1e wijziging Debiteurenplan gemeente Dalfsen 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen;

 

gelezen het voorstel van het domein Samenleving, zaaknummer Z/25/777231

 

overwegende dat het wenselijk is het debiteurenplan gemeente Dalfsen 2020 te wijzigen met betrekking tot de onderdelen invordering en kwijtschelding;

 

gelet op de paragraaf 6.4 (de artikelen 58 tot en met 60c) van de Participatiewet en paragraaf 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en paragraaf 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen “1e wijziging debiteurenplan gemeente Dalfsen 2020

 

Artikel I

In paragraaf 2.4 Invordering wordt de tekst:

 

“Een terugvordering moet worden ingevorderd. Of het college overgaat tot invorderen is afhankelijk van de individuele omstandigheden en eventuele dringende redenen om af te zien van invordering.

Wanneer er tot invordering wordt overgegaan bestaan er verschillende mogelijkheden zoals verrekening, betaling, vereenvoudigd derdenbeslag of beslag op bezittingen of het uitwinnen van zekerheden. Als er effectiever ingevorderd wordt, zijn de baten het grootst en de uitvoeringskosten het kleinst. Zo kan het uitbesteden aan de gerechtsdeurwaarder van de incasso van vorderingen van wanbetalers een kosten besparing zijn op de uitvoeringskosten.

In veel gevallen zal het invorderingsbesluit gelijktijdig met het terugvorderingsbesluit kenbaar worden gemaakt. Dit betekent dat in een terugvorderingsbeschikking ook wordt opgenomen de wijze waarop de vordering moet worden voldaan.

Voor zover de debiteur vermogen heeft kan hij dit aanwenden om de terugvorderingsschuld ineens te voldoen. Heeft hij dit niet of onvoldoende dan kan hij in termijnen betalen. Het college zal de termijnbedragen zo moeten vaststellen dat de debiteur ten minste over een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet blijft beschikken. Het is niet wenselijk om een debiteur langer dan 36 maanden op een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet aangewezen te laten zijn. Dit is de maximale duur bij een schuldsaneringsregeling op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (wsnp).

Dit is overigens niet aan de orde, indien de terugvorderingsschuld het gevolg is van fraude. Een streng invorderingsbeleid bij misbruik draagt bij aan een effectieve fraudebestrijding.

 

AFLOSSINGSPERCENTAGE invordering

Indien belanghebbende een bijstandsuitkering ontvangt:

Is de aflossingscapaciteit per maand op een vordering op grond van artikel 58, lid 1 PW en artikel 25, lid 1 IOAW/IOAZ (schending inlichtingenplicht) in principe 5% van de geldende bijstandsnorm, rekening houdend met de beslag vrije voet.

 

  • Is de aflossingscapaciteit per maand op alle andere vordering in principe 5% van de geldende bijstandsnorm, rekening houdend met de beslag vrije voet.

 

  • Indien door derden beslag wordt gelegd op de uitkering wordt de aflossing op 5% van de geldende bijstandsnorm vastgesteld, rekening houdend met de beslag vrije voet.

 

Indien belanghebbende geen bijstandsuitkering ontvangt geldt in principe een aflossingsnorm tot aan de beslagvrije voet van 95% (uitgaande van de wijziging van het beslagrecht vanaf 1-1-2021).

De beslagvrije voet is in Nederland het bedrag dat bij inkomensbeslagen moet worden vrijgelaten. Dit is een minimum aan inkomen dat de beslagene ter beschikking staat voor zijn of haar levensonderhoud. De beslagvrije voet is in principe gesteld op 95% van de bijstandsnorm. Er zal worden nagegaan hoeveel geld de beslagene zou krijgen als hij bijstand zou ontvangen, en hiervan zal men 95% moeten nemen. Het meerdere zal men moeten aflossen op de vordering.”

 

Vervangen door de tekst:

 

“Een terugvordering moet worden ingevorderd. Of het college overgaat tot invorderen is afhankelijk van de individuele omstandigheden en eventuele dringende redenen om af te zien van invordering.

Wanneer er tot invordering wordt overgegaan bestaan er verschillende mogelijkheden zoals verrekening, betaling, vereenvoudigd derdenbeslag of beslag op bezittingen of het uitwinnen van zekerheden. Het college heeft als doel om de invordering minnelijk te regelen. Hiermee wil het college beslag zien te voorkomen. Als de debiteur niet tot een minnelijke regeling is te bewegen dan kan het vereenvoudigd derdenbeslag worden ingezet. Voor beslag op (on)roerende goederen kan de deurwaarder worden ingezet.

In veel gevallen zal het invorderingsbesluit gelijktijdig met het terugvorderingsbesluit kenbaar worden gemaakt. Dit betekent dat in een terugvorderingsbeschikking ook wordt opgenomen de wijze waarop de vordering moet worden voldaan.

Voor zover de debiteur vermogen heeft kan hij dit aanwenden om de terugvorderingsschuld ineens te voldoen. Heeft hij dit niet of onvoldoende dan kan hij in termijnen betalen. Het college zal de termijnbedragen zo moeten vaststellen dat de debiteur ten minste over een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet blijft beschikken. Het is niet wenselijk om een debiteur langer dan 36 maanden op een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet aangewezen te laten zijn. Dit is de maximale duur bij een schuldsaneringsregeling op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (wsnp).

Dit is overigens niet aan de orde, indien de terugvorderingsschuld het gevolg is van fraude. Een streng invorderingsbeleid bij misbruik draagt bij aan een effectieve fraudebestrijding.

AFLOSSINGSPERCENTAGE invordering

Indien belanghebbende een bijstandsuitkering ontvangt:

  • Is de aflossingscapaciteit per maand op een vordering op grond van artikel 58, lid 1 PW en artikel 25, lid 1 IOAW/IOAZ (schending inlichtingenplicht) in principe 5% van de geldende bijstandsnorm, rekening houdend met de beslag vrije voet.

  • Is de aflossingscapaciteit per maand op alle andere vordering in principe 5% van de geldende bijstandsnorm, rekening houdend met de beslag vrije voet.

  • Indien door derden beslag wordt gelegd op de uitkering wordt de aflossing op 5% van de geldende bijstandsnorm vastgesteld, rekening houdend met de beslag vrije voet.

Indien belanghebbende geen bijstandsuitkering ontvangt geldt een aflossingsnorm van 50% van het inkomen hoger dan de voor betrokkene geldende beslag vrije voet (uitgaande van de Wet vereenvoudiging derden beslag vanaf 1-1-2021).

Indien de debiteur een minnelijk betaalvoorstel doet waarmee de onverschuldigd betaalde bijstand binnen 60 maanden kan worden voldaan dan gaat het college hiermee akkoord. Deze definitieve afspraak geldt dan voor de gehele termijn van 60 maanden.

Indien de vordering is ontstaan ten gevolge van schending inlichtingenplicht geldt een termijn van 120 maanden.

De beslagvrije voet is in Nederland het bedrag dat bij inkomensbeslagen moet worden vrijgelaten. Dit is een minimum aan inkomen dat de beslagene ter beschikking staat voor zijn of haar levensonderhoud. De beslagvrije voet wordt vastgesteld aan de hand van de rekentool van het Inlichtingenbureau.”

Artikel II

 

In paragraaf 2.4 .2 Kwijtschelding (restant) vordering wordt de tekst:

 

Kwijtschelden van een vordering betekent dat een vordering van het college op de debiteur geheel of gedeeltelijk wordt afgeboekt.

a. Kwijtschelding van vorderingen of een deel daarvan, die niet zijn ontstaan naar aanleiding van de schending van de inlichtingenverplichting van artikel 17 Participatiewet en artikel 13 IOAW/IOAZ.

Indien de betreffende debiteur hiertoe een verzoek doet, ziet het college geheel of gedeeltelijk af van verdere invordering als belanghebbende gedurende 60 maanden volledig aan de betalingsverplichting van één of meerdere vorderingen heeft voldaan. Dit sluit aan bij de wsnp-periode.

Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van verdere invordering als belanghebbende gedurende 60 maanden, vanwege het ontbreken van afloscapaciteit, geen betalingen heeft kunnen verrichten en het niet aannemelijk is dat hij dat nog zal kunnen doen.

b. Kwijtschelding van vorderingen of een deel daarvan, die zijn ontstaan naar aanleiding van de schending van de inlichtingenverplichting van artikel 17 Participatiewet en artikel 13 IOAW/IOAZ.

Het college maakt gebruik van de in artikel 58 lid 7 Participatiewet en artikel 25, lid 6 IOAW/IOAZ gegeven bevoegdheid om in een aantal situaties af te zien van terugvordering of verdere terugvordering van fraudeschulden.

c. Vorderingen kwijtschelden naar aanleiding van schuldsanering langs minnelijke weg of een wsnp-traject.

Na een met goed gevolg afronden van het saneringstraject (doorgaans een periode van 36 maanden) dient uit het beschikbare bedrag de schulden afgelost te worden. Indien het bedrag onvoldoende is, wordt een aanbod tegen finale kwijting gedaan. Het resterende bedrag van de vorderingen wordt door het college kwijtgescholden.

Het college verleent geen medewerking aan een schuldregeling indien een vordering is ontstaan door het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht en hiervoor een bestuurlijke boete is opgelegd of aangifte is gedaan. Dit geldt alleen voor zover deze medewerking leidt tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van deze vordering (artikel 60c Participatiewet en artikel 29a IOAW/IOAZ).

Indien de schending van de inlichtingenverplichting geen opzet was, verleent het college wel medewerking aan een schuldregeling.

Kwijtschelding wordt middels beschikking kenbaar gemaakt aan belanghebbende.

Vervangen door de tekst:

“Kwijtschelden van een vordering betekent dat een vordering van het college op de debiteur geheel of gedeeltelijk wordt afgeboekt.

a. Kwijtschelding van vorderingen of een deel daarvan, die niet zijn ontstaan naar aanleiding van de schending van de inlichtingenverplichting van artikel 17 Participatiewet en artikel 13 IOAW/IOAZ.

Indien de betreffende debiteur hiertoe een verzoek doet, ziet het College geheel of gedeeltelijk af van verdere invordering als belanghebbende gedurende 60 maanden volledig aan de betalingsverplichting van één of meerdere vorderingen heeft voldaan.

Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van verdere invordering als belanghebbende gedurende 60 maanden, vanwege het ontbreken van afloscapaciteit, geen betalingen heeft kunnen verrichten en het niet aannemelijk is dat hij dat nog zal kunnen doen.

b. Kwijtschelding van vorderingen of een deel daarvan, die zijn ontstaan naar aanleiding van de schending van de inlichtingenverplichting van artikel 17 Participatiewet en artikel 13 IOAW/IOAZ.

Het college maakt gebruik van de in artikel 58 lid 7 Participatiewet en artikel 25, lid 6 IOAW/IOAZ gegeven bevoegdheid om in een aantal situaties af te zien van terugvordering of verdere terugvordering van fraudeschulden.

c. Vorderingen kwijtschelden naar aanleiding van schuldsanering langs minnelijke weg.

Na een met goed gevolg afronden van het saneringstraject (doorgaans een periode van 18 maanden) dient uit het beschikbare bedrag de schulden afgelost te worden. Indien het bedrag onvoldoende is, wordt een aanbod tegen finale kwijting gedaan. Het resterende bedrag van de vorderingen wordt door het college kwijtgescholden.

Het college verleent geen medewerking aan een Minnelijke schuldregeling natuurlijke personen (Msnp) indien een vordering is ontstaan door het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht en hiervoor een bestuurlijke boete is opgelegd of aangifte is gedaan en de vordering (en) jonger is (zijn) dan 5 jaar. Dit geldt alleen voor zover deze medewerking leidt tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van deze vordering (artikel 60c Participatiewet en artikel 29a IOAW/IOAZ).

Indien de schending van de inlichtingenverplichting geen opzet was, verleent het college wel medewerking aan een schuldregeling. Kwijtschelding wordt middels beschikking kenbaar gemaakt aan belanghebbende.”

 

Artikel III Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking;

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als "1e wijziging Debiteurenplan gemeente Dalfsen 2020".

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen in haar vergadering van 18 november 2025.

Het college voornoemd,

de burgemeester de gemeentesecretaris

mr. drs. M. Sijbom H.J. van der Woude

Naar boven