Gemeenteblad van Best
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Best | Gemeenteblad 2025, 50692 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Best | Gemeenteblad 2025, 50692 | beleidsregel |
Beleid intrekken van omgevingsvergunningen voor bouwactiviteiten onder de Omgevingswet
Een constructieve handeling wordt verricht, waarbij een constructie van enige omvang wordt gemaakt die bedoeld is om ter plaatse duurzaam aanwezig te zijn. Het betreft handelingen ter gebruikmaking van de omgevingsvergunning. Voorbeelden: het storten van fundering, heien. Voorbereidende handelingen vallen hier niet onder.
De omgevingsplanactiviteit bouwen zoals bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder a van de Omgevingswet en/of de ‘technische’ bouwactiviteit als bedoeld onder artikel 5.1, tweede lid onder a van de Omgevingswet. Een activiteit inhoudende het met enige consistentie en/of frequentie bouwen van een bouwwerk, waaronder inbegrepen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
Urgente en zwaarwegende planologische belangen
Een situatie waarbij voor het gebied waarbinnen het vergunde object is gesitueerd een wijziging van het Omgevingsplan in voorbereiding is en het vergunde object het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van een ontwerp-wijzigingsplan welke op grond van artikel 4.14 Ow ter inzage is gelegd en is gepubliceerd.
Artikel 2 Intrekking bij uitblijven aanvang bouwwerkzaamheden
Als zich urgente en zwaarwegende planologische belangen voordoen wordt van de bevoegdheid tot het intrekken van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen na 12 maanden (een jaar) actief gebruik gemaakt. Doen zich geen urgente en zwaarwegende planologische belangen voor dan wordt na 12 maanden (een jaar) na het onherroepelijk worden van de verleende vergunning gebruik gemaakt van deze bevoegdheid.
Artikel 3 Intrekking bij stilliggen bouwactiviteiten
Het college is op grond van het bepaalde in artikel 5.40, lid 2 onder b van de Ow bevoegd een verleende omgevingsvergunning in te trekken als gedurende 12 maanden (een jaar) of een in de omgevingsvergunning bepaalde langere termijn geen activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;
Artikel 5 Intrekkingsprocedure bij uitgebreide voorbereidingsprocedure
Indien de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure conform artikel 16.65 Ow:
Artikel 6 Intrekken bij aanvragen met onderdeel milieu
Het intrekken van een omgevingsvergunning milieu gebeurt op basis van maatwerk.
Artikel 7 Onlosmakelijke activiteiten
Als sprake is van een verleende omgevingsvergunning voor meerdere activiteiten die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en waarvoor voor één of meerdere activiteiten geldt dat niet binnen de gestelde termijn met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen, dan geldt de intrekkingsprocedure voor die onlosmakelijk met elkaar verbonden activiteiten.
Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
De beleidsregels over het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen onder de Omgevingswet zijn vastgesteld gelet op het bepaalde in artikel 1:3, lid 4 van de Awb, artikel 4:81 tot en met 4:84 Awb en artikel 5.40, tweede lid onder a van de Ow.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregels over het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen onder de Omgevingswet’.
De beleidsregels in dit document bestaan uit de artikelen en de toelichting. Deze vormen samen de beleidsregels over het intrekken van omgevingsvergunningen in de gemeente Best. De toelichting is integraal onderdeel van de beleidsregels.
De gemeente verleent elk jaar vele omgevingsvergunningen. Een groot deel daarvan heeft betrekking op bouwplannen. Veelal worden deze bouwplannen op korte termijn na verlening van de omgevingsvergunning gerealiseerd. In sommige gevallen wordt na lange tijd, op onregelmatige basis, of geen gebruik gemaakt van de vergunning. Deze situaties zijn om een aantal redenen ongewenst:
Het is onwenselijk dat bouwplannen worden gerealiseerd op basis van verouderde wetgeving. Wetgeving verandert continue. De grootste recente wijziging binnen het omgevingsrecht is het inwerkingtreden van de Omgevingswet. Daarnaast verandert bouw(technische) regelgeving regelmatig. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de aanscherping van eisen over brandveiligheid, constructie en warmte-isolatie. Men moet erop kunnen vertrouwen dat een bouwwerk op het moment van realiseren voldoet aan de actuele wet- en regelgeving.
Het is onwenselijk dat een bouwplan wordt gerealiseerd dat niet voldoet aan het actuele welstandsbeleid. Wanneer de uitvoering van een bouwplan voor langere tijd stil ligt, is het denkbaar dat er in de tussentijd wijzigingen plaats vinden van bijvoorbeeld de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit of aan specifieke Beeldkwaliteitsplannen.
Planologisch en stedenbouwkundig inzicht
Het is niet wenselijk dat een bouwplan gerealiseerd wordt dat in strijd is met gewijzigde planologische en stedenbouwkundige inzichten. Die situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een vergund bouwwerk niet meer past in een nieuw op te stellen omgevingsplan. Denk bijvoorbeeld aan een vergunde koeienstal in het buitengebied van een gemeente waar in de nabijheid inmiddels woningbouw is gepland.
Het is wenselijk dat het gemeentelijk (bouw-)archief zoveel mogelijk overeenstemt met de feitelijke situatie. Daarnaast is het vanuit de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet BAG) onwenselijk om ‘slapende’ omgevingsvergunningen te houden. Het moet mogelijk zijn om een dossier na verloop van tijd af te sluiten en te archiveren.
Voor de bouwsector is het door de nasleep van de economische crisis en de toegenomen bouwkosten niet altijd mogelijk om binnen een korte termijn aan te vangen met de bouw. In de Omgevingswet is de termijn van 26 weken verruimt naar één jaar. Er wordt tot intrekking overgegaan als de bouwwerkzaamheden een jaar nadat de omgevingsvergunning onherroepelijk is nog niet zijn aangevangen. Uit jurisprudentie blijkt overigens dat het verweer dat nog niet gestart is met de bouwwerkzaamheden vanwege de economische crisis niet betekent dat het college om die reden niet zou mogen intrekken. Dit blijft geheel voor rekening en risico van de vergunninghouder.
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De Omgevingswet kent specifieke regelingen voor het intrekken van omgevingsvergunningen, die onder andere opgenomen zijn in artikel 5.40, tweede lid onder a tot en met f, in combinatie met artikel 18.10 Ow. Op grond van artikel 4.13, eerste lid van de Invoeringswet Omgevingswet gelden vergunningen voor een activiteit verleend onder het Wabo stelsel die onherroepelijk zijn, als een omgevingsvergunning onder de Omgevingswet. Daarmee geldt dat artikel 5.40, tweede lid onder a Ow van toepassing is op de omgevingsvergunningen verleend onder de Wabo.
In de Omgevingswet is de termijn gewijzigd waarna omgevingsvergunningen kunnen worden ingetrokken. Artikel 5.40, tweede lid onder b Ow bepaalt dat als gedurende één jaar of een in de vergunning bepaalde langere termijn geen activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan intrekken. Hierover is in de parlementaire geschiedenis opgemerkt dat de Omgevingswet met oog op de verdere vereenvoudiging van het omgevingsrecht voor alle omgevingsvergunningplichtige activiteiten eenzelfde regeling bevat. Deze houdt in dat na één jaar de bevoegdheid ontstaat om bij niet gebruikmaking van de vergunning tot intrekking over te gaan, of na verloop van een in de omgevingsvergunning bepaalde langere termijn. Ook geldt dat voor op 1 januari 2024 van kracht zijnde omgevingsvergunningen de nieuwe (kortere) termijn gaat gelden. 1
De gronden voor het intrekken van een omgevingsvergunning zijn onderdeel van een limitatief-imperatief stelsel. Dit wil zeggen dat de intrekkingsgronden uitputtend in de wet geregeld zijn. Buiten de in de Omgevingswet genoemde gronden kan niet tot het intrekken van een omgevingsvergunning worden overgegaan. De bevoegdheid om een omgevingsvergunning in te trekken is een discretionaire bevoegdheid van het college (artikel 4:81 Awb). Dit betekent dat het college niet verplicht is om een omgevingsvergunning in te trekken, maar daartoe kan beslissen wanneer een van de limitatieve gronden van toepassing is.
Er zijn algemene intrekkingsgronden en intrekkingsgronden die voor specifieke activiteiten gelden. De intrekkingsgronden zijn in Bijlage I opgenomen.
Het besluit tot het intrekken van een omgevingsvergunning volgt de reguliere procedure van bezwaar en beroep, wanneer de in te trekken omgevingsvergunning met de reguliere voorbereidingsprocedure tot stand gekomen is. De rechtsmiddelen die open staan tegen het besluit tot intrekking zijn het bezwaar bij het college, beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling.
Dit is anders wanneer de in te trekken omgevingsvergunning met de uitgebreide voorbereidingsprocedure tot stand gekomen is. In dat geval moet het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning worden voorbereid via de uitgebreide procedure. Dit houdt in dat er zienswijzen tegen het ontwerpbesluit worden ingediend en beroep bij de rechtbank en hoger beroep de Afdeling worden ingesteld. Dit volgt uit artikel 16.65, tweede lid onder a Ow.
In artikel 3:18, derde lid onder a van de Awb wordt bepaald dat het bestuursorgaan uiterlijk twaalf weken na de terinzagelegging van het ontwerpbesluit tot intrekking van een omgevingsvergunning (die volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure tot stand gekomen is) besluit op de aanvraag tot intrekking van de omgevingsvergunning.
Een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken:
voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.31, eerste lid: in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, waarbij artikel 5.31, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing is, artikel 5.40, tweede lid onder d;
voor een milieubelastende activiteit of een wateractiviteit waarvoor met toepassing van artikel 16.7, eerste lid, aanhef en onder b, gecoördineerd omgevingsvergunningen zijn verleend: als de omgevingsvergunning voor de samenhangende wateractiviteit respectievelijk de milieubelastende activiteit is ingetrokken, artikel 5.40, tweede lid onder e;
wanneer een beschikking die betrekking heeft op het beheer van gevaarlijke afvalstoffen of van andere afvalstoffen die van elders afkomstig zijn, voor zover die beschikking betrekking heeft op het beheer van afvalstoffen, als in strijd is of wordt gehandeld met de op grond van hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer voor dat beheer geldende voorschriften, artikel 18.10, tweede lid Ow;
indien gevaar bestaat dat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen gebruikt wordt om criminele activiteiten te ontplooien of te continueren, dan wel ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd (artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur: Wet BIBOB).
Intrekkingsgronden voor specifieke activiteiten
De artikelen uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) waarin de specifieke gronden voor intrekking van een omgevingsvergunning zijn opgenomen:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-50692.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.