Vierde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2021

De raad van de gemeente Haarlemmermeer,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer van 7 oktober 2025, kenmerk 12596389;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING 2021

De Algemene Plaatselijke Verordening 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd.

 

  • 1.

    De omschrijving van het begrip gebouw komt te luiden: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet.

B

 

Artikel 2:3 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 96 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 3.

    In het derde lid, onderdeel f, wordt «verloopt» vervangen door «verloop».

C

 

Artikel 2:24 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het eerste lid worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

    • f.

      sportwedstrijden in daarvoor bestemde gebouwen en op daarvoor bestemde terreinen, niet zijnde vechtsportwedstrijden en gala’s als bedoeld in het tweede lid, onder e;

    • g.

      snuffelmarkten in ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet;

  • 2.

    In het tweede lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • e.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden en -gala’s.

D

 

Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot het tweede tot en met vierde lid.

  • 2.

    In de aanhef van het tweede lid (nieuw) wordt «evenement» vervangen door «ééndaags evenement».

  • 3.

    In het tweede lid (nieuw), onderdeel a, vervalt «in de openlucht».

  • 4.

    Het tweede lid (nieuw), onderdeel d, vervalt, onder verlettering van onderdeel e tot en met i tot onderdeel d tot en met h.

  • 5.

    In het tweede lid (nieuw), onderdeel d (nieuw), vervalt «als bedoeld in sub b tussen 07.00 uur en 23.00 uur».

  • 6.

    In het vierde lid (nieuw) vervalt « of B-».

  • 7.

    Na het vierde lid (nieuw) wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

    • 5.

      In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8, tweede lid, kan de vergunning worden geweigerd als:

      • a.

        de aanvraag voor een B-evenement minder dan twaalf weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is;

      • b.

        in de evenementenkalender als bedoeld in het tiende lid een reservering is opgenomen voor een ander evenement.

  • 8.

    Het zesde lid komt te luiden:

    • 6.

      In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8, tweede lid, kan de vergunning worden geweigerd als:

      • a.

        de aanvraag voor een C-evenement minder dan zestien weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is;

      • b.

        in de evenementenkalender als bedoeld in het tiende lid een reservering is opgenomen voor een ander evenement.

  • 9.

    In het zevende lid wordt «vijfde en» vervangen door «vierde tot en met het».

  • 10.

    Onder vernummering van het tiende tot het elfde lid wordt na het negende lid een lid toegevoegd, luidende:

    • 10.

      De burgemeester stelt jaarlijks voor 31 december een evenementenkalender vast voor het volgende kalenderjaar. Degene die voornemens is een evenement te organiseren, kan de burgemeester jaarlijks voor 1 september verzoeken om een evenement te plaatsen op de evenementenkalender van het volgende kalenderjaar.

  • 11.

    Na het elfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 12.

      Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van vergunningen voor meerjarige evenementen.

E

 

Na artikel 2:25 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

 

  • Artikel 2:25A Uitzonderingen vergunningplicht

    • 1.

      De burgemeester kan locaties en categorieën van evenementen aanwijzen waarvoor het in artikel 2:25, eerste lid, genoemde verbod niet geldt.

    • 2.

      De organisator van een evenement op een locatie of van een categorie als bedoeld in het eerste lid stelt de burgemeester ten minste twee weken voorafgaand aan het houden daarvan in kennis.

    • 3.

      De burgemeester kan uiterlijk 48 uur voordat een evenement op een locatie of van een categorie als bedoeld in het eerste lid plaatsvindt, besluiten om beperkingen op te leggen of het evenement verbieden als daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

F

 

Artikel 2:28A wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het vierde lid, onderdeel d, wordt «een bedrijfskantine of -restaurant» vervangen door «zijnde een bedrijfskantine of bedrijfsrestaurant».

  • 2.

    Aan het vierde lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • h.

      zijnde een camping met maximaal 25 kampeerplaatsen.

G

 

Artikel 2:29, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

 

  • e.

    speelautomatenhallen mogen van maandag tot en met vrijdag van 07:00 uur tot 02:00 uur geopend zijn en op zaterdag en zondag mogen speelautomatenhallen onbeperkt geopend zijn, maar alleen van 07:00 uur tot 02:00 uur mogen bezoekers worden toegelaten.

H

 

Artikel 2:54 komt te luiden:

 

  • Artikel 2:54 Verbod gebruik openbare plaats als slaapplaats

    • 1.

      Het is verboden een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken of op een openbare plaats een voertuig, vaartuig, woonwagen, tent of andere vorm van beschutting als slaapplaats te gebruiken, daarin te overnachten of daartoe gelegenheid te bieden:

      • a.

        tussen zonsondergang en zonsopgang in door het college aan te wijzen gebieden;

      • b.

        in andere gevallen dan bedoeld onder a voor zover:

        • 1°.

          sprake is van overlast of hinder voor de omgeving;

        • 2°.

          er gevaar is of dreigt voor de omgeving; of

        • 3°.

          het woon- of leefklimaat wordt aangetast.

    • 2.

      Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

    • 3.

      Het verbod geldt niet:

      • a.

        voor vaartuigen en woonboten die een ligplaats innemen waar dit op grond van het omgevingsplan is toegestaan;

      • b.

        voor woonwagens met een woonbestemming;

      • c.

        op een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd;

      • d.

        op kampeerplaatsen die op grond van artikel 6.23 van de Verordening fysiek domein zijn aangewezen.

I

 

Artikel 2:60 komt te luiden:

 

  • Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

    • 1.

      Het is verboden op een door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

      • a.

        aanwezig te hebben;

      • b.

        aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;

      • c.

        aanwezig te hebben in een groter aantal dan in het aanwijzingsbesluit is aangegeven; of

      • d.

        te voeren.

    • 2.

      Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen lid ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.

J

 

In artikel 2:65 vervalt «in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden».

 

K

 

In artikel 2:71 wordt «vuurwerk van de categorie F1, F2 of F3» vervangen door «vuurwerk».

 

L

 

Artikel 2:73A vervalt.

 

M

 

Artikel 2:78 komt te luiden:

 

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende te hoogste zeven dagen in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om ten hoogste twaalf weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3.

    De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de omstandigheden van de betrokkene nodig oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

  • 4.

    Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of tweede lid opgelegd verbod.

  • 5.

    Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing in situaties waarin wordt voorzien door artikel 2:1D.

N

 

Artikel 5:13 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het eerste lid wordt na «verboden» ingevoegd «zonder vergunning van het college».

  • 2.

    Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

    • b.

      door een instelling die is ingedeeld in het door het college vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorschriften plaatsvindt.

  • 3.

    Het vierde lid komt te luiden:

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

  • 4.

    Het vijfde en het zesde lid vervallen.

O

 

Artikel 5:15 wordt als volgt gewijzigd:

 

Onder vernummering van het vijfde tot en met het zevende lid tot het zesde tot en met achtste lid wordt na het vierde lid een nieuw lid toegevoegd, luidende:

 

  • 5.

    Het bepaalde in het derde lid, onder b en c geldt niet voor aanbieders van ideële diensten op het gebied van de volksgezondheid.

ARTIKEL II CITEERTITEL

Dit besluit wordt aangehaald als: Vierde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2021.

ARTIKEL III INWERKINGTREDING

  • 1.

    Dit besluit, met uitzondering van artikel I, onderdeel G, treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

  • 2.

    Artikel I, onderdeel G, treedt in werking op 1 juli 2026.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 november 2025.

De griffier,

J. van der Rhee, B.Ha.

De voorzitter,

M.H.F. Schuurmans-Wijdeven

Artikelsgewijze toelichting  

Artikel I

 

A (artikel 1:1 Definities)

 

Deze technische wijziging houdt verband met het overhevelen van de definitie van ‘gebouw’ in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving naar de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet (artikel II, onderdeel V, Verzamelbesluit Omgevingswet, Stb. 2023, 298, resp. artikel I, onderdeel CW van de Verzamelwet Omgevingswet 2023, Stb. 2023, 376). Inhoudelijk is de definitie niet gewijzigd.

 

B (artikel 2:3 Kennisgeving manifestaties op openbare plaatsen)

 

Lid 1

In de Wet openbare manifestaties (Wom) wordt onderscheid gemaakt tussen ‘samenkomsten tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging’ en ‘vergaderingen en betogingen’. Artikel 3, eerste lid, van de Wom bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt met betrekking tot de gevallen waarin voor samenkomsten tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging op openbare plaatsen een voorafgaande kennisgeving is vereist. Een soortgelijke bepaling voor ‘betogingen en vergaderingen’ is opgenomen in artikel 4, eerste lid, van de Wom.

 

Er gold voorheen alleen een kennisgevingsplicht voor vergaderingen en betogingen. De verordening regelde niets over samenkomsten tot het belijden van godsdienst en levensovertuiging. Dat leidde in de praktijk tot onduidelijkheden, onder meer omdat het onderscheid tussen manifestaties soms lastig te maken is. Denk bijvoorbeeld aan manifestaties met een zeker hybride karakter. De tekst wordt in overeenstemming gebracht met de modelverordening van de VNG. Omdat voorheen meestal al – onverplicht – kennis werd gegeven van deze samenkomsten, zal deze wijziging voor de praktijk geen wezenlijke gevolgen hebben.

 

Lid 2

Dit betreft het herstel van een tekstuele omissie.

 

C (artikel 2:24 Definitie)

 

De uitzonderingen op de evenementenvergunningplicht worden in lijn gebracht met de modelverordening van de VNG. Aan het eerste lid wordt twee onderdelen (f en g) toegevoegd.

 

Lid 1

De uitzonderingen op de evenementenvergunningplicht stonden deels in artikel 2:24, eerste lid, en deels in artikel 2:25, tweede lid. Die zijn nu (deels) samengevoegd in het eerste lid. Daaraan is ten eerste toegevoegd dat sportwedstrijden niet als evenementen worden aangemerkt, tenzij het om een door de burgemeester aangewezen vechtsportevenement gaat. Daarmee wordt gedoeld op zogenaamde ‘full contact’-vechtsportevenementen en -gala’s (zie de toelichting bij het tweede lid, onderdeel e).

 

De uitzondering op de vergunningplicht geldt alleen voor sportwedstrijden in daarvoor bestemde gebouwen en op daarvoor bestemde terreinen, bijvoorbeeld in een sporthal of op een buitenterrein van een sportvereniging. Voor sportwedstrijden in gebouwen die daarvoor niet zijn bestemd, bijvoorbeeld een sportevenement in een kantoorpand of winkelcentrum, of voor een sportevenement op de openbare weg, zoals een hardloopwedstrijd of marathon, is wel een evenementenvergunning vereist. Dat was voorheen ook het geval.

 

Ook een snuffelmarkt – een markt in een voor publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf standplaatsen – valt in principe onder de evenementenvergunningplicht. Snuffelmarkten in ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet, zijn uitgezonderd van de evenementenvergunningplicht (onderdeel h). Dit is inhoudelijk niet gewijzigd.

 

Lid 2

Het tweede lid, onderdeel e, geeft de burgemeester de bevoegdheid om met een aanwijzingsbesluit categorieën full-contact vechtsportevenementen of –gala’s aan te wijzen die als evenementen worden aangemerkt. Wedstrijden of demonstraties van full-contact vechtsporters vinden plaats in openbaar toegankelijke accommodaties en worden ‘evenement’ of ‘gala’ genoemd. De praktijk wijst uit dat er bij vechtsportevenementen of -gala’s bij bepaalde categorieën full-contact vechtsporten, zoals kickboksen, muay thai en mixed martial arts, een verhoogde kans bestaat op ongewenste situaties rond en tijdens het evenement. Het is daarbij niet relevant of een dergelijk evenement wordt georganiseerd in een gebouw dat voor sportwedstrijden is bestemd of niet.

 

Voorheen had de burgemeester niet de bevoegdheid om categorieën vechtsportevenementen of -gala’s aan te wijzen, maar vielen alle vechtsportevenementen of -gala’s onder een evenementenvergunningplicht. Dat leidde in de praktijk tot onwenselijke situaties, omdat voor vechtsportwedstrijden zonder in dit kader noemenswaardige risico’s (judo, sumoworstelen etc.) ook een evenementenvergunningplicht gold.

 

D (Artikel 2:25 Evenementen)

 

Lid 1

Artikel 2:25 is op een aantal onderdelen gewijzigd. Het tweede lid (oud) vervalt deels en is deels verplaatst. Alle uitzonderingen zijn samengevoegd en staan nu in artikel 2:24, eerste lid.

 

De bijzondere uitzonderingen voor evenementen in gebouwen en voor horecabedrijven worden geschrapt, omdat deze bepalingen in de praktijk leidden tot onduidelijkheden en daarmee ongewenste effecten tot gevolg had. Er is nu zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de tekst van de modelverordening van de VNG.

 

De evenementenvergunning staat los van het planologische regime. Het omgevingsplan vormt geen weigeringsgrond voor een evenementenvergunning. Of een evenement plaatsvindt in een gebouw overeenkomstig de bestemming van dat gebouw of niet, is daarom niet relevant in het kader van de evenementenvergunning. Dat betekent dat alle evenementen, voor zover niet expliciet uitgezonderd in de verordening of bij een aanwijzingsbesluit van de burgemeester, zowel in de openlucht als in gebouwen evenementenvergunningplichting zijn.

 

Ook de bijzondere uitzondering voor ‘activiteiten in (horeca)bedrijven die in de uitoefening van het bedrijf gebruikelijk zijn’ vervalt. Voor horecabedrijven geldt dat ‘dansen in een inrichting zoals bedoeld in de Alcoholwet’ uitgezonderd is en blijft, omdat dit in zijn algemeen niet als evenement kan worden gezien (zie artikel 2:24, eerste lid, onderdeel d). Een andere, meer incidenteel plaatsvindende activiteit dan gelegenheid geven tot dansen (bijvoorbeeld een band, een houseparty of kooigevecht) kan wel als evenement worden aangemerkt.

 

Lid 2

Het tweede lid (nieuw) bepaalt wanneer geen vergunning voor een evenement is vereist, maar volstaan kan worden met een melding. De hiervoor geldende bepaling maakte het mogelijk om, mits voldaan werd aan alle eisen, om ook bij een meerdaags evenement te volstaan met een melding. Dat was geen bewuste keuze en leidde in de praktijk tot problemen. Die omissie wordt nu hersteld. Voor meerdaagse evenementen is voortaan een evenementenvergunning vereist.

 

Lid 3

Voorheen gold de meldingsplicht alleen voor (kleine) evenementen in de openlucht. De meldingsplicht gaat ook gelden voor evenementen in gebouwen.

 

Lid 4 en 5

Omdat de meldingsplicht alleen geldt voor evenementen die plaatsvinden tussen 07.00 uur en 23.00 uur (zie onderdeel c) is de eis dat geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur en na 23.00 uur overbodig. Daarom vervalt onderdeel d. Dat heeft ook gevolgen voor onderdeel e, omdat daarin verwezen werd naar onderdeel d.

 

Lid 6

Er wordt een nader onderscheid gemaakt tussen A- en B-evenementen. Het vierde lid heeft alleen betrekking op A-evenementen. Voor A-evenementen verandert er inhoudelijk niets.

 

Lid 7

Voor B-evenementen zijn er twee veranderingen. De termijn voor het indienen van een vergunningaanvraag wordt verlengd tot 12 weken. De termijn van 8 weken blijkt in de praktijk namelijk te kort te zijn voor een behoorlijke behandeling van de aanvraag. Daarnaast wordt als weigeringsgrond toegevoegd dat de vergunning kan worden geweigerd als in de evenementenkalender een reservering is opgenomen voor een ander evenement.

 

Lid 8

Ook voor C-evenementen geldt dat de termijn wordt verlengd tot 16 weken (was: 12 weken) en dat de vergunning kan worden geweigerd als in de evenementenkalender een reservering is opgenomen voor een ander evenement.

 

Lid 9

Dit betreft een wetstechnische wijziging.

 

Lid 10

De Veiligheidsregio Kennemerland werkt met een regionale evenementenkalender. Die evenementenkalender heeft tot doel de gemeenten en betrokken hulpverleningsdiensten zoveel mogelijk vroegtijdig kennis te laten nemen van de evenementen die het aankomend jaar georganiseerd gaan worden. Dit geeft zicht op hun capaciteitsplanning en de mogelijkheid tot spreiden van (grootschalige) evenementen. Op deze manier wordt samenloop van evenementen vroegtijdig gesignaleerd, waardoor het mogelijk is spreiding toe te passen. Hiermee wordt organisatiedruk bij de diensten inzichtelijk gemaakt en waar mogelijk voorkomen, zowel ten behoeve van de advisering als ten behoeve van toezicht en handhaving.

 

Organisatoren van vergunningplichtige evenementen (A-, B- en C-evenementen) werden voorheen gevraagd om hun evenementen aan te melden bij de gemeente, maar het niet (tijdig) melden had geen directe consequenties, omdat de evenementenkalender geen formele juridische basis had en niet (tijdig) melden geen weigeringsgrond was.

 

Uit het nieuwe tiende lid volgt dat organisatoren jaarlijks voor 1 september kunnen verzoeken om hun evenement te plaatsen op de evenementenkalender van het volgende jaar. De burgemeester stelt jaarlijks voor 31 december de evenementenkalender vast voor het volgende kalenderjaar. Het verzoek van de organisator kwalificeert niet als een (vergunning-)aanvraag en de organisator kan aan de plaatsing op de evenementenkalender geen rechten ontlenen. Na ontvangst van de aanvraag moet immers beoordeeld worden of zich een weigeringsgrond voordoet. Plaatsing op de evenementenkalender betekent in de praktijk dat de kans significant kleiner is dat de vergunning wordt geweigerd in het belang van de openbare orde en/of de openbare veiligheid, omdat er geen hulpverleningscapaciteit beschikbaar is.

 

Het niet (tijdig) verzoeken om plaatsing op de evenementenkalender kan tot gevolg hebben dat de vergunning wordt geweigerd. Het uitgangspunt is dat evenementen zo veel mogelijk worden gespreid. Dat geldt met name voor grotere evenementen (B- en C-evenementen). De hulpverleningsdiensten baseren hun capaciteitsplanning voor evenementen op de evenementenkalender. Als gedurende het jaar nieuwe evenementen aangevraagd worden, kunnen de hulpverleningsdiensten de benodigde (advies- en uitvoerings)capaciteit hiervoor niet garanderen. Evenementen die op de evenementenkalender staan, gaan dan voor op evenementen die niet op de evenementenkalender staan.

 

Lid 11

De verordening biedt al de mogelijkheid om vergunningen te verlenen voor meerjarige evenementen. Daaraan worden nu geen bijzondere eisen gesteld. Deze bepaling geeft het college de bevoegdheid om in nadere regels vast te leggen welke situaties in aanmerking (kunnen) komen voor een meerjarige vergunning en welke (bijzondere) eisen daaraan worden gesteld.

 

E (artikel 2:25A Uitzonderingen vergunningplicht)

 

Dit is een nieuw artikel. In het eerste lid krijgt de burgemeester de bevoegdheid om locaties en categorieën van evenementen, eventueel onder voorwaarden, uit te zonderen van de vergunningplicht. De burgemeester kan bijvoorbeeld van deze bevoegdheid gebruik maken als blijkt dat een vergunning voor een specifieke (evenementen-)locatie en/of een specifieke categorie van evenementen geen toegevoegde waarde heeft, omdat de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu op een andere wijze voldoende is gewaarborgd. Op grond van het tweede lid geldt voor de organisator wel de verplichting om twee weken voor het evenement kennis te geven. Dat is in lijn met de regels voor de meldingsplicht. Datzelfde geldt voor de bevoegdheid van de burgemeester om het evenement te verbieden in het derde lid.

 

F (artikel 2:28A Exploitatie openbare inrichting)

 

In het vierde lid worden twee wijzigingen doorgevoerd. De eerste wijziging betreft het herstel van een tekstuele omissie. De tweede wijziging behelst een uitzondering van kleine campings (maximaal 25 kampeerplaatsen) van de exploitatievergunningplicht. In de raadsbrief van 16 juli 2024 (kenmerk 11132056) wordt dat toegelicht.

 

G (artikel 2:29 Sluitingstijden)

 

Op 10 april 2025 heeft de gemeenteraad unaniem ingestemd met de motie van het lid Zuiderwijk c.s. waarin het college wordt opgeroepen om een raadsvoorstel voor te bereiden om artikel 2:29, eerste lid, onderdeel d, te wijzigen met als doel dat speelautomatenhallen van maandag tot en met vrijdag tussen 02:00 uur en 07:00 uur gesloten moeten zijn. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan die motie.

 

De nieuwe bepaling houdt concreet in dat speelautomatenhallen op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag gesloten zijn tussen 02:00 uur en 07:00 uur. Op zaterdag en zondag mogen speelautomatenhallen 24 uur geopend zijn, maar tussen 02:00 uur en 07:00 uur mogen zijn geen bezoekers toelaten.

 

Om de exploitanten van speelautomatenhallen in de gelegenheid te stellen hun bedrijfsvoering aan te passen, treedt dit artikel pas op 1 juli 2026 in werking (zie artikel III, tweede lid, van de verordening).

 

H (artikel 2:54 Verbod gebruik openbare plaats als slaapplaats)

 

Deze verbodsbepaling is nieuw en is in overeenstemming met de modelverordening van de VNG. Het verbod heeft tot doel het voorkomen en tegengaan van hinder en overlast, brandgevaar, verontreiniging van de openbare ruimte en risico’s voor de volksgezondheid. Het slapen op openbare plaatsen draagt bij aan verloedering. Ook het ontbreken van sanitaire voorzieningen draagt daaraan bij. Tussen zonsondergang en zonsopgang geldt daarom een verbod in aangewezen gebieden, zo bepaalt het eerste lid. Het college krijgt de bevoegdheid om gebieden aan te wijzen. In andere gevallen – ’s nachts in niet-aangewezen gebieden en overdag – geldt het verbod voor zover het gebruik als slaapplaats leidt tot overlast of hinder, gevaar voor de omgeving of aantasting van het woon- en leefklimaat.

 

Bij de toezicht en handhaving van het verbod moet de opsporingsambtenaar of toezichthouder afwegen welk handhavingsmiddel in de concrete situatie proportioneel is. In de meeste gevallen zal bij een eerste overtreding volstaan kunnen worden met een waarschuwing. Het is weinig zinvol om dakloze mensen te beboeten als zij noodgedwongen buiten moeten slapen of mensen te beboeten die dat niet kunnen betalen. Dan fungeert het verbod meer als stok achter de deur voor toeleiding naar ondersteuning of (maatschappelijke) zorg.

 

Op grond van het tweede lid kan het college ontheffing verlenen van het verbod. Een ontheffing is denkbaar in het kader van het overnachten in een voertuig door aanbieders van een evenement. Het derde lid bakent de verbodsbepaling af. Voor het innemen van een ligplaats met een vaartuig of woonboot (waaronder mede wordt verstaan: woonark of woonschip) of voor woonwagens met een woonbestemming bestaan afzonderlijke voorschriften. Ook is nachtverblijf toegestaan op daartoe bestemde kampeerterreinen of daartoe aanwezen kampeerplaatsen buiten een kampeerterrein.

 

I (artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren)

 

Dit artikel was in het kader van deregulering geschrapt, maar dat blijkt in de praktijk tot problemen te leiden. Het aantal meldingen van overlast of schade door met name het voeren van hinderlijke of schadelijke dieren neemt toe, terwijl er geen juridische grond was om hiertegen op te treden.

 

Deze bepaling is afkomstig uit de modelverordening van de VNG. Het kan voor de omgeving hinderlijk zijn als iemand dieren houdt of voert. Denk bijvoorbeeld aan overlast door ratten, eenden, meeuwen of duiven. Er moet kunnen worden ingegrepen als overlast of schade voor de volksgezondheid dreigt. Dan moeten belangen worden afgewogen. Daarom is gekozen voor de constructie dat het college bevoegd wordt verklaard om de plaatsen aan te wijzen waar naar zijn oordeel het houden van bepaalde dieren overlast of schade voor de volksgezondheid veroorzaakt. Waar het college bij een aanwijzing bevoegd is verklaard daarbij nadere regels te geven inzake het houden van dieren, is er sprake van delegatie van verordenende bevoegdheid als bedoeld in artikel 156 van de Gemeentewet.

 

J (artikel 2:65 Bedelarij)

Op grond van de hiervoor geldende bepaling was geen sprake van een algemeen bedelverbod, maar had het college de bevoegdheid om ‘bedelverbodsgebieden’ aan te wijzen. Die bevoegdheid wordt nu geschrapt, zodat het bedelen om geld en andere zaken in de gehele gemeente verboden is.

 

K (artikel 2:71 Definitie)

 

Dit betreft een technische wijziging. Bij ministeriële regeling op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit wordt bepaald welke vuurwerk aan particulieren beschikbaar mag worden gesteld. De toevoeging van de categorieaanduidingen F1, F2 en F3 in de definitie is nu overbodig.

 

L (artikel 2:73A Gebruik consumentenvuurwerk of professioneel vuurwerk buiten de jaarwisseling)

 

Op grond van artikel 2.3.6 van het Vuurwerkbesluit is het verboden vuurwerk, anders dan bedrijfsmatig, tot ontbranding te brengen op een ander tijdstip dan tussen 31 december 18.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daaropvolgende jaar. Artikel 2:74A, eerste lid, behelsde, voor zover het consumentenvuurwerk betreft, dus een duplicering van de verbodsbepaling uit het Vuurwerkbesluit. Het tweede lid bepaalde dat het college ontheffing kan verlenen van het verbod in het eerste lid, maar dat was een dode letter. Immers, ook met ontheffing van het college is het gebruiken van consumentenvuurwerk op grond van het Vuurwerkbesluit verboden.

 

Voor zover artikel 2:74A zag op professioneel vuurwerk geldt dat hier geen taak is weggelegd voor de gemeente, maar voor het Rijk (de minister van Infrastructuur en Milieu) en de provincie (college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland). In zoverre was de verbodsbepaling onverbindend.

 

M (artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen)

 

Dit artikel is (tekstueel) in lijn gebracht met de modelverordening van de VNG. In dat kader is ook een aantal inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd.

 

In het eerste lid is de tekst ‘bevel om zich niet op een openbare plaats op te houden’ gewijzigd in: ‘het opleggen van een tijdelijk verbod om op een openbare plaats aanwezig te zijn’. Dat is een wijziging van juridisch-technische aard, omdat een gebiedsontzegging geen bevel is waarvan het niet-nakomen een misdrijf is (artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht), maar een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarvan het niet-nakomen een overtreding is. Omwille van de leesbaarheid van het artikel is de opsomming van openbare orde verstorende handelingen geschrapt. Die opsomming voegde feitelijk niets toe. Hiermee is dus geen inhoudelijke wijziging beoogd.

 

In het nieuwe tweede lid zijn het oude tweede en derde lid samengevoegd. De term ‘bevel’ is, net als in het eerste lid, vervangen door ‘tijdelijk verbod’. In het licht van de proportionaliteit en subsidiariteit is het geboden om slechts tot oplegging van een langdurige gebiedsontzegging, als bedoeld in het tweede lid, over te gaan, wanneer de gedraging waarop deze oplegging betrekking heeft binnen een bepaalde periode na de oplegging van de eerdere gebiedsontzegging plaatsvindt. Die termijn is niet gewijzigd (6 maanden). Voor de langdurige gebiedsontzegging zal moeten worden bepaald en onderbouwd hoe lang deze maximaal mag duren. Een looptijd van maximaal twaalf weken is in de rechtspraak aanvaardbaar geacht. Daarom is de looptijd bepaald op maximaal 12 weken (was: 6 maanden).

 

Het oude vierde lid is vernummerd tot derde lid, eerste volzin. Hiermee heeft de burgemeester de bevoegdheid om, wanneer hij dat noodzakelijk acht in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene, een tijdelijk verbod te beperken, bijvoorbeeld omdat het voor betrokkene noodzakelijk of onoverkomelijk is zich in het aangewezen gebied te bevinden in een middel van openbaar vervoer, hij in dat gebied woonachtig is, hij een (ander) aantoonbaar redelijk belang heeft om daar aanwezig te zijn, in verband met staatkundige of religieuze vrijheid en het familieleven. De tweede volzin is nieuw en bepaalt dat de burgemeester ook op aanvraag (van de betrokkene of een andere belanghebbende) ontheffing kan verlenen.

 

Het vierde lid is nieuw. De Commissie Feiten en Tarieven van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie is bereid om een feitcode aan overtreding van de gebiedsontzegging te koppelen als dat in dit artikel expliciet is geregeld. Door dit nieuwe vierde lid in combinatie met strafbaarstelling in artikel 6:1 van de verordening wordt het mogelijk een boete op te leggen aan degene die een gebiedsontzegging overtreedt.

 

Ook het vijfde lid is nieuw. Als iemand de openbare orde verstoort, kan er overlap ontstaan tussen de bevoegdheid van de officier van justitie om met een gedragsaanwijzing op grond van artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a. van het Wetboek van Strafvordering op te treden en de bevoegdheid van de burgemeester om op grond van deze bepaling met een gebiedsontzegging op te treden. Dit lid geeft voorrang aan de gedragsaanwijzing van de officier van justitie boven de gebiedsontzegging van de burgemeester.

 

Het zesde lid is niet gewijzigd. Voor gebieden met structurele problematiek ten aanzien van (dreigende) ernstige verstoring van de openbare orde kent de verordening een aparte regeling (verblijfsontzeggingen; artikel 2:1D). In dit lid is volledigheidshalve bepaald dat die bijzondere regeling voorrang geniet.

 

N (artikel 5:13 Inzamelen van geld of goederen of leden- of donateurswerving)

 

Dit artikel is in overeenstemming gebracht met de modelverordening van de VNG. De bepaling die voorheen in de APV stond, bevatte diverse omissies. De idee was indertijd om een meldingsplicht te introduceren, maar dat blijkt in de praktijk niet te werken. In de praktijk wordt alleen (legaal) gecollecteerd door landelijke instellingen met een CBF-erkenning die op het wervings- en collecterooster staan. Er worden nooit meldingen ontvangen. Daarnaast geldt dat malafide instellingen niet konden worden geweerd met een meldingsplicht, omdat daaraan geen (kwaliteits-)eisen konden worden gesteld.

 

Lid 1

In het eerste lid wordt de vergunningplicht ge(her)introduceerd. Omdat instellingen die zijn ingedeeld in het jaarlijks door het college (op basis van het collecterooster van het CBF) vast te stellen wervings- en collecterooster zijn uitgezonderd van de vergunningplicht (zie het derde lid, onderdeel b), zullen slechts incidenteel vergunningen worden aangevraagd. Bij de beoordeling van de aanvragen worden de volgende criteria gehanteerd:

  • -

    de instelling is als bonafide aan te merken;

  • -

    de instelling heeft specifiek plaatselijke kenmerken;

  • -

    de voorgenomen actie is geen duplicering van andere ‘gevestigde’ inzamelingen ten bate van een identiek doel, met name organisaties op het collecterooster;

  • -

    de instelling mag geen politieke doelen nastreven.

Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden die betrekking hebben op bijvoorbeeld controle van de begroting op besteding van de gelden, notarieel toezicht, de verplichting om achteraf betaalbewijzen te overleggen, de legitimatie van collectanten en gedragsregels op basis van de brancheorganisatie (DDDN).

 

Lid 2

Aan het derde lid wordt toegevoegd dat de uitzondering op de vergunningplicht alleen geldt mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de (eventueel) door het college gegeven voorschriften plaatsvindt.

 

Lid 3

In artikel 4:20a, eerste lid, van de Awb is bepaald dat paragraaf 4.1.3.3 van de Awb (positieve fictieve beschikking bij niet -tijdig beslissen) bij wettelijk voorschrift van toepassing verklaard kan worden. Dat betekent dat als het college niet tijdig om de aanvraag om een collecte- of wervingsvergunning beslist, die vergunning van rechtswege is gegeven. Gezien het ideële belang, die doorgaans voor een bepaald moment zijn gepland en waarbij voor dat moment vrijwilligers en dergelijke zijn aangezocht, is het van belang dat tijdig op de aanvraag wordt beslist.

 

Lid 4

Het vijfde tot en met het zesde lid vervallen, omdat deze bepalingen betrekking hebben op de meldingsplicht.

 

O (artikel 5:15 Sampelen en het aanbieden van diensten)

 

Bij bevolkingsonderzoeken naar borst-, baarmoederhals- en darmkanker wordt gebruik gemaakt van een voertuig. Datzelfde geldt voor andere aanbieders van ideële diensten op het gebied van de volksgezondheid, zoals de ‘sproetenbus’. Deze activiteiten werden voorheen gereguleerd met een (standplaats-) vergunningplicht. Wij willen het voor deze organisaties eenvoudiger maken om hun (ideële) diensten aan te bieden in onze gemeente, omdat dit de volksgezondheid ten goede komt. Met deze wijziging wordt mogelijk gemaakt dat deze organisaties in het vervolg kunnen volstaan met een melding. Dat is niet alleen eenvoudiger en laagdrempeliger, maar ook kosteloos. In tegenstelling tot andere aanbieders van diensten, mogen deze organisaties gebruik maken van een voertuig en geldt voor hen geen maximale oppervlakte. Dat is vastgelegd in het nieuwe vijfde lid van artikel 5:15.

 

Artikel II

 

Dit artikel bepaalt de citeertitel van de wijzigingsverordening. De geconsolideerde versie van de verordening is te raadplegen op de website https://lokaleregelgeving.overheid.nl/.

 

Artikel III

 

De wijzigingsverordening treedt in werking op 1 januari 2026. De exploitanten van speelautomatenhallen moeten in staat worden gesteld hun bedrijfsvoering aan te passen. Daarvoor is tijd nodig. Daarom wordt artikel I, onderdeel G, pas op 1 juli 2026 van kracht.

Naar boven