Gemeenteblad van Waalwijk
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waalwijk | Gemeenteblad 2025, 496581 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waalwijk | Gemeenteblad 2025, 496581 | overige overheidsinformatie |
Beleidsplan inburgering 2026-2029
In dit beleidsplan komen meerdere inhoudelijke begrippen terug. Om te zorgen voor een goede leesbaarheid hebben we hieronder een begrippenlijst met definities toegevoegd.
Sinds 1 januari 2022 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet inburgering 2021 (WI21). Deze Wet is bedoeld om statushouders zo snel mogelijk mee te laten doen aan de samenleving, het liefst via betaald werk. Gemeenten spelen hierin een centrale rol: wij zorgen voor een vroege en brede intake, stellen samen met de statushouder een persoonlijk plan op, organiseren taalonderwijs en participatietrajecten, en begeleiden statushouders bij hun maatschappelijke ontwikkeling en financiële zelfredzaamheid. Kortom: wij hebben de regie. De afgelopen jaren hebben Heusden en Waalwijk de inburgering samen met ketenpartners uitgevoerd. Nu, na een evaluatie van de uitvoering, komen we met een nieuw beleidsplan voor de komende jaren.
In de uitvoering van de Wet inburgering 2021 staan drie verschillende leerroutes centraal, elk afgestemd op de mogelijkheden en doelen van de statushouder. De B1-route is gericht op statushouders die binnen drie jaar taalniveau B1 kunnen behalen en daarmee duurzaam kunnen participeren via werk of een opleiding. Voor jongeren die kunnen doorstromen naar het mbo of hoger onderwijs is er de onderwijsroute (O-route). De zelfredzaamheidsroute (Z-route) richt zich op statushouders voor wie (betaald) werk (nog) niet haalbaar is. Meedoen in de samenleving door middel van activiteiten of vrijwilligerswerk staan in de Z- route centraal. De keuze voor een passende route wordt gemaakt op basis van een brede intake en wordt uitgewerkt in het persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP).
De gemeenten Heusden en Waalwijk werken in de uitvoering van deze routes nauw samen met diverse ketenpartners. Baanbrekers voert namens beide gemeenten de regie over de trajecten, ondersteunt statushouders bij het vinden van werk en verzorgt trainingen over arbeidsmarkt en participatie. Vluchtelingenwerk biedt maatschappelijke begeleiding en trainingen over Nederlandse waarden en geldzaken. EchtNederlands verzorgt taalonderwijs voor alle niveaus, van alfabetisering tot B1. Voor jongeren in de onderwijsroute werken we samen met de Universiteit van Tilburg, Fontys en Yonder, die hen voorbereiden op vervolgonderwijs. Het programma voor de Z-route wordt in Waalwijk door twee coaches van het team maatschappelijke activering uitgevoerd. Ten slotte is er in de arbeidsmarktregio Midden-Brabant een actieve samenwerking met omliggende gemeenten op beleidsniveau.
Met deze inrichting en samenwerking is de uitvoering inmiddels drie jaar onderweg, een goed moment om het beleid opnieuw tegen het licht te houden. De afgelopen maanden hebben we een evaluatie uitgevoerd over de periode januari 2022 tot april 2025. We zien dat veel dingen goed gaan, maar dat er ook ruimte is voor verbetering. Wat goed gaat, willen we vooral blijven doen. Tegelijkertijd zijn de budgetten vanuit het Rijk sinds 2025 verlaagd als gevolg van het kabinetsbeleid, hierdoor ontstaan er financiële tekorten voor de inburgering. Dit vraagt om nieuwe keuzes die we in dit beleidsplan gaan maken. We focussen ons in dit beleidsplan enkel op de statushouders en niet op de gezinsmigranten, hierover worden separaat afspraken gemaakt.
De evaluatie heeft niet alleen input opgeleverd voor inhoudelijke verbeterkansen, maar ook voor mogelijkheden om nog kostenefficiënter te werken. We zien dat de kosten van de inburgering stijgen en de inkomsten dalen. Hierdoor ontstaat er een tekort. Voor u ligt het beleidsplan voor de periode 2026–2029. In dit plan beschrijven we hoe we met het verlagen van het financieel tekort, ook de kwaliteit van de inburgering verbeteren. Het doel blijft onveranderd: statushouders ondersteunen bij een snelle en duurzame deelname aan de samenleving – via taal, werk en maatschappelijke participatie – op een manier die aansluit bij hun mogelijkheden en ambities.
Bij de start van de nieuwe Wet in 2022 hebben gemeenten de verantwoordelijkheid gekregen voor de uitvoering van de inburgering. Hiervoor hebben we verschillende keuzes gemaakt over de inrichting hiervan. De afgelopen periode hebben we een evaluatie uitgevoerd om zicht te krijgen op de effecten van dit beleid. Op basis van deze uitkomsten is dit beleidsplan tot stand gekomen. Om te komen tot de evaluatie hebben we gesprekken gevoerd met:
Deze evaluatie heeft waardevolle inzichten opgeleverd om te komen tot een nieuw beleidsplan. We zijn op de goede weg, maar er is nog ruimte voor verbetering. In dit beleidsplan werken we dit verder uit.
We zien op basis van de evaluatie dat veel dingen goed gaan. Zo wordt de invulling van de Z-route door de statushouders als erg positief ervaren, een groot deel van de statushouders in de Z-route is maatschappelijk actief door activiteiten of vrijwilligerswerk. De intake en leerbaarheidstoets zorgen er in veruit de meeste situaties voor dat statushouders in de juiste route kunnen starten. De inzet van het ‘startpunt’ van Baanbrekers sluit goed aan op de behoefte van statushouders in de B1-route. En tot slot zijn statushouders erg tevreden over de maatschappelijke spreekuren van Vluchtelingenwerk waar veel gebruik van gemaakt wordt. Maar er is zeker ook ruimte om zaken te verbeteren en kosten te verlagen. We hebben een aantal conclusies getrokken op basis van de evaluatie die als basis fungeren voor dit beleidsplan.
3.2. Lesmethode taallessen sluit onvoldoende aan bij de statushouders
De huidige taallesmethode bestaat voor 97% uit theorielessen. Een groot deel van de huidige statushouders hebben nooit onderwijs gehad of zijn het Nederlandse schoolsysteem niet gewend. De hoeveelheid theorie in de huidige taallessen sluiten dan onvoldoende aan op de mogelijkheden van de statushouders. Dit horen we terug van de statushouders. Zij hebben baat bij het praktisch oefenen met taal zodat zij zich snel kunnen redden in dagelijkse situaties in onze maatschappij. Naast het praktisch oefenen, geven zij aan dat er te weinig lessen worden aangeboden om hun taal goed en snel te ontwikkelingen. Zij zien graag een verhoging van 3 dagdelen les per week naar 4 dagdelen per week. Tot slot, merken statushouders verschil in de lesmethode van verschillende docenten.Naast een persoonlijke voorkeur, speelt het ervaringsniveau van de docent hierin een rol.
3.3. 83% van de statushouders in de Z-route doet mee
De participatieplaatsen voor statushouders in Waalwijk zijn schaars. Dit komt omdat veel organisaties hoge eisen stellen aan deelnemers of vrijwilligers. Bijvoorbeeld het goed spreken van de Nederlandse taal, het liefst vloeiend. Mede door deze eisen is het in de praktijk vaak lastig om statushouders op een duurzame plek te kunnen plaatsen waardoor zij mee kunnen doen in de samenleving. Ondanks deze uitdagingen, heeft 83% van de statushouders in de Z-route een actieve participatieplaats bij een lokale organisatie zoals de Kazerne, ContourdeTwern en het Kunstencentrum. In de meeste gevallen gaat het om deelname aan activiteiten of vrijwilligerswerk. Deze statushouders liggen op koers om hun wettelijke participatie-uren te behalen en doen actief mee in Waalwijk. De resultaten zijn te danken aan de proactieve inzet van de coaches maatschappelijke activering.
3.4. Uitstroom naar werk vergt impuls
Het ultieme doel is en blijft: wie kan werken, gaat werken. Dat geldt ook voor statushouders. Uit de evaluatie blijkt dat van de 10 statushouders die hun inburgering heeft afgerond, 40% betaald werk heeft bij uitstroom. Hiervan is één statushouder niet meer bijstandsafhankelijk. Alhoewel deze verhouding hoger ligt dan het landelijke gemiddelde van 36%, kan de uitstroom naar werk een impuls gebruiken. We concluderen dat, net zoals bij de participatieplekken voor statushouders in de Z-route, het vinden van passende werkplekken een uitdaging is. Potentiële werkplekken hanteren (te) strenge werkeisen en zijn terughoudend in het aannemen van een statushouder. Vanuit de andere kant bezien, zorgen de verplichtingen vanuit de inburgering ervoor dat statushouders onvoldoende tijd hebben om te kunnen voldoen aan de aangeboden werkuren.
3.5. Minder uit handen, meer zelf
Wanneer er steeds zaken voor je uit handen worden genomen, word je op den duur minder zelfredzaam. We zien dit terug bij statushouders die soms wel wekelijks met dezelfde hulpvragen komen bij hun trajectbegeleiders van Baanbrekers, coaches Z-route of maatschappelijk begeleider van Vluchtelingenwerk. Voor een deel van de groep speelt hun lage leerbaarheid een rol. Voor een ander deel is het “gemak” leidend. Vooral bij de laatste groep, kan er meer gestuurd worden op het zelf leren doen. Dit vraagt een andere manier van ondersteunen en meer samenwerking met ketenpartners in de gemeente. Onze ketenpartners hebben hierin de eerste stappen al gezet.
3.6. Timing en inhoud van de trainingen moet anders
Tijdens de inburgering ontvangen statushouders verschillende trainingen gericht op bijvoorbeeld de Nederlandse arbeidsmarkt, participatieverklaringstraject (PVT), het omgaan met geld en het participeren in Nederland. Alle trainingen worden in het eerste jaar van de inburgering gevolgd. In datzelfde jaar willen we ook dat zij zo snel mogelijk hun taal ontwikkelen, aan de slag gaan met hun participatie- of werkuren, hun netwerk uitbreiden en hun gezinsverplichtingen nakomen. Kortom: er wordt erg veel gevraagd. Door de intensiteit van de gehele inburgering en omdat statushouders in het eerste jaar vaak de taal nog onvoldoende beheersen, is het niet wenselijk gebleken om alle trainingen in het eerste jaar te verzorgen. Naast de hoeveelheid, geldt net zoals bij de taallessen, dat de methode waarop de training wordt gegeven praktischer kan en moet.
3.7. Jongeren vragen om een ander traject
Statushouders van 27 jaar en jonger zien we het liefst in de O-route. Daarmee vergroten we de mogelijkheden van deze jonge statushouders op de Nederlandse arbeidsmarkt. Desondanks lukt het een deel van de jonge statushouders niet om de O-route te volgen. Een lage leerbaarheid, onbekendheid met het onderwijssysteem en trauma’s spelen hierbij vaak een rol. Zij hebben verschillende uitdagingen. Jonge statushouders die de O-route niet kunnen volgen, gaan “gedwongen” de B1-route of Z-route volgen. We zien dat ze hierdoor de connectie met (Nederlandse) leeftijdsgenoten en een schoolse omgeving vrijwel geheel verliezen. We zien de effecten hiervan op hun dalende motivatie met veel verzuim als gevolg. Deze jongeren hebben behoefte aan een op hun leeftijd aangepast traject.
3.8. Inburgeringsmiddelen onvoldoende toereikend
Door stijgende kosten en dalende inkomsten vanuit het Rijk, ontstaat er een tekort. Hierdoor kunnen de (wettelijke) taken van de inburgering niet meer binnen het beschikbare budget worden uitgevoerd. Extra middelen zijn noodzakelijk om de inburgering te blijven uitvoeren en statushouders te laten integreren in de gemeente. Het verhogen van de gemeentelijke bijdrage is noodzakelijk om de wettelijke taken uit te kunnen blijven voeren.
Op basis van de evaluatie zien we dat er ruimte is voor verbetering, daar willen we graag mee aan de slag. Maar ook zien we dat de dalende financiering vanuit het Rijk en de stijgende kosten van de uitvoering invloed hebben op onze mogelijkheden. Er zijn een aantal scenario’s om de komende jaren met de inburgering aan de slag te gaan. We hebben deze mogelijkheden uitgewerkt in drie scenario’s. Ze hebben hun eigen voordelen, nadelen en risico’s. Hieronder zijn de drie verschillende scenario’s kort weergegeven.
Het Rijk stelt minder en daarmee onvoldoende financiële middelen beschikbaar om de Wet inburgering uit te voeren. Dat dwingt ons om keuzes te maken. Immers komen er statushouders naar de gemeente die recht hebben op een verblijf in Nederland en een kans verdienen om te integreren en mee te doen. Op basis van de resultaten uit de evaluatie concluderen we dat veel dingen goed gaan, maar er zeker ruimte is voor verbetering. Daartegenover staat dat de huidige financiële situatie niet langer houdbaar is. Ieder scenario heeft gevolgen voor de statushouders, de samenleving en de gemeente.
In dit scenario kiezen we ervoor om het huidige beleid te continueren. De komende jaren zal het tekort oplopen omdat de prijzen stijgen. Daarmee stijgt het tekort in 2026 naar €380.000 voor Waalwijk. Dit financiële tekort zal mogelijk in de komende jaren verder stijgen.
Kijkend naar de kwaliteit en efficiëntie van het huidige beleid zien we dat er ruimte is voor verbetering. In dit scenario kiezen we er echter voor om daar niks mee te doen. We continueren de afspraken met alle partijen. Dit betekent dat de inburgeringsroute voor een deel van de statushouders in de Z-route en de jonge statushouders die geen onderwijsroute volgen, onvoldoende aansluit. Dit gaat ten koste van de integratie van deze statushouders in onze gemeente. Verbeteringen, zoals voorgesteld in scenario 2, zijn nodig om de inburgering beter te laten aansluiten op de behoefte en mogelijkheden van onze statushouders. Daarnaast zorgt scenario 1 voor een forse stijging van het financiële tekort zonder uitzicht op een verlaging van dit tekort.
Scenario 2 heeft als uitgangspunt om de kwaliteit te verbeteren en het tekort te verlagen. Een verbetering van de kwaliteit is noodzakelijk om de integratie van statushouders verder te bevorderen. We zien dat er aanpassingen in het huidige beleid nodig zijn om de uitstroom te vergroten, integratie te verbeteren en te zorgen dat statushouders meedoen in de gemeente. Met dit scenario kunnen we statushouders beter begeleiden, bijvoorbeeld via de doorlopende begeleiding in de Z-route. Hierdoor kunnen we samen met de statushouders werken aan een duurzame integratie in Waalwijk. Met de verbeteringen die we doorvoeren in dit scenario laten we de inburgering beter aansluiten op de behoefte en mogelijkheden van de statushouders. We zetten in op meer praktijk, zodat we de integratie bevorderen en statushouders mee kunnen doen in de gemeente.
Met de verbetering van de kwaliteit willen we ook de efficiëntie van onze aanpak verbeteren. Daarmee kunnen we tevens de kosten verlagen. Zo kiezen we ervoor om een deel van de uitvoering zelf te doen. Het participatieverklaringstraject, de financiële zelfredzaamheid en de volledige Z-route. Hierdoor kunnen we de kosten verlagen en tevens de kwaliteit verbeteren. Maar ook andere onderdelen van de inburgering gaan we anders organiseren, een aantal van deze onderdelen zorgen voor een verlaging van de kosten.
In scenario 3 hebben we de maatregelen bekeken die nodig zijn om geen financieel tekort meer te hebben. Dat betekent dat de beschikbare middelen leidend zijn. Er zijn ingrijpende maatregelen nodig om het tekort op te lossen. Maatregelen die de statushouders raken, maar ook de (lokale) samenleving. Dingen die we aanvullend op de wettelijke verplichtingen doen, gaan we beëindigen. Statushouders worden niet extra ondersteund op financiële zelfredzaamheid, de kans op schulden neemt toe. Ook is er geen ruimte meer voor maatwerk in de begeleiding. Statushouders zijn daardoor meer op zichzelf aangewezen, dit zal resulteren in problemen in de integratie.
Ook gaan we het maatschappelijke en juridische spreekuur van Vluchtelingewerk stoppen. Statushouders maken hier nu vaak gebruik van, zij krijgen geen extra ondersteuning meer. Door deze ondersteuning af te schalen, gaan statushouders vaker vastlopen. Problemen zoals het niet op tijd betalen van rekeningen, liggen hierdoor op de loer. Ook legt dit een grotere druk op andere organisaties. Daarnaast gaan we niet inzetten op een inburgeringstraject voor jongeren. Verzuim, uitval en afhankelijkheid van de bijstand dreigt. Tot slot gaan we werken we met een wachtlijst. We gaan een maximaal aantal statushouders begeleiden. Dit betekent dat een statushouder gemiddeld 14 maanden moet wachten om te kunnen starten. Zij zitten dan thuis, leren die tijd geen Nederlands, integreren niet en blijven langer in de bijstand. Statushouders, die graag aan de slag willen, blijven hierdoor maandenlang thuis. Daarmee voldoen we niet meer aan onze wettelijke taak om statushouders binnen 10 weken te laten starten. Echter zal dit scenario ook grote nadelige gevolgen hebben voor onze statushouders en hun integratie. De kosten voor voorzieningen zoals bijstand, schuldhulpverlening en WMO zullen hierdoor stijgen. Daarmee heeft dit ook gevolgen voor de lokale samenleving en de gemeente. Doordat statushouders 14 maanden op een wachtlijst staan, blijven zij in ieder geval ook 14 maanden langer afhankelijk van de bijstand. De stijging van deze kosten wegen niet op tegen de extra middelen die nodig zijn in scenario 2. Alleen al de kosten van de bijstand zijn naar verwachting bijna drie keer zo hoog.
We kiezen ervoor om de kwaliteit te verhogen en het tekort te verlagen. Daarmee kunnen we onze wettelijke taak uitvoeren, statushouders beter begeleiden, de integratie bevorderen en de kosten verlagen ten opzichte van scenario 1. Tijdens de uitvoering van de evaluatie hebben we veel gesprekken gevoerd en input opgehaald. Deze opbrengsten vormen de basis voor scenario 2. In dit scenario hebben we de focus op de verbetering van de kwaliteit, verhogen van de efficiëntie en het lagen van het financiële tekort. Scenario 2 bestaat uit vijf pijlers welke de basis vormen voor het beleid en de uitvoering van de Wet inburgering de komende jaren.
We hebben ervoor gekozen om te werken met vijf pijlers voor de inburgering de komende jaren. Deze vijf thema’s brengen de focus aan in het nieuwe beleid. Thema’s die we terug horen in de gesprekken met statushouders en professionals in de uitvoering. Door aan de slag te gaan met deze thema’s kunnen we de kwaliteit van de inburgering verder verbeteren en daarmee zorgen voor een betere integratie van statushouders in Waalwijk. Later in dit beleidsplan werken we de financiën verder uit en lichten we deze toe.
Taal is de basis. Niet alleen voor het behalen van de inburgering, maar ook om daarna langdurig te kunnen meedoen in de gemeente. Het is daarom belangrijk dat we statushouders faciliteren in het behalen van het voor hen hoogst haalbare taalniveau. Dit is wettelijk verplicht. Om dit te doen, volgen statushouders minimaal 600 (B1-route) of 800 (Z-route) verplichte taallesuren bij onze huidige taalaanbieder: EchtNederlands. Het aantal lesuren wordt gedurende drie jaar verspreid waarbij er per week 3 dagdelen les wordt gevolgd. Om de kans op een succesvolle, langdurige inburgering in de gemeente te vergroten, willen we inzetten op een betere balans tussen praktijk en theorie, werken met meer ervaren docenten, de taallessen in jaar 1 intensiveren en iedereen in staat te stellen om online te oefenen.
6.2.1. Een betere balans tussen praktijk en theorie
Voor een deel van de statushouders zijn de taallessen de eerste kennismaking met het onderwijs. Daarnaast is er bij een deel van de statushouders sprake van een lage leerbaarheid waardoor het leren van de Nederlandse taal langer duurt en theorie onvoldoende aansluit. Daarom zetten we in op het leren van praktische zaken zodat zij zich sneller in het dagelijkse leven of op de werkvloer wegwijs kunnen maken in plaats van veel theorielessen gericht op de Nederlandse grammatica en spelling. Dit blijft echter wel onderdeel van het taalaanbod omdat dit noodzakelijk is om de inburgeringsexamens te behalen. We gaan voor een verhouding van 30% praktijk en 70% theorie.
6.2.2. Werken met meer ervaren docenten
Momenteel is de helft van de docenten NT2-gecertificeerd. Dit zegt iets over het ervaringsniveau. Het op verschillende manieren kunnen uitleggen van de lesstof is essentieel voor statushouders. Verder zien we de meerwaarde van docenten die niet enkel de lesuren verzorgen, maar ook actief samen met de statushouder zijn of haar taalvoortgang monitort. Daarom zetten we in op meer ervaren docenten, meer contact tussen docent en statushouder en een continue kwaliteit.
6.2.3. Intensivering van de taallessen in jaar 1 van de inburgering
De Nederlandse taal is de basis. Als deze basis niet stabiel is, belemmert dit het hele inburgeringstraject. Om te bouwen aan deze basis, zetten we in op een intensiever taalaanbod in het eerste jaar. We gaan van 3 naar 4 dagdelen les per week en bouwen dit in het derde (tevens laatste) jaar van de inburgering af naar 2 dagdelen per week. Zo zorgen we ervoor dat statushouders sneller de taal leren en later in het traject meer ruimte hebben voor (betaald) werk of participatie. Om verder te bouwen aan deze basis, introduceren we ‘de introductieklas’ in het eerste jaar. In deze klas komen statushouders, voordat ze met de taallessen starten, samen om informatie te krijgen over hetgeen wat van ze verwacht wordt de komende jaren. Denk aan: hoe ziet het lesprogramma eruit? Hoe meld ik me ziek? En wanneer is dit geoorloofd? Wat is ongeoorloofd verzuim? En wat zijn hiervan de consequenties?
6.2.4. Alle statushouders kunnen online oefenen met taal
Een groot deel van de statushouders volgt niet alleen de verplichte taallessen maar sluit ook aan bij het informele taalaanbod in de gemeente, maakt huiswerkopdrachten en zoekt online naar lessen op bijvoorbeeld YouTube om te oefenen. Kortom: de motivatie is bij vele hoog. Het oefenen en maken van opdrachten gebeurt vaak via een klein telefoonscherm wat het lastig maakt om de focus en motivatie te behouden, ook voor de statushouders met een visuele beperking. Statushouders in de B1-route ontvangen om te oefenen een laptop en ervaren deze hinder niet. Om deze hinder ook bij andere statushouders weg te nemen, zetten we in op een laptop voor iedereen. Hiermee dragen we ook bij aan de ontwikkeling van de digitale vaardigheden en sluiten we aan bij de onderwerpen van de trainingen in de inburgeringsroute. Denk bijvoorbeeld aan het oefenen met DigiD, het afsluiten van een verzekering en het betalen van een rekening.
Inburgeren kan een statushouder vrijwel nooit alleen. Begeleiding vanuit de gemeente, onze ketenpartners en lokale instanties zijn nodig om mee te kunnen doen in de gemeente. Daarom zetten we in op structurele aandacht voor de voortgang, passende begeleiding en het leren om zaken zelf op te pakken.
6.3.1. Het PIP wordt fysiek besproken
Iedere inburgeringsplichtige statushouder ontvangt een Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP). In het PIP staan onder andere de leerroute die de statushouder moet volgen, het te behalen taalniveau, het aantal te volgen taaluren en de beoogde participatieactiviteiten. Momenteel wordt het PIP binnen 10 weken nadat een statushouder is ingeschreven in de gemeente opgesteld en per post opgestuurd door Baanbrekers, dit is binnen de wettelijke termijn. In die 10 weken heeft de statushouder nog geen enkele vorm van taalles gehad en kan er niet worden verwacht dat hij of zij begrijpt wat er in het PIP geschreven staat en wat er de komende drie jaar van hem of haar verwacht wordt. We kiezen er daarom nu voor om het PIP altijd in een persoonlijk gesprek toe te lichten en samen met de statushouder door te nemen. Zo zorgen we ervoor dat de verwachtingen helder zijn.
6.3.2. Er wordt structureel aandacht besteed aan de voortgang
We zijn als gemeente wettelijk verplicht om de voortgang van een statushouder tijdens het inburgeringstraject te monitoren en begeleiding op maat te bieden. Deze trajectbegeleiding ontvangen de statushouders via hun begeleiders bij Baanbrekers. Vanaf eind 2023 is er sprake geweest van een hoog verzuimpercentage bij de taallessen. Vanaf januari 2024 is er daarom in samenwerking met Baanbrekers en EchtNederlands een verzuimprotocol opgesteld met een duidelijke lijn: ongeoorloofd verzuim wordt niet geaccepteerd en kent consequenties. Deze lijn willen we de komende jaren vast blijven houden door structureel de voortgang te monitoren en meteen in te grijpen bij de eerste keer ongeoorloofd verzuim. Indien nodig treden we ook handhavend op volgens de WI21. Indien een statushouder door problemen niet aanwezig is of de inburgering niet lijkt te halen, moet er ruimte zijn voor maatwerk. Bijvoorbeeld door het traject op on hold te zetten, zo geven we ruimte om problemen op te lossen om vervolgens de inburgering succesvol af te kunnen ronden. Door structureel aandacht te besteden aan de voortgang worden eventuele problemen snel zichtbaar en kunnen we snel inspelen op kansen en groeimogelijkheden.
6.3.3. De begeleiding sluit aan op het taal- en belevingsniveau van statushouders
Het taalniveau van vrijwel alle statushouders is bij de start van hun inburgering erg laag, zij spreken vrijwel geen Nederlands of Engels. Desondanks ontvangen zij vanuit verschillende partners, bijvoorbeeld via brieven of tijdens trainingen, informatie over hun inburgeringstraject. Om te zorgen dat deze informatie aansluit bij het taal- en belevingsniveau van statushouders zijn we met onze ketenpartners gestart met een verbetering van de communicatie. Brieven duidelijker maken of vaker communiceren in de moedertaal helpen in het begin om zaken uit te leggen. Deze verbeterslag willen we de komende periode vasthouden en uitbreiden. Ook willen we door middel van een introductieklas de inburgering aftrappen. Ook hier willen we ingaan op verwachtingen, verzuim en kennismaken. Zo sluiten we zoveel mogelijk aan bij de behoefte van statushouders.
6.3.4. Iedereen ontvangt fysieke maatschappelijke begeleiding
Iedere statushouder heeft recht op maatschappelijke begeleiding, dit is een wettelijke taak. We vinden het belangrijk dat we met deze begeleiding de zelfredzaamheid en participatie bevorderen, hen voorbereiden op de overstap naar reguliere voorzieningen als dat nodig is en aansluiten bij de situatie van de statushouders. Maar ook de kennismaking met de buren, het aanmelden van kinderen op school en het regelen van praktische zaken om je leven in Nederland op te bouwen. Onderdeel van deze begeleiding is fysiek contact, ook bij statushouders thuis. Op deze manier blijven we in contact, kunnen we problemen snel signaleren en zijn we toegankelijk voor het stellen van vragen. We nemen dit als uitgangspunt in de afspraken met Vluchtelingenwerk voor de maatschappelijk begeleiding. Ook zetten we maatschappelijke spreekuren van Vluchtelingenwerk in waar statushouders met vragen terecht kunnen, laagdrempelig in de wijk. Om deze situatie in beeld te krijgen, willen we letterlijk achter de deur bij iemand kunnen kijken, oftewel: kunnen zien wat iemand ervaart in zijn of haar buurt, thuis en gezin.
Uit de evaluatie blijkt dat niet iedere statushouder een persoonlijk maatschappelijk begeleider van Vluchtelingenwerk heeft op dit moment. Met vragen gaan zij naar het spreekuur. Het spreekuur wordt druk bezocht. Desondanks is een dergelijk spreekuur niet de juiste setting om bijvoorbeeld een moeilijke (thuis)situatie te bespreken of eens te gaan kennismaken met een lokale vereniging. Daarom willen we de komende jaren de opdracht rondom maatschappelijke begeleiding aanscherpen en iedereen persoonlijke maatschappelijke begeleiding aanbieden passend bij zijn of haar situatie en behoeften.
6.3.5. Niet overnemen maar leren om het zelf te doen
Het vergroten van zelfredzaamheid, dat is een belangrijk onderdeel van de integratie. Een grote groep statushouders heeft een lage leerbaarheid en laag taalniveau. Zij zijn vaak nog nooit naar school geweest en zijn het onderwijssysteem in Nederland niet gewend. Maar ook zijn zij door de taalachterstand vaak afhankelijk van organisaties en maar beperkt zelfredzaam. Herhaling bij deze groep is daardoor noodzakelijk. In gesprek met onze ketenpartners willen we met de begeleiding vanuit Baanbrekers, Vluchtelingenwerk en de reguliere ondersteuning van ContourdeTwern meer inzetten op ‘het leren om het zelf te doen’. Ook verwerken we dit nadrukkelijk in de Z-route bij de gemeente. Daarmee werken we aan duurzame zelfredzaamheid. Hierover maken we met onze partners afspraken.
Een belangrijk onderdeel van inburgeren en integreren in Nederland, is zelfredzaamheid. Het hebben van een netwerk, meedoen, weten waar je terecht kunt en voor jezelf kunnen zorgen. Het begint bij zelfredzaamheid. Een van de wettelijke leerroutes binnen de inburgering is de zelfredzaamheidsroute (Z-route). Deze route is gericht op statushouders met een lage leerbaarheid en die vooralsnog geen mogelijkheden hebben om (betaald) te werken. Voor deze statushouders is het belangrijk om praktijkgericht aan de slag te gaan, veel te herhalen en in te zetten op activiteiten of vrijwilligers. Binnen de Z-route moet een statushouder minimaal 800 uur maatschappelijk participeren in drie jaar om de inburgering te behalen. Dat is belangrijk, zo zorgen we ervoor dat zij mee kunnen doen in de gemeente en samenleving. Maar nog belangrijker is dat zij daarna actief blijven.
6.4.1. Z-route begint altijd bij de gemeente
De gemeente Waalwijk voert de Z-route sinds oktober 2023 met twee vaste coaches naar tevredenheid uit binnen het programma maatschappelijke activering, dit continueren en verstevigen we. De inzet is hier structureel geborgd. We zien nu al dat statushouders via deze Z-route bij de gemeente actief gaan participeren in de gemeente door middel van activiteiten of vrijwilligerswerk. Statushouders zelf geven in de evaluatie aan tevreden en blij te zijn met onze inzet. Omdat we hier de positieve resultaten van zien, kiezen we ervoor om de Z-route voor iedereen te starten bij de gemeente, ook als in de toekomst werk nog mogelijk is. Deze route is namelijk aangepast op de leerbaarheid en snelheid van de statushouder. Maar ook zijn er connecties met verschillende initiatieven in de samenleving. Het netwerk van de coaches bij de gemeente helpt daarbij. In het huidige beleid kiezen we ervoor om statushouders die mogelijk nog kunnen werken niet de Z-route bij de gemeente te laten volgen, maar de route bij Baanbrekers. Daarnaast krijgen alle statushouders in de Z-route het eerste half jaar trainingen van Baanbrekers. We kiezen er nu voor om alle statushouders in de Z-route, meteen door de gemeente te begeleiden. Dit sluit beter aan op de behoefte, mogelijkheden en wensen van de statushouders. Zo kunnen we praktijkgericht aan de slag met het bouwen van netwerken, integratie in de samenleving, het geven van praktische handvatten en inzetten op structurele deelname aan activiteiten en vrijwilligerswerk in de gemeente.
6.4.2. Praktisch aan de slag, gericht op zelfredzaamheid
In de Z-route gaan we praktisch aan de slag met zaken die statushouders nodig hebben in het dagelijks leven. Geen theorielessen, maar aan de slag in de praktijk. Fietslessen om naar vrijwilligerswerk of de taallessen te kunnen, aan de slag met DigiD om aanvragen te doen en vrijwilligerswerk om je netwerk te vergroten. Deze onderdelen komen nu al terug in de Z-route inburgering bij de gemeente Waalwijk en willen we iedereen in de Z-route aanbieden. In de Z-route bij de gemeente werken Heusden en Waalwijk samen om activiteiten te organiseren. Zo werken we efficiënt en besparen we op de kosten.
6.4.3. Participatieverklaringstraject en financiën worden geïntegreerd
Maar ook breiden we de Z-route uit met financiële zelfredzaamheid om financiële problemen en schulden te voorkomen. We verwerken dit doorlopend in het programma zodat dit onderwerp gedurende de gehele looptijd van de inburgering terugkomt. Zo voorkomen we financiële problemen in de toekomst. Waalwijk en Heusden gaan daarbij samenwerken. Tot slot integreren we het wettelijk verplicht participatieverklaringstraject in de Z-route om deze onderdelen op een praktische en laagdrempelige manier met de statushouders te bespreken. We voeren dit uit in jaar twee om ervoor te zorgen dat statushouders dit onderdeel goed kunnen volgen omdat zij dan beter de taal beheersen.
6.4.4. Duurzame maatschappelijke participatie is het uitgangspunt
In de Z-route verricht een statushouder in een periode van drie jaar, minimaal 800 uur maatschappelijke participatie. Denk aan activiteiten of vrijwilligerswerk in de wijk. 800 uur is voor een statushouder wettelijk verplicht om de inburgering te kunnen afronden. In onze begeleiding zetten we in op een duurzame participatieplaats in de gemeente. Want maatschappelijke participatie is ook na de drie jaar inburgeringstermijn belangrijk.
6.4.5. Begeleiding naar werk door Baanbrekers
Een statushouder die de Z-route volgt kan met de juiste ondersteuning en begeleiding op termijn betaald werken. We zetten activiteiten en vrijwilligerswerk in als opstap naar betaald werk voor statushouders die in de toekomst kunnen gaan werken. Zodra (betaald) werk haalbaar is pakken we dit samen met Baanbrekers op voor een duurzame plaatsing op de arbeidsmarkt. Hiervoor maken we uitvoeringsafspraken.
Betaald werk is een van de belangrijkste uitgangspunten van de Wet Inburgering. Als je kan werken, dan ga je aan het werk. Om deze reden is bij de komst van de huidige Wet Inburgering de taal eis ook verhoogd van A2 naar B1. De wettelijke inburgeringsroute naar werk wordt om die reden de B1-route genoemd. Naast de taallessen en de bijbehorende examens is de ondersteuning naar werk een groot onderdeel van de begeleiding.
6.5.1. Baanbrekers is onze partner voor werk
Iedereen die de B1-route volgt, start het traject bij Baanbrekers. Zij zijn onze partij voor werk en kunnen deze statushouders het beste begeleiden. In de begeleiding door Baanbrekers zetten we het ‘Startpunt’ in als instrument om werknemers vaardigheden te meten, verder te ontwikkelen en uiteindelijk door te stromen naar betaald werk. Statushouders in de Z-route die starten bij de gemeente en uiteindelijk kunnen gaan werken, worden ook door Baanbrekers begeleid naar werk.
6.5.2. Trainingen in jaar twee en praktijkgericht
Veel dingen zijn nieuw voor de statushouders. De stap richting werk vraagt ook om keuzes. Wat wil ik gaan doen en waar word ik blij van? In de Wet inburgering staan een aantal verplichte thema’s vast die behandeld moeten worden in de inburgeringsroute om te oriënteren op de arbeidsmarkt. Dat zijn de volgende thema’s:
Deze thema’s maken we nadrukkelijk onderdeel van de B1-route. We kiezen ervoor om dit zoveel mogelijk praktijkgericht te doen en in het tweede jaar van het inburgeringstraject. Op deze manier stellen we de statushouders ook in staat om te begrijpen wat er wordt gezegd. In jaar twee is de taal namelijk al beter ontwikkeld, dat biedt ruimte om aan de slag te gaan. Omdat in het huidige beleid de trainingen een dagdeel per week in beslag nemen in het eerste half jaar, creëren we nu ruimte in jaar 1. Deze ruimte vullen we op met een extra dagdeel taallessen. We onderzoeken daarnaast de mogelijkheden om de trainingen te combineren met praktijkstages.
6.5.3. Financiële zelfredzaamheid via de gemeente
We ondersteunen statushouders om financieel zelfredzaam te zijn. Dat is een van de belangrijkste onderdelen op bestaanszekerheid in Nederland. Dat vraagt om extra ondersteuning in het eerste jaar. Voor de statushouders in de Z-route integreren we dit in het traject. Voor de B1-route biedt de gemeente extra ondersteuning in vorm van begeleiding en trainingen. We werken deze ondersteuning verder uit.
6.5.4. Extra inzet op werkgevers
We zien dat statushouders willen werken. Er zijn genoeg werkgevers die behoefte hebben aan extra personeel, deze match moeten we maken. We zien dat werkgevers niet altijd open staan om statushouders in dienst te nemen. Dit pakken we als speerpunt op de komende jaren. We willen met onze accountmanagers van Baanbrekers en de gemeenten aan de slag om mooie werkplekken te zoeken voor de statushouders. Zo bieden we ze de kans om optimaal mee te doen in de gemeente door middel van betaald werk. We willen hiervoor verschillende initiatieven opzetten samen met Baanbrekers en statushouders. We willen werkgevers daarmee stimuleren om statushouders in dienst te nemen.
Het ontwikkelen van je identiteit, zelfvertrouwen en normenkader, het moeten behalen van een startkwalificatie, het nadenken over toekomstplannen en ook nog eens je sociale contacten onderhouden, het is slechts een kleine fractie van de verwachtingen waar jongeren dagelijks aan moeten voldoen. Omdat jongeren in een belangrijke ontwikkelingsfase in hun leven zitten en deze verwachtingen niet alleen kansen, maar ook kwetsbaarheden met zich meebrengen, is maatwerkgerichte ondersteuning nodig. Dat geldt ook voor jonge statushouders. Daarom zetten we in op het inrichten van een speciale jongerenroute en een vroegtijdige voorbereiding hierop.
6.6.1. Betere aansluiting bij jonge statushouders door inrichting speciale jongerenroute
Binnen de gemeenten Waalwijk en Heusden zijn er ruim 60 jonge statushouders onder de 27 jaar die de onderwijsroute niet volgen. Het streven is om zoveel mogelijk van deze jongeren de onderwijsroute te laten volgen zodat zij een (start)kwalificatie hebben en hun kansen op de arbeidsmarkt kunnen vergroten. Alhoewel dit de ideale situatie is, zien we in de praktijk dat een grote groep van deze jongeren buiten de boot valt. Wegens een te laag taalniveau en de behoefte aan extra begeleiding, is de onderwijsroute niet passend voor hen en vallen de jongeren die gestart zijn, vaak uit. Wanneer dit gebeurt en zij een andere inburgeringsroute moeten volgen, sluiten zij aan bij de “reguliere” taallessen in die route. De jongeren komen dan in een klas terecht waar er weinig contact is met leeftijdsgenoten. Deze setting bevordert de motivatie niet. Om dit wel te doen, willen we een speciale jongerenroute inrichten waarin er in een passende setting taallessen worden gegeven en er ruimte is voor extra begeleiding, denk aan de inzet van mentoren. Maar ook willen we deze jongerenroute vormgeven in een ‘schoolse’ omgeving en aanpassen op de mogelijkheden van de jongeren. We sluiten aan bij talenten en werken samen met de jongeren toe naar het hoogst haalbare. We horen deze behoefte terug op basis van input die bij jongeren is opgehaald voor alle regiogemeenten. Samen met onze partners geven we deze route vorm en inhoud.
6.6.2. Jongeren van 17 jaar gaan vroegtijdig aan de slag
Vanaf 1 januari 2026 treedt de Wet van school naar duurzaam werk in werking. Deze Wet is bedoeld om alle jongeren die een verhoogd risico hebben op een afstand tot te arbeidsmarkt, te ondersteunen bij de (vroegtijdige) overgang van het onderwijs naar een duurzame werkplek. Ook jonge statushouders vallen onder deze doelgroep. Vooral de jongeren die bijna 18 jaar worden, lukt het maar moeilijk om te starten met de inburgering. Zij gaan van school, waar er ruimte is voor contact met leeftijdsgenoten, naar een intensief inburgeringstraject. De jongeren ervaren deze overgang naar eigenzeggen als een “straf” omdat zij, net als hun oudere vrienden, willen werken. Maar daarnaast gaan ook veel van hun vrienden gewoon naar het onderwijs, maar zij niet. Daar komt het gevoel van “straf” vandaan. Om deze jongeren ook op het gebied van werk extra te ondersteunen, willen we voordat een jongere inburgeringsplichtig wordt en als voorbereiding op de speciale jongerenroute, aansluiting zoeken bij de Wet van school naar duurzaam werk. We werken dit samen met onze partners verder uit.
Op basis van de afgelopen jaren en de uitgewerkte pijlers in scenario 2 is het belangrijk om concrete doelen te formuleren en onze inzet structureel te monitoren. In dit hoofdstuk werken we dat verder uit.
We vinden het belangrijk dat we onze inzet structureel monitoren. In dit beleidsplan nemen we daarom een aantal doelen op die we gedurende de looptijd van dit beleidsplan gaan monitoren. Deze doelen komen terug in de verschillende pijlers die eerder zijn toegelicht. We hebben de komende jaren de volgende doelstellingen:
o Na het eerste jaar taallessen, hebben ten minste 60% van de statushouders A1- taalniveau bereikt;
o 40% van de statushouders heeft na drie jaar inburgering betaald werk;
o Er zijn minstens 25 betaalde werkplekken per jaar beschikbaar voor statushouders.
o Na drie jaar inburgering participeert 100% van de statushouders in de Z-route, 10% door middel van betaald werk.
o Na één jaar maatschappelijke begeleiding geeft minstens 75% van de inburgeringsplichtigen aan voldoende zelfredzaam te zijn op minstens driekwart van de leefgebieden zoals gedefinieerd in de zelfredzaamheidsmonitor van Vluchtelingenwerk.
o 90% van de statushouders behaalt op het einde van het inburgeringstraject het wettelijk aantal benodigde taaluren binnen het taalaanbod.
o Iedere statushouder krijgt minimaal één persoonlijk huisbezoek binnen 2 maanden na huisvesting in het kader van maatschappelijke begeleiding.
o Statushouders hebben na het eerste jaar van het inburgeringstraject inzicht in hun financiën en kunnen een budgetoverzicht opstellen.
o Uiterlijk in Q3 2026 is er een aparte jongerenroute ingericht voor de B1- en zelfredzaamheidsroute.
o We streven ernaar dat 100% van de statushouders tot en met 27 jaar doorstroomt naar onderwijs of werk. We hanteren hierbij een minimale ondergrens van 80%.
Met alle ketenpartners maken we afspraken over de structurele monitoring op de voortgang van deze doelen. Op basis hiervan kan, indien nodig, tussentijds bijgestuurd worden. We zetten in op de volgende onderdelen:
• Met ketenpartners maken we afspraken over het frequent monitoren van hun inzet en het aanleveren van verantwoordingsrapportages;
• We monitoren frequent de uitstroom uit de verschillende leerroutes;
• In Waalwijk sluiten we aan bij de ‘monitor sociaal domein’ en registeren we de inzet van de Z-route in ZorgNed;
• We plannen structurele voortgang overleggen met alle ketenpartners afzonderlijk;
• Twee keer per jaar organiseren we overleggen met alle ketenpartners gezamenlijk;
• Aan het eind van de looptijd van dit beleidsplan komen we met een eindevaluatie.
Om goed te kunnen monitoren, is het van belang dat de registratie en dataverwerking bij de gemeente en onze ketenpartners correct wordt uitgevoerd. Hierover maken we afspraken.
De financiële middelen van het Rijk zijn een belangrijke inkomstenbron om de uitvoering van de Wet inburgering te bekostigen. Via een integratie uitkering en een Specifieke Uitkering (SPUK) ontvangen we deze middelen. De afgelopen jaren zien we de kosten van de uitvoering stijgen en de inkomsten van het Rijk dalen door het nieuwe kabinetsbeleid. Dit levert knelpunten op om statushouders goed te integreren in de gemeente. Met dit nieuwe beleidsplan verhogen we de kwaliteit, maar willen we ook het ontstane tekort verlagen. In dit hoofdstuk gaan we hier dieper op in.
De uitvoering van het beleidsplan wordt bekostigd vanuit verschillende financieringsstromen, zowel van het Rijk als van de gemeente zelf. Samen vormen zij de basis om tot uitvoering over te kunnen gaan. Hieronder lichten we deze stromen toe.
8.1.1. Integratie uitkering gemeentefonds
Jaarlijks ontvangen we uitvoeringskosten van het Rijk via het gemeentefonds. Hiervoor gelden geen bestedingsvoorwaarden maar deze middelen zijn wel voor de uitvoering van de Wet inburgering bedoeld. We gebruiken deze middelen om een groot deel van de kosten van uitvoeringsorganisatie Baanbrekers te financieren, zodat zij o.a. de brede intake, het PIP-traject en de begeleiding kunnen uitvoeren. Maar ook worden hier een deel van de kosten van Vluchtelingenwerk uit betaald om spreekuren en juridische begeleiding te organiseren.
Daarnaast ontvangen we van het Rijk een Specifieke uitkering (SPUK) voor een aantal verplichte onderdelen van de Wet. Deze SPUK ontvangen we per statushouder, verspreid over drie jaar in drie termijnen. Voor deze middelen gelden bestedingsvoorwaarden en deze zijn gekoppeld aan de verschillende onderdelen van de Wet inburgering. Omdat we de SPUK per statushouder ontvangen bewegen deze middelen mee met de daadwerkelijke aantallen statushouders. In 2025 bedraagt de totale SPUK (over 3 jaar) per statushouder € 14.949. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.
Aanvullend op de Rijksmiddelen wordt een deel van de kosten betaald uit eigen middelen van de gemeente. In 2025 bedroeg dit € 82.500 en dit is structureel beschikbaar in onze begroting.
8.2. Huidige financiële situatie
Vanaf medio 2022 zien we dat, door de toegenomen instroom van asielzoekers, het aantal statushouders is gestegen. Van 33 statushouders in 2020, naar 66 in 2022 en 101 in 2024. Sinds 2023 ligt het aantal statushouders rond de 100, we verwachten dat dit de komende periode zo blijft. Omdat de instroom in 2022 is toegenomen hebben we van het Rijk een aanvullende integratie-uitkering ontvangen om de extra kosten te compenseren. Gemiddeld ging het hier om ruim € 100.000 per jaar. Het huidige kabinet heeft besloten om deze regeling vanaf 2025 niet meer te verlengen. Dit is een van de oorzaken van het tekort naast de kosten die zijn gestegen. De inburgeringsmiddelen zijn niet meer toereikend om de Wet inburgering uit te kunnen voeren.
8.3. Kwaliteit verhogen, tekort verlagen: scenario 2
Bij gelijkblijvend beleid stijgt het tekort naar € 380.000 voor Waalwijk per jaar. Met de maatregelen die we in dit beleidsplan nemen verhogen we de kwaliteit van ons beleid, daarmee zorgen we voor een betere integratie en toekomst van onze statushouders in Waalwijk.
Maar met deze maatregelen lukt het ook om het tekort te verlagen. Met de invoering van dit beleidsplan daalt het tekort naar € 246.000 per jaar. De kostenverlagende, gelijkblijvende of kosten stijgende maatregelen zijn te vinden in de bijlage 1. De opbouw van de vaste inkomsten en kosten ziet er als volgt uit:
*Exclusief de Specifieke Uitkering (SPUK) inburgering
8.3.2. Maatschappelijke lasten fors hoger bij scenario 3
Zoals eerder aangegeven in scenario 3 zijn er ingrijpende maatregelen nodig om het tekort helemaal terug te dringen naar € 0,-. Deze maatregelen raken de statushouders hard, hebben gevolgen voor de maatschappij en resulteren in structureel hogere kosten op het gebied van onder andere schuldhulpverlening en bijstand. Het invoeren van een wachtlijst, waardoor statushouders gemiddeld 14 maanden thuiszitten, is onze enige maatregel om het tekort helemaal terug te dringen naar € 0,-.
Als statushouders gemiddeld 14 maanden op een wachtlijst staan, heeft dit invloed op andere voorzieningen. De bijstand is een van deze voorzieningen, statushouders maken langer gebruik van de bijstand als zij de eerste 14 maanden thuiszitten. Bij 50 statushouders per jaar stijgen de hierdoor de kosten met ruim € 2.000.000 per jaar. Hierbij hebben we nog geen rekening gehouden met de stijging van de financiële problemen en het meer consumeren van zorg. De lasten zijn dus veel hoger dan de investering die nodig is om de inburgering vorm te kunnen blijven geven.
8.3.3. Wettelijke taak niet meer uitvoeren
Daarnaast zorgen de maatregelen in scenario 3 ervoor dat we als gemeente onze wettelijke taak conform de Wet inburgering niet meer kunnen uitvoeren. Om uitvoering te kunnen blijven geven aan de Wet inburgering, statushouders goed te begeleiden in hun integratie en te voorkomen dat de kosten op andere terreinen verder stijgen, zetten we in op scenario 2. De gemeente Waalwijk stelt daarom de komende vier jaar € 246.000 extra beschikbaar voor de uitvoering van de Wet inburgering.
Bovenstaande berekening is gemaakt op basis van de huidige situatie en gegevens van de afgelopen jaren. Voor een groot deel van de financiën zijn we afhankelijk van het Rijk en daarmee het kabinetsbeleid. Een gewijzigd kabinetsbeleid in 2026 kan invloed hebben op de middelen die het Rijk in de jaren daaropvolgend voor de inburgering beschikbaar stellen. Dit geldt eveneens voor de jaarlijkse indexering die het Rijk toepast en de instroom van het aantal statushouders. Tot slot zal de wijziging van het beleid tijd nodig hebben voordat dit is geïmplementeerd. Hierdoor kunnen de incidentele kosten in 2026 hoger zijn. In contractafspraken met onze partners proberen we deze risico’s tot het minimum te beperken.
We gaan aan de slag met de uitgangspunten uit dit beleidsplan. Om over te gaan tot uitvoering starten we met het maken van uitvoeringsafspraken met onze partners, daarnaast moet het taalonderwijs opnieuw worden aanbesteed. Hiervoor gaan we zaken in gang zetten. Om over te gaan tot implementatie hanteren we de volgende planning waarbij we onze partners voldoende tijd geven om aanpassingen te doen:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-496581.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.