Beleidsregels uitvoering Wet kinderopvang gemeente Roerdalen 2025

Burgemeester en wethouders van Roerdalen,

 

gezien het voorstel van 10 november 2025;

 

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 en 4, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

besluiten:

 

  • 1.

    De Beleidsregels uitvoering Wet kinderopvang gemeente Roerdalen 2020 in te trekken.

  • 2.

    De navolgende Beleidsregels uitvoering Wet kinderopvang gemeente Roerdalen 2025 vast te stellen.

1. Toepassing, citeertitel beleidsregels en definities

1.1. Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de gemeentelijke inzet om:

  • -

    toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvang;

  • -

    aanvragen tot exploitatie en wijzigingsverzoeken voor kinderopvang af te handelen;

  • -

    te handhaven naar aanleiding van het niet naleven van voorschriften van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving;

  • -

    preventieve activiteiten uit te voeren ten behoeve van de kwaliteit van de kinderopvang.

Het college heeft op grond van artikel 1.61 Wet kinderopvang de directeur publieke gezondheid van de GGD aangewezen en mandaat verleend om als toezichthouder kinderopvang op te treden of medewerkers van de GGD Limburg-Noord aan te wijzen als toezichthouder kinderopvang. De GGD Limburg Noord voert voor de gemeente Roerdalen de onderzoeken uit. Het college heeft de registervoering gemandateerd aan het Servicecentrum MER, te weten via teamleider Participatie, teamleider Zorg en Ondersteuning naar Consulent Voorzieningen. De handhavingstaken zijn gemandateerd aan Servicecentrum MER, te weten via teamleider Vergunningen, Toezicht en Handhaving naar Specialist juridisch integraal.

De toezichthouder kinderopvang van de GGD Limburg-Noord bezoekt jaarlijks alle kindercentrums en gastouderbureaus en onderzoekt middels een steekproef van de in het LRK geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, hier een gedeelte van. De toezichthouder onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving. De GGD legt de resultaten van het onderzoek vast in een inspectierapport. Daarin geeft zij tevens een advies. De GGD stelt de houder in de gelegenheid van het concept rapport kennis te nemen en daarop een zienswijze te geven, met uitzondering van het inspectierapport nader onderzoek. De GGD neemt deze zienswijze op in het inspectierapport, stelt dit rapport vervolgens vast en publiceert het in het LRK.

Deze GGD-werkwijze is vastgelegd in de Wet kinderopvang en de Beleidsregels werkwijze toezichthouderkinderopvang. Het college brengt jaarlijks verslag uit aan de Inspectie van het Onderwijs over de register- en handhavingstaken, en de toezichttaken van de GGD. De Inspectie van het Onderwijs houdt als tweedelijns toezichthouder toezicht op de uitvoering van deze taken. De beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang wordt geactualiseerd indien wijzigingen in landelijke wet- en regelgeving en/of gemeentelijk beleid hiertoe aanleiding geven.

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle gastouderbureaus, voorzieningen voor kinderopvang en gastouderopvang binnen de gemeente Roerdalen. Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de bekendmaking.

 

1.2. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels uitvoering Wet kinderopvang gemeente Roerdalen 2025’.

 

1.3. Definities

Hieronder vindt u definities van de belangrijkste in dit beleid voorkomende termen. Voor alle (overige) definities wordt aangesloten bij de definities zoals deze zijn gegeven in de Wet Kinderopvang en onderliggende regelgeving.

Definitie

Afwegingsmodel

In het afwegingsmodel worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven, inclusief de bijbehorende handhavingsinstrumenten en boetebedragen. De hersteltermijnen worden afzonderlijk toegelicht in paragraaf 6.2.4 en vastgesteld conform de uitgangspunten in die paragraaf.

Awb

Algemene wet bestuursrecht

College

Het college van burgemeester en wethouders van Roerdalen

Gemeente

Gemeente Roerdalen

GGD

GGD Limburg-Noord

Kinderopvangvoorziening

Buitenschoolse opvang op een specifiek adres, dagopvang op een specifiek adres, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang

Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen vastgelegd in voorschriften, welke door de houder nageleefd moeten worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving

LRK

Landelijk register kinderopvang

Toezichthouder

De aangewezen toezichthouder van de GGD. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

Wko

Wet kinderopvang

2. Inleiding

2.1. Waarom beleid

In deze beleidsregels is vastgelegd welk beleid de gemeente Roerdalen voert met betrekking tot de gemeentelijke taken die voortvloeien uit de Wet kinderopvang.

Het vastleggen van dit beleid draagt bij aan:

  • -

    een transparante werkwijze, omdat houders, ouders, toezichthouders en andere belanghebbenden vooraf geïnformeerd zijn over de mogelijkheden en bevoegdheden van het college;

  • -

    rechtsgelijkheid, door het vastleggen van beleidsregels die voor iedereen van toepassing zijn

  • -

    het stimuleren van kwalitatief goede kinderopvang

2.2. Wat komt aan de orde

Allereerst wordt de gemeentelijke integrale visie op handhaving en de relatie met het dossier kinderopvang toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de verschillende mogelijkheden binnen het toezicht, waaronder herstelaanbod en risico gestuurd toezicht. Daarna wordt uitgelegd hoe een aanvraag tot exploitatie afgehandeld wordt. Als laatste gaat het college in de beleidsregels in op de verschillende mogelijkheden voor handhaving bij het niet naleven van de kwaliteitseisen. Hierin wordt aangegeven welke strategie gevolgd wordt. Daarbij wordt per nageleefde kwaliteitseis bepaald welke handhaving daarop volgt, waarbij het afwegingsmodel richting geeft. In het afwegingsmodel (in de bijlage) is vastgelegd:

  • -

    of er een boete kan worden opgelegd en de hoogte daarvan;

  • -

    de hoogte van een last onder dwangsom.

    • De hersteltermijnen worden toegelicht in paragraaf 6.2.4 en per situatie vastgesteld, zoals beschreven in paragraaf 6.2.5.

2.3. Landelijke en gemeentelijke ontwikkelingen

De Wet kinderopvang is sinds 2005 van toepassing. Sindsdien is het speelveld volop in beweging. Zo bestaan er sinds 2018 geen peuterspeelzalen meer. Ook is er in datzelfde jaar een personenregister kinderopvang ingevoerd om continue screening in de kinderopvang te versterken.

Daarnaast is in 2018 en 2019 de wetgeving dankzij de (wijzigings-) Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang behoorlijk aangepast. Er is hard gewerkt aan efficiëntere toezicht en handhaving.

Dit alles heeft ertoe geleid dat wij de voor u liggende beleidsregels kinderopvang hebben herzien en vastgesteld. We spreken niet meer van handhavingsbeleid maar van beleidsregels uitvoering Wet kinderopvang.

3. Kader, visie, ambitie en speerpunten

3.1. Kader

Aan kinderopvang worden kwaliteitseisen gesteld. Deze kwaliteitseisen staan in de Wet kinderopvang (Wko) en in de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen en aanverwante regelingen.

De regelgeving stelt kwaliteitseisen aan de volgende onderwerpen (in de GGD rapportages ook wel domeinen genoemd):

  • -

    registratie, wijzigingen en administratie;

  • -

    het pedagogisch klimaat;

  • -

    personeel en groepen;

  • -

    veiligheid en gezondheid;

  • -

    accommodatie;

  • -

    ouderrecht.

De Wko bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor toezicht op en handhaving van deze eisen. De GGD is bij wet de aangewezen toezichthouder voor kinderopvang. Wij hebben de directeur publieke gezondheid van de GGD aangewezen als toezichthouder.

De Inspectie van het Onderwijs is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of het college de wettelijke taken met betrekking tot de registervoering en de uitvoering van het toezicht, goed uitvoert (interbestuurlijk toezicht).

 

3.2. Visie op handhaving

Wij hebben de volgende visie op handhaving: wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt grijpen wij actief in met een handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen. Het doel van het handhavend optreden is niet bestraffen, maar herstel van de overtreding(en). Mocht na het opleggen van de herstelmaatregel geen verbetering op treden, dan kunnen wij alsnog een bestuurlijke boete opleggen.

 

3.3 Ambities en speerpunten

De gemeente Roerdalen vindt kwalitatief goede kinderopvang zeer belangrijk. Toezicht en handhaving worden passend ingezet. De gemeente streeft een goede relatie met de houder na en werkt vanuit vertrouwen. De gemeente kan aan bepaalde kwaliteitseisen extra aandacht geven. Dit kan ze realiseren door intensiever toezicht te (laten) houden op de voorschriften die al onderdeel uitmaken van het onderzoek. Gemeente Roerdalen heeft de volgende ambities:

 

  • 1.

    Toezicht vanuit vertrouwen door het versterken van de verbinding tussen houders en gemeente;

  • 2.

    Houders en gastouders actief informeren over nieuwe (wettelijke) ontwikkelingen (betere naleving zorg voor minder handhaving).

4. Toezicht

De toezichthouder kinderopvang van de GGD komt jaarlijks op alle kindercentra en gastouderbureaus en ziet wat daar in de dagelijkse praktijk gebeurt. Daarnaast onderzoekt de toezichthouder middels een steekproef van de in het LRK geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, een deel van deze voorzieningen. De toezichthouder fungeert daarmee als de ogen en oren van de gemeente. Hij onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert ons over deze naleving.

De toezichthouder geeft geen advies aan de houder, maar kan wel toelichten wat er wordt getoetst en waarom.

 

4.1. Onderzoeken

De toezichthouder van de GGD voert de volgende onderzoeken voor de gemeente Roerdalen uit:

  • Onderzoek voor registratie: naar aanleiding van een ingediende aanvraag tot exploitatie onderzoekt de toezichthouder of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden volgens de voorschriften van de Wko en onderliggende regelgeving.

  • Onderzoek na registratie: binnen 3 maanden na registratie in het LRK vindt een onderzoek plaats (dit onderzoek vindt niet plaats bij voorzieningen voor gastouderopvang).

  • Jaarlijks onderzoek: alle kindercentra en gastouderbureaus worden jaarlijks onderzocht.

  • Onderzoek voorzieningen voor gastouderopvang; jaarlijks op basis van een steekproef. Gemeente Roerdalen laat jaarlijks minimaal 10% van de voorzieningen voor gastouderopvang onderzoeken.

  • Nader onderzoek: naar aanleiding van eerder geconstateerde overtreding(en) en als er een handhavingsmaatregel is ingezet, onderzoekt de toezichthouder nadat de hersteltermijn is verstreken of de overtreding is hersteld.

  • Incidenteel onderzoek: een onderzoek naar aanleiding van onder meer een incident, een signaal, een wijzigingsverzoek van een houder of een thema-onderzoek.

De bevindingen tijdens een onderzoek en het oordeel van de toezichthouder worden in een inspectierapport vastgelegd. Deze inspectierapporten geven een beeld van de kwaliteit van de voorziening. De rapporten worden openbaar gemaakt in het LRK.

 

4.2. Risicogestuurd en onaangekondigd toezicht

Om een goed beeld te krijgen van een kindcentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang, vinden de onderzoeken (met uitzondering van het onderzoek voor registratie) in principe onaangekondigd plaats. Daarnaast wordt het toezicht op de kindcentrums en gastouderbureaus die daarvoor in aanmerking komen, risicogestuurd uitgevoerd. Dit betekent meer toezicht waar het nodig is, minder waar het kan. Om hier invulling aan te geven wordt door de toezichthouder een risicoprofiel opgesteld of aangepast na ieder (daarvoor relevant) onderzoek. Aan de hand hiervan wordt de intensiviteit van het daarna volgende toezicht bepaalt.

 

4.3. Herstelaanbod

Gemeente Roerdalen en de GGD werken met de werkwijze herstelaanbod. Een herstelaanbod is het aanbod van de toezichthouder kinderopvang aan de houder om, binnen de door de toezichthouder gestelde tijd, een geconstateerde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport wordt opgesteld. Door te werken met herstelaanbod verwacht de gemeente dat een overtreding sneller beëindigd wordt. Ook verwacht de gemeente dat het aanbieden van een herstelaanbod op zowel de kortere als langeretermijn een positief effect zal hebben op de kwaliteit van de kinderopvang.

Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle type voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek. Het wordt niet aangeboden bij een onderzoek voor registratie of bij een nader onderzoek.

De toezichthouder beoordeelt (desgewenst in overleg met de gemeente) of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 4 weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbodgebruik te maken.

In opdracht van de gemeente Roerdalen geeft de GGD Limburg Noord geen herstelaanbod wanneer:

  • Recidive optreedt(een overtreding wordt voor de tweede keer of vaker begaan)

  • Er te veel overtredingen binnen één controle worden geconstateerd

  • De benodigde hersteltermijn langer is dan 4 weken

  • Voor een andere overtreding geen herstelaanbod geboden wordt

  • Een bevel wordt afgegeven voor een andere overtreding

  • Er sprake is van overtredingen van kwalificaties, de beroepskracht-kindratio en VOG/registratie PRK.

De gemeente weegt de oorspronkelijke overtreding en de resultaten van herstelaanbod mee bij haar beslissing om wel of niet te handhaven.

 

4.4. Schriftelijk bevel

Indien de toezichthouder tijdens een onderzoek een situatie tegenkomt waarin het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder zelf ingrijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn en welke actie de houder moet ondernemen en binnen welke termijn dit dient te gebeuren. De toezichthouder informeert de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel. Hierdoor is de gemeente tijdig op de hoogte om eventueel vervolgstappen (zoals verlenging van het schriftelijk bevel) te nemen.

5. Aanvraag tot exploitatie

In de volgende gevallen spreken we wettelijk gezien van een aanvraag tot exploitatie:

  • Nieuwe voorziening

  • Houderwijziging

  • Verhuizing

In tegenstelling tot een aanvraag voor een nieuwe voorziening en een verhuizing, dient voor een houderwijziging een wijzigingsverzoek ingediend te worden.

 

5.1. Nieuwe voorziening

Een nieuwe kinderopvangvoorziening mag pas in exploitatie genomen worden na schriftelijke toestemming daartoe verleend door het college, op een in dat besluit vastgestelde specifieke datum. Als er toestemming is gegeven wordt de voorziening vervolgens in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerd. Om deze toestemming te verkrijgen dient de houder een aanvraag tot exploitatie in bij de gemeente. De beslistermijn is 10 weken. Deze termijn kan in bepaalde situaties nog verlengd worden. Het is dus van belang dat de houder een aanvraag tijdig voor de gewenste startdatum indient. Een aanvraag wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier, te vinden op www.rijksoverheid.nl en Externe link:www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

5.1.1. Illegale kinderopvang

Zonder, of voorafgaand aan de schriftelijke toestemming tot exploitatie mag een kinderopvangvoorziening niet geëxploiteerd worden. Indien dit toch gebeurt, wordt dit ook wel aangeduid met illegale kinderopvang. De gemeente Roerdalen treedt streng op tegen illegale opvang. Illegale opvang is op grond van de Wet Economische Delicten reden voor aangifte bij het Openbaar Ministerie1 of het opleggen van een bestuurlijke boete door de gemeente.

Ook bij een kinderopvangvoorziening waarvan de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en die desondanks in exploitatie blijft, is sprake van illegale opvang met dezelfde gevolgen als hiervoor beschreven.

5.1.2. Streng aan de Poort

De gemeente wil dat er direct vanaf de start van de exploitatie van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang er verantwoorde en kwalitatief goede opvang geboden wordt. Voor een gastouderbureau geldt dat deze direct vanaf de start de werkzaamheden zo moet kunnen uitvoeren dat zowel het gastouderbureau als de door het gastouderbureau te begeleiden gastouders, aan de kwaliteitseisen voldoen. Wij laten daarom alle nieuwe aanvragen tot exploitatie uitgebreid toetsen door de GGD.

De toezichthouder zal bij het onderzoek voor registratie toetsen of er voldoende vertrouwen is dat er vanaf datum van exploitatie kwalitatief goede opvang of begeleiding geboden wordt. Uitgangspunt hierbij is dat al bij de aanvraag tot exploitatie (voor zover mogelijk) alle eisen beoordeeld worden. Aanvullend kan een gesprek met de houder duidelijkheid geven of hij ‘redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen’ zal gaan voldoen. Op basis van dit totaal onderzoek vormt de toezichthouder een oordeel over de aanvraag tot exploitatie.

Wij nemen in de beoordeling van de aanvraag de kwaliteit van andere kinderopvangvoorzieningen van de houder en de daarbij behorende handhavingshistorie mee. Voortdurende, ernstige en/of vele overtredingen op deze voorzieningen vormen een indicatie voor de naleving van de kwaliteitseisen op een nieuwe voorziening. Signalen buiten het advies van de toezichthouder kunnen eveneens meewegen in de beoordeling van de aanvraag.

De gemeente kijkt naast de beoordeling op de eisen vanuit de Wet kinderopvang, bij een nieuwe aanvraag ook naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen. Wij vinden het van groot belang dat wanneer een kinderopvangvoorziening start met exploiteren, ook aan de andere benodigde eisen gesteld aan bijvoorbeeld het brandveilig gebruik, de bouw (het gebouw) en de bestemming is voldaan.

5.1.3. Startdatum exploitatie

Op basis van het onderzoek voor registratie nemen wij een beslissing op de aanvraag. In de beslissing op de aanvraag wordt aangegeven vanaf welke datum de exploitatie mag starten op grond van de Wet kinderopvang.

5.1.4. Onderzoek na registratie

Binnen drie maanden na de registratiedatum beoordeelt de toezichthouder of de kinderopvangvoorziening (niet zijnde een voorziening voor gastouderopvang) in de praktijk aan de kwaliteitseisen voldoet. Hierbij wordt met name gekeken naar de uitvoeringspraktijk van het veiligheids-, gezondheids- en pedagogisch beleid, de inzet van het personeel en de wijze waarop de kinderen worden opgevangen.

5.1.5. Mogelijkheden na afwijzing aanvraag tot exploitatie

Wanneer een aanvraag tot exploitatie is afgewezen, kan de houder een nieuwe aanvraag indienen. Om een nieuwe aanvraag te kunnen indienen, moet er sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze moeten door de houder bij de nieuwe aanvraag worden vermeld. Alleen als dat het geval is, wordt een nieuwe aanvraag in behandeling genomen.

 

5.2. Houderwijziging

Een kindcentrum of gastouderbureau dat wordt overgenomen, is veelal al in exploitatie en er worden kinderen opgevangen/bemiddeld. Het is voor de continuïteit daarom van groot belang dat de oude en nieuwe eigenaar samen een overname goed regelen. Een houderwijziging wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld wijzigingsformulier. Deze formulieren zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

Gemeente Roerdalen hanteert de volgende uitgangspunten bij een overname:

  • Een overname moet worden behandeld als een nieuwe aanvraag. Dat betekent dat ook bij een overname streng wordt getoetst. Naleving van de kwaliteitseisen bij andere kinderopvangvoorzieningen en de handhavingshistorie van de nieuwe houder wordt, voor zover aanwezig, meegewogen.

  • De nieuwe houder heeft redelijkerwijs tijd nodig om eventuele bestaande tekortkomingen op te heffen. Daar wordt rekening mee gehouden.

5.3. Verhuizing

5.3.1. Verhuizing van een kindcentrum of voorziening voor gastouderopvang

Wanneer een kindcentrum of voorziening voor gastouderopvang verhuist moet dit in behandeling worden genomen als zijnde een nieuwe aanvraag. Bij de gemeente wordt ingediend:

  • Voor de oude kinderopvangvoorziening een wijzigingsverzoek tot intrekken toestemming exploitatie (uitschrijving). Hierbij moet de aanvrager op het wijzigingsformulier vermelden dat het een verhuizing betreft.

  • Voor de nieuwe kinderopvangvoorziening een aanvraag tot exploitatie (inschrijving).

5.3.2. Verhuizing van een gastouderbureau

Wanneer een gastouderbureau (GOB) verhuist, geldt een andere procedure. Wettelijk is vastgelegd dat een GOB geen nieuwe aanvraag tot exploitatie hoeft in te dienen wanneer het adres van een GOB wijzigt. Bij de gemeente wordt ingediend:

  • Een wijzigingsverzoek tot wijziging van het vestigingsadres

Indien de verhuizing naar een andere gemeente is, moet het wijzigingsverzoek gestuurd worden naar de huidige gemeente van vestiging. Deze stuurt het verzoek door (na verwerking in het LRK), waarna de beoogde gemeente van vestiging een besluit zal nemen over het verzoek. Die gemeente kan de GGD vragen advies uit te brengen over het verzoek alvorens dat besluit te nemen.

6. Handhaving

Het college is wettelijk verantwoordelijk voor toezicht en handhaving en kan een handhavingsbesluit nemen indien is geconstateerd dat de kwaliteitseisen niet nageleefd zijn. Dit zal doorgaans blijken uit de inspectierapporten van de GGD. Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan echter ook door de gemeente zelf worden geconstateerd. In beide gevallen zal de gemeente in principe handhaven.

De Wet kinderopvang verplicht gemeenten om na het onherroepelijk worden van een handhavingsbesluit, deze te publiceren in het LRK. Een handhavingsbesluit is pas onherroepelijk wanneer de procedures met betrekking tot bezwaar en beroep ten aanzien van dat besluit zijn afgerond. Hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden, wordt bij ieder besluit bekend gemaakt aan de ontvanger.

 

6.1. Preventie

Wij vinden het van belang om het niet naleven van kwaliteitseisen (zoveel mogelijk) te voorkomen. In dit kader informeren wij houders over ons toezicht en handhavingsbeleid.

Gemeente Roerdalen zet de volgende preventieve middelen in:

  • 1.

    Houderbijeenkomst

    Via de werkgroep VVE informeert de gemeente (eventueel samen met GGD) de houders over actualiteiten, ontwikkelingen en aandachtspunten in toezicht en handhaving.

  • 2.

    Nieuwsbrief

    Op het moment dat hier aanleiding toe is informeert de gemeente houders, middels een nieuwsbrief, over actualiteiten en relevante ontwikkelingen op het gebied van toezicht en handhaving.

6.2. Maatwerk in handhaving

De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaven. De wet en regelgeving is hiervoor de basis en in dit gemeentelijk beleid wordt hier invulling aan gegeven. Goed handhaven betekent echter ook dat het college oog heeft voor de specifieke situatie van het geval. Individuele omstandigheden - verzwarend of verzachtend – kunnen van invloed zijn op het wel of juist niet geven van een maatregel nadat geconstateerd is dat een kwaliteitseis niet is nageleefd. Dat doet recht aan het feit dat niet alle situaties ‘standaard’ zijn. Handhaven is maatwerk.

Het inspectierapport van de GGD vormt in de regel de basis voor een handhavingstraject. Het uitgangspunt is het advies van de GGD in het inspectierapport te volgen. Het college is bevoegd om gemotiveerd af te wijken van dit advies.

6.2.1. Herstellend en/of bestraffend handhaven

Gemeente Roerdalen heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven:

  • Herstellend betekent dat de gemeente de houder ertoe aanzet de overtreding van een kwaliteitseis op te heffen en opgeheven te houden.

  • Bestraffend betekent dat de gemeente een bestuurlijke boete geeft voor bepaalde overtredingen.

Herstellend en bestraffend kan naast elkaar ingezet worden. In hoofdstuk 3.2 van deze beleidsregels is aangegeven dat wij de volgende visie hebben op handhaven: wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt grijpen wij actief in met een handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen. Het doel van het handhavend optreden is niet bestraffen, maar herstel van de overtreding(en). Mocht na het opleggen van de herstelmaatregel geen verbetering op treden, dan kunnen wij alsnog een bestuurlijke boete opleggen

6.2.2. Escalatieladder

In beginsel start een herstellend handhavingstraject met een aanwijzing met een hersteltermijn.

Na de hersteltermijn vindt een nader onderzoek plaats. Blijkt uit het nader onderzoek dat de kwaliteitseis(en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of is er vrees voor herhaling van de overtreding(en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving. Dit is doorgaans het opleggen van een last onder dwangsom.

Leidt ook deze stap niet tot (volledige) naleving dan zal wederom een afweging over een vervolgstap plaatsvinden. In dat geval ligt een verhoogde last onder dwangsom of een exploitatieverbod voor de hand. Het uiterste middel binnen een herstellend traject is het intrekken van de toestemming tot exploitatie.

Naast een herstellend traject kan er ook een bestraffend traject worden ingezet. Dit is een bestuurlijke boete. De boete kan opgelegd worden voor het overtreden van een bepaalde kwaliteitseis. Ook kan de boete opgelegd worden voor het niet opvolgen van een aanwijzing, een bevel of exploitatieverbod, het niet meewerken aan een vordering van de toezichthouder, illegale opvang of het niet tijdig doorgeven van een wijziging.

6.2.3. Handhavingsafwegingen

Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of en zo ja welke actie nodig is. Deze beoordeling van deze afwegingen kan leiden tot gemotiveerd afwijken van de reguliere escalatieladder.

Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:

  • Is er herstelaanbod geweest?

  • Wat is de aard van de overtreding?

  • Wat is de ernst van de overtreding?

  • Hoeveel overtredingen zijn er totaal?

  • Betreft het een herhaalde overtreding (recidive)?

  • Wat zijn de omstandigheden waaronder de overtreding begaan is?

  • Komt de overtreding voort uit economisch belang?

6.2.4. Hersteltermijn/begunstigingstermijn

Wij geven de houder bij een op herstel gerichte handhavingsmaatregel altijd een termijn om de overtreden kwaliteitseis alsnog na te leven. Dit heet de herstel- of de begunstigingstermijn. De hersteltermijn of begunstigingstermijn van een herstellende maatregel is afgestemd op een redelijke tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen. Bij de bepaling van de termijn wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding, waarbij het uitgangspunt is dat de overtreding zo spoedig mogelijk moet worden opgeheven. Zo zullen overtredingen die direct invloed hebben op de kwaliteit van de opvang en daarmee de veilige en gezonde omgeving, of die direct invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen, over het algemeen een korte hersteltermijn kennen.

Als uitgangspunt worden door de gemeente Roerdalen de volgende termijnen gehanteerd:

  • a.

    maximaal twee weken voor herstel van overtredingen met gevolgen voor de directe veiligheid, gezondheid of pedagogisch welbevinden van de kinderen in de dagelijkse opvangpraktijk;

  • b.

    maximaal twee maanden voor herstel of wijziging van beleidsvoering en administratieve vereisten die redelijkerwijs moeten leiden tot verantwoorde kinderopvang;

  • c.

    maximaal zes maanden voor herstel van andere overtredingen die geen directe gevolgen hebben voor de veilige en gezonde omgeving van de kinderen;

De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald.

6.2.5 Relatie tot het afwegingsmodel

De in paragraaf 6.2.4 opgenomen hersteltermijnen worden niet afzonderlijk in het afwegingsmodel weergegeven.

Het afwegingsmodel bevat uitsluitend de kwaliteitseisen, de bijbehorende handhavingsinstrumenten en de boetebedragen bij overtreding.

De hersteltermijnen worden per situatie vastgesteld op basis van de uitgangspunten uit paragraaf 6.2.4, waarbij de aard, ernst en omstandigheden van de overtreding worden meegewogen.

Hiermee blijft ruimte voor maatwerk en sluit de hersteltermijn steeds aan bij de specifieke context van de overtreding.

 

6.3. Handhavingsmiddelen

Wij kunnen de volgende herstellende en bestraffende handhavingsmiddelen inzetten:

Traject

Handhavingsmiddel

Informeel herstellend

Overleg en Overreding

(schriftelijke) Waarschuwing

Formeel herstellend

Aanwijzing

Last onder dwangsom

Last onder bestuursdwang

Exploitatieverbod

Intrekken toestemming tot exploitatie

Formeel bestraffend

Bestuurlijke boete

 

Niet ieder middel is in iedere situatie geschikt om in te zetten. Wij kiezen altijd het meest passende middel. Hieronder volgt een toelichting op de diverse middelen die wij zullen inzetten.

6.3.1. De aanwijzing

De aanwijzing wordt door ons doorgaans ingezet als eerste stap in het handhavingstraject. In een aanwijzing wordt aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen moeten worden. Daarvoor krijgt de houder een hersteltermijn. Afhankelijk van de ernst en/of de gevolgen van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen, zal deze hersteltermijn korter of langer zijn.

Na afloop van de hersteltermijn kunnen wij de GGD opdracht geven om een nader onderzoek uit te voeren om te beoordelen of de overtreding van de kwaliteitseis is beëindigd.

6.3.2. De last onder dwangsom (LOD)

De last onder dwangsom is een herstelmaatregel die doorgaans wordt gegeven na het niet opvolgen van een aanwijzing. Of indien in het verleden al eerder een aanwijzing voor eenzelfde overtreding gegeven is.

Met een last onder dwangsom krijgt een houder wederom de plicht (last) opgelegd om een overtreding van een kwaliteitseis te herstellen binnen een aangegeven (begunstigings-)termijn en daarna hersteld te houden. Na afloop van de begunstigingstermijn geven wij de GGD opdracht om te controleren of de houder aan de last heeft voldaan. Wanneer de houder niet of niet op tijd herstelt verbeurt de dwangsom van rechtswege en moet de houder deze van rechtswege betalen.

Wij stellen de hoogte van de dwangsom als volgt vast:

  • Het bedrag is gelijk aan het bedrag dat in het afwegingsmodel (zie bijlage) staat genoemd als boete.

Een dwangsom kan worden opgelegd:

  • Als bedrag ineens.

    In dat geval wordt er na de begunstigingstermijn eenmalig beoordeeld of wel of niet aan de opgelegde last is voldaan en of de dwangsom dus wel of niet is verbeurd .

  • Per constatering van een overtreding.

    Hierbij wordt na de hersteltermijn de dwangsom verbeurd elke keer wanneer (door of namens de gemeente) geconstateerd wordt dat de houder de last overtreedt. Er wordt in dit geval wel een maximumbedrag aan gekoppeld, welke in het besluit is opgenomen.

  • Per periode dat de last wordt overtreden.

    Hierbij wordt na de hersteltermijn per in het besluit aangegeven periode beoordeeld of wel of niet aan de last is voldaan en of deze derhalve is verbeurd of niet. Ook deze vorm is aan een maximum bedrag verbonden. Deze wordt ook in het besluit genoemd. Deze vorm van de last onder dwangsom wordt bij zogenaamde voortdurende overtredingen opgelegd. Dat zijn overtredingen die onafgebroken gedurende een langere periode aanhouden.

    Het betalen van de dwangsom kan voorkomen worden door tijdig herstellen en hersteld houden van de overtreding. De houder waaraan een last onder dwangsom is opgelegd, kan, indien een jaar nadat de last van kracht is geworden geen overtreding van de betreffende kwaliteitseis is geconstateerd, verzoeken om de last op te heffen. Hierbij dienen eveneens in acht te worden genomen, de processtappen en inhoudelijke vereisten die hiervoor gelden in de Awb.

6.3.3. Last onder bestuursdwang (LOB)

Bij een last onder bestuursdwang nemen wij bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. De kosten die hierbij gemaakt worden zijn voor rekening van de houder.

6.3.4. Het exploitatieverbod

Bij een exploitatieverbod verbieden wij de houder om de voorziening in exploitatie te nemen of te houden. Dit is een zwaar handhavingsmiddel vanwege de verstrekkende gevolgen voor de houder, de ouders en de kinderen.

Wij kunnen een houder in de volgende gevallen een exploitatie verbod op leggen:

  • -

    Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt (en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is)

Bij het exploitatieverbod stellen wij een maximale termijn. Dit is geen hersteltermijn zoals eerder in paragraaf 6.2.4. beschreven. Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de aanwijzing heeft opgevolgd, dient hij ons daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. Wij kunnen de GGD opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeren wij de houder of het verbod nog blijft gelden.

Indien bij het verstrijken van de gestelde termijn de kwaliteitseisen niet voldoende worden nageleefd, volgt het besluit tot intrekken van de toestemming tot exploitatie. De houder kan ons ook zelf verzoeken de gegeven toestemming tot exploitatie in te trekken.

6.3.5. Intrekken toestemming tot exploitatie in vervolg op handhaving

Er zijn verschillende gronden waarop, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan worden ingetrokken:

  • -

    indien is gebleken dat de houder de kinderopvangvoorziening niet langer exploiteert;

  • -

    indien de exploitatie van de voorziening drie maanden na de inschrijving in het LRK niet daadwerkelijk is aangevangen;

  • -

    indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder niet of niet langer zal voldoen aan de bij en krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang.

Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. Wij zullen in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie vanwege het niet of niet langer voldoen aan de wettelijke voorschriften wordt ingezet wanneer eerder ingezette handhavingsmiddelen zoals een aanwijzing, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogde (blijvende) herstellende effect hebben.

Wanneer de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, wordt de voorziening uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) verwijderd. Dit betekent dat er geen sprake meer is van kinderopvang in de zin van de wet. Er mag geen opvang of bemiddeling meer plaatsvinden. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale opvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

De gemeente publiceert het intrekken van de toestemming tot exploitatie en de uitschrijving uit het LRK in het elektronisch gemeenteblad op https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/CVDR/CVDR643071/1/xml/www.overheid.nlwww.overheid.nl (niet wanneer dit een voorziening voor gastouderopvang betreft).

6.3.6. De bestuurlijke boete (hierna: boete)

Een boete bestraft een overtreding die in het verleden begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. Een boete kan gelijktijdig opgelegd worden met een aanwijzing, een last onder dwangsom of een exploitatieverbod.

Een boete is onvoorwaardelijk en moet altijd worden betaald. Het is, in tegenstelling tot de andere hierboven behandelde maatregelen, een punitieve (bestraffende) sanctie. De boete verschilt daarin van de dwangsom. Bij de dwangsom kan het betalen van het bedrag namelijk worden voorkomen door de overtreding tijdig te herstellen en hersteld te houden. Bij de boete is dat niet het geval.

Een boete kan door ons worden opgelegd bij:

  • -

    Het overtreden van de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang en aanverwante regelgeving;

  • -

    Het niet opvolgen van een bevel of aanwijzing;

  • -

    Niet meewerken aan een verzoek van een toezichthouder of het bewust verkeerd informeren van een toezichthouder;

  • -

    Het starten van de exploitatie, voor de datum van ingang van de toestemming tot exploitatie.

  • -

    Het niet tijdig melden van wijzigingen van de in het LRK geregistreerde gegevens;

  • -

    Het overtreden van een exploitatieverbod.

Hoogte van een boete en grootte van de organisatie

De Wet kinderopvang geeft ons de bevoegdheid om voor een overtreding / het niet naleven van een kwaliteitseis uit de Wko een boete op te leggen van maximaal €45.000. Voor de hoogte van boetes zijn in het afwegingsoverzicht normbedragen opgesteld.

Proportionaliteit en een goede dosering zijn een belangrijk uitgangspunt bij handhaving. Wij hanteren daarom vier categorieën waar de boetebedragen op worden afgestemd:

  • 1.

    Grote organisaties: een totale capaciteit van meer dan 150 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 2.

    Middelgrote organisaties: een totale capaciteit van 51 tot en met 150 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 3.

    Kleine organisaties: een totale capaciteit van minder dan 51 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 4.

    Voorzieningen voor gastouderopvang.

Ad 1. Voor een grote organisatie geldt het volledige normbedrag zoals opgenomen in het afwegingsmodel handhaving (zie bijlage).

Ad 2. Voor een middelgrote organisatie is twee derde van het normbedrag de richtlijn.

Ad 3. Voor een kleine organisatie is dat één derde deel.

Ad 4. Voor voorzieningen voor gastouderopvang is dat één vijfde deel van het normbedrag. Dit geldt niét voor die kwaliteitseisen in het afwegingsmodel waar specifiek gastouder staat vermeld. Daar is de hoogte van de som al afgestemd op deze voorziening.

 

Bij de bepaling van de grootte van de organisatie is de registratie in het LRK op het moment van begaan van de overtreding het uitgangspunt. Hierbij wordt over gemeentegrenzen heen gekeken.

Na bepaling van de categorie en het bijbehorende normbedrag kan er een verlaging of verhoging van het bedrag van toepassing zijn, afhankelijk van de ernst van het feit, de verwijtbaarheid of de omstandigheden van het geval, de eventuele verzachtende of verzwarende omstandigheden.

Verzachtende en verzwarende omstandigheden

Verzachtende omstandigheden

Wij verlagen de boete indien de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Hiervan kan sprake zijn onder andere bij:

  • Bij het gedeeltelijk niet opvolgen van een aanwijzing

Het matigen van de boete wordt gehanteerd nadat de houder de zienswijze heeft ingediend en deze positief is beoordeeld door gemeente Roerdalen.

 

Verzwarende omstandigheden

Wij verhogen de boete indien de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Hiervan kan sprake zijn onder andere bij :

  • Herhaling van de overtreding (recidive)

Wanneer er meerdere overtredingen zijn waar een boete voor wordt opgelegd, worden de bedragen bij elkaar opgeteld tot één bedrag.

 

6.4. Handhaving na herstelaanbod

Wanneer er herstelaanbod heeft plaatsgevonden, kan dit van invloed zijn op de handhaving die wij inzetten op de overtredingen die primair door de toezichthouder geconstateerd zijn.

Wanneer het herstelaanbod niet gedaan is, of wanneer de houder het niet aangenomen heeft, kan dit worden gezien als verzwarende omstandigheid voor de handhaving.

6.4.1. Herstelaanbod gedaan met positief resultaat

Wanneer een overtreding na herstelaanbod is opgelost treden wij niet handhavend op. De overtreding is immers verholpen.

6.4.2. Herstelaanbod aangeboden maar geen (volledig) herstel

Als de overtreding na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaven wij in principe conform het reguliere handhavingsbeleid.

7. Slotbepalingen

Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van deze beleidsregels als toepassing hiervan leidt tot onredelijke gevolgen.

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels uitvoering Wet kinderopvang gemeente Roerdalen 2025’ en treden in werking op de dag na bekendmaking.

Sint Odiliënberg, 10 november 2025

Burgemeester en wethouders van Roerdalen

de secretaris,

ing. L.H.C. Bijl

de burgemeester,

ing. J.M.A. van Agtmaal

Bijlage: afwegingsmodel

 

Begripsomschrijvingen

 

In dit afwegingsmodel wordt verstaan onder:

 

- Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

- Besluit go:

Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

- Besluit ko:

Besluit kwaliteit kinderopvang;

- Besluit registers:

Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang;

- Besluit ve:

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

- bso:

kindercentrum voor buitenschoolse opvang;

- dag:

kindercentrum voor dagopvang;

- gob:

gastouderbureau;

- lrk:

landelijk register kinderopvang;

- onverwijld:

maximaal 4 weken bij een wijziging als bedoeld in artikel 1.47, lid 1, Wko;

- prk:

personenregister kinderopvang;

- Regeling ehbo:

Regeling aanwijzing geregistreerde certificaten voor kinderopvang inzake met goed […] afgesloten onderricht verlenen van eerste hulp aan kinderen;

- Regeling go:

Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang;

- Regeling Wko:

Regeling Wet kinderopvang;

- vve:

Vroeg- en voorschoolse educatie;

- vgo:

voorziening voor gastouderopvang;

- vog:

verklaring omtrent het gedrag;

- Wko:

Wet kinderopvang.

 

Hoofdstuk 1. Kindercentra voor dag- en buitenschoolse opvang

 

1.1. registratie, wijzigingen en administratie

1.1.1. Registratie

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    Onder exploitatie van een kindercentrum wordt verstaan het verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen, waarbij de exploitatie plaatsvindt in overeenstemming met de geldende kwaliteitseisen en na onderzoek waaruit blijkt dat daaraan wordt voldaan.

Wko 1.45, lid 3 (dag, bso)

Hoog

€ 20.750

1.1.2. Wijzigingen

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder geeft wijzigingen in de aangewezen gegevens onverwijld door aan het college.

Wko 1.47, lid 1 (dag, bso)

Besluit lrk 7, lid 2 en 5, lid 1 en 2 (dag, bso)

Hoog

€ 1.000

1.1.3. Administratie

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    Kinderopvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.

Wko 1.52, lid 1 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 500 per overeenkomst

  • b.

    De administratie is zodanig ingericht dat op verzoek tijdig gegevens kunnen worden verstrekt.

Regeling Wko 11, lid 1 (dag, bso)

Hoog

€ 8.000

  • c.

    De administratie bevat alle gegevens die nodig zijn voor toezicht en verantwoording.

Regeling Wko 11, lid 2 (dag, bso)

Hoog

€ 500 per onderdeel

 

1.2. Pedagogische klimaat

1.2.1. Administratie

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 3, lid 1 (dag), 12, lid 1 (bso)

Besluit ve 4a, lid 2 (ve))

 

 

  • De houder draagt er zorg voor dat conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

Hoog

€ 3.000

  • De houder geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan wat voor- en vroegschoolse educatie betreft.

Hoog

€ 2.000

  • b.

    Het pedagogisch beleidsplan bevat alle onderdelen die in de wet- en regelgeving zijn voorgeschreven.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 3, lid 2 en 3 (dag), 12, lid 2 en 3 (bso)

Besluit ve 4a, lid 1 (ve)

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • c.

    De houder evalueert het pedagogisch beleidsplan jaarlijks en stelt dit, indien nodig, bij zodat het plan actueel blijft en aansluit bij de praktijk.

Besluit ve 4a, lid 2 (ve)

Gemiddeld

€ 2.000

1.2.2. Pedagogische praktijk

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder draagt zorg voor verantwoorde kinderopvang, waarbij de opvang plaatsvindt in een gezonde en veilige omgeving die bijdraagt aan de ontwikkeling van het kind.

  • b.

    De houder houdt bij de opvang rekening met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden, zodat de begeleiding en activiteiten aansluiten bij de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van ieder kind.

Wko 1.49, lid 1 en 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 2 (dag), 11 (bso)

Hoog

€ 10.000

1.2.3. Voorschoolse educatie

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    Voorschoolse educatie omvat ten minste 10 uur per week.

Besluit ve 2 (ve)

Hoog

€ 2.000

  • b.

    Voor de vroeg- voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt dat is erkend en aansluit bij de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen.

Besluit ve 5 (ve)

Hoog

€ 3.000

 

1.3. Personeel en groepen

1.3.1 Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    Een VOG-plichtige:

    • is in het bezit van een geldige VOG; en

    • voor zover het natuurlijke personen betreft:

    • is ingeschreven in het Personenregister Kinderopvang (PRK); en

    • is gekoppeld aan de houder in het PRK.

  • Werkzaamheden binnen de kinderopvang worden uitsluitend aangevangen door personen die voldoen aan de VOG- en PRK-eisen.

Wko 1.50, lid 3 en 4 en 1.48d, lid 2 en 3 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000 per persoon

  • b.

    De houder overlegt op verzoek van de toezichthouder tijdig opnieuw zijn geldige VOG.

Wko 1.50, lid 6 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • c.

    De houder verlangt dat een VOG-plichtige op verzoek tijdig opnieuw zijn geldige VOG overlegt.

Wko 1.50, lid 7 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • d.

    De houder overlegt op verzoek van de toezichthouder tijdig de geldige VOG van een persoon van 12 jaar of ouder, zodat kan worden vastgesteld dat ook deze persoon voldoet aan de betrouwbaarheidseisen.

Wko 1.50, lid 8 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

1.3.2. Opleidingseisen en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    Een beroepskracht of een pedagogisch beleidsmedewerker beschikt over een passende opleiding.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 6, lid 1 en 3 (dag), 15, lid 1 en 3 (bso)

Regeling Wko 7, lid 1 en 2 (dag), 9a, lid 1 en 3 (bso)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    Een beroepskracht bij een meertalige bso beschikt over een passende opleiding en beheerst aantoonbaar ten minste niveau B2 voor gesprekken voeren, lezen, luisteren en spreken in de Duitse, Engelse of Franse taal, conform de gestelde kwaliteitseisen.

Besluit ve 4, lid 1, 2, 3 en 3a (ve)

Regeling Wko 10c (ve)

Hoog

€ 3.000

  • c.

    Een beroepskracht VVE beschikt over een passende opleiding en beheerst aantoonbaar ten minste niveau 3F voor mondelinge taalvaardigheid en lezen, conform de gestelde kwaliteitseisen.

Besluit ve 4, lid 1, 2, 3 en 3a (ve)

Regeling Wko 10c (ve)

Hoog

€ 3.000

  • d.

    De inzet van een beroepskracht in opleiding of stagiair geschiedt overeenkomstig de cao.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Regeling Wko 9 (dag) 9c (bso)

Hoog

€ 1.000

  • e.

    Op het kindercentrum bestaat maximaal 1/3 van het minimaal vereiste aantal in te zetten beroepskrachten uit beroepskrachten in opleiding of stagiairs, zodat de kwaliteit en continuïteit van de opvang zijn gewaarborgd.

€ 3.000

  • f.

    Bij de inzet van een beroepskracht in opleiding of stagiair wordt rekening gehouden met de opleidingsfase, zodat de werkzaamheden aansluiten bij de kennis en vaardigheden die de betrokkene reeds heeft opgedaan.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 7, lid 8 (dag), 16, lid 7 (bso)

Hoog

€ 3.000

  • g.

    De houder stelt jaarlijks voor elke locatie een opleidingsplan vast.

     

    De houder geeft uitvoering aan het vastgestelde plan, zodat de daarin opgenomen maatregelen en afspraken daadwerkelijk in de praktijk worden gebracht.

     

    Het plan is compleet. De houder evalueert het plan jaarlijks en stelt dit zo nodig bij.

Besluit ve 4, lid 4 (ve)

Gemiddeld

€ 1.000

€ 500 per onderdeel

1.3.3. Aantal beroepskrachten

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De beroepskracht-kindratio wordt nageleefd, zodat op elk moment voldoende beroepskrachten aanwezig zijn om verantwoorde en veilige kinderopvang te waarborgen.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso) Besluit ko 7, lid 1, 2, 4 en 7 (dag), 16, lid 1, 2 en 4 (bso) Besluit ve 3, lid 1 (ve)

Hoog

€ 5.000 (dag)

€ 2.500 (bso)

  • b.

    De houder informeert ouders tijdig en duidelijk over de tijden waarop wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio, zodat zij inzicht hebben in de bezetting en kwaliteit van de opvang.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso) Besluit ko 3, lid 4 (dag), 12, lid 4 (bso)

Gemiddeld

€ 500

  • c.

    Er is altijd een volwassene beschikbaar in geval van een calamiteit.

  • d.

    De houder informeert zijn personeel over de naam en het telefoonnummer van deze persoon.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 7, lid 5 (dag), 16, lid 5 (bso)

Hoog

€ 2.000

  • e.

    Er is ter ondersteuning van de beroepskracht ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso) Besluit ko 7, lid 6 (dag), 16, lid 6 (bso)

Hoog

€ 2.000

1.3.4. Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder stemt het minimaal aantal uren waarvoor hij jaarlijks pedagogisch beleidsmedewerkers inzet af op het aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal kindercentra dat hij exploiteert.

Hoog

Hoog

€ 2.000

  • b.

    De houder bepaalt jaarlijks op welke wijze hij de uren inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers verdeelt over zijn kindercentra, zodat de inzet structureel en evenwichtig plaatsvindt.

     

    De houder legt de verdeling schriftelijk vast.

     

    De verdeling van de uren is zodanig dat iedere beroepskracht jaarlijks coaching ontvangt.

Wko 1.50, lid 1 Besluit ko 8, lid 3 (dag), 17, lid 3 (bso)

Hoog

€ 1.000

€ 2.000

1.3.5. Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De opvang vindt plaats in stam- of basisgroep.

     

    Een kind wordt opgevangen in één stamgroep.

     

    De maximale (VVE) groepsgrootte wordt in acht genomen.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 9, lid 1 (dag), 18, lid 1 (bso)

Besluit ve 3, lid 2 (ve)

Hoog

€ 4.000 (dag)

€ 2.000 (bso)

€ 3.000

  • b.

    De houder informeert de ouders en het kind tijdig en duidelijk over de stamgroep en de toegewezen beroepskrachten, zodat zij weten bij wie en in welke groep het kind wordt opgevangen.

Wko 1.50, lid 1 (dag)

Besluit ko 9, lid 3 (dag)

 

€ 1.000

  • c.

    Aan een kind zijn een passend aantal vaste beroepskrachten toegewezen

     

    Van een kind is een vaste beroepskracht werkzaam op de stamgroep.

Wko 1.50, lid 1 (dag)

Besluit ko 9, lid 4 (dag)

Hoog

€ 3.000

  • d.

    Een kind maakt gedurende de week gebruik van maximaal twee verschillende stamgroepruimtes.

Wko 1.50, lid 1 (dag)

Besluit ko 9, lid 6 (dag)

Gemiddeld

€ 2.000

  • e.

    Aan ieder kind is een mentor toegewezen.

     

    De mentor is een beroepskracht van het kind.

     

    Periodiek bespreekt de mentor de ontwikkelingen van het kind met de ouders.

     

    De mentor is voor de ouders het aanspreekpunt bij vragen over het kind.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 9, lid 11 (dag), 18, lid 5 (bso)

Gemiddeld

€ 1.000

€ 500

1.3.6. Gebruik van de voorgeschreven voertaal

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De Nederlandse voertaal wordt gebruikt of er wordt meertalige buitenschoolse opvang verzorgd. Waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of een andere streektaal, zoals het Limburgs, in levend gebruik is mag ook die taal als voertaal worden gebruikt;

Wko 1.55, lid 1 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    De houder heeft een gedragscode vastgesteld en handelt hiernaar.

Wko 1.55, lid 2 (dag, bso)

Hoog

€ 2.000

 

1.4 Veiligheid en gezondheid

1.4.1. Veiligheids- en gezondheidsbeleid

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder heeft een veiligheids- en gezondheidsbeleid.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 4, lid 1 (dag), 13, lid 1 (bso)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    De houder draagt er zorg voor dat conform het beleid wordt gehandeld.

€ 2.000

  • c.

    De houder heeft het beleid schriftelijk vastgelegd

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 4, lid 2 (dag), 13, lid 2 (bso)

Hoog

€ 3.000

  • d.

    De houder heeft het beleid actueel.

€ 2.000

  • e.

    Het beleid is compleet.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 4, lid 3, 4 (dag), 13, lid 3 (bso)

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • f.

    Er is te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen, zodat bij incidenten direct adequaat kan worden gehandeld.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 4, lid 5 (dag), 13, lid 4 (bso)

Regeling Wko 8 (dag), 9b (bso)

Regeling ehbo 1 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

1.4.2. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder heeft voor het personeel een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld, waarin stapsgewijs is aangegeven hoe met signalen wordt omgegaan en die bijdraagt aan het zo snel en adequaat mogelijk bieden van hulp.

Wko 1.51a, lid 1 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    De meldcode is compleet.

Wko 1.51a, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 5, lid 1 en 2 (dag), 14, lid 1 en 2 (bso)

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • c.

    De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

Wko 1.51a, lid 4 (dag, bso)

Hoog

€ 2.000

  • d.

    De houder treedt, zodra hem bekend is geworden dat een personeelslid zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overleg met een aangewezen deskundige, zodat direct passende maatregelen kunnen worden genomen ter bescherming van het kind.

Wko 1.51b, lid 1 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • e.

    De houder doet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar, nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling, en stelt de deskundige onverwijld in kennis van de aangifte.

Wko 1.51b, lid 2 (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • f.

    De houder bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze met betrekking tot misdrijven.

Wko 1.51b, lid 5 en 1.51c, lid 3 (dag, bso)

Hoog

€ 2.000

 

1.5 Accommodatie

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De binnen- of buitenruimtes zijn:

    • veilig;

    • toegankelijk;

    • passend ingericht.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 10, lid 1 (dag), 19, lid 1 (bso)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    Een stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste stamgroepruimte.

Wko 1.51a, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 5, lid 1 en 2 (dag), 14, lid 1 en 2 (bso)

Gemiddeld

€ 2.000 per groep

  • c.

    Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar.

€ 3.000

  • d.

    Per aanwezig kind is ten minste 3m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 10, lid 3 (dag), 19, lid 3 (bso)

Hoog

€ 2.000

  • e.

    De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dag). De buitenspeelruimte is in de directe nabijheid van het kindercentrum en veilig bereikbaar (bso).

Gemiddeld

€ 1.000

  • f.

    Het kindercentrum beschikt over een afzonderlijke slaapruimte.

Wko 1.50, lid 1 (dag, bso)

Besluit ko 10, lid 4 (dag)

Hoog

€ 3.000

 

1.6 Ouderrecht

1.6.1. Informatie

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder informeert de ouders en een ieder die daar om verzoekt over het te voeren beleid als bedoeld in paragraaf 2 ‘Eisen’ van de Wko.

Wko 1.54, lid 1 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • b.

    De houder informeert ouders en personeel correct over het inspectierapport.

Wko 1.54, lid 2 en 3 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

1.6.2. Oudercommissie

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    Er is een oudercommissie ingesteld.

  • b.

    De houder spant zich voldoende in om een oudercommissie in te stellen.

Wko 1.58, lid 1 en 2 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • c.

    De houder betrekt ouders voldoende.

  • d.

    De houder biedt ouders de gelegenheid om deel te nemen aan een oudercommissie.

Wko 1.58, lid 3 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • e.

    De oudercommissie voldoet aan de gestelde eisen.

Wko 1.58, lid 4, 5 en 6 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • f.

    De houder heeft een reglement voor de oudercommissie vastgesteld.

Wko 1.59, lid 1 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 500

  • g.

    Het regelement voldoet aan de eisen.

Wko 1.59, lid 2, 3, 4 en 5 (dag, bso)

Laag

€ 500

1.6.3 Klachten en geschillen

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder treft voor bepaalde zaken een klachtenregeling voor ouders.

Wko 1.57b, lid 1 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • b.

    De klachtenregeling is schriftelijk vastgelegd.

Wko 1.57b, lid 2 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • c.

    De klachtenregeling is compleet.

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • d.

    De houder brengt de klachtenregeling en wijzigingen hiervan onder de aandacht van ouders.

  • e.

    De houder handelt overeenkomstig de klachtenregeling.

Wko 1.57b, lid 3 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • f.

    De houder draagt zorg voor een jaarlijks klachtenverslag.

  • g.

    Het klachtenverslag is compleet.

Wko 1.57b, lid 4 (dag, bso)

Regeling Wko 11h (dag, bso)

Laag

€ 500

  • h.

    Het klachtenverslag voldoet aan alle gestelde eisen.

Wko 1.57b, lid 5 en 6 (dag, bso)

Laag

€ 500

  • i.

    De houder zendt het klachtenverslag tijdig aan de toezichthouder en brengt het gelijktijdig correct onder de aandacht van de ouders.

Wko 1.57b, lid 8 (gob)

Laag

€ 500

  • j.

    De houder is aangesloten bij een erkende geschillencommissie voor het behandelen van geschillen.

Wko 1.57c, lid 1 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • k.

    De houder brengt de geschillencommissie correct onder de aandacht van ouders.

Wko 1.57c, lid 3 (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

 

1.7 Overig

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder komt een:

    • aanwijzing;

    • bevel;

    • vordering tot medewerking;

    • Na.

Wko 1.65, lid 5 (dag, bso)

Awb 5:20 (dag, bso)

Hoog

€ 4.150

  • b.

    De houder exploiteert een kindercentrum uitsluitend indien hiervoor geen verbod geldt.

Wko 1.66 (dag, bso)

Hoog

€ 20.750

 

Hoofdstuk 2. Gastouderbureaus en kwaliteitseisen voor gastouderopvang

 

2.1 Registratie, wijzigingen en administratie

2.1.1. Registratie

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    Een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt geëxploiteerd in overeenstemming met de kwaliteitseisen, waarbij voorafgaand onderzoek heeft vastgesteld dat aan deze eisen wordt voldaan.

Wko 1.45, lid 3 (gob, vgo)

Hoog

€ 20.750

2.1.2. Wijzigingen

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • b.

    De houder doet van een wijziging in aangewezen gegevens onverwijld mededeling aan het college.

Wko 1.47, lid 1 (gob)

Besluit lrk 7, lid 2 en 5, lid 1 en 2 (gob)

Hoog

€ 1.000

 

2.2. Pedagogisch klimaat

2.2.1. Pedagogisch beleid

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast.

Wko 1.56, lid 1 (gob)

Besluit go 11, lid 1 (gob)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    Het pedagogisch beleidsplan is compleet.

Wko 1.56, lid 1 (gob)

Regeling go 12a, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • c.

    De houder informeert de vraagouder over de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.

Regeling go 12a, lid 2 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • d.

    De gastouder handelt overeenkomstig met het pedagogisch beleidsplan.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 16 (vgo)

Hoog

€ 200

2.2.2. Pedagogische praktijk

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder draagt zorg voor het tot stand brengen en begeleiden van verantwoorde gastouderopvang.

Wko 1.49, lid 4 onder a en 1.56, lid 1 (gob)

Hoog

€ 10.000

  • b.

    De gastouder biedt een verantwoorde gastouderopvang.

Wko 1.49, lid 3 en 1.56b, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 1.000

2.3. Deskundigheid

2.3.1. Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    Een vog-plichtige:

    • is in het bezit van een geldige vog; of

    • voor zover het natuurlijke personen betreft

    • is ingeschreven in het prk; of

    • is gekoppeld aan de houder in het prk.

Werkzaamheden worden uitsluitend aangevangen door personen die voldoen aan de VOG- en PRK-eisen.

Wko 1.56, lid 3 en 1,50, lid 3 en 4 (gob), 1.56b, lid 3 (vgo) en 1.48d, lid 2 (gob, vgo) en 3 (gob)

Hoog

€ 3.000 per persoon

  • b.

    De houder overlegt op verzoek van de toezichthouder tijdig opnieuw zijn geldige VOG.

Wko 1.56, lid 3 en 1.50, lid 6 (gob)

Hoog

€ 3.000

  • c.

    De houder verlangt dat een VOG-plichtige (tijdig) opnieuw zijn geldige VOG overlegt.

Wko 1.56, lid 3 en 1.50, lid 7 en 1.56b, lid 5 (gob)

Hoog

€ 3.000

  • d.

    De houder of gastouder overlegt op verzoek van de toezichthouder tijdig de geldige VOG van een persoon van 12 jaar of ouder.

Wko 1.56, lid 3 en 1.50, lid 8 (gob) en 1.56b, lid 7 (vgo)

Hoog

€ 3.000

2.3.2. Deskundigheid gastouder

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De gastouder beschikt over een passende beroepskwalificatie.

Wko 1.56, lid 1 (gob) en 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 13, lid 1 onder a en 2 (vgo)

Regeling Wko 10, lid 1 en 2, 10a, lid 1 en 2, 10b, lid 1 en 2 (vgo)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    De gastouder is in het bezit van een geldige kwalificatie voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 13, lid 1 onder b en 3 (vgo)

Regeling Wko 10d (vgo)

Regeling ehbo 1 (vgo)

Hoog

€ 300

2.3.3. Gebruik van de voorgeschreven voertaal

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De Nederlandse voertaal wordt gebruikt of er wordt meertalige buitenschoolse opvang verzorgd. Waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of een andere streektaal, zoals het Limburgs, in levend gebruik is mag ook die taal als voertaal worden gebruikt;

Wko 1.55, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 300

  • b.

    De houder heeft een gedragscode vastgesteld en handelt hiernaar.

Wko 1.55, lid 2 (gob, vgo)

Hoog

€ 2.000

 

2.4 Accommodatie

2.4.1. Eisen aan ruimtes

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    Het opvangadres beschikt over voldoende speelruimte.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 15, lid 1 (vgo)

Regeling go 14, lid 1 onder a (vgo)

Hoog

€ 300

  • b.

    De voorziening voor gastouderopvang beschikt over voldoende buitenspeelmogelijkheden.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 15, lid 1 (vgo)

Regeling go 14, lid 1 onder b (vgo)

Hoog

€ 200

  • c.

    De binnen- of buitenruimtes zijn:

    • veilig;

    • toegankelijk;

    • passend ingericht.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 15, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 300

  • d.

    De voorziening voor gastouderopvang is voorzien van rookmelders die voldoen aan de kwaliteitseisen.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Regeling go 14, lid 1 onder c (vgo)

Hoog

€ 200

  • e.

    De voorziening voor gastouderopvang is altijd rookvrij.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Regeling go 14, lid 1 onder d (vgo)

Hoog

€ 200

  • f.

    Het opvangadres beschikt over voldoende slaapruimte.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 15, lid 1 (vgo)

Regeling go 14, lid 1 onder a (vgo)

Hoog

€ 300

  • g.

    De houder toetst jaarlijks tijdens een bezoek aan de voorziening voor gastouderopvang of de ruimtes voldoen aan de gestelde eisen, zodat de veiligheid, gezondheid en kwaliteit van de opvang structureel zijn geborgd.

Wko 1.56, lid 1 (gob) Regeling go 14, lid 2 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000 per vgo

2.4.2. Groepssamenstelling

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De maximale groepsgrootte wordt afgestemd op de leeftijd van de opvangkinderen.

  • b.

    Bij een gastouder worden er 6 kinderen gelijktijdig opgevangen.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 14, lid 1 (vgo)

Regeling go 13, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 300

  • c.

    De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang wordt beoordeeld of de samenstelling van de groep opvangkinderen verantwoord is.

Wko 1.56, lid 1 (gob)

Regeling go 11b, lid 1 (gob)

Hoog

€ 3.000

 

2.5 Veiligheid en gezondheid

 

2.5.1. Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder voert beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de door de gastouder op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

  • b.

    De houder legt in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke eventuele risico’s de opvang van kinderen met zich brengt.

Wko 1.51 (gob)

Besluit go 7, lid 1 (gob)

Hoog

€ 3.000

  • c.

    De houder inventariseert samen met de gastouder jaarlijks de veiligheids- en gezondheidsrisico’s die de opvang van kinderen in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes met zich brengt.

  • d.

    De houder draagt er zorg voor dat daartoe elk opvangadres ten minste een keer per jaar wordt bezocht door een bemiddelingsmedewerker werkzaam bij het gastouderbureau.

Wko 1.51 (gob)

Besluit go 7, lid 2 (gob)

Hoog

€ 2.000

  • e.

    De risico-inventarisatie is compleet.

Wko 1.51 (gob)

Besluit go 7, lid 3 en 5 (gob)

Regeling go 11, lid 1, 3 en 4 (gob, vgo)

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • f.

    De gastouder neemt de risico-inventarisatie in acht.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 12, lid 1 (vgo)

Regeling go 11, lid 2 (vgo)

Hoog

€ 200

  • g.

    De risico-inventarisatie is inzichtelijk voor vraagouders.

Besluit go 7, lid 3 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • h.

    Er is een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie bij de voorziening voor gastouderopvang aanwezig.

Besluit go 12, lid 1 (vgo) Regeling go 11, lid 1 (vgo)

Gemiddeld

€ 100

2.5.2. Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder heeft voor de gastouders een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld.

  • b.

    In de meldcode is stapsgewijs aangegeven hoe met signalen wordt omgegaan.

  • c.

    De meldcode draagt bij aan het zo snel en adequaat mogelijk bieden van hulp.

Wko 1.51a, lid 1 (gob)

Hoog

€ 3.000

  • d.

    De meldcode is compleet.

Wko 1.51a, lid 1 (gob)

Besluit go 8, lid 1 en 2(gob)

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • e.

    De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

Wko 1.51a, lid 4 (gob)

Hoog

€ 2.000

  • f.

    De houder treedt, zodra hem bekend is geworden dat een personeelslid, een gastouder of een meerderjarige als bedoeld in artikel 1.56b, lid 3, Wko zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overleg met een aangewezen deskundige.

Wko 1.51b, lid 1 (gob)

Hoog

€ 3.000

  • g.

    De houder doet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar, nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling. De houder stelt de deskundige onverwijld in kennis van de aangifte.

Wko 1.51b, lid 2 (gob)

Hoog

€ 3.000

  • h.

    De gastouder treedt, nadat hem bekend is geworden dat de houder (een natuurlijk persoon) zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overleg met een aangewezen deskundige.

Wko 1.51c, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 300

  • i.

    De gastouder doet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van een vermoeden dat de houder zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling.

Wko 1.51c, lid 2 (vgo)

Hoog

€ 300

  • j.

    De houder bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze met betrekking tot misdrijven.

Wko 1.51b, lid 5 en 1.51c, lid 3 (gob)

Hoog

€ 2.000

  • k.

    De gastouder leeft de meldcode na.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Hoog

€ 200

2.5.2. Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De gastouder is telefonisch goed bereikbaar.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 12, lid 2 (vgo)

Gemiddeld

€ 100

  • b.

    De gastouder zorgt voor een adequate vervanging bij calamiteiten.

Wko 1.56b, lid 1 (vgo)

Besluit go 12, lid 2 (vgo)

Regeling go 12 (vgo)

Hoog

€ 200

 

2.6 Ouderrecht

2.6.1. Informatie

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder informeert de ouders en eenieder die daar om verzoekt over het te voeren beleid als bedoeld in paragraaf 2 ‘Eisen’ van de Wko.

Wko 1.54a, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • b.

    De houder informeert ouders, personeel en gastouders over het inspectierapport inzake zijn gastouderbureau of een aangesloten voorziening voor gastouderopvang.

Wko 1.54a, lid 2 en 3 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

2.6.2. Oudercommissie

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    Er is een oudercommissie ingesteld.

  • b.

    De houder spant zich voldoende in om een oudercommissie in te stellen.

Wko 1.58, lid 1 en 2 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • c.

    De houder betrekt ouders voldoende.

  • d.

    De houder biedt ouders de gelegenheid om deel te nemen aan een oudercommissie.

Wko 1.58, lid 3 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • e.

    De oudercommissie voldoet aan de gestelde eisen.

Wko 1.58, lid 4, 5 en 6 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • f.

    De houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld.

Wko 1.59, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 500

  • g.

    Het reglement voldoet aan de eisen.

Wko 1.59, lid 2, 3, 4 en 5 (gob)

Laag

€ 500

2.6.2. Oudercommissie

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder treft voor bepaalde zaken een klachtenregeling voor ouders.

Wko 1.57b, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • b.

    De klachtenregeling is schriftelijk vastgelegd.

Wko 1.57b, lid 2 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • c.

    De klachtenregeling is compleet.

Gemiddeld

€ 500

  • d.

    De houder brengt de klachtenregeling of wijzigingen hiervan onder de aandacht van ouders.

  • e.

    De houder handelt overeenkomstig met de klachtenregeling.

Wko 1.57b, lid 3 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • f.

    De houder draagt zorg voor een jaarlijks klachtenverslag.

  • g.

    Het klachtenverslag is compleet.

Wko 1.57b, lid 4 (gob)

Regeling Wko 11h (gob)

Laag

€ 500

  • h.

    Het klachtenverslag voldoet aan de eisen.

Wko 1.57b, lid 5 en 6 (gob)

Laag

€ 500

  • i.

    De houder zendt het klachtenverslag tijdig aan de toezichthouder en brengt het gelijktijdig onder de aandacht van de ouders.

Wko 1.57b, lid 8 (gob)

Laag

€ 500

  • j.

    De houder is aangesloten bij een erkende geschillencommissie voor het behandelen van geschillen.

Wko 1.57c, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • k.

    De houder brengt de geschillencommissie onder de aandacht van ouders.

Wko 1.57c, lid 2 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

 

2.7 Kwaliteit gastouderbureau en zorgplicht

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder draagt zorg voor het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders.

Wko 1.49, lid 4 onder b (gob)

Hoog

€ 1.000 per vgo

  • b.

    De houder draagt er zorg voor dat de volgende gesprekken plaatsvinden:

    • -

      intakegesprek met de gast- en vraagouder;

    • -

      koppelingsgesprek met de gast- en vraagouder;

    • -

      voortgangsgesprek met de gastouder.

  • De gesprekken vinden plaats bij de voorziening voor gastouderopvang.

    De gesprekken worden gevoerd door een bemiddelingsmedewerker.

Wko 1.56, lid 1 (gob) Regeling go 11a, lid 1 onder a, b, c, d en lid 2 (gob)

Hoog

€ 1.000 per gesprek

  • c.

    De houder draagt er zorg voor dat de gastouderopvang jaarlijks mondeling met de vraagouders wordt geëvalueerd.

    De evaluatie wordt schriftelijk vastgelegd.

Wko 1.56, lid 1 (gob) Regeling go 11a, lid 1 onder e (gob)

Gemiddeld

€ 1.000 per vgo

  • d.

    De houder draagt er zorg voor dat een bemiddelingsmedewerker in ieder geval twee maal per jaar de adressen bezoekt waar opvang door de gastouder plaatsvindt.

Wko 1.56, lid 1 (gob) Regeling go 11a, lid 1 onder f (gob)

Hoog

€ 1.000 per vgo

  • e.

    De houder maakt gebruik van het burgerservicenummer van de ouder.

Wko 1.56a (gob)

Laag

€ 500 per ouder

  • f.

    De houder draagt er zorg voor dat per gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

Wko 1.56, lid 1 (gob)

Regeling go 11b, lid 3 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • g.

    De houder is aangesloten bij een erkende geschillencommissie voor het behandelen van geschillen.

Wko 1.57c, lid 1 (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

 

2.8 Overig

Kwaliteitseisen

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag bij overtreding

  • a.

    De houder of gastouder komt een:

    • aanwijzing;

    • bevel;

    • vordering tot medewerking;

na.

Wko 1.65, lid 5 (gob, vgo)

Awb 5:20 (gob, vgo)

Hoog

€ 4.150

  • b.

    Een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt uitsluitend geëxploiteerd indien hiervoor geen verbod geldt.

Wko 1.66 (gob, vgo)

Hoog

€ 20.750

Naar boven