Beheersverordening algemene begraafplaats Gulpen-Wittem 2026 e.v.

De gemeenteraad van Gulpen-Wittem,

 

Overwegende

  • het voorstel DV 005 van het college van burgemeester en wethouders d.d. donderdag 23 oktober 2025;

  • artikel 149 van de Gemeentewet.

Besluit

  • 1.

    de Beheersverordening algemene begraafplaats Gulpen-Wittem 2026 e.v. vast te stellen, zoals hierna volgt:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    begraafplaats: de algemene begraafplaats aan de Oude Maastrichterweg te Gulpen;

  • b.

    graf: een zandgraf of een natuurlijk graf

  • c.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • d.

    urn: een voorwerp ter berging van een asbus;

  • e.

    natuurlijk begraven: het begraven voor 75 jaar in een particulier natuurlijk graf of een particulier natuurlijk urnengraf waarbij de gebruikte materialen, zoals de kleding van de overledene, een lijkwade, kist, urn of mand, niet belastend zijn voor het milieu en waarbij er geen blijvende grafbedekking of gedenkteken aanwezig is;

  • f.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van een lijk;

  • g.

    algemeen kindergraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van een lijk van een doodgeborene of een persoon jonger dan 12 jaar;

  • h.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • i.

    particulier kindergraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken van doodgeborenen en personen jonger dan 12 jaar;

  • j.

    particulier natuurlijk graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het voor 75 jaar doen begraven en begraven houden van 1 lijk en waarbij materialen worden gebruikt die niet belastend zijn voor het milieu zonder blijvende grafbedekking of gedenkteken;

  • k.

    particulier natuurlijk urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het voor 75 jaar bijzetten en bijgezet houden van 1 asbus met of zonder urnen en waarbij materialen worden gebruikt die niet belastend zijn voor het milieu zonder blijvende grafbedekking of gedenkteken;

  • l.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • m.

    particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • n.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding op de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • o.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf verleend;

  • p.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een particuliere urnennis;

  • q.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • r.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf of verstrooiingsplaats:

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder “particulier graf” mede verstaan: particulier kindergraf, particulier urnengraf, particuliere urnennis, particulier natuurlijk urnengraf en particulier natuurlijk graf.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “algemeen graf” mede verstaan: algemeen kindergraf.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3. Openstelling begraafplaats

  • 1.

    De begraafplaats is voor iedereen dagelijks toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4. Ordemaatregelen.

  • 1.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder/gemeente.

  • 2.

    De beheerder/gemeente kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden om op de begraafplaats sneller dan 10 km/uur met motorvoertuigen te rijden en om buiten de daartoe op de begraafplaats aangewezen rijwegen te rijden, tenzij het gaat om begrafenissen of het vervoer van materialen.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

Artikel 5. Plechtigheden.

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en andere plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder/gemeente. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de gemeente/beheerder vastgesteld.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder/gemeente.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen.

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degene die met deze werkzaamheden zijn belast.

De begraafplaats wordt tijdelijk gesloten (borden bij de entree) en de werkzaamheden worden afgeschermd door middel van schermen.

HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJK- EN ASBEZORGING

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf.

  • 1.

    Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, kennis aan de beheerder/gemeente. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

  • 2.

    Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder/gemeente zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 3.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats of de aannemer, op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder/gemeente.

  • 4.

    De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder/gemeente gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag aan de beheerder/gemeente hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder/gemeente te volgen.

Artikel 8. Over te leggen stukken.

  • 1.

    Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder/gemeente.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder/gemeente te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlening van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlening wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5.

    De beheerder/gemeente onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 9. Tijden van begraven en asbezorging.

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

    • a.

      op werkdagen van 09.00 uur tot 16.00 uur;

    • b.

      op zaterdagen van 09.00 uur tot 15.00 uur.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN.

Artikel 10. Indeling graven en asbestemmingen

  • 1.

    Op de begraafplaats kunnen worden uitgegeven

    • a.

      Particuliere graven, afmeting 200 x 100centimeter;

    • b.

      Particuliere urnengraven, afmeting 50 x50 cntimeter;

    • c.

      Particuliere kindergraven, afmeting 100 x 60 centimeter;

    • d.

      Particuliere urnennissen;

    • e.

      Algemene graven, afmeting 200 x 100 centimeter

    • f.

      Particuliere natuurlijke graven, afmeting 9 m²

    • g.

      Particuliere natuurlijke urnengraven, afmeting 1 m²

  • 2.

    In een particulier graf of particulier kindergraf kunnen worden begraven of bijgezet:

    • Maximaal twee lijken en twee asbussen met of zonder urn

    • Maximaal vier asbussen met of zonder urn.

  • 3.

    In een particulier urnengraf kunnen maximaal vier asbussen met urn worden begraven of bijgezet.

  • 4.

    Diepte van het urnengraf bedraagt minimaal 50-60 cm, met een deklaag van ten minste 30 cm en maximaal 50 cm aarde boven de urn.

  • 5.

    Een of meer van de in lid 2 bedoelde asbussen mogen op het graf worden geplaatst, met als voorwaarde dat de asbus zich bevindt in een gesloten en verankerde urn.

  • 6.

    In een urnennis kunnen maximaal vier asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

  • 7.

    Het natuurlijke graf voor een overledene heeft een afmeting van 9 m² en hierin mogen maximaal twee lijken worden begraven.

  • 8.

    Een natuurlijk urnengraf heeft een afmeting van 1 m² en hierin mogen maximaal t twee urnen/asbussen worden geplaatst.

Artikel 11. Aantal overledenen in algemene graven.

In een algemeen graf kan één lijk worden begraven voor 10 jaren.

Artikel 12. Volgorde van uitgifte.

  • 1.

    De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

  • 3.

    Een vrijgekomen particulier graf kan bij leven gereserveerd worden tegen de dan geldende legestarieven.

Artikel 13. Categorieën.

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 14. Termijnen particuliere graven.

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2.

    Een natuurlijk graf en een natuurlijk urnengraf worden uitgegeven voor de duur van 75 jaar.

  • 3.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

Artikel 15. Overschrijving van verleende rechten.

  • 1.

    Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 16. Afstand doen van graven.

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5. GRAFBEDEKKINGEN.

Artikel 17. Vereisten grafbedekking/Gedenkplaatje zuil asverstrooiing.

  • 1.

    De rechthebbende op een particulier graf mag daarop een gedenkteken plaatsen. De grafbedekking mag niet breder dan 90 cm en niet dikker dan 12 cm zijn. De hoogte mag maximaal 100 cm zijn. Voetplaat/sokkel mag niet breder dan 90 cm, diep 60cm en niet dikker dan 12cm zijn.

  • 2.

    De gebruiker van een algemeen graf mag op het graf een gedenkteken plaatsen. De grafbedekking mag niet breder dan 90 cm en niet dikker dan 12 cm zijn. De hoogte mag maximaal 100 cm zijn, gemeten vanaf het maaiveld. Voetplaat/sokkel mag niet breder dan 90 cm, diep 60cm en niet dikker dan 12cm zijn.

  • 3.

    Voor een gedenkteken mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt, waaronder natuursteen, metaal, keramiek, glas, duurzame kunststoffen of verduurzaamde houtsoorten.

  • 4.

    Decoratieve elementen buiten de voetplaat, waaronder beplanting, kiezels, kaarsen, beeldjes of andere objecten, zijn niet toegestaan en worden verwijderd.

  • 5.

    Grafbedekking mag de onderhoudbaarheid of uitstraling van het terrein niet verstoren.

  • 6.

    Grind of stenen mogen niet los gestort worden, maar uitsluitend binnen een vast bevestigde omranding van maximaal 90 x 60 cm (in plaats van een voetplaat).

  • 7.

    Een tijdelijke grafmarkering is toegestaan na de begrafenis, doch dient verwijderd te worden bij het aanbrengen van het definitieve gedenkteken.

  • 8.

    Voor het plaatsen van een gedenksteen, voetplaat, zwerfkei, tijdelijk gedenkteken of enige andere grafmarkering is voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de gemeente vereist.

    • a.

      Bij de aanvraag tot plaatsing dient door de rechthebbende of aanvrager een duidelijke tekening of schets te worden ingediend voorzien van:

      • Exacte afmeting van het object;

      • Beschrijving van de materiaalkeuze;

      • Voorgenomen plaatsingswijze (vlak, liggend, staand, op fundering, etc,)

    • b.

      De gemeente behoudt zich het recht voor om aanvragen te weigeren indien deze niet in overeenstemming zijn met:

      • Het ecologisch en ruimtelijk beleid van de begraafplaats

      • De geldende maatvoeringen

      • Het materiaalbeleid zoals vastgelegd in deze verordening

    • c.

      Bij plaatsing zonder goedkeuring is de gemeente bevoegd het object te laten verwijderen, zonder voorafgaande waarschuwing of vergoeding.

  • 9.

    Op een natuurlijk graf of natuurlijk urnengraf mag geen gedenkteken of beplanting worden geplaatst. Toegestaan zijn uitsluiten natuurlijke markeringen waaronder:

    • a.

      Houten schijven met een maximale diameter van 60 cm en een dikte van 8 tot 10 cm, met een verwachte levensduur van 5 jaar;

    • b.

      Zwerfkeien met een maximale diameter van 40, in natuurlijke, onbewerkte vorm;

    • c.

      Inscripties dienen sober te zijn, bij voorkeur gezandstraald of gefreesd

    • d.

      Alle materialen behorende bij de uitvaart (kisten, urnen, kleding) dienen biologisch afbreekbaar en milieuvriendelijk te zijn;

    • e.

      Urnen dienen vervaardigd te zijn uit een van de volgende materialen

      • -

        Ongebakken klei;

      • -

        Onbewerkt hout(zoals wilgen- of populierenhout);

      • -

        Geperst karton of papier-maché;

      • -

        Vilt of linnen

      • -

        Gevlochten plantaardige vezels (zoals bamboe, riet, bananenblad);

    • f.

      Niet toegestaan voor urnen zijn: keramiek, geglazuurde klei, metaal, kunststof, glas en beton. Urnen mogen geen lak, lijm of synthetische coating bevatten;

    • g.

      Het uitstrooien van as is toegestaan in een urnengraf, mits dit geschiedt op een zodanige diepte dat de humuslaag niet wordt verstoord.

  • 10.

    Struiken, bomen, enz als grafbedekking worden niet toegestaan en zullen worden verwijderd.

  • 11.

    De afmetingen van het gedenkplaatje voor de zuil asverstrooiing mogen niet groter zijn dan 15 x 9 cm en moeten van geborsteld aluminium zijn.

  • 12.

    Het college kan de grafbedekking laten verwijderen indien:

    • a.

      niet (meer) wordt voldaan aan de in dit artikel genoemde eisen;

    • b.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is;

    • c.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats of delen hiervan.

Artikel 18. Onderhoud door de gemeente.

Het college voorziet in algemeen onderhoud van de begraafplaats.

Artikel 19. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker.

  • 1.

    Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking en/of grafbeplanting geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2.

    De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking en/of grafbeplanting behoorlijk te onderhouden of te herstellen. Niet onderhouden grafbeplanting wordt verwijderd.

  • 3.

    Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking en/of grafbeplanting behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking en/of grafbeplanting doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking en/of grafbeplanting. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5.

    Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking en/of grafbeplanting te herstellen/verwijderen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt. Indien de beschadiging van de grafbedekking en/of grafbeplanting gevaar oplevert voor derden kan de beheerder/gemeente direct maatregelen treffen.

Artikel 20. Niet-blijvende grafbeplanting.

  • 1.

    Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder/gemeente worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder/gemeente worden verwijderd.

  • 2.

    Op de natuurbegraafplaats mogen na de uitvaart losse, onverpakte bloemen op het graf worden gelegd. Deze bloemen mogen maximaal veertien (14) dagen blijven liggen. Het plaatsen van nieuwe bloemen, planten, kaarsen, steentjes, beeldjes en overige versieringen is niet toegestaan, Voorwerpen worden zonder voorafgaande waarschuwing verwijderd door de beheerder of de gemeente. De natuurlijke begroeiing van het graf mag niet worden verstoord.

Artikel 21. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn.

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 3.

    Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

Artikel 22. Tijdelijke verwijdering grafbedekking.

  • 1.

    Het tijdelijk verwijderen en herplaatsen van grafbedekking voor de begraving van een lijk of de bezorging van as, is voor rekening en risico van de rechthebbende.

  • 2.

    De beheerder/gemeente kan op een graf aanwezige grafbedekking en andere voorwerpen tijdelijk verwijderen als dat nodig is voor een begraving of bijzetting in de buurt van dat graf. De rechthebbende moet dat gedogen.

HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN EN URNENNISSEN.

Artikel 23. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as.

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2.

    De beheerder/gemeente draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats.

  • 4.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5.

    De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze dieper te plaatsen in dezelfde grafruimte of om deze elders te cremeren of opnieuw te doen begraven. Het ruimen en opnieuw begraven of cremeren van menselijke resten kan niet eerder plaatsvinden dan 10 jaar nadat in het betreffende graf de laatste begraving heeft plaatsgevonden en het graf mag maximaal 2 keer worden geschud.

  • 6.

    De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder/gemeente een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

HOOFDSTUK 7. INRICHTING REGISTER

Artikel 24. Voorschriften.

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken.

  • 2.

    Het team Klantservice is belast met het bijhouden van dit register.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN.

Artikel 25. Intrekking oude regeling.

De Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats voor de gemeente Gulpen-Wittem 2010 wordt ingetrokken op 01 januari 2026.

Artikel 26. Overgangsbepalingen.

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de oude verordening gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de oude verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 27. Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met artikel 3 lid 3, artikel 4 lid 1 en 3 of artikel 5 lid 3 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 28. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking op 01 januari 2026.

Artikel 29. Citeertitel.

Begraafplaatsverordening algemene begraafplaats Gulpen-Wittem 2026 e.v.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Gulpen-Witten op donderdag 23 oktober 2025 in Gulpen.

de griffier,

dhr. mr. R. Reichrath

de burgemeester,

mw. ing. N.H.C. Ramaekers - Rutjens

Toelichting op de verordening

Raadsnummer DV 005

Naam verordening Beheersverordening algemene begraafplaats Gulpen-Wittem 2026

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

 

ln dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd. Nieuw in dit artikel zijn de begrippen natuurlijk begraven en particulier natuurlijke graf en particulier natuurlijk urnengraf.

 

Artikel 2

 

Voor een particulier graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis, particulier natuurlijk graf en particulier natuurlijk urnengraf gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

 

Artikel 3

 

Dit artikel maakt het de beheerder/gemeente tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is

 

Artikel 4

 

De beheersverordening bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan.

 

Artikel 5

 

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

 

Artikel 6

 

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

 

Artikel 7

 

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van het begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van het begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin

maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.

 

Artikel 8

 

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder/gemeente.

Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder/gemeente aan de wettelijke vereisten. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel voor de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 17, tweede lid.

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende

uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.

 

Artikel 9

 

De tijden van begraven en asbezorgen worden hierin vermeld.

 

Artikel 10

 

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op het begraafplaats. Nieuw is het natuurlijke graf. Op het natuurlijk graf heeft 75 jaar grafrust. Het natuurlijk graf ligt in een parkachtige omgeving op een mooie plek in de wilde vegetatie. Het lichaam wordt, gehuld in afbreekbare kleding of lijkwade, begraven en wordt langzaam maar zeker één met de natuur. Wanneer gebruik gemaakt

wordt van een kist moet die biologisch afbreekbaar zijn. Ook een urn dient biologisch afbreekbaar te zijn.

De laatste rustplaats garandeert 75 jaar grafrust. Na het voldoen van de grafrechten, hoeft er 75 jaar lang niet meer iets betaald of geregeld te worden. Het graf wordt met een GPS ingemeten en de coördinaten worden op de administratie verwerkt in het digitale grafregistersysteem. De rechthebbende van het graf ontvangt een grafakte waarin de coördinaten van het graf vermeld staan. Op deze wijze is het graf terug vinden.

 

Artikel 11

 

Het aantal lijken en de looptijd voor een algemeen graf is beperkt omdat voor algemene graven geen begrafenisrechten mogen worden gevraagd.

 

Artikel 12

 

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op het begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van het begraafplaats en de gesteldheid van de bodem. Nieuw in dit artikel is dat een graf bij leven al gereserveerd kan worden.

 

Artikel 13

 

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën)van de begraafplaats.

 

Artikel 14

 

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar. Voor verlenging is de mogelijkheid gegeven te kiezen voor een periode gelegen tussen tien en twintig jaar, en wel in een veelvoud van 5. De bestaande termijn van 20 jaar is in deze verordening gehandhaafd. Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artikel 15, betreffende de aanvang van de termijn opgenomen. Op natuurlijke graven rust 75 jaar grafrecht.

 

Artikel 15

 

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning een standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf - vroeger aangeduid als 'eigen graf’ - te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving voor de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

 

Artikel 16

 

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

 

Artikel 17

 

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Dit model geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen. Het is aan de beheerder/gemeente om toezicht te houden. De regels voor de grafbedekking van een natuurlijk graf zijn bedoeld om het ecologisch evenwicht van het gebeid te behouden en sluiten aan bij de filosofie van natuurbegraven.

 

Artikel 18

 

Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat het begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft.

 

Artikel 19

 

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 ('Begripsbepalingen') gedefinieerde term 'gebruiker' gebezigd in plaats van de ruimer op te vatten term

'belanghebbende', die voorkomt in verband met het begrip 'algemeen graf in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats/gemeente de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf.

 

Artikel 20

 

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van het begraafplaats. De verwijdering van niet-blijvende grafbeplanting wordt aangekondigd via diverse media ( weekblad en website).

 

Artikel 21

 

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken

van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet 'ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte' aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. Zie ook artikel 14, tweede lid, met de toelichting en artikel 22 eerste lid. De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 15, derde lid van dit model), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

 

Artikel 22.

 

Om misverstanden te voorkomen is het goed om duidelijke vast te leggen dat de tijdelijke verwijdering van grafbedekking voor rekening en risico van de rechthebbende plaats vindt.

 

Artikel 23

 

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 15, derde lid van dit model). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf . Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 21

Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken

Volgens het vijfde lid van artikel 23 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

Het vierde lid van artikel 23 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid.

Met betrekking tot het ruimen is in het model gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van het begraafplaats. Op de beheerder/gemeente rust de plicht en zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van het begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd. Hoe dit in de praktijk ingevuld kan worden wordt uitgewerkt in een handreiking, welke in samenspraak met de branche wordt opgesteld.

 

Artikel 24

 

Met dit artikel wordt het bijhouden van een deugdelijke begraafplaatsadministratie bedoeld.

 

Artikel 25

 

In artikel 25 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

 

Artikel 26

 

De beheersverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

 

Artikel 27

 

Hier geldt artikel 142van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

 

Artikel 28

 

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.

 

Naar boven