer een inwoner een verlenging van een lopende indicatie aanvraagt dan wordt dit gezien als een nieuwe aanvraag. Hiervoor kan een meldingsformulier worden ingevuld, beschikbaar op de website van de gemeente Dalfsen. Deze kan zowel worden ingevuld door de inwoner als door een zorgaanbieder. In beide gevallen moet het formulier ondertekend worden door de inwoner, in het geval van een jeugdige vanaf 12 jaar ook door de jeugdige zelf. Deze vragen zijn bedoeld als een vorm van evaluatie op de ingezette hulp. Mede op basis hiervan kan bepaald worden of voortzetting van de huidige hulp passend is.
2.2 De jeugdwet en de Wmo 2015 ten opzichte van andere wetten en regelingen
2.2.1 Voor- en vroegschoolse educatie
De gemeente biedt geen hulp-op-maat in de vorm van voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is geen jeugdhulp, maar een onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid van de gemeente Dalfsen. De peuteropvang voert de voorschoolse educatie uit. Het primair onderwijs is verantwoordelijk voor het vroegschoolse gedeelte (aan 4- en 5-jarigen). De jeugdarts beoordeeld of VVE goed is voor de jeugdige.
Als kinderen opgroei-, opvoedings- en/of psychische problemen en stoornissen hebben kan daarvoor noodzakelijke hulp tijdens de opvang echter wel op grond van de Jeugdwet geboden worden. De gemeente beoordeelt of inzet van aanvullende hulp tijdens de opvang in een individuele situatie noodzakelijk is in verband met opgroei-, opvoedings- op- voedings- en psychische problemen en/of stoornissen van de jeugdige.
2.2.3 Afbakening tussen de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015)
Begeleiding en dagbesteding is zowel een voorziening in de Jeugdwet als in de Wmo 2015. De jeugdige onder 18 jaar komt in aanmerking voor deze hulp op grond van de Jeugdwet; is hij 18 jaar of ouder dan komt hij in principe in aanmerking voor deze hulp op grond van de Wet maatschappelijke hulp. Er is dan een eigen bijdrage verschuldigd.
2.2.4 Afbakening tussen de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015)
Als een inwoner onder de pensioengerechtigde leeftijd zich meldt voor dagbesteding of (groeps)begeleiding, kan van belang zijn of hij arbeidsvermogen heeft als de hulpvraag van inwoner gaat over het hebben van een zinvolle dag invulling of het ontmoeten van andere mensen. Vanuit de Wmo 2015 kan (arbeidsmatige) dagbesteding ingezet worden als een inwoner (nog) niet kan werken. De inwoner moet dan beperkingen in de zelfredzaamheid en/of participatie ervaren, waarvoor dagbesteding of begeleiding een oplossing biedt. Dagbesteding kan soms een opstap zijn naar normaal werk. Het begeleiden bij werk is geen doel waarvoor een Wmo 2015 voorziening verstrekt wordt. Als een inwoner betaald kan werken of gebruik kan maken van hulp uit bijvoorbeeld de Participatiewet, wordt een Wmo 2015 voorziening daarop afgestemd (artikel 2.3.5. lid 5 Wmo 2015). Er zijn drie situaties van inwoners te onderscheiden namelijk:
Inwoners zonder arbeidsvermogen. Er is geen arbeidsvermogen als iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Een inwoner zonder arbeidsvermogen heeft geen recht op hulp gericht op arbeidsinschakeling vanuit de Participatiewet. Er kan Wmo 2015 dagbesteding ingezet, als dit noodzakelijk is voor de zelfredzaamheid en/of participatie van de inwoner.
Inwoners die tijdelijk geen arbeidsvermogen hebben. Als een inwoner tijdelijk geen arbeidsvermogen heeft, zal er vaak geen noodzaak voor dagbesteding zijn. Bijvoorbeeld omdat het om een kortdurende situatie gaat of inwoner bezig is met re-integreren. Heeft inwoner in deze situatie wel een hulpvraag die valt onder de Wmo 2015? Dan kan onderzocht worden welke mogelijkheden er vanuit de Participatiewet of het UWV zijn. Dit is verschillend voor inwoners met of zonder arbeidsovereenkomst.
Als de jeugdige een ontheffing heeft van de leerplicht en daardoor niet naar school gaat, betekent het niet dat hij dan automatisch jeugdhulp krijgt. Er wordt alleen jeugdhulp ingezet voor het behalen van de doelen uit de jeugdwet. Als de jeugdige of zijn ouders zich met een hulpvraag bij de gemeente melden, onderzoekt de gemeente deze. Daarbij volgt de gemeente de gebruikelijke werkwijze. Deze is beschreven in de verordening en in deze beleidsregels. Uit dat onderzoek zal blijken of de jeugdige jeugdhulp nodig heeft tijdens een ontheffing van de leerplicht.
2.2.7 Hulp die valt onder de Wet langdurige zorg
Als uit het onderzoek blijkt dat de inwoner vermoedelijk in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie, dan doet de inwoner eerst een Wlz-aanvraag. Pas wanneer er een afwijzing komt vanuit de Wlz, dan komt de inwoner in aanmerking voor hulp-op-maat. Daarna neemt de gemeente een verzoek voor hulp-op-maat in behandeling. Wanneer een inwoner al hulp-op-maat had vanuit de gemeente kan ter overbrugging tijdens de Wlz aanvraag hulp-op-maat ingezet worden voor maximaal 6 maanden tijdens de onderzoeksperiode van het CIZ.
In bepaalde situaties kan Wlz-zorg naast een individuele voorziening bestaan. Indien de inwoner een hulpvraag heeft die niet onder de Wlz-zorg valt, kan hij een melding/aanvraag indienen. De melding/aanvraag wordt in behandeling genomen en onderzocht conform de stappen van de CRvB zoals omschreven in artikel 2.2.3 van de verordening.
Hulpmiddelen en woningaanpassingen vallen onder de Wmo 2015 als het gaat om Wlz-gerechtigden die thuis wonen. Onder "thuis wonen" als bedoeld in artikel 8.6a onderdeel a Wmo 2015 2015 kan worden verstaan Wlz-gerechtigden die de hulp geleverd krijgen in de vorm van een pgb, modulair pakket thuis (mpt) of volledig pakket thuis (vpt). Het gaat hierbij dus ook om bijvoorbeeld inwoners met een Wlz-indicatie die in een particulier wooninitiatief wonen. Als er sprake is van een wooninitiatief dan maakt gemeente afspraken met dit initiatief voor het leveren van collectieve hulpmiddelen.
2.3.2 Gebruikelijke hulp Wmo 2015
Het hangt van de sociale relatie af welke hulp mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer hulp mensen elkaar horen te geven. Als het gebruikelijk is dat mensen in een bepaalde relatie elkaar hulp bieden, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot de aanspraak op hulp-op-maat.
2.3.6 Algemeen gebruikelijk, Wmo 2015
Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze (ECLI:NL:CRVB:2019:3535, Centrale Raad van Beroep, 18/3544 WMO15):
Hoofdstuk 4. Gezond en veilig opgroeien
In hoofdstuk 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsenzijn bepalingen opgenomen over wanneer jeugdigen en hun ouders beroep kunnen doen op de gemeente Dalfsen in het kader van de jeugdwet. Deze regels worden in dit hoofdstuk nader toegelicht. In dit hoofdstuk wordt beschreven wanneer de gemeente geen jeugdhulp bieden, wanneer we dat alleen in uitzonderlijke gevallen doen en tot slot beschrijven we hoe de jeugdhulp is ingericht voor jeugdigen van 16 jaar en ouder.
4.1. Wanneer biedt de gemeente geen jeugdhulp?
De gemeente biedt alleen een jeugdhulp als dat noodzakelijk voor is voor de jeugdige om gezond en veilig op te groeien, te kunnen groeien naar zelfstandigheid, zich voldoende te kunnen redden en mee te kunnen doen in de maatschappij. Dat betekent ook dat er allerlei vormen van hulp bestaan die goed en zinvol kunnen zijn, maar waarbij de gemeente geen jeugdhulp biedt. Regionaal hebben de gemeenten een lijst opgesteld met vormen van hulp die niet als specialistische jeugdhulp ingekocht zijn. Deze lijst staat in het regionaal toegangsprotocol van de GGD IJsselland (team RSJ) en deze geldt ook voor de gemeente Dalfsen. Dit betekent dat we voor de vormen van hulp die op de lijst genoemd staan geen jeugdhulp bieden. Het regionaal toegangsprotocol van de GGD IJsselland (team RSJ) is onder deze naam te vinden op internet.
De gemeente biedt in ieder geval geen jeugdhulp op basis van de jeugdwet als het gaat om:
4.1.1 Hulp die niet is gericht op het aanpakken van het belangrijkste probleem
Naast de gemeente mogen ook de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts naar jeugdhulp verwijzen. De gemeente wil zorgen dat de hulp die de jeugdige en zijn ouders krijgen, zich richt op verbetering van het belangrijkste probleem. Als er meerdere vormen van hulp worden geboden, vindt de gemeente het belangrijk dat er samenhang is tussen die hulp. Daarom onderzoekt de gemeente, ook bij een verwijzing van de huisarts, de medisch specialist of de jeugdarts, altijd welke hulp er al in een gezin wordt ingezet. Vervolgens onderzoekt de gemeente of het noodzakelijk is dat de hulp wordt ingezet.
Het uitgangspunt is dat een behandeling effect heeft wanneer er voldoende stabiliteit in een gezin is. Als de jeugdige en zijn ouders om een behandeling vraagt en de gemeente vindt dat dit niet kan worden ingezet, kijkt de gemeente samen met het gezin wat er nodig is om de situatie toch te verbeteren. Ook onderzoekt de gemeente dan wat er nodig is om de situatie te stabiliseren zodat de noodzakelijke behandeling alsnog kan worden ingezet.
4.1.2 Hulp die niet evidence-based is
De gemeente biedt geen jeugdhulp voor hulp waarvan de werking uit medisch-wetenschappelijk onderzoek onvoldoende is gebleken. Dat betekent dat de gemeente de hulp niet inzet als er onvoldoende medisch-wetenschappelijk bewijs is dat het kan bijdragen aan het verbeteren van de situatie. Een voorbeeld hiervan zijn dier-geleide-interventies. Voorbeelden zijn: therapie met dieren, begeleiding met dieren en begeleiding bij het verzorgen van dieren.
4.1.5 Zwemles en andere sporten
4.2 Jeugdhulp die alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk is
Er zijn een paar situaties waarin slechts in uitzonderlijke gevallen door de gemeente jeugdhulp wordt ingezet. De uitzondering wordt telkens in het artikel genoemd. De situaties waar het om gaat zijn:
De gemeente biedt alleen diagnostiek als dit onderdeel is van een bredere jeugdhulpinzet. Denk hierbij aan behandeling en/of behandeladviezen. Diagnostiek houdt in dat er een beeld wordt gevormd van het probleem, de oorzaak en indien mogelijk een oplossing. Als de jeugdige of zijn ouders een diagnose zonder bredere jeugdhulpinzet moeten ze deze kosten zelf betalen.
De gemeente biedt alleen een second opinion als nieuw diagnostisch onderzoek noodzakelijk is. Bij een second opinion wordt een tweede (onafhankelijke) deskundige om een diagnose gevraagd. Dit wordt gedaan wanneer er twijfel bestaat over de uitslag van een eerste onderzoek. Vragen de jeugdige of zijn ouders een second opinion bij de gemeente aan, dan zal er eerst bekeken worden in hoeverre dit gegrond is. De gemeente heeft het rapport van het eerste onderzoek daarbij nodig.
4.2.4 Hulp binnen de school, tijdens onderwijstijd
De gemeente gaat ervan uit dat het samenwerkingsverband de kennis in huis heeft om de leerkrachten te ondersteunen. De gemeente is verantwoordelijk voor de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Extra hulp bij de ADL-activiteiten van een jeugdige betreft jeugdhulp. Indien nodig overlegt de school met de ouders en de medewerker van de gemeente of de inzet van jeugdhulp noodzakelijk is. Voor dit overleg is geen vergoeding mogelijk.
Er zijn verschillende manieren en algemene voorzieningen om jeugdige die op school zitten te ondersteunen, zoals het maatschappelijke werk en de jeugdgezondheidszorg. De jeugdverpleegkundige is bekend met de algemene voorzieningen in de gemeente Dalfsen en adviseert welke hulp helpend is bij de vragen en zorgen rondom het kind.
Jeugdhulp binnen de school, tijdens onderwijstijd, wordt ingezet vanuit passend onderwijs en niet door de gemeente. De gemeente vergoedt geen hulp gericht op het volgen van onderwijs en het verder helpen van een leerling in zijn onderwijsontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn:
Als de jeugdige en zijn ouders toch vinden dat jeugdhulp moet worden ingezet binnen de school, tijdens onderwijstijd, dan moet de hulpvraag op school bekend zijn en besproken binnen de hulpstructuur op school. Als hieruit geen passende hulp geboden kan worden kan er een aanvraag gedaan worden bij de gemeente. Bij de aanvraag wil de gemeente graag d verslagen van de besprekingen op school en het handelingsplan van de school ontvangen. Bovenstaande staat ook op de ‘routekaart van kinderopvang en onderwijs naar jeugdhulp in de gemeente Dalfsen’.
Lukt het de jeugdige en zijn ouders niet, eventueel met hulp van mensen uit hun omgeving om vervoer naar de jeugdhulpverlener te zorgen? Dan kan er alleen een aanvraag gedaan worden voor een vervoersvoorziening als:
de ouder(s) en de mensen uit hun omgeving vanwege beperkingen in hun mogelijkheden, draagkracht en/of belastbaarheid de jeugdige niet kunnen helpen met het reizen naar en van de plek waar de jeugdige jeugdhulp krijgt. Bij het beantwoorden van deze vraag onderzoekt de gemeente of:
Alles wat te maken heeft met de echtscheiding van ouders valt niet onder jeugdhulp. Soms is het zo dat een scheiding of de ruzie en spanningen tot problemen bij een jeugdige leiden, zoals een trauma of hechtings- en opvoedproblemen. De jeugdige en zijn ouders kunnen dan contact met de gemeente opnemen. Ook als de jeugdige problemen heeft door de echtscheiding, is het zo dat eerst de ruzies en spanningen opgelost moeten worden. De inzet van jeugdhulp heeft namelijk vaak geen effect als de oorzaak van de problemen niet wordt weggenomen.
De gemeente werkt samen met de rechtbank Overijssel. Als ouders een echtscheidingsprocedure hebben bij de rechtbank, dan kan deze besluiten dat de gemeente jeugdhulp moet bieden. De gemeente maakt dan aan de hand van het besluit van de rechtbank met de jeugdige en zijn ouders afspraken over de hulp. Als de ouders niet meewerken aan die hulp, of als de hulp te weinig effect heeft, stuurt de gemeente een bericht naar de rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming. Zij besluiten dan hoe het verder gaat.
Bij het kiezen voor een jeugdhulpaanbieder houdt de medewerker vanaf 16 jaar er rekening mee dat de hulp mogelijk na de18e verjaardag doorloopt. Als hij of zij verwacht dat de hulp mogelijk daarna overgaat naar de Wmo 2015, wordt eerst gekeken of een gecontracteerde aanbieder voor zowel jeugdhulp als hulp vanuit de Wmo 2015 de jeugdige kan helpen.
4.3.2 Vormen van hulp na 18 jaar
Vanaf de 18e verjaardag valt hulp in de meeste gevallen niet meer onder de Jeugdwet. Er kunnen zich 2 situaties voordoen:
Na de 18e verjaardag is er nog steeds hulp nodig. Dan zal dit in de meeste gevallen onder een andere wet dan de Jeugdwet vallen. Het is in sommige gevallen mogelijk om jeugdhulp te krijgen als een jeugdige 18 is. In onderstaande tabel staat een overzicht dat aangeeft onder welke wetgeving de hulp valt en wanneer het stopt. Wanneer het nog wel onder de jeugdwet valt dan heet dit verlengde jeugdhulp.
De volgende voorzieningen kunnen verleend worden aan jeugdigen die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt:
Verlengde pleegzorg tussen 21 en 23 jaar. Het is mogelijk dat pleegzorg ook nog na de 21e verjaardag nodig is. Het college kan pleegzorg 'verlengen' totdat de jeugdige 23 jaar is. Voorwaarde is dat de jeugdige al pleegzorg ontvangt, de hulpvraag duidelijk is en aangetoond is dat voortzetting noodzakelijk is. De gemeente onderzoekt en bepaalt dit.
De jeugdige maakt samen met de gemeente en de gezinshuisouders maak een plan om te kijken wat er nodig is om zelfstandig te wonen.
Jeugdreclassering tot 23 jaar. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve hulp aan en controle op een jongere. Het belangrijkste doel van jeugdreclassering is te voorkomen dat de jongeren opnieuw strafbare feiten pleegt. Jeugdreclassering kan opgelegd worden door de kinderrechter, het openbaar ministerie, de directeur van een justitieel inrichting of de Raad voor de Kinderbescherming. Als de jeugdige jeugdhulp krijgt vanwege een strafrechtelijke beslissing, dan kan dit doorlopen tot maximaal 23e jaar. De rechter bepaalt dan dat jeugdhulp noodzakelijk is. De jeugdhulp kan dan wel na 18e jaar gestart worden, ook als de jeugdige nog niet eerder jeugdhulp heeft gehad.
In gedwongen kader: Het is de verantwoordelijkheid van de Gecertificeerde Instelling (GI) om voor de jeugdige een soepele overgang van 18- naar 18+ te realiseren. Ruim voor het bereiken van de meerderjarigheid neemt de GI contact op met de jeugdige en zijn ouders, en de gemeente Dalfsen om gezamenlijk afspraken te maken over eventuele noodzakelijke vervolghulp. Deze proactieve benadering zorgt ervoor dat er tijdig passende hulp beschikbaar is, waardoor de continuïteit van hulp gewaarborgd blijft tijdens deze overgangsfase.
Tabel 1: hulp voor een jeugdige die 18 wordt
Hoofdstuk 5. Wonen in een veilige en gezonde omgeving
5.1 Een schone leefbare woning
Inzet van bijvoorbeeld vrijwilligers, mantelzorgers, gebruikelijke hulp of een algemeen gebruikelijke voorzieningen (bijvoorbeeld, een glazenwasser voor het lappen van de buitenkant van de ramen, maaltijdservice, strijkservice, boodschappen bezorgservice, de uitprobeerservice van SAAM (voor bijvoorbeeld het uitproberen van een robotstofzuiger) gaan voor op hulp-op-maat.
Van huisgenoten jonger dan 23 jaar is een leeftijdsgebonden verwachting welke huishoudelijke taken zij kunnen uitvoeren:
Huisgenoot van 18 tot 23 jaar: van een 18 tot 23 jarige wordt verwacht dat hij of zij een éénpersoonshuishouden kan voeren. De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn: schoonhouden van de sanitaire ruimte, keuken en een kamer; de was doen; boodschappen doen; maaltijd verzorgen; afwassen en opruimen; eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.
Gemeente Dalfsen werkt met ‘het resultaat schoon en leefbaar huis’. Dit is gebaseerd op de inzet van hulp op het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning 2025, van het bureau HHM, zie afbeelding 1 hieronder. Een schoon en leefbaar huis houdt in dat het huis normaal bewoond en gebruikt kan worden.
Samen met de medewerker wordt er gekeken welke onderdelen in de situatie van de inwoner van toepassing zijn. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt wat een hulp oppakt en wat de inwoner en het netwerk kunnen doen. De focus van de medewerker is: “Wat kan iemand zelf nog (leren/regelen), evt. met behulp van zijn/haar omgeving. De mindset is niet welke hulp-op-maat is nodig, maar hoe de inwoner geholpen kan worden om zelf of met behulp van het netwerk het huishouden te doen. Vanuit de toegang wordt gekeken naar:
De focus van de hulp is flexibiliteit: de zorgaanbieder spreekt met de inwoner af wat er nodig is om het huis schoon en leefbaar te houden, en spreekt niet meer standaard af dat een huishoudelijke hulp elke week langskomt. Er is ruimte voor flexibiliteit, bijvoorbeeld 1 x per 2 weken of de ene week alleen het sanitair en de week er na de hele woning.
Van inwoner mag verwacht worden dat medewerking verleend wordt aan een zo efficiënt mogelijke invulling van de hulp. Dit betekent dat van de inwoner mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en de planning van huishoudelijke werkzaamheden en de aanschaf van strijkvrije kleding.
Afbeelding 1. Normenkader huishoudelijke ondersteuning 2025, HHM
5.1.1 Basis schoonmaak, Module 1
De basis van huishoudelijke hulp bevat alle schoonmaakwerkzaamheden die in het huis worden gedaan. Er wordt samen met de medewerker gekeken naar welke onderdelen van de basis schoon en leefbaar van toepassing zijn in de situatie van de inwoner. Het besluit of en wat voor huishoudelijke hulp iemand nodig heeft, kan voor elke inwoner anders zijn.
In het normenkader is, naast de directe tijd ook indirecte tijd opgenomen. Dit is tijd die nodig is voor binnenkomen, afspraken maken, het koffiemomentje en bijvoorbeeld het pakken en opruimen van schoonmaakmiddelen. Deze indirecte tijd is even noodzakelijk als de directe tijd om de beoogde resultaten te behalen.
In het normenkader zijn tijden opgenomen die bij elkaar een totaaltijd opleveren. Een totaaltijd is voldoende om de noodzakelijke activiteiten door een professional uit te laten voeren. Dit zijn geen instructietijden voor de uitvoering van specifieke activiteiten. Iedere situatie heeft een eigen verdeling van de totaaltijd over verschillende activiteiten. De inwoner maakt zelf met de hulp afspraken over hoe de werkzaamheden worden gedaan. Daarbij staat de totaaltijd vast. Persoonlijke voorkeuren van de inwoner leiden niet tot het extra inzetten van tijd.
Wanneer de hulp een grotere rol heeft in de regie/organisatie rondom het huishouden, dan kan daar extra tijd voor worden toegewezen. Er is in dit geval bij inwoner sprake van een gebrek aan eigen regie. Het gaat hierbij om de volgende activiteiten in het kader van organisatie van het huishouden:
Zorg voor voeding (voorbereiden, serveren, afwassen, opruimen, aanreiken van de maaltijd). Wanneer een inwoner zelf geen maaltijden kan klaarmaken, dan kan hij hulp krijgen om daarbij geholpen te worden. Dit kan allen wanneer inwoner geen gebruik kan maken van bijvoorbeeld een eigen netwerk, kant- en-klaar maaltijden, voorliggende maaltijdvoorzieningen (bijv. eetcafés) of hulp via de thuiszorg. De taken bij deze hulp zijn broodmaaltijd bereiden, warme maaltijd opwarmen, maaltijd en benodigdheden klaarzetten, afruimen en afwassen of in- en uitpakken van de vaatwasser. Het doen van boodschappen en het koken van de warme maaltijd valt niet onder werkzaamheden van de hulp.
Kinderen verzorgen. hierbij bedoelt de gemeente, dat er vanuit de huishoudelijke hulp, hulp geboden wordt in situaties waarbij minderjarige kinderen doorgaans onder de 4 jaar betrokken zijn. En ouders tijdelijk fysiek niet in staat zijn de hulp te bieden. Handelingen zijn bijv. ondersteunen of overnemen van de ouder bij; het in bad doen, het tillen/verplaatsen en verschonen, naar bed brengen, eten geven, verzorgen van jonge kinderen. Naast de directe in nabijheid zijn van de kinderen, kunnen er ook wat huishoudelijk taken gedaan worden. Samen met de medewerker wordt er een lijst met activiteiten bepaald en gekeken naar hoeveel tijd daarvoor nodig is. Dit is in elke situatie maatwerk. Het betreft hier een uren indicatie. Uitgangspunt is een maximale duur tot 8 weken en een maximum van 40 uur per week, geen weekenden. Er worden tussen ouder en zorgaanbieder afspraken gemaakt over de aanwezigheid van ouder bij de inzet van kindzorg. Gemeente gaat hierbij uit van het actuele Kindzorg CIZ Wmo richtlijn indicatieadvisering voor hulp bij het huishouden 2006.
Regie wordt ingezet als iemand niet zelf kan plannen en organiseren van huishoudelijke taken. Naast het overnemen van huishoudelijke taken, heeft de hulp ook een aansturende rol. De hulp moet extra opletten op ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij de inwoner. Ondersteuning kan ook bestaan uit het helpen behouden, verkrijgen of terugkrijgen van structuur in het huishouden.
Het doel van regie over het huishouden is niet alleen een schoon huis, maar ook hulp bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van regie kan nodig zijn als de inwoner niet meer zelfstandig beslissingen kan nemen, bijvoorbeeld bij een terminale situatie of dreigende dementie. Dit kan leiden tot vervuiling van woning of kleding, verwaarlozing van eten en drinken en zichzelf of huisgenoten, waardoor functioneren in huis en buitenshuis niet meer lukt.
De hulp moet de inwoner zoveel mogelijk betrekken bij het maken van keuzes, rekening houdend met de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en leervermogen van de inwoner. Bij een deel van deze groep is er geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden, maar eerder van afnemende zelfredzaamheid. Het bewaken of het nog verantwoord is dat de inwoner zelfstandig woont, is daarom onderdeel van deze module. De vaststelling van deze module gebeurt individueel en wordt afgestemd op de persoonlijke situatie.
5.1.4 Extra inzet i.v.m. (medische) beperkingen
Er kan 30 of 60 minuten extra tijd worden toegekend. Er wordt per situatie bekeken hoeveel extra tijd er nodig is. Een richtlijn is dat er 30 minuten extra wordt ingezet als er extra goed moet worden schoongemaakt. 60 minuten kan worden toegekend als er extra goed moet worden schoongemaakt, waardoor de hulp een extra keer in de week moet langskomen.
De standaard situatie gaat uit van een huishouden van 1 à 2 personen. Wanneer er extra personen in het huishouden zijn, hoeft dit niet automatisch te betekenen dat er extra inzet van hulp nodig is. Deze extra personen kunnen wellicht zelf een deel van het huishouden doen, zie de beschrijving van gebruikelijke hulp in hoofdstuk 2.3. Alleen wanneer deze extra personen in het huishouden niet zelf de hulp kunnen leveren, dan kan er extra inzet worden toegewezen.
In het normenkader wordt er een onderscheid gemaakt tussen een extra kamer ‘in gebruik’ en ‘niet in gebruik’. Met in gebruik wordt een kamer die dagelijks gebruikt bedoeld en essentieel (belangrijk) is voor het dagelijks leven. Bijvoorbeeld: een echtpaar slaapt vanwege medische of persoonlijke redenen in twee slaapkamers. Het hangt volgens het Normenkader HHM van het soort kamer af hoeveel hulp dan nodig is.
De inrichting, staat en omvang van het huis worden meegenomen in de beslissing van de medewerker. Dit betekent niet dat, wanneer deze afwijkt van het gemiddelde huishouden, er automatisch meer inzet wordt toegewezen. Er wordt altijd gekeken naar de eigen mogelijkheden. Een voorbeeld is een woning met een zeer volle inrichting van beeldjes en/of fotolijstjes. In dit geval kan van de inwoner gevraagd worden om rekening te houden met de inrichting van het huis of dat inwoner of zijn netwerk deze extra taak zelf oppakt. Er wordt in het algemeen geen extra tijd toegekend wanneer er huisdieren aanwezig zijn. Dit valt onder basisactiviteiten. Er kan een uitzondering worden gemaakt wanneer er sprake is van bijzondere hoeveelheid extra vervuiling. Werkzaamheden buiten het huis zoals de tuin en de buitenkant van de ramen, zijn uitgesloten van huishoudelijke hulp. Hiervoor zijn algemene voorzieningen aanwezig.
Hoofdstuk 6. De vorm van de hulp
In hoofdstuk 6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen wordt uitgelegd in welke vormen de gemeente hulp kan bieden. In dit hoofdstuk staan de aanvullende regels over zorg in natura (ZIN), persoonsgebonden budget (pgb) en de financiële tegemoetkoming.
De gemeente kan hulp-op-maat verstrekken als zorg in natura (ZIN). Dat betekent dat de inwoner de voorziening geleverd krijgt waarvoor de noodzaak is vastgesteld. De gemeente heeft in dat geval een contract afgesloten met een leverancier/aanbieder die de voorziening levert. Een voorziening die verstrekt wordt in ZIN wordt meestal verstrekt:
Bij hulp-op-maat in natura wordt er tussen de inwoner en de leverancier vaak een overeenkomst gesloten met betrekking tot onderhoud en reparatie van het hulpmiddel.
Het kan ook zijn dat hulp-op-maat in de vorm van een pgb wordt ingezet. In dat geval is er een budgetbeheerder die zorgt dat de aanbieder betaald wordt. Andere belangrijke taken van de budgetbeheerder zijn: contracten afsluiten, de gemeente op de hoogte houden van de voortgang van de hulp, zorgen dat de hulp van goede kwaliteit is, de administratie bijhouden en zorgen voor evaluatie- en eindverslagen.
6.2.1 Gesprek en beoordeling pgb-vaardigheid
Als een inwoner graag hulp in de vorm van een pgb wil ontvangen in plaats van in de vorm van ZIN, dan kan de inwoner dit bijvoorbeeld aangegeven tijdens het (keukentafel)gesprek. De medewerker van de gemeente zal mogelijk een vervolgafspraak inplannen voor een ‘bewust keuze gesprek’. In dit gesprek wordt ingegaan op de voorwaarden waaraan een inwoner moet voldoen om in aanmerking te komen voor een pgb.
In het ‘bewuste keuze gesprek’ zal onder andere stil worden gestaan bij de vragenlijst pgb die te vinden is op www.samendoenindalfsen.nl. Deze vragenlijst kan worden gebruikt als richtlijn om helderheid te krijgen over de motivatie van de inwoner en de vraag of een pgb passend is. Een inwoner moet voldoende in staat zijn om de taken die verbonden zijn aan het pgb op een verantwoorde manier uit te voeren.
6.2.2 Pgb door iemand uit het sociaal netwerk
Als de gemeente vaststelt dat hulp-op-maat noodzakelijk is, kan iemand uit de omgeving van de inwoner deze hulp eventueel bieden. Aan de hand van de regels in de wet, de verordening en deze nadere regels onderzoekt de gemeente of deze persoon vanuit een pgb betaald kan worden:
6.2.3 Pgb voor aanschaf hulpmiddel of woningaanpassing.
Het is hulp-op-maat die éénmalig wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
De aanschafkosten worden vastgesteld op basis van de kostprijs van de goedkoopst compenserende individuele voorziening in natura. Als dat een tweedehands voorziening is, dan kan de gemeente de hoogte daar op baseren. Regel is wel dat de inwoner met dit bedrag dan ook daadwerkelijk de voorziening kan aanschaffen bij een aanbieder.
Na het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel wordt het bedrag rechtstreeks overgemaakt aan de inwoner. Na vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing wordt het bedrag rechtstreeks overgemaakt aan de leverancier die het product heeft geleverd/geïnstalleerd, zoals beschreven in 5.4.6
6.2.4 Budgetperiode hulpmiddel of woningaanpassing
Het pgb is ieder geval toereikend voor een periode die overeenkomt met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het pgb te verkrijgen hulp-op-maat ofwel een voorziening. Is er een pgb voor een hulpmiddel verstrekt dan wordt de budgethouder geacht gedurende deze periode gebruik te kunnen maken van de voorziening.
is de budgetperiode verstreken maar voldoet het hulpmiddel nog, dan ontstaat er niet automatisch het recht op een nieuw of gebruikt hulpmiddel. Zolang het verstrekte hulpmiddel of het via een pgb aangeschafte hulpmiddel technisch nog voldoet, bestaat geen recht op vervanging van het hulpmiddel, tenzij het middel geen compenserende voorziening meer is. Na de afschrijvingstermijn kunnen onderhoudskosten worden vergoed als de voorziening technisch is gekeurd en is goedgekeurd. Kosten voor deze technische keuring komen voor rekening van de inwoner. Pas als het hulpmiddel niet meer passend is, deze kapot is, of een reparatie zo duur is dat een nieuw hulpmiddel uiteindelijk goedkoper is zal er opnieuw onderzoek gedaan worden.
6.2.5 Afschrijvingstermijnen hulpmiddel of woningaanpassing
Voor hulp-op-maat in de vorm van voorzieningen gelden de volgende afschrijvingstermijnen:
Wanneer een inwoner een pgb toegewezen krijgt, is de inwoner een budgethouder. Het pgb moet ook beheerd worden. Dit doet de budgetbeheerder. Inwoner kan zelf de budgetbeheerder zijn of vragen om iemand dit voor hem te laten doen.
Indien de tarieven voor een pgb veranderen:
dan wordt een indicatie met een nieuw tarief afgegeven wanneer de indicatie afloopt, en deze moet worden verlengd. Wanneer tarieven lager worden dan is er wel een redelijke overgangstermijn van drie maanden nodig. Als ruim voor het aflopen van de indicatie een aankondiging van de tariefswijziging is verzonden aan de inwoner, dan geldt de overgangstermijn niet;
6.3 Financiële tegemoetkoming Wmo 2015
Hulp-op-maat bestaat naast Zorg in Natura ook in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Inwoner ontvangt dan hulp in de vorm van een geldbedrag. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming voor de kosten die de inwoner maakt om de aangewezen voorziening aan te schaffen of hulp te regelen. Een voorbeeld is de aanschaf van een sportrolstoel (zoals ook beschreven staat in 3.4.3) en de auto-aanpassing (zoals ook beschreven staat in 3.5.5 ).
Is er sprake van een hulpmiddel dat is afgeschreven dan ontstaat er niet automatisch het recht op een nieuw of gebruikt hulpmiddel. Zolang het verstrekte hulpmiddel of het via de financiële tegemoetkoming aangeschafte hulpmiddel technisch nog voldoet, bestaat geen recht op vervanging van het hulpmiddel, tenzij het middel geen compenserende voorziening meer is. Een eventuele aanvraag voor een betreffende hulp-op-maat en dus ook de financiële tegemoetkoming wordt dan ook afgewezen.
6.3.1 Kenmerken van een financiële tegemoetkoming
Kenmerken van een financiële tegemoetkoming zijn:
wanneer inwoner een financiële tegemoetkoming ontvangt, hoeft inwoner meestal geen eigen bijdrage te betalen voor de specifieke voorziening. Het geld moet wel worden terugbetaald als in de wet, in de verordening, in deze beleidsregels of het toekenningsbesluit anders is bepaald en dit aansluit bij de persoonlijke situatie van de inwoner;
Hoofdstuk 7. Terugvordering, toezichthouder, overgangsrecht en hardheidsclausule
In het geval van Wmo 2015-hulp kan de gemeente in sommige situaties de (geldswaarde van de) voorziening terugvorderen (zie ook 7.2.2 Terugvordering voorziening, Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dalfsen). In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het bedrag van de terugvordering wordt berekend. Daarnaast is in dit hoofdstuk meer informatie te vinden over de inzet van toezichthouders, het overgangsrecht en de toepassing van de hardheidsclausule.
7.1 Terugvordering van de voorziening
Nadat de gemeente een besluit tot het verstrekken van een hulp-op-maat (maatwerkvoorziening) heeft ingetrokken of heeft herzien, kan de gemeente mogelijk de geldswaarde van de voorziening of het pgb terugvorderen van de inwoner. Na het intrekken of herzien van de hulp-op-maat bestond er immers geen recht of minder recht op de hulp-op-maat.
De gemeente kan de geldswaarde van de verstrekte hulp-op-maat of het pgb terugvorderen van de inwoner als:
Wmo 2015-zorgaanbieders zijn wettelijk verantwoordelijk voor kwalitatief goede en veilige hulp. De toezichthouders kwaliteit Wmo 2015 van GGD IJsselland voeren namens de gemeente Dalfsen onafhankelijk het toezicht uit op de naleving van de kwaliteit van de Wmo 2015 hulp. De toezichthouder stelt jaarlijks een onafhankelijk werkplan op en voert de volgende vormen van toezicht uit, namelijk calamiteitentoezicht, signaalgestuurd toezicht en proactief toezicht.
Inwoners van de gemeente Dalfsen kunnen hun zorgen over de kwaliteit van de geboden Wmo 2015 hulp melden bij de gemeente Dalfsen via de website www.samendoenindalfsen.nl. De toezichthouders Wmo 2015 kunnen, op verzoek van een gemeente, een onderzoek starten. De toezichthouder zal zelfstandig een onafhankelijk oordeel formuleren over de kwaliteit van de geleverde hulp en geeft daarnaast een advies over de mogelijke te nemen maatregelen.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt onafhankelijk toezicht op de kwaliteit van de jeugdhulpverlening, jeugdbescherming en jeugdreclassering. De IGJ onderzoekt of kinderen en jongeren goede hulp krijgen in een veilige omgeving. Ze controleert ook of de jeugdhulpaanbieders zich aan de wet en andere afspraken houden. Inwoners van de gemeente Dalfsen die zich zorgen maken over de kwaliteit van de geleverde hulp aan jeugdigen, kun hiervan een melding maken bij de IGJ.
De sociale recherche regio IJssel-Vechtstreek is door de gemeente Dalfsen aangewezen als toezichthouder rechtmatigheid voor zowel hulp die geboden wordt vanuit de Wmo 2015 als de jeugdwet. Rechtmatigheid wil zeggen dat de toezichthouder controleert of zorgaanbieders en inwoners zich houden aan de geldende regels en besluiten.
Inwoners van de gemeente Dalfsen die zich zorgen maken over het rechtmatig handelen van een zorgaanbieder of inwoner kunnen zich melden bij de gemeente Dalfsen via de website www.samendoenindalfsen.nl. De toezichthouders Wmo 2015 kunnen, op verzoek van een gemeente, een onderzoek starten. De toezichthouder zal zelfstandig een onafhankelijk oordeel formuleren over de kwaliteit van de geleverde hulp en geeft daarnaast een advies over de mogelijke te nemen maatregelen.
Een voorziening die op grond van de ingetrokken beleidsregels is verstrekt, blijft ook na de ingangsdatum van deze beleidsregels doorlopen. Deze voorziening loopt door totdat de einddatum van het toekenningsbesluit is bereikt of totdat de gemeente een nieuw besluit over die voorziening heeft genomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-542226.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.