Beleidsregels Bestuurlijke aanpak illegaal vuurwerk gemeente Druten 2025

Burgemeester en wethouders van de gemeente Druten;

 

gelet op:

  • de artikelen 1:3, vierde lid, 4:81, eerste lid, 4:83 en, van de Algemene wet bestuursrecht en het bij of krachtens het gestelde in;

  • artikel 17 Woningwet;

  • de Omgevingswet, in het bijzonder 1.6, 4.21 en 18.1.4;

  • het Vuurwerkbesluit;

  • het Besluit bouwwerken leefomgeving, in het bijzonder artikelen 6.1 t/m 6.4;

  • voorschriften van het omgevingsplan gemeente Druten.

Overwegende:

  • Dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen voor de bestuursrechtelijke aanpak van de opslag /aanwezigheid van (grote hoeveelheden) illegaal vuurwerk in panden, lokalen, bouwwerken en/of op een open erf of terrein of anderszins besloten ruimte(n)/gebied, of terreinen binnen de gemeente Druten;

  • Dat de aanwezigheid van (grote hoeveelheden) illegaal vuurwerk in panden, lokalen, bouwwerken en/of op een open erf of terrein of anderszins besloten ruimte(n)/gebied, zonder benodigde veiligheidsvoorzieningen en door ondeskundig gebruik, gevaarlijk is voor de gezondheid, veiligheid en leefbaarheid van de directe leefomgeving van een locatie;

  • Dat het integraal voorkomen van (verdere) vuurwerkoverlast en overtredingen wenselijk is.

Besluit vast te stellen de:

 

Beleidsregels Bestuurlijke aanpak illegaal vuurwerk gemeente Druten 2025

 

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begrippen en definities

In het kader van deze beleidsregel en bijlagen wordt onder de volgende begrippen en definities verstaan. De begrippen in deze beleidsregel worden, voor zover niet anders gedefinieerd, gehanteerd overeenkomstig de definities in het Vuurwerkbesluit.

  • Vuurwerk: zoals omschreven in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit.

  • Categorie F1, F2, F3 en F4: categorie F1, F2, F3 onderscheidenlijk F4 als bedoeld in artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit;

  • Richtlijn Strafvordering voor vuurwerkdelicten: Aanwijzing op grond van artikel 130 Wet RO, opgesteld door het College van procureurs-generaal, Versie 2024R011 of latere versies;

  • Regeling aanwijzing consumentenvuurwerk (RAC): De Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 1 januari 2024, met nummer BWBR0027932;

  • Lijsten: Indeling van soorten vuurwerk in lijsten, zoals vermeld in de Richtlijn Strafvordering voor vuurwerkdelicten, waarbij deze lijsten een indeling bevatten in de algemene gevaarzetting, die van dat vuurwerk uitgaat, onafhankelijk van de omstandigheden waaronder het vuurwerk is aangetroffen;

  • Lijst I: zoals omschreven in Richtlijn Strafvordering voor vuurwerkdelicten.

  • Lijst II: zoals omschreven in Richtlijn Strafvordering voor vuurwerkdelicten.

  • Lijst III: zoals omschreven in Richtlijn Strafvordering voor vuurwerkdelicten.

  • Lijst IV: zoals omschreven in Richtlijn Strafvordering voor vuurwerkdelicten.

  • Locatie: Een pand, lokaal, bouwwerk en/of open erf of terrein of anderszins besloten ruimte(n)/gebied;

  • Lokaal: een voor het publiek toegankelijk gebouw of een niet voor het publiek toegankelijk gebouw.

  • Woning: een woning is een verblijf dat in hoofdzaak dient tot woning dan wel dienstbaar is aan het wonen met het daarbij behorende deel van de grond. Hieronder valt zowel een koopwoning als een huurwoning, maar bijvoorbeeld ook stacaravans, woonschepen, woonwagens, et cetera. Het is de plaats waar een persoon zijn private huishoudelijke leven leidt;

Paragraaf 2. Handhavingsmaatregelen bij aangetroffen illegaal vuurwerk op locatie door het college van burgemeester en wethouders

Artikel 2. Handhavingsmaatregelen

  • 1.

    Bij het aantreffen van vuurwerk op een locatie kan het college van burgemeester en wethouders, afhankelijk van de gevaarzetting, ernst en aard van de overtreding, een last onder dwangsom opleggen om herhaling van de overtreding(en) te voorkomen;

  • 2.

    Bij herhaalde overtreding van bij of krachtens het Vuurwerkbesluit, Besluit bouwwerken leefomgeving en/of, Omgevingswet gestelde eisen op dezelfde locatie, waarbij eerder wegens aangetroffen illegaal vuurwerk een last onder dwangsom is opgelegd, en die eerdere lastonder dwangsom volledig is uitgewerkt, kan het college van burgemeester en wethouders de locatie tijdelijk sluiten op grond van artikel 17 Woningwet;

  • 3.

    Bij het aantreffen van vuurwerk op een locatie kan het college van burgemeester en wethouders, afhankelijk van de gevaarzetting en de ernst en aard van de overtreding ook een bestuurlijke boete opleggen aan de overtreder (zie artikel 7 van deze beleidsregels);

  • 4.

    Bij het opleggen van een last onder dwangsom en/of het sluiten van een locatie hanteert het college van burgemeester en wethouders de in Tabel 1 gegeven handhavingsmatrix en de daar weergegeven uitgangspunten voor hoogten van dwangsommen en lengten van sluitingstermijnen.

  • 5.

    De handhavingsmatrix is gebaseerd op de indeling in algemene gevaarzetting, zoals verwoord in Lijst I t/m Lijst III van Richtlijn strafvordering voor vuurwerkdelicten, waarbij geldt hoe hoger het lijstnummer, hoe groter de potentiële gevaarzetting voor gezondheid, veiligheid en leefbaarheid op of in de directe nabijheid van de locatie;

  • 6.

    De in de handhavingsmatrix gebruikte criteria zijn slechts een richtlijn. Per situatie kan de opgelegde dwangsomhoogte aangepast worden, als verzwarende of verzachtende omstandigheden dit rechtvaardigen;

  • 7.

    Bij de toepassing van in Tabel 1 van deze beleidsregels genoemde sluitingstermijnen, maakt het college van burgemeester en wethouders omwille van de overzichtelijkheid en eenduidigheid geen onderscheid in lengte van de sluitingstermijn tussen te sluiten woningen en niet-woningen (lokalen) of erven. Alle termijnen zijn namelijk van tevoren afgestemd op de (doorgaans kortere) sluitingstermijn voor sluiting van een woning.

  • 8.

    Indien gedurende drie jaar na de eerste of tweede overtreding geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie zal dan gelden als een eerste constatering.

     

    Tabel 1: Handhavingsmatrix gemeente Druten

    Lijst I: consumentenvuurwerk, ingedeeld in categorie F1, zoals bedoeld in https://wetten.overheid.nl/BWBR0013360/2024-10-01#Hoofdstuk1a_Paragraaf1_Artikel1A.1.3artikel 1A.1.3https://wetten.overheid.nl/BWBR0013360/2024-10-01#Hoofdstuk1a_Paragraaf1_Artikel1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit;

    Gewicht/ hoeveelheid vuurwerk

    Maatregel 1e overtreding

    Maatregel 2e overtreding

    Maatregel 3e overtreding

    Maatregel 4e overtreding

    25,1 – 50 kg

    Opleggen last onder dwangsom van € 500 per overtreding

    Verbeuring van 1e  dwangsom en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van eerste dwangsom)

    Verbeuring van 2e  dwangsom en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van vorige dwangsom)

    Verbeuring van de 3e dwangsom en sluiting locatie voor 4 weken

    50,1 – 100 kg

    Opleggen last onder dwangsom van € 1.000 per overtreding

    Verbeuring van 1e dwangsom en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van eerste dwangsom)

    Verbeuring van 2e  dwangsom en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van vorige dwangsom)

    Verbeuring van de 3e dwangsom en sluiting locatie voor 5 weken

    > 100 kg

    Opleggen last onder dwangsom van € 2.000 per overtreding

    Verbeuring van 1e  dwangsom en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van eerste dwangsom)

    Verbeuring van 2e  dwangsom en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van vorige dwangsom)

    Verbeuring van de 3e dwangsom en sluiting locatie voor 6 weken

     

    Lijst II: professioneel vuurwerk, dat is ingedeeld in categorie F2 of F3 en niet als consumentenvuurwerk is aangewezen in de RAC en daarnaast rookbommen T1/T2 en handfakkels, zoals bedoeld in artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit;

    Gewicht/ hoeveelheid vuurwerk

    Maatregel 1e overtreding

    Maatregel 2e overtreding

    Maatregel 3e overtreding

    Maatregel 4e overtreding

    0 tot en met 100 kg of

    1 tot en met 100 stuks

    Opleggen last onder dwangsom van € 3.000 en overtreding

    Verbeuring van 1e dwangsom van € 3.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van eerste dwangsom)

    Verbeuring van 2e  dwangsom van € 6.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van vorige dwangsom)

    Verbeuring van de 3e dwangsom en sluiting locatie voor 9 weken

    > 100 kg of

    > 100 stuks

    Opleggen last onder dwangsom van € 4.000 per overtreding

    Verbeuring van 1e dwangsom van € 4.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van eerste dwangsom)

    Verbeuring van 2e  dwangsom van € 8.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van vorige dwangsom)

    Verbeuring van de 3e dwangsom en sluiting locatie voor 12 weken

     

    Lijst III: professioneel vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F4 of vuurwerk dat volgens opschrift niet is voorzien van een F categorie (categorie F1, F2, F3) en daarnaast vuurwerk P1/P2 met uitzondering van handfakkels, zoals bedoeld in artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit;

    Gewicht/ hoeveelheid vuurwerk

    Maatregel 1e overtreding

    Maatregel 2e overtreding

    Maatregel 3e overtreding

    Maatregel 4e overtreding

    0 tot en met 100 kg of

    1 tot en met 100 stuks

    Opleggen last onder dwangsom van € 8.000 per overtreding

    Verbeuring van 1e dwangsom van € 8.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van eerste dwangsom)

    Verbeuring van 2e  dwangsom van € 16.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van vorige dwangsom)

    Verbeuring van de 3e dwangsom en sluiting locatie voor 12 weken

    > 100 kg of

    > 100 stuks

    Opleggen last onder dwangsom van € 9.000 per overtreding

    Verbeuring van 1e dwangsom van € 9.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van eerste dwangsom)

    Verbeuring van 2e  dwangsom van € 18.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van vorige dwangsom)

    Verbeuring van de 3e dwangsom en sluiting locatie voor 15 weken

     

    Lijst IV: geïmproviseerd vuurwerk (vuurwerk dat zelf is vervaardigd of is aangepast), zoals bedoeld in artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit;

    Gewicht/ hoeveelheid vuurwerk

    Maatregel

    1e overtreding

    Maatregel

    2e

    overtreding

    Maatregel

    3e overtreding

    Maatregel 4e overtreding

    0 tot en met 100 kg of

    1 tot en met 100 stuks

    Opleggen last onder dwangsom van € 8.000 per overtreding

    Verbeuring van 1e dwangsom van € 8.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van eerste dwangsom)

    Verbeuring van 2e  dwangsom van € 16.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van vorige dwangsom)

    Verbeuring van de 3e dwangsom en sluiting locatie voor 12 weken

    > 100 kg of

    > 100 stuks

    Opleggen last onder dwangsom van € 9.000 per overtreding

    Verbeuring van 1e dwangsom van € 9.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van eerste dwangsom)

    Verbeuring van 2e  dwangsom van € 18.000 en opleggen herhaalde dwangsom (verdubbeling van vorige dwangsom)

    Verbeuring van de 3e dwangsom en sluiting locatie voor 15 weken

Artikel 3. Samenloop van lijsten/vuurwerksoorten

  • 1.

    Wanneer op een locatie tegelijkertijd vuurwerk wordt aangetroffen van meerdere categorieën, dan past het college van burgemeester en wethouders de lijst met het hoogste (Romeinse) cijfer toe;

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan het college van burgemeester en wethouders in genoemde situatie een lagere lijst toepassen indien:

    • a)

      de aangetroffen hoeveelheden/aantallen van een lagere lijst aanzienlijk hoger zijn/ dan de hoeveelheden/aantallen van die hogere lijst én;

    • b)

      de totale hoeveelheden/aantallen van alle aangetroffen vuurwerksoorten bij elkaar opgeteld, gelet op de gezamenlijke gevaarzetting van al deze vuurwerksoorten bij elkaar, toepassing van een lagere lijst niet verhinderen;

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in lid 1 en 2 past het college van burgemeester en wethouders bij aantreffen van vuurwerk uit lijst IV, gelet op de ernstige gevaarzetting van dit soort vuurwerk, in elk geval altijd lijst III van Tabel 1 toe, ongeacht eventueel aangetroffen hoeveelheden/aantallen vuurwerk uit lagere

Artikel 4. Mogelijkheid tot tijdelijke opheffing sluiting ex artikel 17 Woningwet

  • 1.

    Elke betrokkene (gebruiker, eigenaar, huurder of anderszins rechthebbende) van de gesloten locatie, kan het college van burgemeester en wethouders gedurende een sluitingsperiode tussentijds schriftelijk verzoeken om tijdelijk in verband met (het voorkomen van verdere) calamiteiten of noodzakelijke onderhoudsactiviteiten, de sluiting tijdelijk te schorsen;

  • 2.

    Onder calamiteiten vallen in ieder geval niet:

    • a.

      Voorafgaand aan de sluiting al voorzienbare feiten en omstandigheden;

    • b.

      Het rondleiden van geïnteresseerde kopers/huurders (met uitzondering van verzekeringsmedewerkers);

  • 3.

    Het schriftelijke verzoek bevat tenminste;

    • a.

      De reden en noodzaak voor tijdelijke opheffing;

    • b.

      De gewenste aanvangsdatum en -tijdstip;

    • c.

      De einddatum en -tijdstip;

    • d.

      Een overzicht van de te verrichten activiteiten/werkzaamheden;

    • e.

      De namen van de toe te laten personen, inclusief functie en organisatie;

  • 4.

    Indien voorzienbaar na sluiting, wordt het onder lid 1 en 3 genoemde verzoek tenminste één week van tevoren schriftelijk ingediend;

  • 5.

    In de uitzonderlijke situatie dat een schriftelijk verzoek niet kan worden afgewacht vanwege spoedeisendheid, geeft de betrokkene de onder lid 3 genoemde noodzakelijke gegevens telefonisch of per e-mail door aan de gemeente;

  • 6.

    Indien het college van burgemeester en wethouders in kan stemmen met het verzoek, dan verwijderen de Boa’s/toezichthouders tijdelijk de verzegeling gedurende de periode van de tijdelijke opheffing. Aan het einde van de activiteiten wordt de locatie opnieuw verzegeld tot aan het einde van de opgelegde sluitingstermijn;

  • 7.

    Uitzonderingen en noodzaak daartoe daargelaten, stemt het college van burgemeester en wethouders gedurende de sluitingstermijn slechts eenmalig in met een tijdelijke opheffing van de sluiting.

Artikel 5. Mogelijkheid tot matiging sluiting ex artikel 17 Woningwet

  • 1.

    Een niet bij de (eerdere) overtreding(en) betrokken verhuurder van een locatie kan gedurende de eerste sluiting van een locatie, een gemotiveerd schriftelijk verzoek tot matiging van de sluitingstermijnindienen bij het college van burgemeester en wethouders;

  • 2.

    Het in lid 1 genoemde verzoek is niet mogelijk bij herhaalde sluiting, waarbij de verhuurder al verhuurder was. Dit geldt in het bijzonder als bijvoorbeeld bij een eerdere sluiting op dezelfde locatie al is ingestemd met een eerder verzoek tot matiging. In dat geval heeft namelijk het eerdere geaccepteerde plan van aanpak, zoals genoemd in lid 3, nieuwe overtredingen niet kunnen voorkomen;

  • 3.

    Het verzoek moet bestaan uit een plan van aanpak en motivering hoe de verhuurder zal voorkomen dat er opnieuw sprake is van illegaal vuurwerk op deze locatie;

  • 4.

    Een gevonden nieuwe gebruiker/huurder alleen is op voorhand onvoldoende reden om de sluiting te matigen;

  • 5.

    Indien het college van burgemeester en wethouders in kan stemmen met het verzoek, dan wordt de sluitingstermijn verminderd tot maximaal 1/3 van de opgelegde termijn.

Artikel 6. Verzwarende omstandigheden

  • 1.

    Er kunnen zich omstandigheden voordoen die ervoor zorgen dat een situatie extra gevaarlijk of bezwaarlijk is. Door deze omstandigheden kan het zo zijn dat de omschreven maatregel uit artikel 3 van dit beleid geen recht doet aan de ernst van de situatie. In deze omstandigheden kan het college van burgemeester en wethouders direct overgaan tot het opleggen van een hogere dwangsom.

  • 2.

    In geval van verzwarende omstandigheden wordt de hoogte van de dwangsom met 50% verhoogd.

  • 3.

    Van verzwarende omstandigheden is in ieder geval sprake wanneer:

    • a)

      de overtreder volgens de door (onder meer) de politie of het Openbaar Ministerie verstrekte gegevens eerder strafrechtelijke vuurwerkovertredingen of vuurwerk gerelateerde overtredingen heeft begaan;

    • b)

      andere omstandigheden of strafbare feiten die ervoor zorgen dat een situatie extra gevaarlijk of bezwaarlijk is.

Artikel 7. Bestuurlijke boete

  • 4.

    Naast een herstelsanctie kan door het college van burgemeester en wethouders ook een bestuurlijke boete worden opgelegd op grond van artikel 18.12. Omgevingswet.

  • 5.

    Bij de oplegging van een bestuurlijke boete wordt aansluiting gezocht bij de Richtlijn Strafvordering voor vuurwerkdelicten.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders zal op grond van artikel 5:44, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet overgaan tot oplegging van een bestuurlijke boete, als de overtreder ook wordt vervolgd door het Openbaar Ministerie vanwege de opslag van vuurwerk.

Artikel 8 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Bestuurlijke aanpak illegaal vuurwerk Gemeente Druten 2025”.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in de vergadering van 11 november 2025,

De burgemeester,

S.W.P.J. Sengers

De gemeentesecretaris,

B.P.P. Janssen

Bijlage I Toelichting

 

1.1 Probleemstelling

Het aantal waarnemingen van illegaal vuurwerk door toezichthouders van de gemeente Druten neemt toe. Door het illegaal voorhanden hebben, opslaan en/of handelen in en afsteken, of zelf bewerken van (zwaar) vuurwerk, ontstaat niet alleen een overtreding van het Vuurwerkbesluit, maar ook van diverse overtredingen van het Besluit bouwwerken leefomgeving, de Omgevingswet en het Omgevingsplan.

 

Deze illegale activiteiten en gebruik zorgen voor een ernstige gevaarzetting qua gezondheid, veiligheid en leefbaarheid voor niet alleen de overtreder zelf, maar ook voor andere gebruikers van een pand of omliggende panden. Door bijvoorbeeld ondeskundige en onveilige opslag of gebruik is er ernstig verhoogd brand- en/of explosiegevaar. Dit is niet wenselijk.

 

Bij calamiteiten kan de onbekende aanwezigheid van zeer brandbaar en explosief illegaal vuurwerk zelfs een extra risico vormen voor te hulp schietende personen of hulpdiensten, indien zij niet op de hoogte zijn van de aanwezigheid van het illegaal vuurwerk. De brandweer zal bijvoorbeeld anders moeten blussen bij de aanwezigheid van explosief materiaal. En toegesnelde personen, weten niet dat zij een verhoogd risico lopen als zij hulp willen bieden, waardoor zij niet voldoende afstand kunnen bewaren.

 

Kortom, de aanwezigheid, het illegale gebruik en de handel in verboden vuurwerk is geheel onwenselijk. Waar mogelijk moet ingegrepen worden als zich zo’n verboden situatie voordoet of al heeft plaatsgevonden.

 

Het probleem is echter dat er geen eenduidige en duidelijke aanpak is vastgesteld. Dit komt in de eerste plaats door de verschillende organisaties (politie, Openbaar Ministerie, gemeenten Tweestromenland), die erbij betrokken zijn, maar ook omdat er verschillende wettelijke grondslagen denkbaar zijn om het geconstateerde probleem aan te pakken. Om daar verandering in aan te brengen, zijn deze beleidsregels opgesteld. Doel is om bepaalde obstakels voor een integrale aanpak van de problematiek weg te nemen.

 

Een aantal voorbeelden.

 

Allereerst constateert de politie vaak de overtredingen en rapporteert dit aan de burgemeester in het kader van de handhaving van de openbare orde. Bijvoorbeeld artikel 174a Gemeentewet (openbare orde handhaving door sluiting panden en erven) kan worden ingezet door de burgemeester om de situatie tegen te gaan als (ook) sprake is van een direct gevaar voor de openbare orde.

 

Echter, vaak is de noodzaak voor handhaving van de directe openbare orde al verdwenen, omdat het verboden vuurwerk altijd automatisch al in beslag genomen is door de politie bij constatering.

 

Ten tweede heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om via de Woningwet en/of Omgevingswet en Besluit bouwwerken leefomgeving ook:

 

  • herstelsancties (last onder dwangsom) op te leggen om herhaling te voorkomen;

  • bij feitelijke herhaling panden te sluiten.

Maar wanneer gebruik je welke maatregel?

 

Samenvattend, zijn er dus meerdere bestuursorganen (burgemeester of college van burgemeester en wethouders) die elk voor zich meerdere wettelijke bevoegdheden kunnen gebruiken om gevaarzetting door illegaal vuurwerk tegen te gaan en herhaling daarvan te voorkomen.

 

De centrale vraag is: wanneer zet wie welke bevoegdheid in? Deze beleidsregels geven antwoord op die vraag, voor zover het gaat om de bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Druten.

 

1.2 Achtergrond; Strafrechtelijke én bestuursrechtelijke aanpak

De aanpak van illegaal vuurwerk begint bij de politie en het Openbaar Ministerie. Leidend voor de gemeentelijke bestuursrechtelijk aanpak is de Richtlijn Strafvordering voor vuurwerkdelicten.

 

Doel is om, naast de strafrechtelijke aanpak door politie en Openbaar Ministerie, in samenwerking met lokale bestuurders ook een bestuursrechtelijke aanpak mogelijk te maken om zo nieuwe situaties en gevaarzetting op de geconstateerde locatie te voorkomen. Een integrale aanpak dus. Hiervoor bieden deze beleidsregels een afwegingskader.

 

1.3.1 Soorten vuurwerk per Lijst

De Lijsten van de Richtlijn zijn naar soort vuurwerk ingedeeld.

 

Lijst I: consumentenvuurwerk, ingedeeld in categorie F1, zoals bedoeld in artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit;

  • In Nederland toegestaan (lichter) consumentenvuurwerk, zoals aangegeven in de Regeling aanwijzing consumentenvuurwerk;

  • Dit vuurwerk is ingedeeld in categorie F1 Vuurwerkbesluit:

  • Consumenten mogen dit lichtere vuurwerk op bepaalde tijdstippen kopen en afsteken. Zij mogen maximaal 25 kg voorhanden hebben/opgeslagen hebben;

Lijst II: professioneel vuurwerk, dat is ingedeeld in categorie F2 of F3 en niet als consumentenvuurwerk is aangewezen in de RAC en daarnaast rookbommen T1/T2 en handfakkels, zoals bedoeld in artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit;

  • ingedeeld in categorie F2-F3 Vuurwerkbesluit;

  • niet aangewezen in de Regeling aanwijzing consumentenvuurwerk;

  • omvat daarnaast rookbommen in categorie T1/T2 en handfakkels;

  • knalvuurwerk met minder dan 6 gram Netto Massa Explosief;

  • per stuk is het vuurwerk niet langer dan 55 millimeter;

  • Lijst II is sinds 1 oktober 2020 opgedeeld in A en B. Het volgt daarbij de categorie-indeling F2 en F3 van het Vuurwerkbesluit. Beide categorieën zijn verboden, maar verschillen iets in gevaarzetting. Zowel A als B zijn illegaal en het verschil in gevaarzetting is gering;

Lijst III: professioneel vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F4 of vuurwerk dat volgens opschrift niet is voorzien van een F categorie (categorie F1, F2, F3) en daarnaast vuurwerk P1/P2 met uitzondering van handfakkels, zoals bedoeld in artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit;

  • ingedeeld in categorie F4 Vuurwerkbesluit;

  • vuurwerk dat niet voorzien is van voorgeschreven categorie (F1, F2, F3) op de verpakking;

  • vuurwerk in de categorie P1/P2 met uitzondering van handfakkels;

  • Knalvuurwerk van meer dan 6 gram Netto Massa Explosief;

  • Vuurwerk langer dan 55 millimeter;

  • Te denken valt aan professioneel siervuurwerk, (Flash)bangers, Shells (Mortierbommen), Vuurpijlen met hoofdzakelijk knaleffect (lawinepijlen, signaalrakketten etc.) en zwaar knalvuurwerk;

Lijst IV: geïmproviseerd vuurwerk (vuurwerk dat zelf is vervaardigd of is aangepast), zoals bedoeld in artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit;

  • Te denken valt aan zelfgemaakte explosieven van bijvoorbeeld andere al dan niet illegale vuurwerksoorten.

1.3.2 Samenloop van Lijsten/soorten vuurwerk

De in de handhavingsmatrix gebruikte tabelindeling is gebaseerd op de genoemde Lijsten en soorten vuurwerk. In de praktijk wordt vrijwel nooit 1 soort vuurwerk of vuurwerk uit 1 Lijst aangetroffen.

 

Er kan dan een samenloop van vuurwerkfeiten zijn. Uitgangspunt voor de te treffen maatregelen is dat in principe de Lijst met het zwaarste vuurwerk (en daarbij behorende dwangsomhoogten en sluitingstermijnen) wordt toegepast, tenzij aangetroffen feiten en omstandigheden concreet rechtvaardigen dat een lichtere Lijst wordt toegepast.

 

Als er bijvoorbeeld 26 kg vuurwerk van Lijst I wordt aangetroffen en een beperkt of kleinere hoeveelheden of aantallen van Lijst III, dan is Lijst I het uitgangspunt, tenzij de totale aantallen/hoeveelheden van alle soorten vuurwerk gezamenlijk toepassing van Lijst III rechtvaardigen.

 

Hetzelfde voorbeeld maar dan met een beperkt aantal individuele stuks vuurwerk van Lijst IV (zelf geïmproviseerd vuurwerk). In dat geval gaat er een zodanige gevaarzetting van die zelf geproduceerde explosieven uit, dat dan juist wel de zwaarste Lijst (IV) dient te gelden.

 

Welke lijst wordt toegepast, is dus afhankelijk van de specifiek aangetroffen feiten en omstandigheden en de daarbij passende belangenafweging. De uiteindelijke keuze wordt in de feitelijke besluitvorming altijd nader gemotiveerd.

 

1.4 Achtergrond. Risico’s en gevaarzetting

De hiervoor genoemde Lijsten lopen op in mate van gevaarzetting. Hoe hoger de Lijst, hoe groter de potentiële gevaarzetting voor de leefbaarheid, gezondheid en veiligheid van betrokken en de directe leefomgeving. De gevaarzetting door illegaal vuurwerk is bijna in alle gevallen terug te leiden tot de hoeveelheid en de aard van aangetroffen vuurwerk. Dit heeft met name te maken met de aard van de toegepaste springstof.

 

Toegestaan consumentenvuurwerk gebruikt bijvoorbeeld alleen minder zwaar zwart buskruit en bovendien lagere hoeveelheden (tot maximaal 2,5 gram).

 

Niet toegestaan vuurwerk bevat vaak 5 tot 50 gram aan flitspoeder. Flitspoeder heeft de nare eigenschap om massa-explosief te zijn. Dit betekent dat als 1 stuk ontbrandt, overige aanwezige stukken ongewild gelijk ook (kunnen) ontbranden, waardoor een massa-explosie kan ontstaan.

 

Deze zwaardere hoeveelheden en andere soorten springstof komen vooral vanaf Lijst II en verder voor. De mate van gevaarzetting loopt dus op per Lijst, waarbij Lijst I (consumentenvuurwerk) de minste gevaarzetting kent en Lijst IV (geïmproviseerd vuurwerk) het meest onvoorspelbaar en gevaarlijk is.

 

Toegepast op deze beleidsregels, betekent dit dat de aard van de toegepaste sanctiemaatregelen op voorhand is afgestemd op de ernst en de aard van de overtreding. Een overtreding van de lichtere Lijst I krijgt in principe ook een lichtere maatregel opgelegd, dan een overtreding van de zwaardere Lijst IV en omgekeerd.

 

Opgemerkt wordt tot slot dat ook grote hoeveelheden van Lijst I (consumentenvuurwerk) bij elkaar een ernstige gevaarzetting kunnen opleveren. Immers, hoewel een individueel stuk vuurwerk uit deze categorie bij normaal gebruik weinig gevaar oplevert, is dit anders als grote hoeveelheden van dit vuurwerk ondeskundig of zonder de juiste voorzieningen en veiligheidsafstanden worden opgeslagen op een locatie.

 

1.5 Achtergrond. Waarom beleidsregels?

Vuurwerkovertredingen werden met name aan het eind van het jaar ontdekt en waren beperkt in aantal. De reden is dat de politie dan vaak controleert. De vraag is of het opstellen van beleidsregels dan noodzakelijk is? Het antwoord is ja.

 

  • Beleidsregels zorgen ervoor dat voor elke overtreding een gelijke en proportionele maatregel volgt.

  • Zwaar illegaal knalvuurwerk wordt steeds vaker gebruikt tegen hulp- en/of ordediensten. Zwaar illegaal knalvuurwerk wordt ook steeds vaker toegepast tegen personen om te intimideren, oftewel explosies tegen personen. Het optreden tegen deze overtredingen versterkt de aanpak tegen explosies.

  • Door het voorhanden hebben van dit vuurwerk bij de bron aan te pakken, kan dergelijk ongewenst gebruik zo veel mogelijk worden voorkomen.

  • Het aantal vuurwerkovertredingen neemt ook elk jaar toe en de overtredingen worden steeds ernstiger.

  • Steeds meer vuurwerk, zoals (zwaar) knalvuurwerk is/wordt landelijk verboden. De verwachting is dat hierdoor juist steeds meer illegaal vuurwerk uit andere landen (België, Oost-Europa) wordt gehaald en opgeslagen, dat niet aan de bij of krachtens het Vuurwerkbesluit gestelde eisen voldoet. Dat vuurwerk voldoet dan vaak niet aan de eisen die Nederland aan vuurwerk stelt en is onberekenbaar. Het zorgt er verder voor dat de periode van opslag niet meer beperkt is tot het eind van het jaar (voorheen de verkoopperiode). Immers, in feite kan men het hele jaar door vuurwerk via internet etc. in huis halen. Naar verwachting zal dus het aantal locaties, waar illegaal vuurwerk wordt opgeslagen, blijven stijgen.

  • Aanpak van de opslag voorkomt ook de uiteindelijke overlast. Ook het aantal overlastmeldingen door vuurwerk stijgt. Als vuurwerk eerder en meer in beslag wordt genomen en aanvullend ook bestuurlijke aanpak volgt om herhaling te voorkomen, dan heeft dat automatisch een effect op het afsteken van vuurwerk zelf.

  • Het geeft een signaal aan de inwoners dat de gemeente het vuurwerkprobleem ook serieus aanpakt.

  • Voor een goede en integrale bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak is het noodzakelijk dat wanneer de gemeente actie onderneemt tegen illegaal vuurwerk, deze aanpak juridisch de toets der kritiek kan doorstaan. Beleidsregels geven per soort situatie en bevoegdheid maatwerk en een afgewogen maatregel. Gelijke gevallen worden hierdoor ook daadwerkelijk gelijk behandeld. Het slagingspercentage van een succesvolle juridische procedure neemt hierdoor ook toe.

2. Mogelijke bestuursrechtelijke maatregelen

Deze beleidsregels kennen afhankelijk van de gevaarzetting meerdere mogelijkheden voor het bestuur om bepaalde maatregelen te treffen bij geconstateerd illegaal vuurwerk. Het kan daarbij gaan om de volgende maatregelen, die toegepast kunnen worden:

 

  • Een last onder dwangsom door het college van burgemeester en wethouders op grond van overtreding van bijvoorbeeld voorschriften voor gebruik van bouwwerken of overtreding van voorschriften van het omgevingsplan gemeente Druten.

Een sluiting van een pand op grond van artikel 17 Woningwet door het college van burgemeester en wethouders, bij feitelijk herhaalde overtreding van de regels van het Besluit bouwwerken leefomgeving of omgevingsplannen;

 

2.1 Maatregel: Last onder dwangsom door het college van burgemeester en wethouders

De last onder dwangsom houdt in dat de overtreder iets moet doen of nalaten binnen een bepaalde termijn. Doet hij dat niet of niet volledig, dan moet hij een geldbedrag betalen aan, in dit geval, de gemeente. Het opgelegde geldbedrag is afhankelijk van de aard, omvang en ernst en gevaarzetting van de overtreding.

 

2.2.1 Grondslag

Vuurwerkbesluit:

  • Artikel 1A.1.3 categoriseert het merk Cobra 6 als professioneel vuurwerk van de vierde categorie, wat betekent dat het niet is toegestaan voor particulier gebruik.

  • Artikel 1.2.2 stelt een verbod op het binnen Nederland brengen, opslaan, vervaardigen, voorhanden hebben, of verstrekken van professioneel vuurwerk, indien bestemd voor particulieren. Dit artikel richt zich op het beperken van particulier gebruik van professioneel vuurwerk en bevordert zo de veiligheid van de fysieke leefomgeving door te voorkomen dat ongetrainde individuen toegang hebben tot gevaarlijke vuurwerkcategorieën.

Artikel 1.6 Omgevingswet:

  • Een ieder draagt voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving (zorgplicht).

Artikel 4.21 Omgevingswet:

  • Dit artikel bieden de juridische basis om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen ter bescherming van de fysieke leefomgeving, met inbegrip van de brandveiligheid bij bouwwerken.

  • De focus ligt op het vaststellen van voorschriften om veiligheid en brandveiligheid te waarborgen bij activiteiten die de leefomgeving kunnen beïnvloeden.

Artikel 18.1.4 Omgevingswet:

  • Dit artikel biedt het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen.

Artikel 6.3 en 6.4 Besluit bouwwerken leefomgeving:

  • Artikel 6.3 legt de verantwoordelijkheid voor naleving van brandveiligheidsregels bij de gebruiker van het bouwwerk.

  • Artikel 6.4 verplicht de gebruiker om maatregelen te nemen bij vermoeden van brandgevaar of risico's voor brandveiligheid. Dit omvat het voorkomen van brandgevaarlijke situaties en het aanpakken van bestaande risico's.

Artikel 17 Woningwet:

  • Artikel 17 Woningwet biedt de mogelijkheid om een gebouw, open erf of terrein te sluiten wanneer herhaaldelijke overtredingen plaatsvinden die de omgeving of bewoners in gevaar brengen. Dit is relevant bij het aanpakken van illegaal vuurwerk in bijvoorbeeld woningen, zoals bij opslag van grote hoeveelheden of het bezit van zwaar, professioneel vuurwerk dat aanzienlijke risico’s met zich meebrengt.

  • In dit kader wordt artikel 17 Woningwet ingezet om een gebouw, open erf of terrein waar overtredingen met vuurwerk de leefomgeving bedreigen, te sluiten. Denk hierbij aan situaties waarbij vuurwerk niet volgens de veiligheidseisen wordt opgeslagen, of wanneer er sprake is van gevaar voor brand of ontploffing. Een sluiting kan worden toegepast als minder ingrijpende maatregelen, zoals dwangsommen, onvoldoende blijken om de veiligheid en leefbaarheid te herstellen. Deze toepassing helpt zo bij het waarborgen van een veilige leefomgeving door proactief op te treden tegen vuurwerk gerelateerde risico’s.

  • Deze bepalingen vormen samen een juridisch kader dat zich richt op het minimaliseren van risico's bij het opslaan en gebruiken van vuurwerk en andere brandgevaarlijke materialen in de fysieke leefomgeving.

  • Daarnaast kunnen bepaalde vormen van opslag, zeker als er sprake is van illegale handel in vuurwerk, ook in strijd zijn met de gebruiksvoorschriften zelf van een omgevingsplan. Ook dat kan dus als (aanvullende) grondslag voor een maatregel gelden.

2.2.2 Doel last onder dwangsom: Voorkomen van herhaling

In geval van illegaal vuurwerk is ongewenste directe gevaarzetting per definitie aanwezig. Opslag van vuurwerk moet bijvoorbeeld aan bepaalde afstandseisen voldoen of er moeten brandbestrijdingsvoorzieningen etc. aanwezig zijn. Bij particuliere opslag zijn deze voorzieningen/afstanden etc. er niet.

 

Het aangetroffen illegaal vuurwerk wordt altijd door de politie in beslag genomen. De directe gevaarzetting is daarmee in de meeste gevallen weggenomen. Een eventuele last onder dwangsom kan dus in de meeste gevallen niet gericht zijn op het wegnemen van de directe gevaarzetting.

 

Echter, de kans op herhaling van overtreding is door inbeslagname niet weggenomen. Vuurwerk heeft voor bepaalde personen een verslavend effect. Zij kopen jaar in jaar uit illegaal vuurwerk en bij sommige personen is zelfs sprake van een feitelijke stoornis (met name bij de personen die zelf vuurwerk improviseren of vernielingen aanrichten). Een landelijk vuurwerkverbod heeft voor dit soort personen dus geen enkele remmende werking.

 

Bij vuurwerkovertredingen wordt de lastgeving daarom primair gericht op het voorkomen van herhaling van een nieuwe overtreding.

 

Of er kans is op herhaling, kan vooral blijken uit de door de politie aan te leveren informatie (bijvoorbeeld uit antecedenten (al dan niet vuurwerk gerelateerd), aangerichte vernielingen, maar ook uit de aard, ernst en hoeveelheid vuurwerk.

 

Voor dit laatste geldt voor toepassing van deze beleidsregels het algemene uitgangspunt dat hoe meer en hoe zwaarder het vuurwerk er wordt aangetroffen, hoe groter de kans dat herhaling van overtreding aannemelijk is. Vaak is er bij zwaarder vuurwerk eerder sprake van een verslavingselement/gewoonte. In die laatste gevallen wordt dus een dwangsom ter voorkoming van herhaling opgelegd.

 

2.2.3 Vorm van dwangsom: ineens

Lasten onder dwangsom kunnen meerdere vormen (modaliteiten) hebben, bijvoorbeeld ineens, per overtreding of per tijdseenheid. In deze beleidsregels is gekozen voor de last onder dwangsom ineens om herhaling te voorkomen:

  • Een last onder dwangsom in het algemeen minder ingrijpend dan bijvoorbeeld de aanvullende mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding op grond van het (aangepaste) artikel 17 Woningwet een pand te sluiten. Door dus aan de voorkant minder ingrijpende en langer werkende last onder dwangsom op te leggen, die voor meerdere toekomstige overtredingen kan gelden, gaat hierdoor in de meeste gevallen voldoende dreiging uit om juist te voorkomen dat in een later stadium de vaak ingrijpendere stap van sluiting van een gebouw, open erf of terrein noodzakelijk wordt;

  • Aansluitend op het vorige punt: als in bepaalde specifieke gevallen een nog niet uitgewerkte dwangsom toch niet de gewenste bescherming tegen herhaling blijkt te bieden, dan kan deze (resterende) dwangsom altijd worden ingetrokken en alsnog de zwaardere sluiting worden opgelegd. Maatwerk blijft dus altijd mogelijk.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de in de handhavingsmatrix genoemde aantallen overtredingen niet gelinkt zijn aan de jaarlijkse vuurwerk afsteekmomenten. Immers, zeker in de tijd van bestellingen via internet en landelijke vuurwerkverboden, is de aanwezigheid van vuurwerk buiten vaste verkooptijden/-perioden niet uitgesloten.

 

Daarnaast wordt een niet afgestoken deel van het vuurwerk vaak bewaard om bijvoorbeeld op speciale momenten (bijvoorbeeld verjaardag of huwelijk etc.) alsnog gedurende het jaar af te steken.

 

2.2.4 Op wie is een dwangsom van toepassing?

Een lastgeving onder dwangsom kan alleen worden opgelegd aan een overtreder. Wie overtreder is, bepaalt het te handhaven voorschrift. Dit betekent dat de oorspronkelijke overtreder niet opnieuw dezelfde overtreding mag veroorzaken. Anders verbeurt hij de opgelegde dwangsom. Bij de aanwezigheid van illegaal vuurwerk is in principe elke betrokken gebruiker/bewoner/huurder/eigenaar hoofdelijk aanspreekbaar en als overtreder aan te merken. Zorgplichten gelden bijvoorbeeld namelijk bijna altijd voor “een ieder”.

 

Bijvoorbeeld ook de ouders van de minderjarige overtreder, die nagelaten hebben de vuurwerkovertreding van hun minderjarige kind te voorkomen, kunnen worden aangesproken op overtreding van een zorgplicht. Zij zijn ook aan te merken als overtreder. Een last onder dwangsom wordt dan opgelegd aan alle gezinsleden gezamenlijk en individueel.

 

2.2.5 Geen verschil hoogte dwangsom tussen woning en niet-woningen (lokalen)

Voor de hoogte van de dwangsom maakt het niet uit of er sprake is van een woning of niet-woning. Anders dan bijvoorbeeld een sluiting, waarbij direct een gerechtvaardigde inbreuk op het woonrecht van betrokkenen, is de dwangsom objectneutraal.

 

Immers, relevante wet- en regelgeving maakt ook dit onderscheid niet. Het gebruikt bijvoorbeeld niet de indeling (woning-lokaal) maar spreekt van de algemene term bouwwerk.

 

Daarnaast worden zowel een woning, als een niet-woning gebruikt voor de illegale opslag van vuurwerk.

 

De hoogte van de in deze beleidsregels voorgeschreven dwangsommen zijn dus gelijk voor elk soort pand/erf en is omwille van de overzichtelijkheid en eenduidigheid afgestemd op de doorgaans minder hoge dwangsom voor woningen.

 

2.3 Maatregel: Sluiting van een pand op grond van artikel 17 Woningwet door het college van burgemeester en wethouders

Voorgaande maatregelen waren vooral bedoeld om lichte vormen van herhaling van de gevolgen van vuurwerkovertreding te voorkomen. Het college van burgemeester van wethouders heeft de mogelijkheid om bij daadwerkelijke herhaling nog een stap verder te gaan. Het college van burgemeester en wethouders kan namelijk op grond van artikel 17 Woningwet besluiten bij herhaalde overtreding van de regels van het Besluit bouwwerken leefomgeving, een pand en/of erf /terrein te sluiten als er naar haar oordeel sprake is van bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid.

 

Gelet op de gevaarzetting, die van illegaal vuurwerk uitgaat, is de bedreiging voor de leefbaarheid of gevaar voor de gezondheid of veiligheid vrijwel altijd aantoonbaar. Desondanks moet het college van burgemeester en wethouders dit altijd per geval aantonen.

 

Afhankelijk van de aard, ernst en omvang van de herhaalde vuurwerkovertreding, kan het college van burgemeester en wethouders bij herhaalde overtreding, dan besluiten om over te gaan tot tijdelijke sluiting, waar bij de aard, ernst en omvang van die overtreding gekoppeld worden aan lengte van de sluitingstermijn door middel van de gekozen handhavingsmatrix (zie tabellen).

 

2.3.1 Tijdelijke schorsing na sluiting op grond van artikel 17 Woningwet

Is een pand of erf eenmaal voor de eerste keer op grond van artikel 17 Woningwet door het college van burgemeester en wethouders gesloten vanwege herhaling, dan bestaat de mogelijkheid voor elke betrokkene om ná de eerste sluiting het college van burgemeester en wethouders schriftelijk te verzoeken om de sluiting tijdelijk te schorsen. Dit kan onder de volgende voorwaarden.

 

  • Het moet gaan om ten tijde van de besluitvorming niet eerder door betrokkene aangegeven of onvoorzienbare feiten en omstandigheden of calamiteiten, waarmee het college per saldo dus ten tijde van de besluitvorming omtrent de sluiting zelf geen rekening mee kon houden;

  • De betrokkene geeft in zijn verzoek het volgende aan:

    • 1.

      Doel en noodzaak van de tijdelijke opheffing, (bijvoorbeeld voorkomen van of herstel van verdere schade, bezichtiging door schade/verzekeringsexpert. Het rondleiden van een nieuwe huurder/koper/makelaar is geen reden voor opheffing van de schorsing);

    • 2.

      De gewenste duur van schorsing van de sluiting;

    • 3.

      Welke personen en partijen tijdens de schorsing noodzakelijk in het pand of op het erf aanwezig moeten zijn;

  • Indien het college van burgemeester en wethouders in kan stemmen met het verzoek, dan verbreken de gemeentelijke Boa’s/toezichthouders de verzegeling en kan gedurende de akkoord bevonden periode het gesloten pand betreden worden om de noodzakelijke maatregelen te treffen. Na deze periode wordt het pand opnieuw verzegeld tot het einde van de sluitingstermijn.

2.3.2 Opheffing sluiting na sluiting op grond van artikel 17 Woningwet

Is een pand of erf eenmaal voor de eerste keer op grond van artikel 17 Woningwet gesloten, dan bestaat de mogelijkheid voor niet bij de (eerdere) overtreding(en) betrokken verhuurder om het college schriftelijk te verzoeken om ná de feitelijke sluiting de sluitingsperiode permanent op te heffen onder de volgende voorwaarden:

  • De niet bij de (eerdere) overtreding(en) betrokken verhuurder stelt een plan van aanpak op, waarin hij concreet aantoont dát en op welke wijze een nieuwe vuurwerkovertreding wordt voorkomen;

  • Een nieuwe huurder of koper, of derving van huurinkomsten door sluiting, is onvoldoende reden om de sluiting permanent op te heffen;

  • Het gesloten pand of erf blijft minimaal 1/3 van de sluitingstermijn gesloten om bijvoorbeeld de loop er uit te nemen en/of een duidelijk signaal naar de directe omgeving te blijven geven dat illegaal vuurwerk wordt aangepakt;

  • Indien het college van burgemeester en wethouders in kan stemmen met het verzoek en plan van aanpak, dan kan de sluiting daarna worden opgeheven.

Naar boven