Antennebeleid Gemeente Papendrecht

Uitgangspunten bij de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie

 

 

Wat regelt het Antennebeleid?

 

Mobiele communicatie is een maatschappelijke basisbehoefte. Inwoners, instellingen en bedrijven hechten veel belang aan de beschikbaarheid van snelle en betrouwbare mobiele verbindingen. Het gebruik van mobiele communicatie groeit elk jaar. Daarnaast zijn mobiele netwerken essentieel om hulpdiensten te kunnen bereiken. Telecomproviders zijn verplicht in elke gemeente voldoende mobiele dekking te bieden. Dit alles brengt met zich mee dat ook de fysieke infrastructuur die hiervoor vereist is, de antenne-installaties, uitgebreid wordt. Antenne-installaties zijn niet altijd een esthetische aanwinst voor de leefomgeving. Beleidsmatig is er daarom bij de plaatsing van antenne-installaties een afweging van twee belangen: connectiviteit en kwaliteit van de leefomgeving. Het is daarom wenselijk voor een goede mobiele dekking, en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, beleid te hebben ten aanzien van de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie.

Dit gemeentelijk beleidskader beschrijft de verschillende relevante aspecten zoals een uniforme en efficiënte toepassing van regelgeving, de samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden, de locatiekeuze en het aanzicht van vergunningplichtige antenne-installaties. Er wordt aansluiting gezocht bij het Nationaal Antennebeleid en het Antenneconvenant tussen de VNG, telecomoperators en het Rijk. Kortom, dit antennebeleid stelt de kaders voor de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie binnen de gemeente Papendrecht.

Doel van het antennebeleid

Doel van het gemeentelijke antennebeleid is om instellingen, bedrijven, inwoners en aanbieders van mobiele netwerken duidelijkheid te bieden over de kaders die de gemeente stelt bij de aanleg van infrastructuur voor digitale connectiviteit en antennes voor mobiele communicatie in het bijzonder.

De nota antennebeleid geeft aan hoe de gemeente Papendrecht aanvragen om antenne-installaties (>5m) te plaatsen behandeld, en aan welke criteria aanvragen getoetst worden. Wanneer de criteria uit deze nota vastgesteld zijn in het omgevingsplan, zal het plaatsen van een antenne-installatie (>5m) tot maximaal 40m als een vergunning-plichtige omgevingsplanactiviteit worden aangewezen. Tot die tijd is het plaatsen van een antenne-installaties tot maximaal 40m een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Voordat de regels zijn vastgesteld zullen alle aanvragen om antenne-installaties te plaatsen dus als een BOPA behandeld worden. De nota antennebeleid fungeert daarvoor als leidraad voor het beoordelen van deze aanvragen.

Reikwijdte van het antennebeleid

Deze nota richt zich specifiek op de criteria voor plaatsing van antenne-installaties voor mobiele communicatie hoger dan 5 meter1. Het stelt de uitgangspunten voor het toestaan van antenneplaatsing. Daarnaast beschrijft de nota hoe de gemeente haar wettelijke plicht invult om mee te werken aan vergunningvrije plaatsing van small cells op gemeentelijke infrastructuur. Wat betreft vergunningvrije plaatsing van antennes voor mobiele communicatie (waaronder small cells), sluit de nota aan bij het Antenneconvenant tussen VNG, Rijk en telecomproviders.

Over welke antennes gaat deze nota niet

Deze nota richt zich niet op antennes die op kleinere schaal worden geplaatst zoals die van omroepzenders, C2000, radiozendamateurs en particulieren. Antennes tot 5 meter hoogte en schotelantennes met een doorsnede tot 2 meter zijn veelal omgevingsvergunningvrij. Antennes die binnen worden geplaatst zijn ook vergunningvrij en vallen buiten de reikwijdte van het gemeentelijk antennebeleid. Denk aan de indoor aanleg van mobiele of wifinetwerken in woningen, kantoren, scholen en winkels.

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 start met de inspanningsverplichtingen die de gemeente zichzelf oplegt. Daarna volgen algemene beleidsuitgangspunten en de kaders voor het medegebruik van gemeentelijke infrastructuur. Hoofdstuk 3 beschrijft de uitgangspunten voor communicatie bij antenneplaatsing.

Voorwaarden bij antenneplaatsing

 

Dit hoofdstuk begint met inspanningen die de gemeente zichzelf oplegt. De beschrijving van eisen aan plaatsing van antenne-installaties hoger dan 5 meter start in paragraaf 2.2 met algemene uitgangspunten. Paragraaf 2.3 gaat in op tijdelijke antenneplaatsing. De voorwaarden voor plaatsing in monumentale context staan in 2.4. In paragraaf 2.5 staat waar antenne-installaties bij voorkeur worden geplaatst. In paragraaf 2.6 komt de plaatsing van small cells op gemeentelijke infrastructuur aan bod. Figuur 1 geeft ter illustratie een overzicht van het proces van antenneplaatsing.

Figuur 1: proces bij plaatsing vergunningplichtige antennes

2.1 Inspanningen van de gemeente

Beschikbaarheid gemeentelijke eigendommen voor plaatsing antennes

Voor de plaatsing van small cells is de gemeente verplicht gebouwen en publieke infrastructuur zoals straatmeubilair, verkeerslichten en lantaarnpalen beschikbaar te stellen na een redelijk verzoek van een aanbieder. Dat volgt uit de Europese Telecomcode en Telecommunicatiewet. Gezien deze verplichting en in het belang van de lokale digitale connectiviteit stelt de gemeente in beginsel haar eigendommen beschikbaar voor de plaatsing van zowel small cells als reguliere antenne-installaties.

De voorwaarden waaronder dit plaatsvindt zijn afhankelijk van de locatie en het type antenne. De algemene voorwaarden zijn vastgelegd in voorliggende beleidsnota, specifieke voorwaarden worden in contracten met de gebruikers vastgelegd. Per geval worden daarbij afspraken gemaakt over verhuurtarief of opstalrecht en over eventuele aanpassingen door wijzigingen in gemeentelijk beleid of infrastructuur. Uitgangspunt daarbij is dat de aanbieder voor eigen kosten noodzakelijke wijzigingen aanbrengt, antennes verwijdert of verplaatst. Voor de verhuur van gemeentelijke eigendommen of gronden streeft de gemeente naar een redelijke vergoeding. Voor de afhandeling van verzoeken en beschikbaarstelling van gemeentelijke infrastructuur rekent de gemeente een kostendekkende vergoeding (leges).

Plaatsingsplangesprek

De gemeente ontvangt jaarlijks een plaatsingsplan van Monet en een uitnodiging voor een plaatsingsplangesprek met telecomaanbieders zoals volgt uit het Antenneconvenant. De gemeente maakt gebruik van het plaatsingsplangesprek en geeft de contactgegevens hiervoor door aan Monet. In het gesprek bespreken partijen de voorgenomen antenneplaatsing, mogelijke antennelocaties, mogelijkheden rond visuele inpasbaarheid en communicatie-activiteiten, eventuele lokale knelpunten bij plaatsing en de uitgangspunten van het gemeentelijke antennebeleid.

Gebieden met minder dekking

Voor gebieden met een verminderde mobiele dekking of capaciteit door een gebrek aan antennemasten gaat de gemeente zo nodig (aanvullend op het plaatsingsgesprek) het gesprek aan met telecomaanbieders en maakt zij gebruik van de Handreiking mobiele bereikbaarheid2 van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.

Vergunningvrije antennes

Omgevingsvergunningvrije antennes hoeven niet te voldoen aan gemeentelijke regels in het omgevingsplan of welstandscriteria, alleen aan redelijke eisen van welstand. De gemeente heeft hierdoor beperkt invloed heeft op de plaatsing van deze vergunningvrije antennes.

In het Antenneconvenant is onder meer afgesproken dat de mogelijkheden rond visuele inpasbaarheid van antenne-installaties onderdeel kunnen zijn van het plaatsingsplangesprek.

In aansluiting op de Europese verordening EU 2020/1070 is de voorkeur van de gemeente dat een vergunningvrije small cell (zoveel mogelijk onzichtbaar) verwerkt wordt in bestaande infrastructuur zoals bushokjes, lichtbakken en (gecamoufleerd) aan gevels.

Bij zichtbare plaatsing dient de kleur passend bij het object te zijn. Hiertoe vindt overleg plaats met gemeente en/of eigenaar van het object waarop/waaraan de small cell geplaatst wordt.

Colocatie en gedeeld gebruik

De gemeente kan in bijzondere gevallen kiezen om colocatie of gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten en gedeeld gebruik van eigendom op te leggen (Tw. H5B). Of hiervoor aanleiding is, wordt per geval beoordeeld via een apart besluit middels een openbare voorbereidingsprocedure, op het moment dat daar reden voor is (zie paragraaf 2.6.2).

2.2 Algemene beleidsuitgangspunten antenneplaatsing

In deze paragraaf staan de criteria die toegepast worden bij het toestaan van een zendmast.

Evenwichtige toedeling (ETFAL)

De Omgevingswet vereist dat gemeentelijke regels zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). Binnen bestemmingen als wonen, werken, verkeer en recreatie zijn antennes nodig voor mobiel bereik. Een zendmast is in planologische zin geen zelfstandige functie. Een vrijstaande mast vraagt relatief weinig bouwoppervlak, zodat het apart intekenen in het omgevingsplan niet noodzakelijk is. Een antenne-installatie heeft hoogte én rondom vrij zicht nodig. Dat is noodzakelijk voor een goede verbinding met mobiele apparaten die zich op straatniveau bevinden. Een zendmasthoogte tot 40 meter biedt doorgaans voldoende ruimte om van drie aanbieders de afzonderlijke antenne-installaties onder elkaar te plaatsen (site-sharing).

De uitgangspunten zoals opgenomen in dit hoofdstuk van de beleidsnota worden gebruikt als toetsingskader voor vergunningaanvragen. Deze nota zal in eerste instantie door het college van burgemeester en wethouders worden vastgesteld. Hiermee zal de nota als toetsingskader voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit fungeren.

Op termijn zullen de toetsingscriteria in deze nota worden opgenomen in het omgevingsplan. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke, en welstandscriteria. Het plaatsen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie tot 40 meter hoogte wordt in het omgevingsplan aangewezen als een activiteit waar een vergunningplicht voor geldt. Zowel de ruimtelijke- als de welstandscriteria zullen daarvoor het toetsingskader vormen.

Algemene criteria plaatsing antenne-installaties

  • Het doel van de antenneplaatsing is verbeterde dekking en/of capaciteit van een mobiel netwerk.

  • De plaatsing van vergunningsvrije antenne-installaties op gemeentelijke objecten, bestaande zendmasten of andere bestaande bouwwerken zoals kantoorpanden, lichtmasten en verkeersportalen heeft nadrukkelijk de voorkeur boven een vergunningplichtige antenne-installatie.

  • Antenne-installaties (inclusief bijbehorende kasten t.b.v. de verbindingsapparatuur, fundatieblok en hekwerken) moeten zo goed mogelijk ingepast zijn in de omgeving. Anders gezegd: ze moeten zo beperkt mogelijk zichtbaar zijn.

  • Er moet zoveel mogelijk groen (bomen en struiken) ingepast worden op de locatie van de antenne-installaties.

  • Bij de locatiekeuze van antenne-installaties en opstelpunten (vrijstaande zendmasten), moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande hoge bebouwing en/of hoge verticale elementen binnen en buiten de bebouwde kom.

  • Bij antenneplaatsing moet gestreefd worden naar een zo klein mogelijke impact op de ondergrond. Aansluitingen op ondergrondse infra moet plaatsvinden door zo weinig mogelijk ruimtebeslag in die ondergrond en zo weinig mogelijk graafwerkzaamheden.

  • Het heeft de voorkeur dat aanbieders zoveel mogelijk opstelpunten delen (site-sharing).

Objectgerichte criteria vergunningplichtige antenne-installaties

Rekening houdend met technische eisen voor antenneplaatsing gelden de volgende criteria:

  • De antenne-installatie wordt zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst.

  • De antenne-installatie en bijbehorende apparatuur dienen zoveel mogelijk te worden geïntegreerd in de architectuur of omgeving.

  • De antenne-installaties, de bijbehorende technische installaties en de bedrading moeten door middel van zorgvuldige materiaal- en kleurkeuze in de omgeving ingepast worden.

  • De installaties moeten voldoen aan de redelijke eisen van Welstand, indien de beoogde locatie voor antenneplaatsing binnen een gebied ligt waar gemeentelijke welstandscriteria van toepassing zijn.

Indieningsvereisten

De onderbouwing (ETFAL) van een aanvraag voor omgevingsvergunning bevat in elk geval de volgende punten:

  • Een toelichting op de locatiekeuze vanuit de gewenste mobiele connectiviteit en vanuit netwerk technisch oogpunt voor tenminste één van de netwerken van de mobiele operators. Dit geldt zowel voor aanbieders van mobiele communicatie als voor aanbieders van bijbehorende faciliteiten zoals een tower company.

  • Documentatie waaruit blijkt dat na vergunningverlening ten minste één antenne-installatie zal worden geplaatst.

  • Een toelichting of er is gekeken naar vergunningsvrije plaatsing, al dan niet op bestaande antenne-opstelpunten (site-sharing).

  • Indien een communicatie- of participatietraject heeft plaatsgevonden een toelichting met de resultaten en conclusie wat met de inbreng van omwonenden en/of belanghebbenden is gedaan.

  • De bij een aanvraag van een omgevingsvergunning ter beoordeling voor te leggen documenten dienen een goed beeld te geven van de inpassing van de beoogde installatie in zijn omgeving, compleet met bijbehorende infrastructuur.

  • In de onderbouwing moet aandacht zijn besteed aan straling en blootstellingslimieten, inclusief verwijzing naar de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP).

  • Aangetoond moet worden dat het initiatief voldoet aan de geldende limieten voor elektromagnetische straling en dat de volksgezondheid voldoende gewaarborgd is. Er moet sprake zijn van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.

2.3 Gebiedsgerichte aanpak antenneplaatsing

De gemeente maakt onderscheid tussen faciliterend en restrictief beleid voor antenneplaatsing voor bepaalde gebieden, vooral gericht op het verminderen van de visuele impact van installaties. Voor bescherming van de gezondheid gelden er landelijke normen die beschermen tegen een te hoge blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden, ongeacht de afstand tot antennes. Deze blootstellingslimieten liggen een factor 50 onder de gezondheidskundige grenswaarden. Daarom geldt er geen minimale afstand tot woningen, scholen, kindercentra of andere kwetsbare locaties.

Gebiedstypen en functies

Een gebiedsgerichte aanpak betekent dat bij de toetsingscriteria onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende gebiedstypen. De volgende gebieden worden onderscheiden:

  • Bebouwde kom

  • Bedrijventerreinen

  • Sportterreinen

  • Buitengebied

Vervolgens worden in elk gebied globaal vier mogelijke functies onderscheiden:

  • woonfunctie (wonen/zorginstellingen)

  • werkfunctie (bedrijvigheid)

  • recreatieve functie (groen, sportaccommodaties)

  • natuur

2.3.1 Faciliterend en restrictief beleid

In deze paragraaf staan de gebieden opgesomd waar faciliterend of restrictief beleid geldt voor de plaatsing van antenne-installaties voor mobiele communicatie. In de praktijk gaat het meestal om vrijstaande zendmasten.

Faciliterend beleid wil zeggen dat in principe medewerking wordt verleend aan de realisering van een antenne-installatie. Deze medewerking is afhankelijk van de functie van de locatie in een bepaald gebied. Medewerking vindt plaats als in elk geval is voldaan aan de algemene beleidsuitgangspunten uit paragraaf 2.2. Afwijking daarvan kan alleen bij voldoende motivering.

 

Bij restrictief beleid wordt medewerking verleend aan de realisering van antenne-installaties in de aangegeven gebieden als de mobiele connectiviteit in het geding is en door de aanvrager wordt aangetoond dat in gebieden waar een faciliterend beleid wordt gevoerd geen adequate locatie of oplossing gevonden kan worden. De gebieden met een restrictief beleid zijn locaties waar een antenne-installatie, met name een vrijstaande zendmast minder wenselijk is.

De tabel geeft eerst een overzicht in welke gebieden een faciliterend of restrictief beleid geldt. De gebieden kunt u terugvinden in onderstaande kaart met wijk- en buurtindeling van Papendrecht. Vervolgens volgt een toelichting met de voorwaarden.

 

Beleid per gebied en functie

Faciliterend

Restrictief

 

Bebouwde kom:

werk- of recreatieve functie

 

Bedrijventerreinen

 

Sportterreinen

 

Buitengebied:

infrastructurele functie

werk- of recreatieve functie

 

 

Bebouwde kom:

woonfunctie

 

Buitengebied:

Natuurnetwerk Nederland

 

Figuur 2: Aangewezen functies van wijken & buurten binnen Papendrecht

 

Bebouwde kom: werk- of recreatieve functie

In gebieden binnen de bebouwde kom met een werkfunctie of recreatieve functie voert de gemeente een faciliterend beleid ten aanzien van antenne-installaties voor mobiele communicatie. Voor het faciliterende beleid op deze locaties gelden de volgende voorwaarden:

zoveel mogelijk op bestaande gebouwen of bouwwerken plaatsen (er dient door de aanvrager aangetoond te worden dat plaatsing van een vergunningvrije installatie niet mogelijk is);

zoveel mogelijk plaatsen uit het zicht (voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie);

minimaliseren qua aantal (waarbij rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid tot site-sharing);

zoveel mogelijk integreren in architectuur en/of omgeving.

Bedrijventerreinen

Bedrijventerreinen zijn aangewezen gebieden waar een clustering van bedrijven is. Het esthetische aspect van antenne-installaties is van minder groot belang in deze gebieden. Inpassing van antenne-installaties is op bedrijventerreinen daarom makkelijker te realiseren. Voor bedrijventerreinen voert de gemeente een faciliterend beleid ten aanzien van antenne-installaties. De specifieke voorwaarden hiervoor zijn:

zoveel mogelijk op bestaande gebouwen of bouwwerken (er dient door de aanvrager aangetoond te worden dat plaatsing van een vergunningvrije installatie niet mogelijk is);

vrijstaande masten worden zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst (voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie).

Sportterreinen

Sportterreinen (binnen en buiten de bebouwde kom) zijn terreinen waar sportverenigingen actief zijn. Net als bij bedrijventerreinen geldt hier dat het esthetische aspect van minder groot belang is. Voorwaarden voor plaatsing op sportterreinen zijn:

zoveel mogelijk op bestaande bouwwerken of in combinatie met andere functionaliteit (bijvoorbeeld veldverlichting);

vrijstaande masten worden zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst (voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie).

Bebouwde kom: woonfunctie

Binnen de bebouwde kom is het realiseren van vrijstaande zendmasten vanwege de grote zichtbaarheid minder gewenst. Daarom geldt voor locaties met een woonfunctie binnen de bebouwde kom een restrictief beleid. Alleen bij aantoonbaar onvoldoende plaatsingsmogelijkheden voor omgevingsvergunningvrije antenne-installaties op bijvoorbeeld daken wil de gemeente een aanvraag in behandeling nemen.

Buitengebied

Onder het buitengebied worden de gebieden buiten de bebouwde kom verstaan, ook wel aangeduid als landelijk gebied. Hieronder vallen gebieden met een agrarisch karakter, maar ook natuur- en recreatiegebieden. De gemeente streeft naar een zo gunstig mogelijke landschappelijke inpassing waarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden of natuurwaarden in de directe omgeving. Antenne-installaties dienen op zo’n manier en op zo’n locatie gerealiseerd te worden, dat ze de minste verstoring van de horizon opleveren. Voorwaarden voor plaatsing in het buitengebied zijn:

zoveel mogelijk bij reeds gebouwde of gerealiseerde elementen in het gebied. Denk aan wegen, viaducten, hoogspanningsmasten en verkeersportalen maar ook aan agrarische bedrijfscentra en de daar aanwezige hogere bouwwerken, zoals silo’s (bij afwijking dient door de aanvrager aangetoond te worden dat alternatieve plaatsing niet mogelijk is);

een locatie in of aan een bos heeft de voorkeur boven een locatie midden in een open weidegebied (bij afwijking dient door de aanvrager aangetoond te worden dat alternatieve plaatsing niet mogelijk is);

in beschermd natuurgebied dient een grote mate van terughoudendheid te worden betracht bij de plaatsing van nieuwe installaties.

Provinciale beperkingen

Voor antenneplaatsing in Natuurnetwerk Nederland gebieden waaronder Natura 2000-gebieden geldt terughoudendheid en moeten aanvragen worden afgestemd met de provincie als bevoegd gezag. Vanuit de provinciale verordening kunnen ook regels gelden voor activiteiten nabij wegen.

2.4 Tijdelijke antenneplaatsing

Er zijn verschillende situaties denkbaar waarbij tijdelijke of kortdurende antenneplaatsing gewenst is om de mobiele bereikbaarheid te garanderen. Op basis van jurisprudentie geldt een periode tot 31 dagen in elk geval als kortdurend. Voor langdurige plaatsing vraagt een aanbieder een (tijdelijke) omgevingsvergunning aan. Ook bij tijdelijke antenneplaatsing dient de aanvrager een onderbouwing van de gekozen locatie (ETFAL) aan te leveren.

 

Calamiteiten

Als een aanbieder op een locatie tijdelijk geen dekking kan bieden door overmacht, zoals stormschade, is kortdurende antenneplaatsing mogelijk na overleg met de gemeente.

Evenementen

Bij grote evenementen en op feestdagen is kortdurende antenneplaatsing vaak noodzakelijk voor extra netwerkcapaciteit en het waarborgen van 112-bereik.

Ruimtelijke herontwikkeling

Door ruimtelijke herontwikkeling moet een vergunningvrije antenne-installatie soms verplaatst worden. In afwachting van een geschikte locatie kan een telecomprovider ter overbrugging een tijdelijke omgevingsvergunning aanvragen.

2.5 Plaatsing small cells op gemeentelijke infrastructuur

De gemeente Papendrecht voert een faciliterend beleid voor de plaatsing van vergunningvrije small cells op gemeentelijke infrastructuur. De algemene voorwaarden daarvoor zijn voor elke aanbieder gelijk en worden hieronder besproken.

Voor de plaatsing van small cells zal de gemeente Papendrecht – vanuit haar wettelijke plicht – voldoen aan redelijke verzoeken om toegang tot gemeentelijke infrastructuur. Aanbieders kunnen een verzoek tot medegebruik indienen. De gemeente vraagt voor het medegebruik van onder haar zeggenschap staande publieke infrastructuur een redelijke vergoeding.

De Leidraad medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells is bedoeld ter ondersteuning van gemeenten voor de inrichting van een administratief proces en de inhoudelijke afweging bij een verzoek voor medegebruik van gemeentelijke infrastructuur. Onderstaand processchema uit de leidraad geeft een overzicht van de stappen die nodig zijn om een verzoek af te afhandelen. Bekijk de leidraad voor het gehele proces.

 

De afspraken over medegebruik worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst. Voor de afhandeling van verzoeken tot medegebruik van infrastructuur voor small cell plaatsing vraagt de gemeente een kostendekkende administratieve vergoeding.

Bij plaatsingsplangesprekken verzoekt de gemeente Papendrecht aanbieders om zoveel mogelijk bestaande small cells en bijbehorende infrastructuur met elkaar te delen. Operators kunnen dit alleen op redelijke gronden weigeren.

Communicatie en antenneplaatsing

 

Dit hoofdstuk beschrijft de communicatie-inspanningen die de gemeente zichzelf oplegt bij een aanvraag voor een vergunningplichtige antenne-installatie.

3.1 Uitgangspunten communicatie door de gemeente

Bij de plaatsing van antennes heeft de gemeente aandacht voor eventuele zorgen van inwoners over de impact van antennes. Een groot deel van de antenneplaatsingen is omgevingsvergunningvrij, waardoor de gemeente niet betrokken is bij eventuele communicatie over de plaatsing. Tegelijk richten inwoners zich vaak in eerste instantie tot de gemeente als ze worden geconfronteerd met veranderingen in de openbare ruimte, ook bij antenneplaatsing. Zowel ambtenaren, wethouders als raadsleden kunnen aangesproken worden als er een nieuwe antenne-installatie wordt geplaatst.

Onbekendheid, geen invloed op besluitvorming en geen direct individueel voordeel kan invloed hebben op de beleving bij antenneplaatsing. Het vooraf betrekken van belanghebbenden kan het draagvlak bevorderen en bijdragen aan een zorgvuldige belangenafweging door de gemeente. Het communicatiebeleid dat de gemeente met betrekking tot antenne-installaties voor ogen heeft, is gebaseerd op het verstrekken van goede informatie en het betrekken van bewoners bij de locatiekeuze van antenne-installaties. De gemeente streeft per geval -in samenwerking met de initiatiefnemer- naar maatwerk in de communicatie. Verder gebruikt en verwijst de gemeente naar de landelijke informatie van de Rijksoverheid (Antennebureau), GGD en het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid.

Vergunningsvrije antennes

Voorafgaand aan het plaatsingsplangesprek vormt de gemeente zich een beeld van de beoogde locatie(s) voor antenneplaatsing en de omgeving.

  • De gemeente brengt tijdens het plaatsingsplangesprek kennis in over de lokale situatie en aandachtspunten voor de communicatie.

  • De gemeente stimuleert aanbieders via het plaatsingsplangesprek om de omgeving tijdig te informeren over een antenneplaatsing. Bij plaatsing van small cells op een woongebouw is afgesproken dat de operators de eigenaar en/of verhuurder informeren waar informatiemateriaal te vinden is voor bewoners. Afhankelijk van de situatie kan de gemeente zelf bijdragen in de informatievoorziening.

  • Bij grootschalige uitrol van small cells en bij plaatsing van antennes en small cells op eigen gemeentelijke infrastructuur maakt de gemeente afspraken met de antenne-eigenaar over de communicatie aan omwonenden en andere belanghebbenden.

  • Na het plaatsingsplangesprek beoordeelt de gemeente of ze in afstemming met aanbieder(s) omwonenden, bedrijven of belangengroepen aanvullend wil informeren en welke praktische communicatieondersteuning de gemeente kan bieden.

 

Aanvraag omgevingsvergunning

Op basis van het vooroverleg bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning vormt de gemeente zich een beeld van de beoogde locatie voor antenneplaatsing en de omgeving. In het overleg kunnen afspraken worden gemaakt over de gewenste communicatieaanpak en eventuele samenwerking daarbij tussen aanvrager en gemeente.

Participatie door de aanvrager van een vergunning voor antenneplaatsing wordt gestimuleerd omdat het betrekken van de omgeving waardevolle inzichten op kan leveren over de beoogde locatie. Daarnaast voorkomt het vroegtijdig betrekken van belanghebbenden vaak bezwaren later in het traject.

  • De gemeente stimuleert aanbieders om de omgeving te betrekken bij antenneplaatsing (participatie) en brengt de Participatietool onder de aandacht van de aanvrager. Daarbij moet aan belanghebbenden vooraf duidelijkheid gegeven worden over de mate van betrokkenheid en invloed (verwachtingsmanagement).

  • De gemeente beoordeelt per aanvraag voor antenneplaatsing of aanvullende communicatie door de gemeente nodig is.

  • Als de gemeente het initiatief neemt om zelf belanghebbenden te betrekken doet ze dat in samenspraak met de initiatiefnemer en zoveel mogelijk voordat een definitieve aanvraag is ingediend. De gemeente geeft daarbij vooraf aan welke trede van de ‘participatieladder’ wordt toegepast, bijvoorbeeld informeren, raadplegen, adviseren of coproduceren.

De gemeente beoordeelt per aanvraag voor antenneplaatsing of aanvullende communicatie door de gemeente nodig is. Is een aanvraag ingediend en heeft de gemeente onvoldoende zicht op alle belangen? Dan kan de besluitprocedure met 6 weken verlengd worden om meer informatie te verzamelen.

 

 

Bijlage 1: Begrippenlijst

 

Antennes voor mobiele communicatie worden in de praktijk aangeduid met verschillende termen, bijvoorbeeld met zendmast. De Telecommunicatiewet bevat de termen antennes, antennesystemen en opstelpunten. Het Besluit omgevingsrecht en Besluit bouwwerken leefomgeving hanteren het begrip antenne-installatie. Hieronder volgt een uitleg van de belangrijkste termen.

Aanbieder openbaar elektronisch communicatienetwerk of -dienst

Een aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk of -dienst is doorgaans een landelijke telecomprovider (operator).

Aanbieder bijbehorende faciliteit

Een partij die diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen aanbiedt die het aanbieden van diensten via een elektronisch communicatienetwerk of een elektronische communicatiedienst mogelijk maken of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten. Een bijbehorende faciliteit wordt bijvoorbeeld geleverd door een eigenaar/beheerder van antenne-opstelpunten. Denk aan een tower company die ruimte in een vakwerkmast verhuurt voor de antennes van een mobiele operator.

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur

De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) voert de wet- en regelgeving uit rondom de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van digitale infrastructuur. De rijksinspectie houdt toezicht op relevante regels, eisen en voorwaarden. De organisatie verdeelt onder andere frequentieruimte en verleent frequentievergunningen aan gebruikers. Ook het toezicht op frequentiegebruik behoort tot de hoofdtaken. De RDI valt onder het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).

Antenne

Een antenne is een onderdeel van een antenne-installatie. In het dagelijks taalgebruik bedoelt men met antenne vaak een antenne-installatie voor mobiele communicatie met drie antennepanelen. Een antennepaneel ziet er aan de buitenkant vaak uit als een rechthoekige bak. Een antennepaneel van een antenne-installatie voor mobiele communicatie bevat meerdere antennes.

Antennebureau

Het informatie- en voorlichtingsbureau van de rijksoverheid over antennes en de beheerder van het Antenneregister. Het Antennebureau biedt informatie over techniek, gezondheid en wet- en regelgeving, en is ondergebracht bij de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.

Antenne-installatie

Een antenne-installatie is het bij elkaar behorend geheel van één of meer antennes, antennedragers, bedrading en apparatuur- of techniekkast(en) met bijbehorende bevestigingsconstructie dat gebruikt wordt door een telecomoperator voor het verzenden en/of ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden

Antennemast

Een antennemast of zendmast is een vrijstaande (vakwerk)mast die als opstelpunt gebruikt kan worden door meerdere antenne-eigenaren met verschillende toepassingen. In een antennemast kunnen meerdere antenne-installaties geplaatst worden.

Bijbehorende faciliteiten

De bij een elektronisch communicatienetwerk of -dienst behorende diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk of die dienst mogelijk maken of ondersteunen. Voorbeelden van bijbehorende faciliteiten zijn antenne-opstelpunten, kabelgoten en mantelbuizen.

Mobiele netwerken

Er zijn drie netwerken voor mobiele communicatie met landelijke dekking. Elke netwerkoperator heeft -via een zendvergunning- zijn eigen frequenties. De antenne-installaties zenden daarmee gegevens naar en ontvangen gegevens van gebruikerstoestellen in het verzorgingsgebied van de antenne-installatie. Een mobiel netwerk heeft een celstructuur, vergelijkbaar met een honingraat. Een antenne-installatie verzorgt het bereik in een specifiek gebied (een cel). Samen vormen de cellen het mobiele netwerk. Het frequentiegebruik in de cellen wordt nauwkeurig op elkaar afgestemd om een goede mobiele verbinding te kunnen garanderen: de radioplanning. Elke cel (antenne) heeft een bepaalde capaciteit en kan een beperkt aantal gebruikers bedienen. Meer gebruikers en meer datagebruik betekent een grotere capaciteitsbehoefte en daardoor mogelijk meer antennes. Een tekort aan capaciteit in het netwerk kan bij de gebruiker de beleving van ‘geen bereik’ geven.

Mobiele Netwerk Operator (MNO)

Bedrijf dat een mobiel netwerk exploiteert en aan wie een zendvergunning voor het gebruik van frequenties voor mobiele communicatie is toegekend. De netwerkoperator verzorgt alle techniek die nodig is voor het gebruik en beheer van het mobiele netwerk. Naast toegang aan gebruikers via eigen abonnementen biedt een netwerkoperator ook toegang aan derden, de zogenaamde Mobiele Virtuele Netwerk Operators.

Monet

Vereniging van Nederlandse netwerkoperators met een landelijke vergunning voor mobiele telecommunicatie.

Opstelpunt

Een opstelpunt of antenne-opstelpunt is een bouwwerk waarop één of meerdere antenne-installaties geplaatst wordt. Een opstelpunt kan bijvoorbeeld het dak van een gebouw, een zendmast, een schoorsteen, licht- of een hoogspanningsmast zijn. Voor small cells kunnen dit bestaande opstelpunten van mobiele operators zijn, maar ook bushokjes, lantaarnpalen en gevels van gebouwen.

Small cell

Een small cell is een kleine antenne-installatie met klein bereik dat onderdeel is van een mobiel netwerk. Ten opzichte van de traditionele antenne-installaties zijn small cells kleiner van formaat en gewicht, hebben ze een lager vermogen en een kleiner bereik. In de Europese verordening EU 2020/1070 zijn de eigenschappen gespecificeerd van een small cell die vergunningvrij geplaatst kan worden. Er geldt bijvoorbeeld een maximale omvang van 30 liter.

Tower company / mastbeheerder

Bedrijf dat opstelpunten (vaak vakwerkmasten) exploiteert voor antenne-installaties, meestal voor mobiele communicatie. Mobiele operators en andere aanbieders kunnen ruimte huren van een mastbeheerder voor de plaatsing van een antenne-installatie. Tower companies zijn aanbieders van een bijbehorende faciliteit.

 

Zendmast of antennemast

Een zendmast of antennemast is een vrijstaande (vakwerk)mast die als opstelpunt gebruikt kan worden door meerdere antenne-eigenaren met verschillende toepassingen. In een zendmast kunnen meerdere antenne-installaties geplaatst worden.

Naar boven