Verordening afvalstoffenheffing 2026

De raad van de gemeente Son en Breugel,

  • gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 oktober 2025;

  • gelet op de desbetreffende bepalingen in de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2026

(Verordening afvalstoffenheffing 2026).

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder “gebruik maken” verstaan: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 3.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt onder perceel verstaan een roerende of onroerende zaak, of een gedeelte daarvan, dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    ingeval een perceel voor volgtijdig en of meervoudig gebruik ter beschikking is gesteld: degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

  • a.

    indien dat perceel wordt gebruikt door één persoon: € 294,72

  • b.

    indien dat perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon € 369,48

  • c.

    extra GFT-container 240 liter € 80,-

  • d.

    extra restafvalcontainer 240 liter € 160,-

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1. bedraagt de belasting voor het aanbieden van:

  • a.

    de hieronder nader aangegeven afvalstoffen op de daarvoor aangewezen “milieustraat” per m3:

  • grof huishoudelijk restafval € 17,00

  • schoon puin € 9,00

  • vuil puin € 17,00

  • dakbedekking € 9,00

  • gips € 9,00

  • schone grond € 9,00

  • houtafval – AB € 9,00

  • houtafval – C, geïmpregneerd € 9,00

  • vloerbedekking € 9,00

  • b.

    de hieronder nader aangegeven afvalstoffen op de daarvoor aangewezen “milieustraat” tot 0,5 m3, het zogenoemde kofferbaktarief:

  • grof huishoudelijk restafval € 8,50

  • schoon puin € 4,50

  • vuil puin € 8,50

  • dakbedekking € 4,50

  • gips € 4,50

  • schone grond € 4,50

  • houtafval – AB € 4,50

  • houtafval – C, geïmpregneerd € 4,50

  • vloerbedekking € 4,50

  • c.

    de hieronder nader aangegeven afvalstoffen op de daarvoor aangewezen “milieustraat”, naast een eventuele belasting voor het aanbieden van de in lid a. aangegeven afvalstoffen:

  • matras (per stuk) € 0,00

  • autobanden van personenauto’s met velg

  • (per bezoek, met een maximum

  • van 5 banden per bezoek) € 9,00

  • restafval (ongesorteerd) in

  • vuilniszakken of dozen

  • van ca. 50l (per vuilniszak) € 9,50

  • d.

    de hieronder nader aangegeven afvalstoffen op de daarvoor aangewezen “milieustraat”, indien de genoemde afvalstoffen strikt gescheiden worden aangeboden:

  • asbest € 0,00

  • klein chemisch afval € 0,00

  • e-waste € 0,00

  • piepschuim € 0,00

  • oud papier € 0,00

  • textiel € 0,00

  • frituurvetten € 0,00

  • plastic, metaal en drankkartons (PMD) € 0,00

  • harde kunststoffen € 0,00

  • groenafval / snoeihout € 0,00

  • kadavers € 0,00

  • kringloop € 0,00

  • vlakglas € 0,00

  • metaal € 0,00

  • autobanden van personenauto’s

  • zonder velg (per bezoek, met een

  • maximum van 5 banden per bezoek) € 0,00

  • e.

    Vrachtwagens met een laadvermogen hoger dan 3.500 kg en tractoren met aanhanger zijn niet toegestaan op de milieustraat.

Artikel 5 Vrijstelling kosten extra restafvalcontainer bij medisch noodzakelijk afval

  • 1.

    Het college kan, op aanvraag, aan een huishouden een vrijstelling verlenen van de kosten verbonden aan het beschikbaar stellen van één extra restafvalcontainer, indien binnen dat huishouden sprake is van structureel medisch afval als gevolg van een chronische ziekte of handicap.

  • 2.

    De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verleend indien:

  • a.

    het meerafval het directe gevolg is van een medische noodzaak, waaronder begrepen het gebruik van incontinentiemateriaal, dialysematerialen of andere medische hulpmiddelen;

  • b.

    de medische noodzaak wordt aangetoond door overlegging van een medische verklaring;

  • c.

    de aanvraag betrekking heeft op maximaal één extra restafvalcontainer per huishouden.

  • 3.

    De aanvraag voor een vrijstelling wordt schriftelijk of digitaal ingediend bij het Belastingsamenwerking Oost-Brabant, onder overlegging van de in het tweede lid bedoelde bewijsstukken.

  • 4.

    Belastingsamenwerking Oost Brabant beslist op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 5.

    De vrijstelling kan worden aangevraagd voor het lopende belastingjaar. De vrijstelling wordt verleend voor de duur van maximaal twee jaar. Na afloop van deze periode kan opnieuw een aanvraag worden ingediend.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de indiening, beoordeling en controle van aanvragen op grond van dit artikel.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Uitzondering hierop vormt de belasting als genoemd in artikel 4, lid 2. Heffing hiervan gebeurt door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel via een schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    Als uitzondering op de in dit artikel opgenomen bepalingen geldt dat de belastingen, bedoeld in artikel 4, lid 2., is verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • Indien de aanslag in één keer wordt betaald, moet dit vóór de eerste vervaldag.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Overgangsrecht

De “Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2025” van 7 november 2024, of zoals laatstelijk gewijzigd, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 11, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2026.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing 2026”.

 

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 6 november 2025.

DE RAAD VOORNOEMD,

De griffier, Moniek Weerts

De voorzitter, Suzanne Otters-Bruijnen

Naar boven