Beleidsregels Wet op de lijkbezorging De Fryske Marren

 

 

Uitvoering artikel 20 tot en met 22 (overheidszorg)

 

Het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) en de burgemeester van gemeente De Fryske Marren overwegende dat:

 

• De burgemeester zorg dient te dragen voor de lijkbezorging indien niemand daarin voorziet;

• De kosten van de lijkbezorging voor rekening van de gemeente zijn en het de bevoegdheid van het college is om de kosten van de lijkbezorging te verhalen;

• Het wenselijk is daarvoor deze beleidsregels vast te stellen.

 

gelet op:

• Artikel 20, 21 en 22 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluiten, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft, om vast te stellen:

 

de “Beleidsregels Wet op de lijkbezorging De Fryske Marren”

 

Artikel 1. Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. lijkbezorging: het verzorgen van een uitvaart;

b. rituele uitvaarthandelingen: tradities en gebruiken van een cultuur of religie rondom de uitvaart.

 

Artikel 2. Opdracht geven tot lijkbezorging

1. Indien na melding van overlijden niemand opdracht geeft tot lijkbezorging, geeft de burgemeester een uitvaartondernemer opdracht om de overledene over te brengen naar een mortuarium en de eerste verzorging te realiseren.

2. Een onderzoek naar de eventuele nabestaanden strekt zich niet verder uit dan familie tot en met de tweede graad.

3. De burgemeester verzoekt de nabestaande(n) de uitvaart te verzorgen.

4. Wanneer er geen nabestaanden zijn of geen nabestaanden die opdracht geven voor de uitvaart, geeft de burgemeester uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden opdracht tot lijkbezorging.

 

Artikel 3. Binnentreden woning

1. De woning van de overledene wordt alleen betreden als dat noodzakelijk is om:

a. de identiteit van de overledene te achterhalen;

b. gegevens van nabestaanden te achterhalen;

c. middelen veilig te stellen/te achterhalen.

2. Het betreden van de woning geschiedt door daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, zo nodig in overleg met een eventuele verhuurder.

 

Artikel 4. Invulling van de uitvaart

1. De opdracht tot lijkbezorging door de burgemeester betreft een sobere maar respectvolle uitvaart. Daarbij worden de volgende voorzieningen getroffen:

a. overbrengen van de overledene van plaats van overlijden naar mortuarium;

b. de huur van een ‘bewaarplaats’ in het mortuarium;

c. afleggen en verzorgen van de overledene;

d. ‘kisten’ van de overledene;

e. aanschaf van een eenvoudige kist;

f. het verzorgen van de noodzakelijke formaliteiten (zoals een verklaring van overlijden);

g. indien nodig vervoer op de dag van de uitvaart;

h. eventuele rituele uitvaarthandelingen zoals een rituele wassing;

i. eventueel een afscheidswoord of gedicht, verzorgd door de vrijwillige en kosteloze inzet van derden;

j. de mogelijkheid tot maximaal één moment van afscheid voorafgaand aan de crematie of begrafenis, voor maximaal 10 personen. Hierbij zijn geen faciliteiten zoals koffie/thee aanwezig;

k. de kosten van een graf of crematie.

2. De gemeente houdt rekening met de door overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging en de geloofsovertuiging van de overledene. Met overige uitvaartwensen, zoals repatriëring of lichaam ter beschikking stellen aan de wetenschap, wordt geen rekening gehouden.

3. De rituele uitvaarthandelingen, die op de locatie van de uitvaartverzorger uitgevoerd kunnen worden, worden uitgevoerd voor zover er nog steeds sprake is van een sobere uitvaart en de kosten de prijs van een rituele wassing niet overstijgen.

 

Artikel 5. Begraven of cremeren

1. De lijkbezorging vindt plaats in de vorm van begraven in een algemeen graf als de geloofsovertuiging of wens omtrent crematie of begraving van de overledene niet bekend is.

2. Bij een crematie wordt de as na zes maanden, uitgestrooid op een gemeentelijke begraafplaats.

3. Wanneer nabestaanden zich melden binnen zes maanden na de crematie, kan aan hen de asbus ter beschikking worden gesteld indien daarover overeenstemming tussen hen bestaat.

4. Een begraving vindt plaats op een begraafplaats in een algemeen graf zonder gedenkteken of grafmonument.

5. Indien zich na de uitvaart nabestaanden melden die rechthebbenden op de asbus of het graf willen worden, kan dit verzoek slechts worden ingewilligd nadat deze nabestaanden de volledige kosten van de uitvaart hebben betaald, voor zover deze kosten niet reeds uit de nalatenschap van de overledene voldaan zijn.

 

Artikel 6. Verhaal van kosten

1. Het college verhaalt de gemaakte kosten van de uitvaart op de nalatenschap en op de nabestaanden indien de middelen van de overledene niet toereikend zijn en het verhalen van de kosten van de gemeente geen onevenredige tijdsinspanning vergt.

2. Het college verhaalt kosten voor de lijkbezorging op bloed- en aanverwanten overeenkomstig artikel 22 Wlb, tenzij het verhalen een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweeg zou brengen.

3. Voor de afwikkeling van onbeheerde nalatenschappen kan door de gemeente het Rijksvastgoedbedrijf ingeschakeld worden.

 

Artikel 7. Hardheidsclausule

Indien strikte toepassing van een bepaling in deze beleidsregels in onvoorziene gevallen tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, beslist de burgemeester, indien het zijn bevoegdheid betreft, of het college van burgemeester en wethouders over afwijking daarvan.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

 

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Wet op de lijkbezorging De Fryske Marren”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van gemeente De Fryske Marren op 13 oktober 2025 te Joure

Burgemeester: Gemeentesecretaris:

drs. L.P. Stoel D. Cazemier

Naar boven