Erfgoedverordening 2025 Gemeente Brummen

Kenmerk Z093355 / D469458

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BRUMMEN

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 oktober 2025, met kenmerk D469455;

Gelet op artikel 3.16 van de Erfgoedwet en artikel 38 van de Monumentenwet 1988 gelezen in combinatie met artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet;

Gehoord het behandeladvies van het forum Ruimte van 06 november 2025;

 

Heeft besloten:

 

  • 1.

    De Erfgoedverordening 2025 gemeente Brummen (D469684) vast te stellen;

  • 2.

    De Erfgoedverordening 2013 gemeente Brummen in te trekken.

 

 

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waarden-kaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • 1.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • 2.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • 3.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • b.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

  • c.

    Commissie Omgevingskwaliteit: de als in artikel 4.18 van de Erfgoedwet en artikel 17.9 van de Omgevingswet bedoelde commissie met als taak het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet en de Omgevingswet;

  • d.

    gemeentelijk beeldobject: een overeenkomstig deze verordening als beschermd beeldobject aangewezen:

  • 1.

    onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn architectonische-, culturele-, of historische context of waarde, of stedenbouwkundige- of landschappelijke context;

  • 2.

    terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • e.

    gemeentelijk erfgoedregister: de lijst waarop de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument of gemeentelijk beeldobject aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel d en f zijn geregistreerd;

  • f.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet aangewezen:

  • 1.

    onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn architectonische-, culturele-, of historische waarde, of stedenbouwkundige- of landschappelijke waarde;

  • 2.

    terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • g.

    gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • h.

    gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij het “Paraplubestemmingsplan archeologie” c.q. de archeologische paragraaf van het omgevingsplan;

  • i.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • j.

    minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • k.

    omgevingsplan: (het tijdelijk deel van het) omgevingsplan gemeente Brummen;

  • l.

    omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beeldobject;

  • m.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • n.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

  • o.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • p.

    rijksmonument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijks-monumentenregister.

  •  

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten en gemeentelijke beeldobjecten

Artikel 2. Het gebruik van het gemeentelijke monumenten en beeldobjecten

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het gemeentelijke monumenten en beeldobjecten.

 

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument of gemeentelijk beeldobject

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beeldobject aanwijzen;

  • 2.

    Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd monument of beeldobject of over het afstand doen van de zorg daarvoor, vragen burgemeester en wethouders advies aan de Commissie Omgevingskwaliteit;

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

  • a.

    door de minister beschermde monumenten en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en;

  • b.

    cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet;

  • 4.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erf-goedregister.

  •  

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een gemeentelijk monument of beeldobject de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument of beeldobject ontvangt tot het object dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het object niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De Commissie Ruimtelijk Kwaliteit adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college;

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de Commissie Omgevingskwaliteit, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

 

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

 

Artikel 7. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk beschermde monumenten en beeldobjecten inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld;

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument;

  • 3.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing en de kadastrale aanduiding van het gemeentelijk beeldobject.

  •  

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen;

  • 2.

    Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit;

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege;

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden in het gemeentelijk erfgoedregister opgenomen.

 

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing en registratie

  • 1.

    Indien het college van burgemeester en wethouders de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd monument of beeldobject waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan;

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd monument of beeldobject waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

  • a.

    door de minister beschermd monument of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of;

  • b.

    beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet;

  • 3.

    De intrekking wordt verwerkt in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Hoofstuk 3. Instandhouding en vergunningplicht gemeentelijke monumenten en gemeentelijke beeldobjecten

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden om een gemeentelijk beeldobject of gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1 te beschadigen of te vernielen;

  • 2.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige omgevingsvergunning gestelde voorschriften:

  • a.

    een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

  • b.

    een gemeentelijk monument of gemeentelijk beeldobject, als bedoeld in artikel 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

  • c.

    een gemeentelijk beeldobject, als bedoelt in artikel 1, af te breken, te verplaatsen, te verstoren of op hoofdlijnen te wijzigen;

  • 3.

    Een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid en tweede lid is niet vereist indien deze activiteit betrekking heeft op:

  • a.

    gewoon onderhoud aan een gemeentelijk monument, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of;

  • b.

    een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van een gemeentelijk monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg aantoonbaar geen waarde heeft, of;

  • c.

    gewoon onderhoud aan een gemeentelijk beeldobject, voor zover detaillering, kleur, vormgeving, hoofdvorm en aanzicht niet wijzigt;

  • 4.

    Indien er regels in het omgevingsplan zijn opgenomen met betrekking tot gemeentelijke beeldobjecten, gaan deze regels voor op de bepalingen als bedoeld in lid 2, onder b en c en lid 3, sub c.

 

Artikel 11. (vervallen)

 

Artikel 12. Termijnen advies

  • 1.

    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de Commissie Omgevingskwaliteit voor advies;

  • 2.

    Binnen 10 werkdagen na de datum van verzending van het afschrift brengt de Commissie Omgevingskwaliteit schriftelijk advies uit aan het college.

  •  

Artikel 13. Weigeringsgronden

  • 1.

    De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de erfgoedzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument;

  • 2.

    Het bevoegd gezag neemt het advies van de Commissie Omgevingskwaliteit aangaande het belang van de erfgoedzorg mee in haar beslissing;

  • a.

    Het belang van de erfgoedzorg omvat in het geval van een gemeentelijk beschermd monument of rijksmonument alle onroerende zaken, met uitzondering de onderdelen die volgens de redengevende omschrijving geen monumentale waarde hebben;

  • b.

    Het belang van de erfgoedzorg omvat in het geval van een gemeentelijk beschermd beeldobject enkel de hoofdvorm en de gevel(s) gekeerd naar de straatzijde(s);

  • c.

    Indien er regels in het omgevingsplan zijn opgenomen met betrekking tot gemeentelijke beeldobjecten, gaan deze regels voor op de bepaling als bedoeld in lid 2, onder b.

 

Artikel 14. Intrekken van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het gemeentelijk beschermde monument of beeldobject zwaarder dient te wegen.

 

Hoofdstuk 4. (vervallen)

 

 

Artikel 15. (vervallen)

 

Hoofdstuk 5. Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 16. Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht;

  • 2.

    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien het een gebied betreft waar het “Para-plubestemmingsplan Archeologie” van kracht is. Voor deze gebieden gelden de regels conform het omgevingsplan;

  • 3.

    Voor gebieden waar het “Paraplubestemmingsplan Archeologie” niet van kracht is geldt dat het verbod in lid 1 niet van toepassing is indien;

  • a.

    het een verstoring betreft van een archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke Archeologische Monumentenkaart en waarbij die verstoring plaatsvindt;

  • -

    in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500m2, of;

  • -

    in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 1.000 m2, of;

  • -

    in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 250 m2 of;

  • -

    in een gebied met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2 of;

  • -

    in een gebied met een vastgestelde archeologische waarde bij bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm;

  • b.

    in het vigerend omgevingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg;

  • c.

    voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

  • d.

    het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

  • e.

    een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  • -

    het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

  • -

    de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

  • -

    in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

 

Artikel 17. Opgravingen en begeleiding

  • 1.

    Indien binnen het grondgebied van de gemeente Brummen onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1.1, sub c, Erfgoedwet, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

  • a.

    het college van burgemeester en wethouders een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder n, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek;

  • b.

    de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder m van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen;

  • 2.

    De bepaling in lid 1 is niet van toepassing indien het een gebied betreft waar het “Para-plubestemmingsplan Archeologie” van kracht is. Voor deze gebieden gelden de regels conform het Omgevingsplan.

  • 3.

    In de nadere regels neemt het college van burgemeester en wethouders bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen;

  • 4.

    Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

  •  

Artikel 18. Procedure

De bepalingen uit artikel 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 16, tweede lid, onder e, en artikel 17, eerste lid, onder b.

 

Hoofdstuk 6. Overige bepalingen

Artikel 19. Tegemoetkoming in schade (vervallen)

 

Artikel 20. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 en artikel 16 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

 

Artikel 21. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

 

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 22. Intrekken oude regeling (vervallen)

 

Artikel 23. Overgangsrecht

 

  • 1.

    De op grond van de onder artikel 22 ingetrokken Erfgoedverordening Brummen 2013 aangewezen en geregistreerde gemeentelijk beschermde monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om een omgevingsvergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 22 ingetrokken verordening.

  •  

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking acht dagen nadat deze is bekendgemaakt.

 

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening 2025 Gemeente Brummen.

 

 

Dit besluit is genomen tijdens de openbare raadsvergadering van de gemeenteraad Brummen van 20 november 2025, bij raadsbesluit met kenmerk D469458.

De gemeenteraad van Brummen

Voorzitter G.J.M. van Rumund

Griffier M.E.A. Knook

 

 

 

A. Algemene toelichting

Met inachtneming van de ambitie om naast gemeentelijke monumenten ook gemeentelijke beeldobjecten aan te kunnen wijzen, wordt de herziening van de Erfgoedverordening 2013 voorgesteld. In het kader van de inwerkingtreding van de Omgevingswet en Erfgoed, is de verordening waar nodig aangepast om aan te sluiten op het vigerend wettelijk kader.

 

Onder hoofdstuk B wordt artikelsgewijs de veranderingen ten opzichte van de Erfgoedverordening 2013 toegelicht.

 

Het vaststellen van de Erfgoedverordening is de bevoegdheid van de gemeenteraad.

 

B. Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

 

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Algemeen

De volgorde van de begripsbepalingen is aangepast naar een alfabetische volgorde om de vindbaarheid van begrippen de vergemakkelijken.

Sub c

Vanaf 1 januari 2024 is het begrip Commissie Ruimtelijke Kwaliteit aangepast naar Commissie Omgevingskwaliteit om aan te sluiten om de Omgevingswet.

Sub d

Het begrip ‘gemeentelijk beeldobject’ wordt toegevoegd om beeldbepalende panden aan te kunnen wijzen. Het verschil in omschrijving met ‘gemeentelijk monument’ is dat het bij een beeldobject gaat om de context van een pand, bij een gemeentelijk monument wordt er vooral gekeken naar de waarde van een pand an sich.

Sub e

De term ‘gemeentelijke monumentenlijst’ is veranderd naar ‘gemeentelijk erfgoedregister’. Deze nieuwe term is breder, op deze manier kunnen de gemeentelijk beeldobjecten ook op deze lijst worden geregistreerd.

Sub f

Het beoordelingskader voor een gemeentelijk monument was in de Erfgoedverordening 2013 als volgt:

‘zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde’

Om het beoordelingskader in deze Erfgoedverordening aan te laten sluiten op de huidige tijdsgeest is dit veranderd naar:

‘onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn architectonische-, culturele-, historische waarde, of stedenbouwkundige- of landschappelijke waarde’.

Sub k

Het begrip ‘omgevingsplan’ is toegevoegd om aan te sluiten heb de Omgevingswet.

Sub l

De toelichting op het begrip ‘omgevingsvergunning’ is aangepast om aan te sluiten op de Omgevingswet.

 

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten en gemeentelijke beeldobjecten

Om aan te sluiten op de nieuwe begripsbepalingen, en om het aanwijzen van gemeentelijke beeldobjecten mogelijk te maken, is dit artikel aangevuld met ‘gemeentelijk beeldobject’ in de titel van dit hoofdstuk, en de bijbehorende artikelen 2, 3, 4, 7 en 9.

 

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument of gemeentelijk beeldobject

 

Lid 3

Het originele lid 3 van artikel 3 uit de Erfgoedverordening 2013 is verwijderd, gezien er een risico in zit om religieus erfgoed anders te behandelen. Er zou namelijk aanspraak kunnen worden gemaakt op dit artikel in combinatie met artikel 10, lid 3 uit de Erfgoedverordening 2013, om zo religieus erfgoed anders te behandelen wat uit het oogpunt van erfgoedzorg niet wenselijk is. Daarnaast zou het op basis van deze twee bepalingen mogelijk zijn om uitzonderingen op erfgoedzorg te verkrijgen, waarna een pand alsnog herbestemd wordt.

 

 

Artikel 7. Gemeentelijk erfgoedregister

Om het registreren van beeldobjecten ook mogelijk te maken, is dit artikel aangepast door middel van begripsaanpassingen. Daarnaast is lid 3 toegevoegd om de registratie van beeldobjecten en de bijbehorende benodigde gegevens vast te leggen. De registratie van de aanwijzing is een administratieve handeling (en geen besluit). De bedoeling van het erfgoedregister is om een ieder snel inzicht te geven in welke zaken als gemeentelijk monument of beeldobject zijn aangewezen.

 

Hoofdstuk 3. Instandhouding en vergunningplicht gemeentelijke monumenten en gemeentelijke beeldobjecten

 

Om aan te sluiten op de nieuwe begripsbepalingen is ‘gemeentelijk monument’ aangevuld met ‘gemeentelijk beeldobject’ in de titel van dit hoofdstuk, en de bijbehorende artikelen 10, 13 en 14. Ook borgt deze aanvulling de instandhouding van gemeentelijke beeldobjecten.

 

 

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

 

Lid 2, sub c

Om de instandhouding van gemeentelijke beeldobjecten te borgen is deze bepaling toegevoegd. Het verschil tussen een gemeentelijk monument en een gemeentelijk beeldobject is dat artikel 10, lid 2, sub a, bepaald dat een monument niet in enig opzicht gewijzigd mag worden. Artikel 10, lid, 2, sub c, bepaald daarentegen dat een beeldobject niet op hoofdlijnen gewijzigd mag worden.

Lid 3, sub c

Om de vergunningplicht omtrent beeldobject ook in de Erfgoedverordening op te vangen is deze bepaling toegevoegd. Gezien een beeldobject in minder stringent beschermingsregime kent dan een gemeentelijk monument, is deze bepaling anders geformuleerd dan in lid 3, sub a.

Lid 4

Het originele lid 4 is verwijderd met inachtneming van de toelichting op artikel 3, lid 3.

 

Regels omtrent beeldobjecten zullen op termijn verwerkt worden in het omgevingsplan. Om maatwerk te kunnen bieden, kan het zijn dat regels afwijken van de bepalingen als opgenomen in lid 2, onder b en c en lid 3, sub c. Om ervoor te zorgen dat er geen overlap in regelgeving is tijdens de overgangsfase van de Omgevingswet, is deze bepaling toegevoegd.

 

 

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag (vervallen)

In de Erfgoedverordening 2013 werd in dit artikel ingegaan op de aanvraag voor de omgevingsver-gunning. Sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet, wordt de aanvraag als bedoeld in dit artikel geregeld via het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Hierdoor is dit artikel overbodig geworden.

 

 

Artikel 13. Weigeringsgronden

 

Lid 2, sub b

Om kaders aan te reiken voor de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning voor een gemeentelijk beeldobject, is deze bepaling toegevoegd.

Lid 2, sub c

Met de inachtneming van de toelichting op artikel 10, lid 4, is een soortgelijke bepaling toege-voegd aan dit artikel.

 

Hoofdstuk 4. Beschermde monumenten (vervallen)

 

Dit hoofdstuk en het bijbehorende artikel 15 regelden het advies en de bijbehorende termijn voor rijksmonumenten. Deze bepalingen zijn overbodig geworden met het oog op de Omgevingswet en Erfgoedwet.

 

Artikel 15. Vergunning voor beschermd monument (vervallen)

 

Hoofdstuk 5. Instandhouding van archeologische terreinen

 

 

Artikel 16. Instandhoudingbepaling

 

Lid 2

In 2020 is het “Paraplubestemmingsplan Archeologie” in werking getreden, dit plan is van rechtswege in 2024 opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan gemeente Brummen. Dit parapluplan regelt de bescherming en vergunningplicht wanneer de bodem wordt geroerd. Dit Paraplubestemmingsplan dekt het overgrote deel van de gemeente Brummen, en gaat daarmee voor op de bepalingen als opgenomen in artikel 16 en 17. Op sommige plekken binnen de ge-meente zijn er binnen dit Paraplubestemmingsplan geen regels gesteld, om de bescherming voor deze gebieden op te vangen is er voor gekozen om artikel 16 en 17 te laten bestaan.

 

Artikel 17. Opgravingen en begeleiding

 

Lid 2

Met de inachtneming van de toelichting op artikel 16, is deze bepaling ook toegevoegd aan artikel 17.

 

Hoofdstuk 6. Overige bepalingen

 

 

Artikel 19. Tegemoetkoming in schade (vervallen)

Sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet, wordt planschade vervangen door nadeelcompensatie. De Omgevingswet regelt dat schade veroorzaakt door rechtmatig overheidsoptreden, wat boven het normaal maatschappelijk risico uitstijgt, verhaald kan worden op het bevoegd gezag. Gezien dit om rijksregels gaat, welke hun grondslag hebben in 4.5 Awb en afdeling 15.1 Omgevingswet, is dit artikel overbodig geworden.

 

 

Naar boven