Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting Voorne aan Zee 2026

De raad van de gemeente Voorne aan Zee

 

Gelet op het bijbehorende raadsvoorstel;

 

Gelet op: de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening Voorne aan Zee 2025

 

Besluit:

 

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting Voorne aan Zee 2026

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

  • b.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Voorne aan Zee een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of een ander communicatiemiddel;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

  • d.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden rechten geheven voor:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

      • i.

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • ii.

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Vrijstelling

De parkeerbelastingen worden niet geheven ter zake van het parkeren van motorvoertuigen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht.

Artikel 5. Maatstaven van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 8. Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4.

    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 9. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10. Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1.

    Tot zekerheid van de betaling van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht.

  • 2.

    Het college wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3.

    Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 11. Kosten

  • 1.

    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

  • 2.

    De kosten voor de in artikel 10 opgenomen bevoegdheden zijn vermeld in de Wegsleepverordening Voorne aan Zee 2024.

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13. Overgangsrecht en inwerkingtreding

  • 1.

    De ‘Verordening parkeerbelasting Voorne aan Zee 2025’, vastgesteld op 30 januari 2025, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaken.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2026.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening parkeerbelasting Voorne aan Zee 2026’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Voorne aan Zee van donderdag 6 november 2025

de griffier,

A. (Ariëtte) Goslings Msc

de voorzitter,

A.R.C. (Arno) Scheepers RA Msc

Tarieventabel parkeerbelastingen Voorne Aan Zee 2026

 

Behorende bij de Verordening parkeerbelastingen Voorne aan Zee 2026.

 

Begripsomschrijving

a.

Dag: periode van 00.00 uur tot 24.00 uur

b.

Maand: kalendermaand

c.

Jaar: periode van 1 januari tot en met 31 december

 

Hoofdstuk 1 Parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a

1.1

Parkeerplaatsen 1e Slag en 2e Slag per dag laag tarief

 

1.1.1

Uurtarief

€ 1,65

1.1.2

Dagtarief

€ 8,35

 

 

 

1.2

Parkeerplaatsen 1e Slag en 2e Slag per dag hoog tarief

 

1.2.1

Uurtarief

€ 1,90

1.2.2

Dagtarief

€ 10,65

 

 

 

1.3

Parkeerplaatsen terrein Swinshoek per dag

€ 8,35

 

Hoofdstuk 2 Parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b

2.1

Bewonersparkeervergunning, geldig voor parkeerplaatsen in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen aanwezig zijn, per jaar

€ 12,60

2.2

Inwonersparkeervergunning, geldig voor de parkeerplaatsen bij de 1e Slag en 2e Slag, per jaar

€ 41,95

2.3

Bezoekersparkeervergunning, geldig voor de parkeerplaatsen bij de 1e Slag en 2e Slag, per jaar

€ 61,55

2.4

Bedrijfsparkeervergunning, geldig voor de parkeerplaatsen bij de 1e Slag en 2e Slag, per jaar

€ 41,95

2.5

Vrachtwagenparkeervergunning, geldig op een door het college aangewezen vrachtwagenparkeerplaats, per jaar

€ 12,60

 

Hoofdstuk 3 Naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 2, onderdeel a

3.1

Kosten naheffingsaanslag

alsmede 1 uur parkeerkosten

€ 62,50

 

Behorende bij het raadsbesluit van 6 november 2025.

De griffier van gemeente Voorne aan Zee,

 

A. (Ariëtte) Goslings Msc

Naar boven