Uitvoerings- en handhavingsstrategie Omgevingsdienst Veluwe

Samen werken aan impact

Uitvoerings- en handhavingsstrategie Omgevingsdienst Veluwe

1 Voorwoord

 

Samen voor een duurzame, gezonde, veilige en groene Veluwe

Met trots presenteren wij u de nieuwe Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (U&H-strategie) voor Omgevingsdienst Veluwe (ODVeluwe). Deze strategie vormt de basis voor de werkzaamheden in de komende jaren: het zorgvuldig uitvoeren van de VTHA-milieutaken en het leveren van een waardevolle bijdrage aan de ambities van alle opdrachtgevers.

Het opstellen van deze strategie was een gezamenlijke reis. Vanuit het Opdrachtgeversoverleg (OGO) is 2024 op basis van de landelijke Handreiking Regionale Beleidscyclus gestart met dit proces. Een projectgroep bestaande uit een afvaardiging vanuit het OGO (Richard Buitenhuis van gemeente Apeldoorn en Willemien Rouffaer van gemeente Elburg) en medewerkers van ODVeluwe heeft dit interactieve proces gecoördineerd.

Een belangrijk uitgangspunt was dat het een strategie moest zijn waarin alle gemeenten zich kunnen herkennen en de ambities van die gemeenten richtinggevend zijn voor de inzet van ODVeluwe: een strategie van gemeenten, provincie en omgevingsdienst!

Samen met de gemeenten, de provincie en de ketenpartners zijn omgevingsanalyses gemaakt, ervaringen gedeeld en ambities aangescherpt. Het resultaat is een strategie die niet alleen richting geeft, maar ook voortkomt uit samenwerking en gedeeld eigenaarschap.

ODVeluwe is een jonge en energieke omgevingsdienst en sinds de fusie per 1 januari 2024 is er al veel bereikt. De komst van de Omgevingswet en de verplichting om een U&H-strategie op te stellen, hebben we aangegrepen als kans om een stevige basis te leggen. Deze strategie is daarmee niet alleen een eerste mijlpaal, maar vooral ook het startpunt voor de regionale beleidscyclus (Big 8) waarin we samen verder bouwen.

In de volgende stap worden de doelstellingen vertaald naar concrete acties in het uitvoeringsprogramma. Daarbij werken we steeds meer outcomegericht: we willen kunnen laten zien hoe ons werk bijdraagt aan een veilige, gezonde, duurzame en groene leefomgeving.

 

Samen zetten we koers naar een toekomst waarin veiligheid, gezondheid, groen en duurzaamheid hand in hand gaan. Dat doen we niet alleen, dat doen we samen!

Deze U&H-strategie wordt aangeboden aan ons Dagelijks Bestuur en Algemeen Bestuur, met als doelstelling het laten vaststellen door alle colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Oldebroek, Putten en Voorst en het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland.

Reinout van Drunen

Menno van Dam

Voorzitter Opdrachtgeversoverleg

Directeur

Omgevingsdienst Veluwe

Omgevingsdienst Veluwe

2 Samenvatting

 

Samen werken aan impact

De gemeenten en de provincie Gelderland die deelnemen in Omgevingsdienst Veluwe hebben de gezamenlijke ambitie uitgesproken om te werken aan een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving. Omgevingsdienst Veluwe vervult een belangrijke rol, als uitvoerder van wettelijke milieutaken en als adviseur bij opgaven op het snijvlak van milieu, gezondheid, natuur en economie. Met deze Uitvoerings- en Handhavingsstrategie 2026-2029 (U&H-strategie) leggen de gemeenten en de provincie vast hoe de omgevingsdienst de komende jaren wordt ingezet voor vergunningverlening, toezicht, handhaving en advisering (VTHA). De strategie vormt de basis voor het jaarlijkse uitvoeringsprogramma van Omgevingsdienst Veluwe.

1. Koers en uitgangspunten

De strategie bouwt voort op de bestaande basis. Uit een recente visitatie blijkt dat de uitvoering op orde is. Tegelijkertijd zijn er nieuwe verwachtingen vanuit bestuur en samenleving. De U&H-strategie anticipeert daarop door te kiezen voor een koers die enerzijds risicogericht is (daar inzetten waar de risico’s voor mens en milieu het grootst zijn) en anderzijds opgavegericht (een zichtbare bijdrage leveren aan lokale en regionale prioriteiten, zoals woningbouw en klimaatadaptatie). De uitvoering is gebaseerd op vier pijlers:

  • 1.

    Focus op risico’s en bestuurlijke opgaven: inzet wordt bepaald op basis van milieurisico’s en het effect op brede maatschappelijke doelen.

  • 2.

    Transparante en consequente uitvoering: regels zijn duidelijk, handhaving is proportioneel en gelijke gevallen worden gelijk behandeld.

  • 3.

    Samenwerking met gemeenten, provincie en ketenpartners: beleid en uitvoering worden afgestemd met gemeenten, provincie, GGD, veiligheidsregio, waterschap en andere partners.

  • 4.

    Kwaliteit en robuustheid van de organisatie: voldoende kennis, capaciteit en borging van uitvoeringskwaliteit zijn harde randvoorwaarden.

2. Regionale prioriteiten: risico’s en opgaven

De strategie benoemt vier inhoudelijke speerpunten voor de inzet van VTHA:

  • 1.

    Omgevingsveiligheid: bedrijven met risicovolle activiteiten (zoals opslag van gevaarlijke stoffen, propaantanks, of gebruik van batterijen) worden intensief begeleid, getoetst en gecontroleerd. De omgevingsdienst adviseert bij ruimtelijke keuzes om veilige afstanden te waarborgen en nieuwe risico’s (zoals waterstof) te beheersen.

  • 2.

    Gezonde leefomgeving: er wordt actief ingezet op het terugdringen van blootstelling aan luchtverontreiniging, geluid, geur en zeer zorgwekkende stoffen. De Omgevingsdienst signaleert en adresseert knelpunten in de leefomgeving die relevant zijn voor gezondheid en ondersteunt gemeenten in de beleidsuitvoering. Voor de inhoudelijke advisering over gezondheidskundige aspecten wordt samengewerkt met de GGD, die hierin de deskundigheid levert.

  • 3.

    Natuur en biodiversiteit: de instandhouding van Natura 2000-gebieden, biodiversiteit en andere waardevolle natuur vraagt om scherpe toetsing van plannen en toezicht op emissies (zoals stikstof) en ecologische waarden zoals beschermde soorten. De omgevingsdienst levert ecologische adviezen, houdt toezicht op herstelmaatregelen en werkt mee aan recreatiezonering en recreatiedrukbeheersing.

  • 4.

    Verduurzaming en klimaatadaptatie: Bij gebiedsontwikkeling wordt geadviseerd over klimaatbestendige inrichting (waterberging, hittestress). Daarnaast is het toezicht houden op energiebesparing, rapportageverplichtingen en afvalbeheer een groeiend onderdeel van de uitvoering.

Daarnaast levert de omgevingsdienst een directe bijdrage aan vijf brede maatschappelijke opgaven:

  • 1.

    Woningbouw: de dienst toetst plannen op luchtkwaliteit, geluid, bodemkwaliteit en externe veiligheid. Dit ook in relatie tot de stikstofproblematiek. Bij complexe binnenstedelijke herontwikkeling speelt zij een adviserende en toetsende rol;

  • 2.

    Transitie landbouw: Vergunningen worden zorgvuldig getoetst, toezicht is risicogericht. Gemeenten worden geadviseerd bij de planontwikkeling;

  • 3.

    Recreatie en toerisme: bij uitbreiding van recreatievoorzieningen wordt advies gegeven over de balans tussen beleving en natuurbescherming. Handhaving is gericht op overlast en illegale activiteiten in kwetsbare gebieden;

  • 4.

    Vitaal ondernemersklimaat: vergunningverlening is efficiënt en professioneel. De omgevingsdienst biedt ruimte aan bijvoorbeeld bedrijven die willen verduurzamen maar houdt ook strikt toezicht om een gelijk speelveld voor ondernemers te borgen;

  • 5.

    Aanpak ondermijning: de omgevingsdienst werkt onder andere samen met de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) bij het tegengaan van illegale afvalstromen, mestfraude of stropen.

3. Uitvoering

De wijze waarop de omgevingsdienst het VTH-instrumentarium inzet gebeurt als volgt:

  • Preventie: door duidelijke regels, goede communicatie, voorlichting en participatie wil de dienst overtredingen voorkomen. Er wordt geïnvesteerd in vroegsignalering (bijvoorbeeld via schouwen of meldingen) en het versterken van het risicobewustzijn.

  • Adviseren: gemeenten worden proactief ondersteund bij het opstellen van omgevingsvisies, -plannen en gebiedsontwikkelingen. De inbreng is integraal, beleidsgevoelig en gericht op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Interne specialistische advisering vindt plaats bij complexe vergunningaanvragen en projecten.

  • Reguleren: vergunningverlening gebeurt risicogericht en juridisch zorgvuldig. Vooroverleg wordt gestimuleerd. Bij bedrijven met hoge risico’s worden vergunningen strikter getoetst; bij lage risico’s is ruimte voor proportionaliteit. Maatwerk en innovatie worden waar mogelijk ondersteund.

  • Toezicht houden: controles zijn gebaseerd op omgevings- en risicoanalyses. Deze worden verfijnd tot risicoprofielen op bedrijfsniveau. Toezicht wordt integraal uitgevoerd, soms thematisch of projectmatig. Aandacht is er voor outcome (effectiviteit), informatiegestuurd werken en samenwerking met partners.

  • Handhaven: optreden is in lijn met de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht Overtredingen (LHSO) en overtredingen worden beoordeeld op ernst, gedrag en herhaling. Afhankelijk daarvan wordt gewaarschuwd of bestuursrechtelijk/strafrechtelijk opgetreden. Transparantie en proportionaliteit staan voorop.

  • Gedogen: Om te kunnen voldoen aan de handhavingsplicht wordt in principe niet gedoogd. Wel zijn er tijdelijke uitzonderingen op deze regel in een aantal bijzondere situaties mogelijk, mits deze voldoen aan een set specifieke voorwaarden.

4. Borging en doorontwikkeling

De strategie wordt jaarlijks vertaald in een uitvoeringsprogramma met concrete doelen en indicatoren. De uitvoering wordt gemonitord, geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. Zo ontstaat een lerende cyclus, met jaarlijks een ‘APK’ en elke vier jaar een inhoudelijke herijking van de strategie. Kwaliteit wordt geborgd via duidelijke werkprocessen, functiescheiding, deskundigheidsbevordering en een sluitende beleids- en uitvoeringscyclus.

De omgevingsdienst blijft zich ontwikkelen als een wendbare, deskundige en samenwerkingsgerichte organisatie die zichtbaar bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving in de regio Veluwe.

3 Inleiding

3.1 Achtergrond

De twaalf gemeenten in de regio Veluwe willen een regio waarin wonen, werken en recreëren in evenwicht zijn en waarin mensen zich veilig en gezond voelen. Het behoud van die balans vraagt om een hoge kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Milieu, natuur, gezondheid, veiligheid, bodem en water zijn allemaal onderdelen van dat geheel.

In de regio zijn er ca. 12.000 locaties met milieubelastende activiteiten (MBA’s), van de bakker op de hoek, opslag in propaantanks tot grote logistieke ondernemingen op bedrijventerreinen. Omgevingsdienst Veluwe verleent namens de gemeenten vergunningen aan deze bedrijven, houdt toezicht op de naleving van milieuvoorschriften en treedt waar nodig handhavend op1. Daarnaast is de dienst een vraagbaak en adviseur voor gemeenten: het geven van geluid- en luchtkwaliteitsadvies bij bouwplannen, adviseren over de inrichting van de buitenruimte en ondersteunen bij het opstellen van omgevingsvisies en -plannen. De rol van de omgevingsdienst verschuift daarbij steeds meer van een klassieke “uitvoerder” naar een brede partner die ook bijdraagt aan woningbouw, energietransitie, klimaatadaptatie en natuurbescherming. Daarom luidt de titel van deze strategie ‘Samen werken aan impact’: de basis is op orde, maar we willen de lat hoger leggen en inspelen op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen.

3.2 Doel, status en reikwijdte van de strategie

De Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (U&H strategie) is het wettelijke kader waarmee gemeenten en provincie richting geven aan de inzet van de omgevingsdienst bij vergunningverlening, toezicht, handhaving en advisering. De strategie heeft vier functies:

  • Koers bepalen: zij maakt duidelijk bij welke risico’s en opgaven de komende jaren de prioriteit liggen. Daarbij gaat het om thema’s als omgevingsveiligheid, gezondheid, natuur & biodiversiteit, verduurzaming en het bijdragen aan bredere opgaven zoals woningbouw, landbouwtransitie, recreatie en de aanpak van ondermijning.

  • Vertaling van wetgeving: de strategie voldoet aan de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit, waarin staat dat voor de milieutaken van de omgevingsdienst een uniforme strategie moet worden vastgesteld.

  • Meerjarig kader: de U&H strategie beslaat de periode 2026 2029. Elk jaar wordt een uitvoeringsprogramma opgesteld waarin concrete doelen, maatregelen en indicatoren staan. De uitvoering wordt gemonitord en waar nodig bijgestuurd. De resultaten worden, samen met de deelnemers, geëvalueerd. Zo ontstaat een lerende cyclus, waarin we steeds kunnen zien of we op koers liggen bij het realiseren van de doelstellingen.

  • Formele verankering: de strategie is conform art.13.5 lid van het Omgevingsbesluit vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de omgevingsdienst, de colleges van burgemeester en wethouders en door Gedeputeerde Staten. Ze is ter informatie aangeboden aan gemeenteraden en Provinciale Staten. Dit onderstreept dat de strategie de collectieve afspraken van alle deelnemers verankert.

De strategie heeft betrekking op alle milieutaken die de gemeenten bij de omgevingsdienst hebben ondergebracht – zowel de wettelijk verplichte basistaken als de vrijwillige plus taken. Ze geldt voor vergunningverlening, toezicht, handhaving en advisering op grond van de Omgevingswet en aanverwante regelgeving. Taken die gemeenten zelf blijven uitvoeren en de wettelijke milieutaken van de provincie vallen buiten deze strategie.

3.3 Insteek van de strategie

Deze strategie is van de gemeenten en de provincie. Hun ambities en opgaven bepalen het kader; de omgevingsdienst is het uitvoerend en adviserend instrument. Dit sluit aan bij de gedachte van de Omgevingswet: één integrale benadering van de fysieke leefomgeving, waarbij niet alleen risico’s worden vermeden maar ook kansen worden benut. Risicogericht werken – daar waar de gevolgen voor mens en milieu het grootst zijn – wordt gecombineerd met een opgavegerichte benadering: bijdragen aan maatschappelijke doelen, zoals voldoende woningen, een vitale agrarische sector, duurzame energie, recreatie en toerisme, een aantrekkelijk vestigingsklimaat en de strijd tegen ondermijning. De omgevingsdienst gaat bij de inzet uit van:

  • Heldere regels, voorlichting en participatie om overtredingen te voorkomen.

  • Deskundig advies bij ruimtelijke plannen en initiatieven, zodat kwaliteit vooraf wordt geborgd.

  • Juridisch zorgvuldige vergunningverlening met objectieve toetsing en maatwerk waar dat kan.

  • Toezicht op basis van risico- en data-analyses, thematisch en projectmatig.

  • Handhaving die proportioneel is en gericht op herstel en naleving.

  • Er wordt niet gedoogd. Wel zijn er tijdelijke uitzonderingen op deze regel in een aantal bijzondere situaties mogelijk, mits deze voldoen aan een set specifieke voorwaarden.

De omgevingsdienst blijft daarbij een onafhankelijke uitvoerder, maar is tegelijkertijd een partner van de gemeenten en de provincie die meedenkt over integrale oplossingen. Dat gebeurt door kennis en expertise beschikbaar te stellen, knelpunten en kansen te signaleren en door te zorgen voor een transparante en consequente uitvoering.

3.4 Totstandkoming

Deze strategie is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met alle betrokkenen. Vanuit het Opdrachtgeversoverleg (OGO), waarin de twaalf gemeenten en de provincie vertegenwoordigd zijn, is in 2024 de opdracht gegeven om de U&H strategie te actualiseren. Dit onder regie van een werkgroep met vertegenwoordigers van de gemeenten Elburg en Apeldoorn en van de omgevingsdienst. Het proces bestond uit:

  • 1.

    Uitvoeren omgevingsanalyses: aan de hand van twee individuele gespreksrondes per gemeente en met de provincie zijn de lokale en provinciale opgaven, milieurisico’s, knelpunten en ambities in kaart gebracht. Dit is de basis voor het opstellen van de gezamenlijke doelstellingen en ambities;

  • 2.

    Uitwerken contouren: beleidsmedewerkers van gemeenten en vakspecialisten van de omgevingsdienst hebben gezamenlijk de regionale ambities en doelstellingen benoemd. Daarbij is gezocht naar de balans tussen regionale samenhang en lokale diversiteit. De ketenpartners is om inbreng gevraagd om daarmee de verbinding en gezamenlijke aanpak te versterken;

  • 3.

    Uitwerken aanpak in de uitvoering: op basis van contouren is met de medewerkers van de omgevingsdienst bekeken wat dit betekent voor de uitvoering. Dat wil zeggen de inzet van preventie, advisering, vergunningverlening, toezicht en handhaving;

  • 4.

    Reflectie op het concept: de concept U&H-strategie is ambtelijk ter consultatie voorgelegd aan alle gemeenten, de provincie en de ketenpartners. Het laatste ook om de verbinding en de gezamenlijke aanpak te versterken;

  • 5.

    Formele besluitvorming: het definitieve concept is voorgelegd aan het dagelijks bestuur en ter vaststelling aangeboden aan het algemeen bestuur, de colleges van B&W en het college van gedeputeerde staten.

Jaarlijks wordt op basis van de strategie door Omgevingsdienst Veluwe een uitvoeringsprogramma en verslag over de voortgang opgesteld. Ook daarbij worden de gemeenten, provincie en ketenpartners nadrukkelijk betrokken. Zo blijft de U&H strategie geen statisch document, maar een dynamisch instrument dat meebeweegt met nieuwe ontwikkelingen en ervaringen.

3.5 Leeswijzer

De U&H-strategie is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 4 blikt kort terug op de afgelopen jaren van de omgevingsdienst en sluit af met de aandachtspunten daaruit, voor de komende jaren. Hoofdstuk 5 beschrijft de bestuurlijke kaders waarbinnen VTHA wordt ingezet. Hoofdstuk 6 benoemt de prioriteiten in de uitvoering. Dat wil zeggen de prioriteiten wat betreft de grootste risico’s en de bijdrage van VTHA aan de realisatie van regionale en lokale opgaven. De algemene uitvoeringsstrategie staat in hoofdstuk 7. Tenslotte beschrijft hoofdstuk 8 hoe de uitvoering is georganiseerd en de beleids- en uitvoeringscyclus is ingericht.

4 Terugblik en aandachtspunten voor de toekomst

 

De recente fusie van Omgevingsdiensten Veluwe IJssel en Noord-Veluwe is goed verlopen. Er is hard gewerkt aan het bouwen van een nieuwe, stabiele organisatie. Hoewel het jaar 2024 in het teken stond van organisatieverandering, zijn de meeste VTHA-taken gewoon uitgevoerd. Ook hebben alle gemeenten hun basistaken, onder een uniform mandaat, bij de omgevingsdienst ondergebracht. Dit is een belangrijke mijlpaal. Eind 2024 is de visitatiecommissie van Omgevingsdienst NL bij de ODVeluwe langs geweest en deze commissie noemde het knap dat ondanks het fusieproces de uitvoering op peil is gebleven.

4.1 Wat gaat goed?

De belangrijkste positieve ontwikkelingen in 2024 en 2025 zijn:

  • Vertrouwen en samenwerking: er is een groeiend vertrouwen tussen bestuur, directie, medewerkers én gemeenten. De onderlinge relaties zijn versterkt, er is sprake van een open en constructieve cultuur en de inzet van medewerkers wordt breed gewaardeerd.

  • Deskundigheid in uitvoering: medewerkers laten inhoudelijke deskundigheid zien, zowel op het gebied van vergunningverlening, toezicht, handhaving en advies. De casussen die zijn ingebracht tijdens de visitatie tonen een hoge mate van vakbekwaamheid.

  • Effectieve samenwerking met ketenpartners: met partijen als het waterschap, ILT, politie, veiligheidsregio en de GGD is op uitvoerend niveau een goed werkende samenwerking tot stand gebracht. Dit draagt bij aan de effectiviteit van de uitvoering.

  • Ontwikkeling interne organisatie: er is veel geïnvesteerd in de basis van de organisatie: in jong talent, in het harmoniseren van werkprocessen, in interne overlegstructuren en in de inrichting van accountmanagement.

  • Focus op actuele thema’s: er is geïnvesteerd in specialismen zoals ecologie en duurzaamheid. Omgevingsdienst Veluwe levert daarmee een bijdrage aan actuele maatschappelijke opgaven.

4.2 Wat kan beter?

Visitatie en terugblik laten zien dat er ook nog de nodige verbeterpunten zijn. De belangrijkste zijn:

  • Eén regionale risicoanalyse maken: een gezamenlijke, actuele analyse voor de hele regio ontbreekt. Daardoor is het moeilijk om goed risico gestuurd te werken. Ook is de datakwaliteit nog onvoldoende. Hier ligt een duidelijke verbeteropgave.

  • Meer sturen op effecten: tot nu toe is vooral gerapporteerd over wat er is gedaan (output). Maar er is behoefte aan inzicht in de effecten van de inzet op de leefomgeving (outcome). Bijvoorbeeld via thema’s aan de hand van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens. Dit helpt bij sturing en het samenspel met de gemeenten en de provincie.

  • Cultuur en samenwerking: de fusie bracht verschillende werkwijzen en culturen samen. Hoewel er al veel verbeterd is kan de samenwerking tussen afdelingen en coördinatoren beter;

  • Samenwerken met de ketenpartners: de samenwerking met ketenpartners is op uitvoerend niveau goed. Maar op strategisch niveau is er behoefte aan meer afstemming, regie en gezamenlijke doelen en bestuurlijke afspraken.

  • Adviesrol en vernieuwing: Omgevingsdienst Veluwe geeft steeds vaker advies bij complexe projecten. Dat is goed, maar de rol als strategisch adviseur kan nog sterker. Daarvoor zijn innovatieve werkwijzen nodig, zoals het werken met praktijkvoorbeelden en duidelijke analyses. Ook is voldoende budget voor vernieuwing nodig.

  • Deskundigheid en personeel: het aantrekken en behouden van deskundige medewerkers is een uitdaging. Er wordt geïnvesteerd in jonge medewerkers, scholing en opleiding.

In 2024 en 2025 is veel bereikt. De basis is gelegd, de uitvoering loopt, en het vertrouwen groeit. De volgende stap is het versterken van de organisatie en een nog betere aansluiting bij de regionale opgaven. De lessen uit het afgelopen jaar zijn een belangrijk fundament voor de nieuwe strategie.

5 Bestuurlijke uitgangspunten

 

De juridische basis voor de uitvoering van het wettelijke deel van de VTHA-taken door de omgevingsdienst bestaat uit landelijke en lokale wet- en regelgeving. De belangrijkste zijn:

  • Omgevingswet en Omgevingsbesluit;

  • Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl);

  • Besluit activiteiten leefomgeving (Bal);

  • Gemeentelijke omgevingsplannen;

  • Omgevingsverordening Gelderland;

  • Waterschapsverordening Vallei en Veluwe.

De inzet van VTH en advies in de komende planperiode gebeurt vanuit vier uitgangspunten: 1) het aansluiten op de Omgevingswet met een focus op milieurisico’s en bredere opgaven, 2) een transparante en consequente uitvoeringsstrategie, 3) een goede verbinding met de gemeenten, provincie en ketenpartners en 4) het borgen van de kwaliteit van de uitvoering en de handhaving.

5.1 Aansluiten bij de Omgevingswet: focus op milieurisico’s en bredere opgaven

Bij de uitvoering werkt de omgevingsdienst enerzijds risicogestuurd. De prioriteit in de uitvoering ligt daar waar de omgevingsrisico’s en eventuele bestuurlijke en financiële risico’s het grootst zijn. Financiële risico’s kunnen er bijvoorbeeld voor de gemeenten of de provincie zijn als een bedrijf failliet gaat en er afval op het terrein achterblijft met een negatieve restwaarde. De risico’s zijn bepaald aan de hand van een risicoanalyse op basis van het principe ‘effect x kans’: wat is het mogelijke effect van het niet naleven van regels en wat is de kans dat die inderdaad niet nageleefd worden?2 Milieubelastende activiteiten (MBA’s) worden in de uitvoering geprioriteerd aan de hand van vier strategische hoofdthema’s:

  • Omgevingsveiligheid

  • Gezondheid en leefbaarheid

  • Natuur en biodiversiteit

  • Klimaat en duurzaamheid3

De prioritering bepaalt hoe uitvoerig de omgevingsdienst vergunningaanvragen toetst, hoe frequent en intensief MBA’s worden gecontroleerd en hoe de omgevingsdienst optreedt als voorschriften niet worden nageleefd.

Deze thema’s hebben nadrukkelijk ook een plek binnen de bredere opgaven van de gemeenten en de provincie. Zoals onder andere vastgelegd in de omgevingsvisies en daarvan afgeleide omgevingsplannen en eventuele omgevingsprogramma’s. Dat betekent anderzijds dat de inzet van de omgevingsdienst naast risicogestuurd ook opgavegestuurd is: de bijdrage van VTH- en advies aan de realisatie van die bredere regionale en lokale opgaven. De voor de inzet van de omgevingsdienst meest relevante bredere opgaven zijn:

  • de woningbouwopgave;

  • transitie van het buitengebied;

  • de ontwikkeling van recreatie en toerisme;

  • een vitaal ondernemersklimaat;

  • de aanpak van ondermijning.

 

De prioriteiten bij de inzet van de omgevingsdienst zijn regionaal. Dat wil zeggen dat ze voor (vrijwel) alle gemeenten en de provincie relevant zijn. Bij de uitvoering is er echter ook aandacht voor lokale ‘hot-spots’: vanuit regionaal perspectief mogelijk niet de hoogste prioriteit maar lokaal juist wel. Dat kan zowel gaan om een complex knelpunt (bijvoorbeeld een overlast gevend bedrijf) maar ook om een specifieke ontwikkelopgave waar milieu één van de aandachtspunten is.

In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma worden daarbij meer operationele prioriteiten gesteld: wat moet in dat jaar worden bereikt? In hoofdstuk 6 zijn de risicogestuurde prioriteiten en de bijdrage van VTHA aan de realisatie van de bredere opgaven nader uitgewerkt.

5.2 Een transparante en consequente uitvoeringsstrategie

Bij de inzet van VTHA zijn zes principes leidend:

  • 1.

    De dienstverlening is van hoge kwaliteit. De grondhouding is vanuit oplossingen werken: in lijn met de Omgevingswet is ‘ja, mits’ in plaats van ‘nee, tenzij’ leidend. Procedures worden binnen de wettelijke termijnen afgerond en voor inwoners en ondernemers is er een eenduidig aanspreekpunt.

  • 2.

    De uitvoering is in overeenstemming met de wettelijke eisen.

  • 3.

    De omgevingsdienst beoordeelt en behandelt gelijke gevallen op gelijke wijze. Dat gebeurt op basis van professionele en actieve houding. Basisuitgangspunt is vertrouwen maar ook eigen verantwoordelijkheid van ondernemers en hen daarop aanspreken.

  • 4.

    De omgevingsdienst biedt aan ondernemers binnen de bestaande kaders ruimte om innovatieve initiatieven mogelijk te maken.

  • 5.

    De naleving van landelijke en lokale wet- en regelgeving staat daarbij niet ter discussie. Waar regels worden overtreden volgt de omgevingsdienst de Landelijke handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO).

  • 6.

    De omgevingsdienst zet waar mogelijk in op preventie, dat wil zeggen het voorkomen van overtredingen en voorkomen dat handhavend optreden nodig is. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat ondernemers op de hoogte zijn van de regels en dat de regels en vergunningvoorschriften duidelijk, doelgericht en proportioneel zijn. Preventie moet ook worden bereikt door in het toezicht meer zichtbaar te zijn.

De uitvoeringsstrategie is nader uitgewerkt in hoofdstuk 7 van deze strategie.

5.3 Een goede verbinding met de gemeenten, provincie en ketenpartners

Het primaire doel van de inzet van VTHA is het behoud en waar nodig verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dat betekent enerzijds dat de omgevingsdienst voldoende zichtbaar maakt wat de inzet feitelijk oplevert (outcomegericht). Denk hier aan bijvoorbeeld omgevingsveiligheid, leefbaarheid, biodiversiteit of duurzaamheid. En wat de bijdrage is aan de realisatie van de bredere opgaven.

Het betekent ook dat de inzet van de omgevingsdienst voldoende moet aansluiten bij die lokale en regionale opgaven. Dat vraagt om een goede verbinding en samenspel met beleidsmedewerkers en projectleiders die (lokaal) verantwoordelijk zijn voor die opgaven. Bijvoorbeeld door het vroegtijdig betrekken van de omgevingsdienst bij nieuwe plannen en projecten. De relatie tussen de omgevingsdienst en gemeenten is niet alleen die van opdrachtgever en opdrachtnemer maar ook die van partner.

Een effectieve uitvoering van de VTHA-milieutaken vraagt ook om nauwe samenwerking met de ketenpartners. De politie, het OM, de ILT, de veiligheidsregio, het waterschap, de GGD, Rijkswaterstaat, de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) en de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA).

De veiligheidsregio, waterschap en GGD vervullen elk een essentiële rol bij het signaleren, aanpakken en voorkomen van risico’s in de fysieke leefomgeving. Door informatie - over bijvoorbeeld hotspots met gezondheidsrisico’s - te delen, gezamenlijke prioriteiten te stellen en acties op elkaar af te stemmen, wordt de effectiviteit van het optreden versterkt. Deze samenwerking is onmisbaar bij complexe opgaven zoals fysieke veiligheid, milieucriminaliteit, asbestverwijdering en het voorkomen van de verspreiding van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) in de lucht, het water en de bodem.

5.4 Het borgen van de kwaliteit van de uitvoering en de handhaving

In lijn met de aanbevelingen uit het rapport van Van Aartsen zet de omgevingsdienst in op een effectieve en slagvaardige organisatie en uitvoering. Daarbij staan de borging van voldoende onafhankelijkheid en deskundigheid van de omgevingsdiensten én een duidelijke, effectieve verdeling van rollen, taken en bevoegdheden centraal, conform het landelijke IBP VTH.

De organisatie en uitvoering van de VTH-taken moeten ook voldoen aan wettelijk vastgelegde kwaliteitscriteria. Dat gaat om de beheersing van de uitvoering (beleids- en uitvoeringscyclus), de ‘robuustheid’ van de organisatie en het hebben van voldoende capaciteit, deskundigheid en de juiste competenties en het borgen van de financiële middelen in de begroting.

De basis voor de uitvoering door de omgevingsdienst is een omgevings- en risicoanalyse en het op basis daarvan vastleggen van prioriteiten en doelstellingen.

De omgevingsdienst stelt prioriteiten aan de hand van een risicoanalyse op basis van het eventuele effect van een incident en de kans dat zo’n incident zich voordoet. Het naleefgedrag van bedrijven wordt hierbij ook meegenomen. De inzet is om deze risicoanalyse de komende jaren dusdanig te verfijnen dat er voor elk individueel bedrijf een risicoprofiel kan worden opgesteld.

Dat wil zeggen van een algemene branche- en themagerichte bepaling van prioriteiten naar een risico-analyse op bedrijfsniveau. Die doelstellingen zullen niet in één keer gehaald kunnen worden.

In een jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma worden meer concrete doelstellingen vastgelegd: wat moet er in dat jaar gerealiseerd worden? De uitvoering wordt gemonitord en waar nodig bijgestuurd. Over de resultaten en evaluatie van de uitvoering wordt gerapporteerd aan het algemeen bestuur. De uitkomsten daarvan kunnen leiden tot de bijstelling van prioriteiten en aanpak, maar kunnen ook voor beleid nieuwe inzichten bieden in ontwikkelingen, vraagstukken en opgaven in de regio. Dat betekent dat vanuit de uitvoering er ook een meer beleidsmatige terugkoppeling zal plaatsvinden. Zo zal de strategie jaarlijks , een ‘APK-keuring’ krijgen vanuit monitoring en evaluatie. Om de vier jaar wordt langs de meetlat van de actuele lokale (milieu)ambities een actualisatie uitgevoerd. Insteek daarbij is niet periodiek een volledig nieuw document, maar op basis van de jaarlijkse ‘APK’ en de vierjaarlijkse actualisatie te komen tot een continu dynamisch, actuele U&H-strategie. De strategie wordt in hoofdstuk 8 uitgewerkt, waarin wordt beschreven hoe de omgevingsdienst de kwaliteit van de uitvoering ook de komende jaren wil borgen en waar nodig verbeteren.

6 Prioriteiten

 

De U&H-strategie legt vast waar de komende jaren de regionale prioriteiten en ambities met betrekking tot de omgevingskwaliteit liggen. En wat de rol en bijdrage van Omgevingsdienst Veluwe is bij de realisatie daarvan. Gezien de maatschappelijke opgaven waarvoor de regio staat, zijn een gerichte, risicogestuurde en opgavegerichte inzet van VTH en advisering essentieel om de omgevingskwaliteit duurzaam te borgen.

Dit hoofdstuk biedt het kader voor de komende planperiode. De prioriteiten en doelstellingen worden jaarlijks geconcretiseerd in het uitvoeringsprogramma (‘wat in dat jaar bereiken?’) en vertaald naar Kritische prestatie-indicatoren (KPI’s). Deze worden gemonitord en zijn ook een belangrijke basis voor de evaluatie en waar nodig bijsturing van de uitvoering en prioriteiten.

6.1 Samen werken aan een veilige leefomgeving

In Nederland is de ruimte schaars. Mensen willen gezond en veilig leven, en het bedrijfsleven wil ruimte voor economische groei behouden. Deze blijvende zoektocht naar een optimaal gebruik van de beperkte ruimte is het onderwerp van omgevingsveiligheid.

Omgevingsveiligheid gaat over het borgen van een veilige leefomgeving door risico's te voorkomen, te beperken en te beheersen. Deze risico's kunnen bij incidenten zeer nadelige gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. Het gaat onder andere om risico's verbonden aan de productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen, en activiteiten waarbij bij incidenten giftige stoffen vrij kunnen komen of er schade voor de omgeving kan ontstaan door brand of explosies.

Hoewel het Veluwegebied vooral bekend is om zijn natuur en recreatie, zijn er ook diverse risicovolle activiteiten en infrastructuren. Dit kan gaan om grotere risicovolle bedrijven4 op bedrijfsterreinen (zoals in Apeldoorn, Harderwijk, Putten, Voorst, Brummen en Epe) uit de branche van chemie, papierverwerking of voedingsmiddelenindustrie. Maar ook om kleine bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen zoals garagebedrijven, drukkerijen, bakkerijen, zwembaden en soms zelfs detailhandel. Bijvoorbeeld door opslag van reinigingsmiddelen, of om de vele propaantanks in het buitengebied (met mogelijk risico van natuurbranden), defensieterreinen of het vervoer van gevaarlijke stoffen in en door de regio via (spoorweg), water of buisleidingen. Zaken waarmee in de ruimtelijke ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.

De klimaatverandering vergroot bestaande omgevingsveiligheidsrisico’s, bijvoorbeeld door een hogere kans op overstromingen en natuurbranden. Dit kan leiden tot uitval van vitale infrastructuur tijdens hitte of storm. Daarnaast ontstaan nieuwe risico’s, zoals bij de opslag en toepassing van duurzame energiedragers als waterstof en batterijen, die vragen om aangepaste veiligheidsmaatregelen en ruimtelijke keuzes

De omgevingsdienst draagt, samen met de veiligheidsregio, bij aan het minimaliseren van de kans op incidenten en het beperken van de gevolgen van eventuele calamiteiten. Dit gebeurt niet alleen bij de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving, maar ook door advisering van gemeenten. Bijvoorbeeld bij de aandacht voor omgevingsveiligheid in de omgevingsplannen (aandachtsgebieden), bij de transformatie van bedrijfsterreinen of de energietransitie.

Gezamenlijke ambities en de bijdrage van Omgevingsdienst Veluwe

Gemeenten in de regio en de provincie streven naar een veilige en gezonde leefomgeving waarin nieuwe ontwikkelingen verantwoord worden ingepast. Omgevingsdienst Veluwe ondersteunt deze ambitie door vergunningverlening, toezicht, handhaving en advisering gericht in te zetten op het beperken van risico’s voor mens en milieu. Via risicogerichte inzet draagt de omgevingsdienst bij aan de omgevingsveiligheid, het voorkomen van nieuwe risico’s en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

Gemeentelijke en provinciale ambities

Bijdrage Omgevingsdienst Veluwe

  • 1.1

    Het borgen van de omgevingsveiligheid bij de ruimtelijke ontwikkeling

  • 1.1.1

    Samen met de veiligheidsregio gemeenten adviseren over een veilige ruimtelijke inrichting in omgevingsplannen; het zo borgen dat er veilige afstanden zijn tussen risicobronnen (aandachtsgebieden) en (zeer) kwetsbare functies zoals woningen, scholen en zorginstellingen én tussen risicobronnen onderling. Waar dat niet kan, wordt bekeken met welke maatregelen toch voldoende veiligheid kan worden geborgd.

  • 1.2

    Het borgen van de omgevingsveiligheid op het niveau van individuele bedrijven en milieubelastende activiteiten.

  • 1.2.1

    Gemeenten bij de ruimtelijke afweging over de vestiging van een nieuw bedrijf en de beoordeling van de aanvraag van bouwactiviteiten door bedrijven adviseren over een veilige inrichting en risicobeperking;

  • 1.2.2

    Alle vergunningaanvragen waar omgevingsveiligheid een rol speelt integraal toetsen aan actuele wet- en regelgeving;

  • 1.2.3

    Het jaarlijks controleren en waar nodig handhaven van bedrijven met de meest risicovolle activiteiten, vooral waar het gaat om de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen;

  • 1.2.4

    Adviseren van gemeenten bij geconstateerd strijdig gebruik met risico’s voor de omgevingsveiligheid;

  • 1.2.5

    Het versterken van de samenwerking met veiligheidsregio en de lokale crisisbeheersingsorganisaties.

  • 1.3

    Het voorkomen van het ontstaan van nieuwe risico’s door de energietransitie (bijvoorbeeld opslag en transport, batterijen) en de transitie naar een circulaire economie (bijvoorbeeld ZZS in secundaire bouwstoffen).

  • 1.3.1

    Adviseren over potentiële omgevingsrisico’s ten gevolge van de transitie naar een circulaire economie en de energietransitie;

  • 1.3.2

    In samenwerking met gemeenten en veiligheidsregio uitwerken van scenario’s voor de beheersing van nieuwe risico’s zoals opslag van waterstof of batterij-energieopslagsystemen, kennisdelen en adviseren over veilige toepassing;

  • 1.3.3

    Het zorgen voor actuele vergunningen, het houden van toezicht en het handhaven van de voorschriften waar het gaat om ZZS-emissies;

  • 1.3.4

    Gemeenten adviseren waar het gaat om een milieu-hygiënische toepassing van secundaire bouwstoffen.

6.2 Samen werken aan een gezonde leefomgeving

Een gezonde leefomgeving is een omgeving die als prettig wordt ervaren, waar gezonde keuzes gemakkelijk en logisch zijn en waar negatieve invloed op gezondheid zo klein mogelijk is. Dit kan een natuurlijke omgeving zijn met groen en water, die helpt om hitte en wateroverlast tegen te gaan en bijdraagt aan klimaatbestendigheid.

Een gezonde leefomgeving is essentieel voor het welzijn van inwoners en de aantrekkelijkheid van de regio. Die kan onder druk staan door allerlei oorzaken. Denk aan verminderde luchtkwaliteit, geluidhinder, geurbelasting, bodemkwaliteit en hittestress. Ook stikstofemissies dragen indirect bij aan gezondheidsrisico’s, onder meer via omzetting in fijnstof (secundair aerosol) of door effecten op de stedelijke groenstructuur. Deels gaat het in de regio om bestaande lokale knelpunten (‘hotspots’) die om een oplossing vragen. En deels om nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw of nieuwe bedrijfsterreinen, die om zorgvuldige afweging van ambities en gezondheidsrisico’s vragen.

Bij het werken aan een gezonde leefomgeving staat de regio de komende jaren voor een aantal uitdagingen:

  • Het verbeteren van de luchtkwaliteit. De Europese raad nam op 14 oktober 2024 een nieuwe richtlijn voor luchtkwaliteit aan. Vanaf 2030 gaan er strengere eisen gelden voor bijvoorbeeld fijnstof en stikstofdioxide. De luchtkwaliteit kan nu al onder druk staan door verkeer en industriële emissies maar ook door het stoken van hout in kachels. Daarbij is er maatschappelijk ook een toenemende aandacht en zorg over de uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) in de lucht, het water en in de bodem. Gemeente Brummen, Putten en Harderwijk hebben het Schone Lucht Akkoord ondertekend;

  • Geluidsoverlast speelt bij veel gemeenten in de regio. Door bedrijfsactiviteiten, transportbedrijven, horeca (binnensteden), verkeer, spoorwegen en defensie (Oldebroek, Elburg, Epe en Heerde);

  • Geurhinder in onder andere Putten, Elburg, Harderwijk, Brummen en Apeldoorn. Veroorzaakt door bijvoorbeeld voedselverwerking, afvalverwerking, agrarische bedrijven of papierfabrieken;

  • Asbestverwijdering. Vooral in de oudere wijken en voormalige bedrijfslocaties wordt nog regelmatig asbest aangetroffen bij sloopactiviteiten;

  • Indirecte lozingen van bedrijfsafvalwater zijn een significante bron van waterverontreiniging: dat levert risico’s op voor de kwaliteit van het drinkwater, de gezondheid en ecosystemen. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die streeft naar een goede waterkwaliteit van zowel oppervlaktewater als grondwater. Indirecte lozingen, zoals afvalwater van bedrijven dat via het riool op het oppervlaktewater terechtkomt, spelen een belangrijke rol in het behalen van de KRW-doelen;

  • Bodemverontreiniging op voormalige bedrijfslocaties;

  • Toename van hittestress in stedelijke gebieden, maar ook in de bebouwde omgeving van kleinere gemeenten;

  • Het voorkomen van een achteruitgang van de biodiversiteit.

Klimaatverandering versterkt deze risico’s, bijvoorbeeld een verslechtering van de luchtkwaliteit tijdens droge en warme perioden of risico’s van vervuiling als hoogwater bedrijven of opslagen bereikt.

 

Gezamenlijke ambities en de bijdrage van Omgevingsdienst Veluwe

Gemeenten in de regio en de provincie streven naar een veilige en gezonde leefomgeving waarin nieuwe ontwikkelingen verantwoord worden ingepast. Omgevingsdienst Veluwe ondersteunt deze ambitie door vergunningverlening, toezicht, handhaving en advisering gericht in te zetten op het beperken van risico’s voor mens en milieu. Via risicogerichte inzet draagt de omgevingsdienst bij aan de omgevingsveiligheid, het voorkomen van nieuwe risico’s en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

Gemeentelijke en provinciale ambities

Bijdrage Omgevingsdienst Veluwe

2.1. Gezondheid en leefomgevingskwaliteit structureel meenemen in het omgevingsplan, de ruimtelijke ontwikkeling, beleid en inrichting van de openbare ruimte

 

2.1.2. Het samen met de GGD de gemeenten integraal adviseren over een gezondheid-bevorderende inrichting van de leefomgeving (positieve gezondheid);

2.1.2. Toetsen van woningbouw- en bedrijfsterreinprojecten aan relevante risico’s wat betreft luchtkwaliteit, geluid, geur en emissies van ZZS (bodem, water, lucht, afval);

2.1.3 Signaleren van mogelijke gezondheidsrisico's en zo nodig de inhoudelijke expertise van de GGD betrekken bij onderzoek en duiding;

2.1.4. Gezamenlijke (beleids)kaders ontwikkelen voor het maken van afwegingen, zoals het monitoren van de Basisgeluidemissie (BGE). Ook met inbreng van de GGD.

2.2. Voldoende inzicht hebben van de druk op de gezondheid in de leefomgeving.

2.2.1. Structureel borgen van de kennisdeling tussen GGD, omgevingsdienst en gemeenten;

2.2.2. Het structureel verbeteren van de informatiepositie door gebruik bestaande informatie (RIVM, GGD), het inventariseren en op kaart zetten van risicobronnen en het verkennen van de mogelijkheden tot het uitvoeren van milieumetingen (bijvoorbeeld waar het gaat om hittestress of luchtkwaliteit);

2.3. Bedrijven voldoen minimaal aan de gezondheidseisen die in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het omgevingsplan van een gemeente zijn gesteld. Meer specifiek waar het gaat om geur, geluid, luchtkwaliteit, (de emissie van) zeer zorgwekkende stoffen, bodem en water.

2.3.1. Bij bedrijven met milieubelastende activiteiten die een verhoogd risico met zich meebrengen voor de gezondheid en de leefbaarheid worden vergunningaanvragen uitvoerig getoetst, gecontroleerd en waar nodig gehandhaafd. De prioriteit ligt bij de chemie en metaalbedrijven, intensieve veehouderijen, voedingsmiddelenindustrie, logistiek en distributie, afvalverwerking en automotive;

2.3.2. Het toezien op de informatie en reductieverplichting van bedrijven waar het gaat om de emissies van ZZS;

2.3.3. Investeren in kennis over indirecte lozingen en het waar nodig actualiseren van vergunningen, het opleggen van maatwerkvoorschriften en het intensiveren van het toezicht daarop.

2.4. De ‘hotspots’ met structurele gezondheidsrisico’s en/of waar de leefbaarheid onder druk staat worden aangepakt.

2.4.1. Samen met de gemeenten een integrale (projectmatige) aanpak opzetten waarbij de omgevingsdienst vooral een bijdrage levert door toezicht en handhaving op MBA’s die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid en leefbaarheid;

2.4.2. Stimuleren van het verwijderen van asbest i.v.m. calamiteiten.

6.3 Samen werken aan natuurbehoud en biodiversiteit op de Veluwe

De Veluwe is een van de grootste en meest waardevolle aaneengesloten natuurgebieden van Noordwest-Europa. Binnen de regio liggen diverse gebieden die vallen onder Natura 2000-gebied de Veluwe. Daaronder de noordwestelijke Veluwe (rond Ermelo, Heerde, Harderwijk en Nunspeet), de Veluweflank bij Putten, natte natuur zoals het Wisselse Veen bij Epe en het Hulshorsterzand tussen Harderwijk en Nunspeet. Deze gebieden herbergen een rijkdom aan diersoorten, zoals edelherten, dassen, zandhagedissen, wolven en talloze bijzondere vogelsoorten (zoals de ijsvogel en de wespendief). De Veluwe combineert hoge ecologische waarden met functies voor recreatie, landbouw en wonen, waardoor het gebied ook economisch en maatschappelijk van groot belang is.

Daarnaast ligt een aantal gemeenten op de overgangszone tussen de Veluwe en IJssel. Dit gebied ligt op de overgang van de droge zandgronden op de oostelijke flank van de Veluwe naar het vochtige rivierkleigebied van het IJsseldal. Deze overgangszone wordt o.a. gekenmerkt door natuurgebieden zoals de Empese en Tondese heide, landgoederen(zone) en uiterwaarden met specifieke natuurwaarde. Deze gebieden vallen deels onder Natura 2000.

De natuur op de Veluwe en de overgangszone naar de IJssel staat door verschillende factoren onder druk. Veel van de kwetsbare natuurtypen op de Veluwe en in de overgangszone maken deel uit van het Europees beschermde Natura 2000-netwerk, en vereisen instandhouding en herstel. Stikstofdepositie, onder meer afkomstig van agrarische activiteiten, industrie en verkeer, bedreigt deze habitats, waaronder de heidevelden bij Ermelo, Putten en Nunspeet, en beperkt de ontwikkelruimte voor andere functies in de regio.

Verdroging vormt een risico voor gebieden met natte natuur, zoals het Wisselse Veen bij Epe en de bossen van Leuvenum bij Harderwijk. Grondwateronttrekking door industrie en klimaatverandering zijn oorzaken van verdroging. Klimaatverandering kan ook gevolgen hebben voor de biodiversiteit in het gebied.

Ook de toenemende druk door defensieactiviteiten raakt deze beschermde gebieden. De instandhouding van natte natuur en veenrestanten – veelal Natura 2000-habitats – is sterk afhankelijk van voldoende en schoon grond- en oppervlaktewater. Verdroging en vermesting vormen daarmee directe risico’s voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen onder Natura 2000 én voor de bredere ecologische doelen van de Kaderrichtlijn Water.

Versnippering van natuur door infrastructuur, zoals de A28 en spoorlijnen, beperkt de uitwisseling tussen leefgebieden, wat nadelig is voor soorten als het edelhert en de das. Recreatiedruk, vooral in populaire delen van het Natura 2000-gebied, zoals het Hulshorsterzand en de bossen rond Apeldoorn en Epe, kan leiden tot verstoring van rustgebieden voor kwetsbare fauna. Maar ook evenementen in of nabij natuurgebieden kunnen tot verstoring leiden. Bijvoorbeeld in het broedseizoen.

Een aantal belangrijke uitdagingen in het natuurbehoud op de Veluwe zijn de komende jaren:

  • Herstel en behoud van natuurkwaliteit, binnen Natura 2000-gebieden Veluwe en Veluwerandmeren maar ook daarbuiten;

  • Vermindering van stikstofbelasting, in aansluiting op gebiedsgerichte stikstofaanpak die onder meer in samenwerking met de provincie Gelderland worden ontwikkeld;

  • Versterking van ecologische verbindingen, zoals via bestaande faunapassages bij Nunspeet en Harderwijk;

  • Beheersing van recreatiedruk, onder andere via zonering en voorlichting in samenwerking met terreineigenaren en recreatieondernemers;

  • Voorkomen en beheersen van natuurbranden, samen met de veiligheidsregio en terreinbeheerders.

Via actieve deelname aan programma’s als de Regio Deal Veluwe (gericht op natuurbehoud en -herstel, recreatiezonering en verduurzaming) draagt de omgevingsdienst samen met de partners bij aan het realiseren van deze opgaven.

Gezamenlijke ambities en de bijdrage van Omgevingsdienst Veluwe

Gemeenten en provincie werken samen met landschapsbeheerders, natuurorganisaties (zoals natuurmonumenten en Staatsbosbeheer), de veiligheidsregio en het waterschap Vallei en Veluwe actief aan het beschermen en versterken van de natuur en de biodiversiteit. Omgevingsdienst Veluwe kan deze ambitie vooral ondersteunen vanuit haar adviestaak, door de rol die de groene boa’s hebben en deels door de inzet van VTH waar deze natuurbelangen raakt.

Gemeentelijke en provinciale ambities

Bijdrage Omgevingsdienst Veluwe

3.1. Behouden en versterken van natuurwaarden en biodiversiteit

 

3.1.1. Het adviseren bij en beoordelen van ruimtelijke plannen (omgevingsvisies, omgevingsplan, herinrichtingsplan) op effecten voor beschermde soorten en natuurwaarden;

3.1.2. Het inbrengen van ecologische kennis bij gebiedsprocessen en bij de afweging tussen natuur, recreatie en andere functies; vooral bij gemeenten die deze kennis zelf niet hebben;

3.1.3. Het adviseren over natuur-inclusieve ontwikkeling binnen gemeentelijke plannen en projecten (woningbouw, bedrijfsterreinen, recreatieve voorzieningen)

3.1.4. Bijdragen aan herstelmaatregelen in Natura 2000-gebieden (vergunningverlening, toezicht, ecologische kennis inbrengen, etc.);

3.1.5. Toezicht op de uitvoering van herstel-maatregelen in natte natuurgebieden zoals het Wisselse Veen en Leuvenumse Bossen;

3.1.6. Voorlichting en advies aan gemeenten over bijvoorbeeld het mogelijk verblijven van vleermuizen in spouwmuren bij het verstrekken van subsidies voor muurisolatie;

3.1.7 Toezicht op soortenbescherming bij sloop/asbest sanering.

3.2. Beperken van de stikstofbelasting in kwetsbare natuurgebieden

3.2.1. Uitvoeren van toezicht en projecten gericht op stikstofreductie bij agrarische en recreatieve activiteiten. Bijvoorbeeld met de NVWA en het waterschap in het kader Gebiedsgericht Handhaven waar het gaat om mest.

3.3. Zorgdragen voor een goede waterkwaliteit in het gebied, ook met het oog op de biodiversiteit.

3.3.1. Het in kaart brengen van indirecte lozingen en het houden van toezicht daarop.

3.4. Het beheersen van de recreatiedruk en het beschermen van rustgebieden

3.4.1. Advies uitbrengen over recreatieve voorzieningen en activiteiten (evenementen) nabij kwetsbare natuur;

3.4.2. Toezicht (surveillance) en handhaving door de Groene boa’s.

3.5. Voorbereid zijn op de effecten van klimaatverandering op natuur (overstroming en droogte)

3.5.1. Inbrengen van klimaat-robuuste maatregelen in vergunningverlening en advisering (in afstemming met het waterschap);

3.5.2. Adviseren over herstelmaatregelen gericht op vergroting van veerkracht van natuurgebieden.

6.4 Samen werken aan verduurzaming

De Veluwe en de IJsselvallei zijn niet alleen een waardevol natuurgebied, maar ook een regio waar klimaatverandering steeds nadrukkelijker invloed heeft op de leefomgeving. In de regio zijn de gevolgen van klimaatverandering al merkbaar: langere perioden van droogte, intensievere buien met wateroverlast, hittegolven en toenemende druk op de beschikbaarheid van water en energie.

Nederland stelde het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie vast. Het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) heeft als doel om wateroverlast, droogte, hittestress en de gevolgen van overstromingen te beperken. Het uiteindelijke doel is dat Nederland in 2050 klimaatbestendig, CO2 neutraal en water-robuust is ingericht. Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk werken samen aan dit programma. Het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie werkt vanuit zeven ambities, en doet dat in een cyclisch proces.

Daarnaast blijft er maatschappelijke urgentie om de transitie naar een duurzame samenleving te versnellen. Energiebesparing, verduurzaming van mobiliteit en landbouw, circulaire economie en klimaatadaptatie zijn thema’s die in de regio steeds belangrijker worden. Bij circulaire economie is de ambitie van het kabinet om het gebruik van primaire abiotische grondstoffen in 2030 te halveren. Belangrijk is het Circulair Materiaalplan (CMP) dat eind 2025 in werking moet treden. Dit is een uniform (wettelijk) kader voor de transitie naar een circulaire economie. Dit geldt zowel voor bedrijven als voor overheden.

De gemeenten en de provincie zetten in op verduurzaming. Dit omvat het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, het bevorderen van hernieuwbare energiebronnen en grondstoffen, het verbeteren van energie-efficiëntie, en het stimuleren van een circulaire economie. Daarbij is klimaatadaptatie een belangrijk aandachtspunt. Dat wil zeggen het nemen van maatregelen om de regio weerbaarder te maken tegen de gevolgen van klimaatverandering, zoals extreme weersomstandigheden.

Langere perioden van droogte, meer piekbuien en druk op de drinkwatervoorziening vragen om een klimaatbestendige omgang met water. Waterberging, infiltratie en zuinig watergebruik zijn cruciale opgaven bij gebiedsontwikkeling en verduurzaming van stedelijk en landelijk gebied.

De energietransitie brengt ook nieuwe uitdagingen met zich mee: het inpassen van zonnevelden en windenergie moet zorgvuldig gebeuren om natuur, landschap en leefomgeving niet onnodig te belasten. Daarnaast zijn er problemen met de netcapaciteit en met netcongestie. Tegelijkertijd vraagt de circulaire economie om het beperken van afval en het sluiten van grondstoffenkringen, een opgave waarin ook het bedrijfsleven in de regio een belangrijke rol speelt.

Gezamenlijke ambities en de bijdrage van Omgevingsdienst Veluwe

Met zijn inzet ondersteunt Omgevingsdienst Veluwe de overgang naar een duurzame, klimaatbestendige regio en de transitie naar een circulaire economie. Onder andere door energietoezicht bij bedrijven, afvalstromen te toetsen aan het CMP en ruimte te bieden aan innovatieve oplossingen. En door gemeenten bijvoorbeeld te adviseren bij de planontwikkeling, het opzetten van warmtenetten, het omgaan met hittestress en circulair bouwen.

Gemeentelijke en provinciale ambities

Bijdrage Omgevingsdienst Veluwe

4.1. Een duurzame en klimaat-adaptieve gebiedsontwikkeling

 

4.1.1 Adviseren over integrale duurzame gebiedsontwikkeling bij ruimtelijke plannen, bijvoorbeeld over CO2-vrije wijken, klimaatadaptatie, circulaire economie en duurzame mobiliteit;

4.1.2. Adviseren over klimaatadaptatiemaatregelen zoals vergroening, waterberging en hittebestendigheid binnen projecten, omgevingsplannen en specifieke programma’s gericht op waterbeheer.

 

4.2. Het in 2050 CO2-neutraal zijn en het daartoe versnellen van de energietransitie en verduurzaming bij bedrijven

 

4.2.1. Actief benutten van milieuvergunningen en maatwerkbesluiten om energiebesparings- en verduurzamingsmaatregelen bij bedrijven te borgen;

4.2.2. Stimuleren van duurzame innovaties via vergunningverlening en advisering;

4.2.3. Toezichtprojecten gericht op energiebesparing en circulaire bedrijfsvoering; uitvoeren van energiecontroles en handhaving op naleving van de energiebesparingsplicht;

4.2.4. Toezicht op de rapportageverplichting in verband met werkgebonden personenmobiliteit.

4.3. Bijdragen aan een circulaire economie (landelijke doelstelling 100% circulair in 2050) en een reductie van afvalstromen

4.3.1. Stimuleren van circulaire bedrijfsvoering door toezicht op afvalbeheer, sluiten van kringlopen en advisering over circulaire principes in vergunningverlening;

4.3.2. In vergunningen ruimte bieden voor innovatieve oplossingen;

4.3.3. Adviseren gemeenten waar het gaat om het toepassen van secundaire grondstoffen bij (ver)bouw en renovatie;

4.3.4. Toezicht op het scheiden van bouwafval;

4.3.5. Het samen met de gemeenten en provincie regionaal voorsorteren op en implementeren van het Circulair Materialen Plan (CMP).

4.4. Ondersteunen van de uitvoering van het Klimaatakkoord en het Regionale programma energievoorziening.

4.4.1. Actieve deelname aan regionale overleggen; adviseren en bijdragen aan uitvoering van het programma, inclusief deelname aan duurzame energieprojecten en integratie van klimaat- en energiedoelen in omgevingsvisies.

6.5 Bijdragen aan de realisatie van de bredere opgaven

De gemeenten in de regio staan voor samenhangende opgaven op het gebied van woningbouw, energietransitie, landbouw, natuur en leefomgeving. Deze opgaven overstijgen vaak gemeentegrenzen en vragen om een integrale benadering. Gemeenten werken hierbij samen in verschillende regionale en thematische verbanden, zoals de Regio Noord-Veluwe, de G40 (Apeldoorn), Stedendriehoek, Foodvalley en binnen de gebiedsgerichte stikstofaanpak van de provincie Gelderland. Ook programma’s zoals de Regio Deal Veluwe en de uitvoering van de Regionale Energie Strategie (RES) vragen om afstemming tussen beleidsvelden en bestuurslagen. De inzet van Omgevingsdienst Veluwe op omgevingskwaliteit – via vergunningverlening, toezicht, handhaving en advisering – draagt bij aan het realiseren van deze opgaven en sluit daarbij waar nodig aan bij de bredere samenwerking.

 

Woningbouw: Gezonde groei in een veilige leefomgeving

De woningbouwopgave in gemeenten als Apeldoorn, Harderwijk en Putten, maar ook in de kleinere landelijke gemeenten is aanzienlijk. Projecten zoals bijvoorbeeld de woningbouwontwikkelingen in Apeldoorn-Zuid, Harderweide en Waterfront in Harderwijk en De Bosrande in Putten dragen bij aan het opvangen van de woningvraag én de verduurzamingsdoelstellingen en het natuurinclusief bouwen. Tegelijkertijd vereist bouwen in het algemeen in de nabijheid van wegen, spoorlijnen of bedrijven extra aandacht voor luchtkwaliteit, geluid en omgevingsveiligheid. En staat de realisatie van de woningbouw onder druk door de stikstofproblematiek.

In de regio liggen verschillende woningbouwopgaven in gebieden met een industriële of bedrijfsmatige historie, zoals bij transformatielocaties in Apeldoorn (Spoor- en Kanaalzone), Harderwijk-Waterfront, Hattem (’t Veen) of Putten. Op dit soort locaties spelen vaak meerdere omgevingsaspecten tegelijk: bodemverontreiniging met ZZS zoals Pfas en lood, blootstelling aan geur, fijnstof en geluidsbelasting of risico’s door de nabijheid van de opslag of het gebruik van gevaarlijke stoffen (aandachtsgebieden). Een zorgvuldige afweging van deze cumulatieve milieubelasting is essentieel voor het realiseren van een gezonde en veilige woonomgeving. Op dit punt is het daarom ook zeer belangrijk dat er in omgevingsplannen voldoende aandacht is voor milieurisico’s en dat er een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL) plaatsvindt.

Op veel locaties is woningbouw alleen mogelijk als stikstofeffecten zorgvuldig worden beoordeeld en beperkt, bijvoorbeeld via salderen of natuurcompensatie. Dit vraagt om nauwe samenwerking tussen de gemeenten, de provincie, de omgevingsdienst en de initiatiefnemers.

Omgevingsdienst Veluwe draagt bij aan de omgevingskwaliteit van (her)ontwikkelingslocaties voor woningbouw door te toetsen op aspecten als luchtkwaliteit, geluidbelasting, bodemveiligheid en risicobronnen in de omgeving. Daarnaast adviseren we over klimaat-adaptieve en natuur-inclusieve inrichting. Bijvoorbeeld over de aanleg van groen om hittestress tegen te gaan, het integreren van verblijfsplaatsen voor beschermde soorten, soortenmanagementplannen en natuurvriendelijk isoleren. De omgevingsdienst controleert actief op het naleven van milieueisen, bijvoorbeeld rond fijnstofreductie en bodembescherming. Daarnaast adviseert de omgevingsdienst desgevraagd gemeenten over een natuur-inclusieve werkwijze voor het beleid en beheer van de buitenruimte. De omgevingsdienst heeft naast een adviserende rol ook een taak in het toezicht op daadwerkelijk realiseren van kwaliteitseisen.

Transitie landbouw: Naar een duurzame en toekomstbestendige sector

In de hele regio, van Putten tot Oldebroek en Hattem tot Brummen, bevinden zich veel agrarische bedrijven. Deze sector staat voor de uitdaging om stikstofemissies te reduceren, natuurinclusief te werken en in te spelen op veranderende marktvraag. De stikstofopgave dwingt tot herinrichting van het buitengebied waarbij agrarische bedrijvigheid, natuurontwikkeling en andere functies beter in balans worden gebracht. De landbouwtransitie krijgt vorm via onder meer de Gebiedsgerichte Aanpak Stikstof (extensivering, vervlechten natuur en landbouw) en verduurzaming.

Omgevingsdienst Veluwe ondersteunt deze omschakeling door vergunningaanvragen zorgvuldig te toetsen op effecten voor milieu, natuur en gezondheid. Voor de gezondheidskundige beoordeling van een agrarische bedrijfsaanpassing wordt daarbij de expertise van de GGD ingeschakeld. Door toezicht wordt de werking van maatregelen zoals luchtwassers en de opslag van meststoffen gecontroleerd. Waar nodig treedt de omgevingsdienst handhavend op. Bij bedrijven die niet meer operationeel zijn worden, na het verstrijken van de wettelijke termijn, de vergunning ingetrokken. Voor het intrekken van de stikstofrechten zoekt de omgevingsdienst samenwerking met de provincie als bevoegd gezag. Daarnaast adviseert de omgevingsdienst agrarische ondernemers over mogelijkheden om hun bedrijfsvoering duurzamer en natuur-inclusiever vorm te geven.

Ontwikkeling recreatie en toerisme: Versterken van balans tussen beleving en bescherming

De Veluwe en de Randmeren zijn dé recreatieve hot-spot van Nederland, en gemeenten als Nunspeet, Harderwijk, Ermelo en Elburg trekken jaarlijks vele bezoekers. Initiatieven zoals nieuwe vakantieparken, uitbreiding van bestaande campings en de aanleg van extra recreatieve routes vergroten de toegankelijkheid en de economische betekenis van toerisme. Tegelijkertijd ontstaan er spanningen rondom natuurbehoud, afvalproblematiek en verkeersdruk.

Omgevingsdienst Veluwe adviseert gemeenten over nieuwe recreatie-ontwikkelingen en is daarbij kritisch op de effecten op natuur, milieu en gezondheid. Bij het toezicht op recreatiezonering wordt gelet op het overtreden van toegankelijkheid, geluidshinder, afvalstromen en de bescherming van natuurwaarden. Waar nodig wordt handhavend opgetreden. Denk hierbij aan illegale recreatie, zoals crossen, in kwetsbare natuurgebieden als het Hulshorsterzand tussen Harderwijk en Nunspeet en de bossen rond Nunspeet en Ermelo. Daarnaast adviseert en toetst Omgevingsdienst Veluwe bij evenementen over een natuur-inclusieve werkwijze.

Vitaal ondernemersklimaat: Duurzaam ondernemen stimuleren

Bedrijven staan voor de uitdaging om te verduurzamen in het kader van de energietransitie en de transitie naar een circulaire economie. Dat vraag om flinke investeringen.

Omgevingsdienst Veluwe ondersteunt een vitaal maar vooral ook duurzaam ondernemersklimaat door snelle en zorgvuldige vergunningverlening en actief toezicht op milieu- en energieregelgeving. Bedrijven worden begeleid bij het treffen van energiebesparende maatregelen en het veilig omgaan met gevaarlijke stoffen. Er is aandacht voor innovatieve ontwikkelingen, zoals opslag van waterstof of batterijtechnologie, zowel vanuit een oogpunt van verduurzaming als vanuit een oogpunt van veiligheid. In samenwerking met gemeenten adviseert de omgevingsdienst over de duurzame herstructurering en vergroening van bedrijventerreinen en helpen we ondernemers milieugevolgen te minimaliseren. Daarbij gaat het ook om de balans tussen economie, verduurzaming en voldoen aan de eisen wat betreft veiligheid, gezondheid en natuur. Naast het stimuleren van verduurzaming draagt de omgevingsdienst ook bij aan een gelijk speelveld voor ondernemers: door toezicht te houden en te handhaven daar waar bedrijven milieuregels overtreden.

Aanpak milieucriminaliteit en ondermijning

Milieucriminaliteit omvat illegale activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu, zoals het illegaal dumpen van afval, het lozen van gevaarlijke stoffen, en het moedwillig overtreden van milieuwetten en -regels. Deze activiteiten kunnen ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid, de kwaliteit van de leefomgeving en de biodiversiteit. Denk aan bodemverontreiniging, het lozen of uitstoten van schadelijke stoffen, het op schadelijke wijze verwerken van afval (niet alleen in de regio maar ook buiten de landsgrenzen) verontreinigde grond of fraude met mestverwerking. Het bestrijden van milieucriminaliteit is essentieel om een schone, veilige en duurzame leefomgeving te waarborgen.

Omgevingsdienst Veluwe draagt door samenwerking met gemeenten, politie, de ILT, het RIEC en het OM bij aan de aanpak van (milieu)criminaliteit. De omgevingsdienst doet dat door bij het toezicht ook prioriteit te leggen bij branches met een verhoogd risico op ondermijning, door bestuurlijk en strafrechtelijk op te treden, door signalen die mogelijk wijzen op ondermijning te delen (‘oor- en oogfunctie’)5 en door samen met de handhavingspartners en gemeenten integrale controles en projecten uit te voeren op bedrijfsterreinen en in het buitengebied. Bij het laatste zijn vanuit de omgevingsdienst de groene boa’s betrokken.

7 Uitvoering

 

De uitvoering gebeurt op basis van de volgende (wettelijke) taken en bevoegdheden:

  • Preventie

  • Adviseren

  • Reguleren

  • Toezichthouden

  • Handhaven

  • Gedogen

Voor de uitvoering worden in het uitvoeringsprogramma KPI’s opgesteld om de realisatie van de uitvoeringsstrategie te kunnen monitoren en waar nodig bij te sturen. In de kern is de strategie die Omgevingsdienst Veluwe volgt bij de inzet van VTH als volgt:

7.1 Preventie

Het streven is hoge spontane naleving van voorschriften en het zo min mogelijk corrigerend te hoeven optreden door de omgevingsdienst. Daarom wordt veel aandacht besteed aan preventie. Preventie gebeurt door:

  • Voorlichting gericht op bekendheid met de regels (procedures, normen, consequenties van niet naleven), het vergroten van het risicobewustzijn (milieurisico’s, brandveiligheid, ondermijning) en gedragsbeïnvloeding;

  • Het bevorderen van participatie, dat wil zeggen dat een initiatiefnemer ook de omgeving betrekt bij voorgenomen activiteiten;

  • Het goed organiseren van de ‘oor en oog’ functie, ook van en voor de brandweer en gemeenten. Dat kan door breed te kijken of periodiek een ‘schouw’ te houden, bijvoorbeeld op bedrijfsterreinen; vroegsignalering is belangrijk om te voorkomen dat schade kan ontstaan of er handhavend moet worden opgetreden;

  • Samenwerking zoeken, bijvoorbeeld op bedrijfsterreinen waar het gaat om de omgevingsveiligheid of de aanpak van ondermijning.

Voorlichting gebeurt met algemene informatie via de website, folders of voorlichtingsavonden. Maar ook door open te staan voor vragen, het geven van voorlichting aan een initiatiefnemer of het benaderen van specifieke doelgroepen als milieu-adviesbureaus, brancheorganisaties of bedrijfsverenigingen.

In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt vastgelegd hoe in dat jaar concreet wordt ingezet op preventie en wat daarmee moet worden bereikt.

7.2 Advies

De omgevingsdienst heeft een belangrijke interne en externe adviestaak. De interne adviestaak is gericht op advisering bij vergunningverlening en toezicht. Specifiek waar het gaat om specialistische kennis op het gebied van geluid, omgevingsveiligheid, ecologie, bodem, energie en duurzaamheid. De belangrijkste externe adviestaak is richting gemeenten. Dat wil zeggen bij:

  • Het opstellen van omgevingsvisies en het actualiseren van omgevingsplannen (advisering waar het gaat om milieuwaarden);

  • Planadvies bij concrete ruimtelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld waar het gaat om toetsing aan gezondheid, bodem, geluid, natuur en luchtkwaliteit; waar het gaat om gezondheid in de planvorming wordt ook de GGD betrokken;

  • Beleids- en gebiedsontwikkeling, bijvoorbeeld waar het gaat om verduurzaming, klimaatadaptie of natuurinclusief bouwen.

De omgevingdienst is geen directe adviseur van bedrijven. Vooral om belangenverstrengeling te voorkomen. Dit neemt niet weg dat bij de vergunningverlening of het toezicht aan een bedrijf wel voorlichting wordt gegeven, suggesties worden gedaan of wordt doorverwezen.

Bij de advisering door de omgevingsdienst zijn de volgende uitgangspunten leidend:

  • Is afgestemd op de (bredere) beleidsopgaven van de gemeenten en provincie;

  • Inbreng is tijdig en pro-actief in de plan- en beleidsprocessen van de gemeenten en provincie;

  • Vanuit een dienstverlenende opstelling en in samenspel met de gemeenten en provincie;

  • Onafhankelijk en deskundig;

  • Adviezen zijn helder, uitvoerbaar en handhaafbaar;

  • Integraal en laten de bredere samenhang zien;

  • Gebaseerd op gevalideerde kennis en informatie en gemotiveerd.

7.3 Reguleren

Aan milieubelastende activiteiten worden eisen gesteld. Via algemene regels of in de omgevingsvergunning. Omgevingsdienst Veluwe heeft de volgende taken als het gaat om regulering:

  • Het verlenen, weigeren, wijzigen of (gedeeltelijk) intrekken van een vergunning;

  • Het (ambtshalve) actualiseren van vergunningen;

  • Het behandelen van meldingen en informatieplichten (b.v. met betrekking tot ZZS-emissies);

  • Het verlenen van ontheffingen;

  • Het besluiten over maatwerkvoorschriften en/of gelijkwaardigheid;

  • Het toetsen van de m.e.r.-(beoordelings)plicht.

Vergunningverlening levert een bijdrage aan het verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en het naleven van de regels die van toepassing zijn. Voor het bepalen van de acceptabele kwaliteit moeten de verschillende belangen tussen de voorgenomen activiteiten en de gevolgen voor de fysieke leefomgeving zorgvuldig zijn afgewogen. De belangrijkste toetsingskaders voor milieu zijn het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), de provinciale omgevingsverordening Gelderland, de waterschapsverordening Vallei en Veluwe en de omgevingsplannen van de gemeenten.

Vergunningen en besluiten over initiatieven moeten kwalitatief op orde zijn. Dat houdt enerzijds in dat ze voldoende ruimte bieden aan een te nemen initiatief en de omgevingskwaliteit borgen. Anderzijds moet een vergunning de initiatiefnemer de handvatten bieden om de gestelde regels na te leven en moet de vergunning handhaafbaar zijn. Het beoordelen van en besluiten over een aanvraag voor een omgevingsvergunning, gebeurt:

  • In overeenstemming met de (landelijke, provinciale en lokale) wet- en regelgeving;

  • Risicogestuurd;

  • In de geest van de Omgevingswet (“ja, mits” i.p.v. “nee, tenzij”);

  • Vanuit een dienstverlenende opstelling: klantgericht en zakelijk;

  • Integraal;

  • Op transparante wijze en juridisch correct.

Voor de vergunning zelf geldt dat die:

  • Uitgaat van het volgen van de best beschikbare technieken (BBT) en een algemene zorgplicht van de ondernemer;

  • Is geschreven in duidelijke en begrijpelijke juridische correcte taal;

  • Doelmatig en specifiek is (geen overbodige voorschriften);

  • Handhaafbaar en uitvoerbaar is.

De omgevingsdienst biedt altijd de mogelijkheid aan tot vooroverleg; daarin wijst de omgevingsdienst ook op het belang van het betrekken van de omgeving met het oog op de participatieplicht die een initiatiefnemer heeft. Het vooroverleg is nuttig om te bepalen of de voorgenomen milieubelastende activiteit binnen de geldende regelgeving past en om voorlichting te geven inhoud en procedure rond de aanvraag. Het kan ook helpen om de communicatie te vergemakkelijken en om tijd en kosten te besparen bij de formele aanvraag.

Het algemene uitgangspunt is dat de initiatiefnemer een eigen verantwoordelijkheid heeft in het aanleveren van een volledige en integrale (ontvankelijke) aanvraag. In het kader van de preventiestrategie zal de omgevingsdienst daarom zorgen dat regels voldoende duidelijk zijn.

Financiële zekerheidstelling

Als een bedrijf failliet gaat en er op het terrein bijvoorbeeld nog afvalstoffen aanwezig zijn met een negatieve restwaarde, is de kans groot dat de overheid opdraait voor de verwerkingskosten daarvan. Om die reden is met het in werking treden van de Omgevingswet het instrument Financiële zekerheidsstelling geïntroduceerd. Voor risicovolle bedrijven is zo’n zekerheidsstelling wettelijk verplicht. Bij afvalbedrijven geldt dat het bevoegd gezag zo’n verplichting kan opleggen. Omgevingsdienst Veluwe zal in overleg met de gemeenten bepalen bij welke bedrijven zo’n zekerheid zal worden gevraagd.

Bij de beoordeling van vergunningaanvragen hanteert de omgevingsdienst een toetsprotocol. Daarbij wordt de diepgang van de toetsing bepaald door de potentiële milieurisico’s. Daarbij worden ook de locatie van de activiteit en eerder vertoond naleefgedrag meegenomen. Bij milieubelastende activiteiten met een laag risico vindt alleen toetsing van uitgangspunten van de aanvraag plaats. Bij activiteiten met een hoog risico wordt integraal getoetst.

Bibob

In voorkomende gevallen kan de omgevingsdienst een gemeente adviseren om een Bibob-toets uit te (laten) voeren. Dat wil zeggen vooral bij milieubelastende activiteiten die gevoelig zijn voor ondermijning (zoals afvalverwerking en grondverzet) en/of als er signalen zijn dat de vergunning mogelijk gebruikt wordt om criminele of illegale activiteiten mogelijk te maken. Harmonisatie van het Bibob-beleid van de gemeenten is hier een aandachtspunt.

7.4 Toezicht houden

Toezicht is belangrijk om zicht te houden op de naleving van wet- en regelgeving en om waar nodig (handhavend) op te treden. Het draagt bij aan het kunnen beoordelen van de effectiviteit van de uitvoering, kan de basis zijn voor een heroverweging van prioriteiten en geeft bij beleidsontwikkeling zicht op ontwikkelingen op bijvoorbeeld bedrijfsterreinen of in het buitengebied. Toezicht heeft daarnaast een belangrijke oor- en oogfunctie voor partners als politie (ondermijning), NVWA (dierenwelzijn), NLA of ILT (afvalstoffen) en voor gemeenten (bouw, RO of natuur). Goed naleefgedrag wordt beloond door betrouwbare bedrijven minder intensief te controleren en meer vertrouwen te geven, zodat zij zich kunnen blijven richten op verantwoord en duurzaam ondernemen.

De uitvoering van het toezicht vindt op verschillende momenten en manieren plaats:

  • Volgend op de verleende vergunning of ingediende melding;

  • Programmatisch;

  • Thematisch of projectmatig;

  • Ad hoc controles naar aanleiding van meldingen, klachten, handhavingsverzoeken;

  • Als vervolg op een eerdere controle of handhavingsbesluit;

  • In de vorm van ketentoezicht;

  • Als surveillance (vrije-veld toezicht);

  • Toezicht met gebruik van nieuwe technieken zoals (drones) en kunstmatige intelligentie;

  • Administratief.

In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma staat hoe het toezicht concreet wordt ingevuld.

Controles kunnen integraal zijn of gericht op één of meerdere aspecten. Uitgangspunt van preventieve controles is dat deze integraal zijn. Bij de grote bedrijven kan het zijn dat een integrale controle over meerdere controlemomenten worden uitgesmeerd. Aspectcontroles kunnen bijvoorbeeld aan de orde zijn bij hercontroles of thematische controles. Daarnaast kunnen controles op locatie worden uitgevoerd, op afstand/administratief of door middel van ketentoezicht. Bijvoorbeeld ook waar gebruik gemaakt kan worden van meetgegevens. De dienst zal ook bekijken waar innovatie in het toezicht mogelijk is en loont, bijvoorbeeld door de inzet van AI of drones.

De uitgangspunten bij het toezicht zijn samengevat als volgt:

  • Inzetten op preventie: het geven van voorlichting, vroegtijdige signalering en het zichtbaar zijn bij het uitvoeren van toezicht;

  • Risicogestuurd: de hoogste prioriteit qua controlefrequenties en diepgang van de controles ligt bij activiteiten met een hoog milieurisico. Daarbij worden factoren als eerder naleefgedrag, ligging, klachten, laatste controlebezoek meegewogen;

  • Informatiegestuurd: analyse van toezichtresultaten gekoppeld aan overige bronnen worden gebruikt om beter zicht te krijgen op risico’s en trends (outcomegericht). Dat inzicht draagt bij aan een verdere verfijning van een risicogestuurde aanpak;

  • Uniform en transparant: controles worden uitgevoerd aan de hand van vaste protocollen en kwaliteitseisen en gelijke vallen worden ook gelijk behandeld;

  • Samenhangend en samenwerkend: het toezicht gebeurt in samenhang met de andere taken van de omgevingsdienst en in samenwerking met de ketenpartners, gemeenten en provincie.

Daarnaast is een belangrijk uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor de naleving in eerste instantie bij de ondernemer ligt. Die zal dan ook altijd worden aangesproken op het naleefgedrag en het nakomen van de zorgplicht.

Controles worden in principe altijd aangekondigd. Dit in verband met het aanwezig zijn van de juiste personen (leiding, milieucoördinator etc.) en documenten. Het aankondigen heeft ook een zekere preventieve werking omdat het bedrijven prikkelt zaken voor het controlebezoek op orde te hebben. Sommige controles zijn altijd onaangekondigd. Bijvoorbeeld hercontroles in het kader van een handhavingstraject of controles die betrekking hebben op een vermoeden van criminele handelingen6 (lozingen etc.).

De prioriteiten in het toezicht (hoe vaak en hoe diepgaand controleren?) worden bepaald op basis van een omgevings- en risicoanalyse. Die gaat uit van potentiële milieurisico’s, naleefgedrag, ligging, klachten, laatste controle etc.. Deze wordt de komende jaren doorontwikkeld en verfijnd zodat uiteindelijk op locatieniveau een risicoprofiel kan worden opgesteld.

De prioriteiten worden jaarlijks in het uitvoeringsprogramma gespecificeerd of bijgesteld. Bijvoorbeeld op basis van nieuwe inzichten, ontwikkelingen (beleid, wetgeving, samenleving) of ervaringen uit het toezicht in het jaar ervoor. Bij een controle wordt getoetst aan:

  • 1.

    Algemene wettelijke kaders;

  • 2.

    Vergunningen en maatwerkvoorschriften;

  • 3.

    Algemene zorgplicht;

  • 4.

    Specifieke milieuthema’s (afhankelijk van het type bedrijf of activiteit);

  • 5.

    Administratieve verplichtingen;

  • 6.

    Naleefgedrag en historie;

Bij een overtreding weegt de toezichthouder de ernst van de overtreding én de reden van de overtreding af. Niet of onvoldoende naleven kan een bewuste keuze zijn van degene die wordt gecontroleerd, maar kan ook een gevolg zijn van het onvoldoende kennen van de regels. Het uitvoeren van een controle is een gelegenheid om waar nodig aanvullende voorlichting te geven. Waar mogelijk wordt erop aangestuurd dat de overtreding vrijwillig ongedaan gemaakt wordt.

7.5 Handhaven

Waar het laatste niet geval is volgt Omgevingsdienst Veluwe volgt na een overtreding de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO). Het uitgangspunt is dat de overtreding ongedaan wordt gemaakt en eventuele schade aan de fysieke leefomgeving wordt hersteld.

De omgevingsdienst heeft daarbij verschillende juridische instrumenten tot zijn beschikking. Bestuursrechtelijk zijn dat een last onder dwangsom (LOD), een last onder bestuursdwang (LOB), het opleggen van een bestuurlijke boete, sluiting, het tijdelijk stilleggen, het schorsen of intrekken van vergunningen of het uitoefenen van verscherpt toezicht. Bij een dreigende overtreding of een dreigende illegale situatie kan de omgevingsdienst, in bepaalde situaties waarin de overtreding zeer waarschijnlijk gaat plaatsvinden, een preventieve last onder dwangsom of bestuursdwang opleggen. Strafrechtelijk kunnen de boa’s van de omgevingsdienst een Proces-Verbaal (PV) opmaken of een Bestuurlijke strafbeschikking milieu (BSBm) opleggen. De interventiematrix uit het LHSO geeft daarbij (samengevat) de volgende richtlijn bij de inzet van deze instrumenten.

 

Mogelijke gevolgen

Aanzienlijk of onomkeerbaar

Strafrechtelijk: BSBm, PV

Bestuurlijk: bestuurlijke boete, LOB/LOD, verscherpt toezicht

Strafrechtelijk: BSBm, PV

Bestuurlijk: bestuurlijke boete, LOB/LOD, verscherpt toezicht

Strafrechtelijk: BSBm, PV, nader strafrechtelijk onderzoek (politie/OM) Bestuurlijk: schorsen, intrekken, sluiten, bestuurlijke boete, LOB/LOD

Strafrechtelijk: nader strafrechtelijk onderzoek (politie/OM)

Bestuurlijk: sluiting, schorsen, intrekken, sluiten, LOB/LOD

 

Relevant

Strafrechtelijk: BSBm, PV

Bestuurlijk: bestuurlijke boete, bestuurlijk gesprek waarschuwing

Strafrechtelijk: BSBm, PV

Bestuurlijk: bestuurlijke boete, LOB/LOD, verscherpt toezicht

Strafrechtelijk: BSBm, PV, nader strafrechtelijk onderzoek

Bestuurlijk: Bestuurlijke boete, LOB/LOD, verscherpt toezicht

Strafrechtelijk: PV. Nader strafrechtelijk onderzoek,

Bestuurlijk: bestuurlijke boete, intrekken, LOB/LOD

 

Beperkt

Bestuurlijk: Aanspreken, informeren

Strafrechtelijk: BSBm, PV

Bestuurlijk: Waarschuwen

Strafrechtelijk: BSBm, PV,

Bestuurlijk: LOB/LOD, verscherpt toezicht

Strafrechtelijk: BSBm, PV

Bestuurlijk: LOB/LOD, verscherpt toezicht

 

Vrijwel nihil

Bestuurlijk: Aanspreken, informeren

Bestuurlijk: Aanspreken, informeren

Strafrechtelijk: BSBm, PV,

Bestuurlijk: Waarschuwen, bestuurlijke boete

Strafrechtelijk: PV

Bestuurlijk: Waarschuwen, bestuurlijke boete

 

 

Goedwillend

Onverschillig

Calculerend

Notoir overtreder/ crimineel

Gedrag overtreder

Het handhavend optreden conform de LHSO bestaat uit een aantal stappen.

  • 1.

    Het kwalificeren van een overtredingssituatie: de ernst van de gevolgen voor de fysieke leefomgeving én de typering van de overtreder (van ‘goedwillend’ tot ‘crimineel’), op basis van het gedrag van de overtreder en het effect van de overtreding. Daarbij worden ook eventuele verzwarende aspecten meegewogen zoals de onomkeerbaarheid van de situatie, herhaalde overtredingen (recidive), financieel gewin door de overtreder, of andere strafbare feiten. De interventiematrix uit de LHSO is hierin leidend;

  • 2.

    Het bepalen van de interventie: van ‘aanspreken’ of informeren tot inzet van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen. Hierbij geldt het uitgangspunt van subsidiariteit en proportionaliteit: de lichtste maatregel die effectief is, wordt ingezet. Daarbij wordt ook steeds beoordeeld of sprake is van bijzondere omstandigheden die eventueel maatwerk rechtvaardigen, mits dit voldoende gemotiveerd is;

  • 3.

    Het bepalen of afstemming nodig is: het met het oog op een gecoördineerde aanpak waar nodig afstemmen van de interventie met andere handhavingspartners en instanties, zoals politie, OM, ILT, waterschap, NLA, NVWA of gemeenten en provincie;

  • 4.

    Optreden en vastleggen: het vastleggen van de doorlopen stappen en besluiten. Dat wil zeggen van waarschuwingsbrief tot (het voornemen tot) het opleggen van de sanctie opleggen sanctie). Dit inclusief de motivering van de keuzes en maatregelen, conform het uitgangspunt van transparantie en rechtsgelijkheid.

Bij het opleggen van een sanctie volgt de omgevingsdienst de Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen (zoals gepubliceerd op www.iplo.nl) voor het bepalen van de hoogte van dwangsommen en begunstigingstermijnen.

De omgevingsdienst stelt prioriteiten in de handhaving. In lijn met de toetsingskaders voor de vergunningverlening en het toezicht heeft handhaving van ernstige risico’s of (onherstelbare) schade hoge prioriteit. Een lage prioriteit wordt gegeven aan administratieve overtredingen en overtredingen met zeer klein risico of zeer beperkte schade. Verzwarende omstandigheden kunnen wel zijn het hebben begaan van overtredingen in het verleden, en klachten en/of handhavingsverzoeken.

Als een overheid(sdienst) in overtreding is wordt dezelfde lijn gevolgd als hiervoor beschreven.

7.6 Gedogen

Om te kunnen voldoen aan de handhavingsplicht wordt in principe niet gedoogd. Wel zijn er tijdelijke uitzonderingen op deze regel in een aantal bijzondere situaties mogelijk, mits deze voldoen aan een set specifieke voorwaarden.

8 Organisatie en uitvoering

 

Het is belangrijk de kwaliteit van de organisatie en uitvoering van de VTH-taken en de advisering is geborgd. In dit hoofdstuk staat samengevat hoe de organisatie en kwaliteitsborging eruitzien.

8.1 Organisatie

Omgevingsdienst Veluwe heeft ca. 150 medewerkers in dienst en is als volgt georganiseerd.

Kwaliteitsborging

De organisatie is erop ingericht dat een goede uitvoering is geborgd. De belangrijkste daarin zijn:

  • Een gesloten beleids- en uitvoeringscyclus (met ook een terugkoppeling naar en met de gemeenten, provincie en ketenpartners);

  • Voldoende structurele personele en financiële middelen voor het uitvoeringsprogramma;

  • De aanwezigheid van de vereiste deskundigheid conform de kwaliteitscriteria 3.0 en het op peil houden van expertise door training en opleiding;

  • Een duidelijke functiescheiding tussen advies, vergunningverlening en toezicht en handhaving, roulatie van toezichthouders en toepassing van het vier-ogen-principe;

  • Een beschrijving van de werkprocessen, procedures en informatievoorziening en een uitvoering conform deze beschrijving;

Interne en externe kwaliteitscontroles.

Financiële middelen

De financiële middelen voor de uitvoering zijn geborgd in de meerjarenbegroting. Voor de periode 2026-2029 is de begroting als volgt. Deze begroting wordt jaarlijks opgesteld en aangepast.

 

 

2026

2027

2028

2029

Personele lasten primair proces

€ 12.035.900

€ 12.517.400

€ 13.018.100

€ 13.538.900

Materiële lasten primair proces

€ 850.300

€ 868.800

€ 887.900

€ 907.400

Materiële lasten specifieke deelnemer

€ 112.900

€ 117.400

€ 122.100

€ 127.000

Samenwerking omgevingsdiensten

€ 175.300

€ 182.300

€ 189.600

€ 197.100

Personele lasten overhead

€ 2.219.000

€ 2.082.500

€ 2.165.800

€ 2.252.500

Materiële lasten overhead

€ 1.943.200

€ 2.003.700

€ 2.069.500

€ 2.137.500

Overige lasten

€ 227.300

€ 233.700

€ 242.500

€ 251.700

Totaal

€ 17.563.900

€ 18.005.800

€ 18.695.500

€ 19.412.100

 

In de begroting is conform de financiële robuustheidscriteria 3% van de loonsom opgenomen voor vorming en opleiding. De dienst voldoet ook aan de robuustheidseis dat de begroting van een omgevingsdienst voor de uitvoering van de VTH-milieu minimaal € 15 mln bedraagt. In de gemeenschappelijke regeling is afgesproken dat de deelnemers er te allen tijde zorg voor dragen dat Omgevingsdienst Veluwe over voldoende middelen beschikt om aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen.

8.2 Beleids- en uitvoeringscyclus

De uitvoering wordt geborgd via de VTHA-beleidscyclus. De voorliggende U&H-strategie is daarbij het kader voor de periode 2026-2029. De prioriteiten en doelstellingen worden jaarlijks vertaald in een uitvoeringsprogramma met een meerjaren-doorkijk en met nadere concretisering van de doelstellingen voor dat jaar: wat moet in dat jaar worden bereikt of gerealiseerd? Daarbij wordt ook steeds gekeken of risico’s veranderd zijn of dat er voor de inzet van VTH belangrijke ontwikkelingen zijn. De prioriteiten in de uitvoering worden daarbij afgestemd op de beschikbare en benodigde capaciteit en deskundigheid.

Monitoring, evaluatie en bijsturing

De uitvoering wordt gemonitord. Op basis daarvan wordt de uitvoering geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. De inzet is om naast de uitvoering ook de realisatie van de (jaarlijkse) doelstellingen te monitoren. Voor de ambities uit U&H-strategie en de concrete doelstellingen in het uitvoeringsprogramma worden indicatoren ontwikkeld en waar nodig periodiek geactualiseerd. Het jaarverslag gaat daarbij nadrukkelijk in op wat is bereikt met de uitvoering en in hoeverre de doelstellingen en ambities uit de strategie worden gerealiseerd. Daarnaast wordt jaarlijks samen met de gemeenten en de provincie de realisatie van de strategische doelstellingen geëvalueerd. Dit wordt ook meegenomen in het jaarverslag en is de basis voor een eventuele bijstelling van prioriteiten of inzet én voor de terugkoppeling naar het lokale beleid.

Voor de uitvoeringsstrategie en operationele doelen in het uitvoeringsprogramma worden KPI’s opgesteld om te kunnen sturen op prestaties.

Bestuurlijke terugkoppeling

De monitoring vindt niet alleen plaats op bedrijfsvoering (inzet, kwaliteit diensten en uitvoering) maar ook op de resultaten, mede in het licht van de doelstellingen (outcome gericht). Hierover wordt jaarlijks (jaarverslag) en tussentijds, inclusief bijzonderheden, gerapporteerd aan het algemeen bestuur, de colleges en gemeenteraden/Provinciale Staten. Het jaarverslag en het uitvoeringsprogramma sluiten qua opzet aan bij de U&H-strategie.

9 BIJLAGEN

 

 

Bijlage 1: begrippenlijst

Begrip

Omschrijving

Basistaken

Wettelijk verplichte milieutaken die gemeenten en provincies hebben ondergebracht bij de omgevingsdiensten, zoals vastgelegd in het Omgevingsbesluit.

Bibob-toets

Onderzoek op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om te beoordelen of een vergunning of beschikking kan worden misbruikt voor criminele activiteiten.

ETFAL

Evenwichtige toedeling van functies aan locaties; kernbegrip uit de Omgevingswet voor het zorgvuldig afwegen van belangen bij ruimtelijke toedeling van functies.

Financiële zekerheidsstelling

Wettelijk instrument waarmee het bevoegd gezag kan verplichten dat een afvalbedrijf financiële middelen reserveert voor het opruimen van milieuschade bij faillissement of beëindiging van activiteiten.

Gedogen

Het in uitzonderlijke gevallen tijdelijk toestaan van een overtreding, onder strikte voorwaarden en met uitzicht op legalisatie, conform het landelijk gedoogbeleid.

Ketenpartners

Organisaties waarmee de omgevingsdienst samenwerkt in de uitvoering van VTHA-taken, zoals politie, OM, ILT, waterschap, veiligheidsregio en GGD.

Kritische prestatie-indicatoren (KPI’s)

Meetbare prestatie-eenheden die worden gebruikt om de voortgang van de uitvoering te volgen en te evalueren.

Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO)

Landelijk vastgesteld kader dat handhavingsinstanties helpt bij het uniform en proportioneel optreden bij overtredingen van het omgevingsrecht.

Milieubelastende activiteit (MBA)

Activiteit die nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu en waarvoor regels gelden op grond van de Omgevingswet en het Bal.

Natura 2000-gebied

Gebied dat deel uitmaakt van een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, gericht op het behoud van specifieke habitattypen en soorten.

Omgevingsveiligheid

Het geheel van maatregelen, voorschriften en activiteiten gericht op het voorkomen en beperken van risico’s voor mens en milieu door gevaarlijke stoffen, installaties en activiteiten.

Opgavegericht werken

Benadering waarbij de inzet van VTHA wordt afgestemd op bredere maatschappelijke en bestuurlijke opgaven, zoals woningbouw, energietransitie of natuurherstel.

Outcomegericht werken

Sturen en evalueren op de feitelijke effecten en resultaten van beleid en uitvoering voor de leefomgeving, in plaats van alleen op de uitgevoerde activiteiten (output).

Plustaken

Vrijwillig door gemeenten of provincies aan de omgevingsdiensten overgedragen milieutaken die aanvullend zijn op de basistaken.

Risicogericht werken

Werkwijze waarbij de inzet van capaciteit en middelen wordt bepaald op basis van een analyse van milieurisico’s, kans op overtreding en mogelijke gevolgen voor mens en milieu.

Zeer zorgwekkende stoffen (ZZS)

Stoffen die gevaarlijk zijn voor mens en milieu vanwege eigenschappen zoals kankerverwekkendheid, mutageniteit of persistentie, en waarvoor minimalisatie- en informatieverplichtingen gelden.

Bijlage 2: afkortingen

Afkorting

Betekenis

AB

Algemeen Bestuur

B&W

College van Burgemeester en Wethouders

Bal

Besluit activiteiten leefomgeving

Bbl

Besluit bouwwerken leefomgeving

BGE

Basisgeluidemissie

Bkl

Besluit kwaliteit leefomgeving

CMP

Circulair Materialen Plan

DPRA

Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie

GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst

GS

College van Gedeputeerde Staten

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

KPI

Kritische prestatie-indicator

KRW

Kaderrichtlijn Water

LHSO

Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht

LOD

Last onder dwangsom

LOB

Last onder bestuursdwang

MBA

Milieubelastende activiteit

m.e.r.

Milieueffectrapportage

NLA

Nederlandse Arbeidsinspectie

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

OD

Omgevingsdienst

OGO

Opdrachtgeversoverleg

OM

Openbaar Ministerie

Pfas

Poly- en perfluoralkylstoffen

RES

Regionale Energie Strategie

RIEC

Regionaal Informatie- en Expertisecentrum

VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

VTHA

Vergunningverlening, Toezicht, Handhaving en Advisering

ZZS

Zeer zorgwekkende stoffen

 

Naar boven