Verordening op de heffing en de invordering van (land)toeristenbelasting Voorne aan Zee 2026

De raad van de gemeente Voorne aan Zee

 

Gelet op het bijbehorende raadsvoorstel;

 

Gelet op: artikel 224 van de Gemeentewet

 

Besluit:

 

Vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van (land)toeristenbelasting Voorne aan Zee 2026

Artikel 1. Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn en gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    vaste jaarplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen dat gedurende het jaar gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar, dan wel dezelfde persoon of personen en, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd;

  • d.

    vaste seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een seizoen hebben van zelfde mobiele kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat gedurende het seizoen gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar, dan wel dezelfde persoon of personen en dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten;

  • e.

    seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, waar gedurende het seizoen een zelfde mobiel kampeeronderkomen is geplaatst, dat gedurende het seizoen gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar, dan wel dezelfde persoon of personen en dat na afloop van het seizoen van de plaats wordt verwijderd;

  • f.

    toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is of gebruikt wordt voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens;

  • g.

    verhuureenheden: vakantieonderkomens, mobiele vakantieonderkomens of verhuurde ruimten die door de eigenaar of exploitant worden verhuurd aan steeds wisselende personen;

  • h.

    kampeerterrein: een terrein dat bestemd is om te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

  • i.

    arrangement: een reservering op een toeristische plaats voor een persoon, gezin, echtpaar of samenreizende personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;

  • j.

    voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend aan het eind van de maand juni;

  • k.

    naseizoenarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het kampeerseizoen;

  • l.

    maandarrangement: een arrangement met een looptijd van één maand gedurende de maand juni of september.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor:

  • a.

    het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven;

  • b.

    het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, indien deze personen gedurende hun verblijf beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden verrichten voor of in opdracht van anderen. Tot beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden behoren niet de nevenactiviteiten van studenten.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig de degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • a.

    door degene die:

    • verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

    • verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter zake van het ter beschikking houden van die woning forensenbelasting is verschuldigd;

  • b.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen.

Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen en gebezigd voor uitsluitend recreatief gebruik, bepaald op 2,3;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste seizoenplaatsen en gebezigd voor uitsluitend recreatief gebruik, bepaald op 2,4;

    • c.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op seizoenplaatsen en gebezigd voor uitsluitend recreatief gebruik, bepaald op 2,4;

    • d.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op toeristische plaatsen en gebezigd voor uitsluitend recreatief gebruik, bepaald op:

      • i.

        2,6, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

      • ii.

        2,6, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

      • iii.

        2,4, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

      • iv.

        2,1, indien sprake is van een maandarrangement.

  • 2.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

    • a.

      In geval van het eerste lid, sub a, bepaald op 60;

    • b.

      In geval van het eerste lid, sub b, bepaald op 60;

    • c.

      In geval van het eerste lid, sub c, bepaald op 50;

    • d.

      In geval van het eerste lid, sub d, bepaald op:

      • i.

        29, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

      • ii.

        39, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

      • iii.

        15, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

      • iv.

        13, indien sprake is van een maandarrangement.

Artikel 7. Opteren voor niet forfaitaire maatstaf van heffing

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

  • 2.

    Dit verzoek wordt gehonoreerd mits de nachtregistratie zoals bedoeld in artikel 13 juist is bijgehouden.

Artikel 8. Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 2,60.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid bedraagt het tarief per persoon per overnachting in mobiele kampeeronderkomens, vakantie-onderkomens en stacaravans op kampeerterreinen, niet zijnde verhuureenheden, gebezigd voor recreatief gebruik € 1,50.

Artikel 9. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd voor ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald uiterlijk 3 maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 10 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12. Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13. Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd nachtverblijfregister.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.

  • 3.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige een gedegen registratie voert waaruit het nachtverblijf van verblijfhoudenden kan worden vastgesteld.

Artikel 14. Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot het houden van nachtverblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d en artikel 232, vierde lid, onderdelen a en c, van de Gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 15. Elektronische aangifte

Het uitnodigen tot het doen van aangifte kan naast de op de in artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze geschieden door het uitreiken, toezenden of elektronisch verzenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van elektronische aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan. In dat geval geschiedt, in afwijking van de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze, de aangifte langs elektronische weg door het inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden via de digitale voorziening ‘Digitale aangifte toeristenbelasting’ van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling (SVHW).

Artikel 16. Overgangsrecht en inwerkingtreding

  • 1.

    De ‘Verordening (land)toeristenbelasting Voorne aan Zee 2025’, vastgesteld op 19 december 2024, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2026.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening (land)toeristenbelasting Voorne aan Zee 2026’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Voorne aan Zee van donderdag 6 november 2025

de griffier,

A. (Ariëtte) Goslings Msc

de voorzitter,

A.R.C. (Arno) Scheepers RA Msc

Naar boven