Verordening Sociaal-medische indicatie gemeente Huizen 2025

De raad van de gemeente Huizen;

 

in vergadering bijeen op 6 november 2025,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 september 2025

 

gelet op de artikelen 147 jo. en 149 van de Gemeentewet en artikel 1.6 lid 1, onder a, van de wet kinderopvang,

 

b e s l u i t :

 

de volgende verordening Sociaal-medische indicatie gemeente Huizen 2025 vast te stellen:

 

VERORDENING SOCIAAL-MEDISCHE INDICATIE GEMEENTE HUIZEN 2025

Artikel 1: Begrippen

  • -

    Inwoner: iemand die in de gemeente Huizen woont en gebruikmaakt van een voorziening.

  • -

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen.

  • -

    Ouder: ouders, gescheiden ouders, gescheiden ouders met co-ouderschap, pleegouders en verzorgers, zoals omschreven in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang.

  • -

    Plan van aanpak: plan waarin het doel van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang SMI en de gemaakte afspraken staan.

  • -

    Sociaal-medische indicatie (SMI): een schriftelijk advies van een deskundige, onafhankelijke adviseur of een consulent maatschappelijke zaken HBEL (Huizen, Blaricum, Eemnes en Laren). Uit dit advies blijkt dat kinderopvang - in het belang van het kind - noodzakelijk is vanwege de sociaal-medische omstandigheden van de ouder. Zie hiervoor ook artikel 3.

  • -

    Kinderopvang: het bedrijfsmatig verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarin het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

  • -

    Reguliere kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk, zoals omschreven in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang.

  • -

    Plaatsingsovereenkomst kinderopvang: contract met een organisatie voor kinderopvang, die geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK).

  • -

    Tegemoetkoming: een tijdelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang op basis van een SMI.

  • -

    Gezinsinkomen: het gemiddelde maandinkomen van het gezin in het kalenderjaar vóór de datum van de aanvraag.

  • -

    Kostwinnerpeuters: peuters uit huishoudens die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, die een plek hebben bij een peuteropvangorganisatie én die aan de basisvoorwaarden voorschoolse educatie van de gemeente Huizen voldoen.

  • -

    Voorliggende voorziening: hulp of regeling van het rijk, de gemeente of andere organisaties. Deze hulp is bedoeld voor hetzelfde probleem waarvoor iemand een SMI vraagt. Het college kijkt eerst of er andere hulp of een andere regeling is die goed genoeg helpt of snel beschikbaar is. Is die hulp of regeling er, dan krijgt iemand geen SMI.

Alle begrippen in deze verordening die niet worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang, kwaliteitseisen peuterspeelzalen, Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de gemeentewet.

Artikel 2: Doel en doelgroep regeling Sociaal-medische indicatie

  • 1.

    Het college kan inwoners die geen recht hebben op een tegemoetkoming op basis van de Wet kinderopvang, een tegemoetkoming geven in de kosten voor kinderopvang om sociaal-medische redenen.

  • 2.

    Gezinnen of alleenstaande ouders die in de gemeente Huizen wonen, die geen recht hebben op reguliere kinderopvangtoeslag en die om sociaal-medische redenen niet voor hun kinderen tot 13 jaar (of de laatste groep basisschool) kunnen zorgen, kunnen gebruikmaken van deze verordening. De tegemoetkoming op basis van sociaal-medische redenen geldt voor:

    • a.

      werkende ouders (in dienstverband of zelfstandig) met een chronisch zieke of gehandicapte partner.

    • b.

      ouders die een lichamelijke aandoening of een psychiatrische ziekte hebben of die psychosociaal niet goed functioneren. Daardoor kunnen deze ouders hun kind(eren) geen praktische zorg bieden.

    • c.

      kinderen die door de thuissituatie een ontwikkelingsachterstand oplopen of dreigen op te lopen en voor wie kinderopvang een tijdelijke oplossing kan zijn.

  • 3.

    Kinderopvang via deze verordening is een tijdelijke oplossing die ouders ontlast, zodat de ontwikkeling van het kind/de kinderen niet geschaad wordt.

Artikel 3: Het aanvragen van een SMI

3.1 Aanvraag

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor kinderopvang met een SMI, moet de ouder contact opnemen met de gemeente en aangeven dat het om een SMI gaat. Na de melding voert een consulent maatschappelijke zaken HBEL een gesprek met de ouder.

  • 2.

    Na het gesprek met een consulent van maatschappelijke zaken HBEL kan de ouder via het gemeentelijke aanvraagformulier voor een individuele voorziening een aanvraag voor kinderopvang met een SMI indienen. De ouder moet dit formulier invullen. De volgende gegevens moeten in ieder geval worden vermeld:

    • a.

      woonplaats, naam en leeftijd van het kind/de kinderen waarvoor kinderopvang wordt aangevraagd.

    • b.

      een kopie van een plaatsingsovereenkomst met een kinderopvanginstelling die in het Landelijk Register Kinderopvang is ingeschreven. (Als zo’n kopie beschikbaar is.)

    • c.

      gegevens over het gezinsinkomen.

    • d.

      eventueel aanvullende gegevens die het college nodig heeft om de aanvraag te beoordelen.

3.2 Vaststelling SMI

  • 1.

    Het college vraagt advies aan een (medisch) deskundige, onafhankelijke adviseur om te beoordelen of het een SMI kan verlenen. Dit is niet nodig als een consulent maatschappelijke zaken HBEL direct kan vaststellen dat een ouder door zijn of haar omstandigheden recht heeft op SMI.

  • 2.

    De SMI-vaststelling, zoals beschreven bij 1, bevat in ieder geval:

    • a.

      de reden die kinderopvang noodzakelijk maakt.

    • b.

      de naam van de persoon voor wie de indicatie geldt.

    • c.

      de soort en de omvang van de gewenste kinderopvang.

    • d.

      de geldigheidsduur van de indicatie.

3.3 Beoordeling aanvraag en inhoud besluit

  • 1.

    Nadat een SMI is vastgesteld, beoordeelt het college of er sprake is van voorliggende voorzieningen of andere redenen om een SMI te weigeren, zoals omschreven in artikel 2.6.

  • 2.

    Als er geen redenen zijn om een SMI te weigeren, dan stelt het college vast:

    • a.

      dat er recht is op een tegemoetkoming.

    • b.

      wat de ingangsdatum, omvang en duur van de tegemoetkoming zijn.

    • c.

      welke eventuele rechten en plichten er voor de tegemoetkoming gelden.

  • 3.

    Het college neemt op basis van de SMI een toekenningsbesluit. In dit besluit staat waarom er een tegemoetkoming wordt gegeven en beschrijft welke kinderopvang er nodig is en hoeveel. Ook stelt het college het plan van aanpak voor de uitvoering vast. In dit plan staat dat de ouder de kinderopvang op tijd moet opzeggen. Er staat ook in dat de ouder de kinderopvang op tijd moet verlengen als dat nodig is. Verder staan de mogelijke rechten en plichten die bij de tegemoetkoming horen in het plan van aanpak.

  • 4.

    Het college beslist zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 8 weken nadat het de aanvraag heeft ontvangen. Deze beslistermijn kan het college met maximaal 8 weken verlengen.

3.4 Berekeningsgrondslag tegemoetkoming

  • 1.

    De consulent HBEL die de aanvraag in behandeling neemt, berekent de hoogte van de tegemoetkoming op basis van het gezinsinkomen. Daarbij wordt de toetsingstabel van de Regeling indexering kinderopvang van de Belastingdienst gebruikt.

  • 2.

    De tegemoetkoming voor een kind wordt voor maximaal 230 uur per maand gegeven.

  • 3.

    De maximale uurprijsvergoeding is hetzelfde als de maximale uurprijsvergoeding die de Belastingdienst jaarlijks vaststelt.

3.5 Duur tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming geldt voor maximaal 12 maanden.

  • 2.

    De tegemoetkoming gaat in op de datum die in het plan van aanpak staat. Als de werkelijke startdatum van de kinderopvang later is dan in het plan van aanpak staat, geeft het college de tegemoetkoming pas af op de werkelijke startdatum.

  • 3.

    Als er zwaarwegende redenen zijn, is het mogelijk om de tegemoetkoming 1 keer te verlengen met maximaal 6 maanden.

3.6 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college wijst de aanvraag helemaal of voor een deel af als:

    • a.

      de ouder aanspraak kan maken op een passende voorliggende vergoeding, tegemoetkoming, uitkering of voorziening voor kinderopvang. Daarmee bedoelen we in ieder geval:

      • 1.

        een tegemoetkoming vanuit de Wet Kinderopvang

      • 2.

        een vergoeding of voorziening vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

      • 3.

        een vergoeding of voorziening vanuit de (Wet langdurige zorg (Wlz)

      • 4.

        een bijdrage van de werkgever

      • 5.

        opvang in een medisch kinderdagverblijf of een plaats binnen voorschoolse en vroegschoolse educatie (VVE)

      • 6.

        een tegemoetkoming of uitkering van het UWV

      • 7.

        een tegemoetkoming of uitkering vanuit de Participatiewet

      • 8.

        de mogelijkheid voor informele opvang (bijvoorbeeld door familie of bekenden)

      • 9.

        een vergoeding in het kader van het buitenhuisproject 1

      • 10.

        een tegemoetkoming voor kostwinnerpeuters

    • b.

      de aanvrager niet binnen de doelgroep valt die in artikel 2 van deze verordening wordt omschreven.

    • c.

      er opvang mogelijk is bij een instelling voor kinderopvang die niet geregistreerd staat in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK).

  • 2.

    Het college wijst de aanvraag af als het om een herhaalde aanvraag gaat binnen 30 maanden na het vorige besluit en er geen nieuwe feiten of andere omstandigheden zijn.

  • 3.

    Het college wijst de aanvraag af als er binnen 30 maanden voor de aanvraag een tegemoetkoming is gegeven op basis van het buitenhuisproject.

3.7 Uitkering van de tegemoetkoming

  • 1.

    Het college betaalt de tegemoetkoming in de kosten na (maandelijkse) facturering aan de ouder of de opvangorganisatie. Dit staat ook in het plan van aanpak.

  • 2.

    Het college keert de tegemoetkoming uit als het een kopie van de plaatsingsovereenkomst kinderopvang heeft ontvangen.

3.8 Opnieuw onderzoeken, stoppen en terugvorderen

  • 1.

    Het college kan het recht op de tegemoetkoming in de volgende gevallen herzien of stoppen:

    • a.

      De gegevens waarop het college de hoogte van de bijdrage heeft gebaseerd, heeft de ouder verkeerd of niet volledig doorgegeven. Belangrijk hierbij is dat de ouder had kunnen weten dat de bijdrage niet of deels was uitbetaald als de gegevens juist waren geweest.

    • b.

      De ouder heeft zonder geldige reden en toestemming van het college niet of niet volledig gebruikgemaakt van de kinderopvang.

    • c.

      Het college kan het recht op tegemoetkoming helemaal of voor een deel beëindigen als:

    • d.

      de ouder de afspraken die in het plan van aanpak en de beschikking staan niet nakomt.

    • e.

      de kinderopvang niet, in mindere mate of niet meer plaatsvindt zoals in het plan van aanpak staat.

    • f.

      de ouder en/of het kind niet meer in het college Huizen woont/wonen.

    • g.

      de sociaal-medische indicatie vervalt.

    • h.

      de ouder gebruik kan maken van een andere regeling, zoals omschreven in artikel 3.6.1.a van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan na herziening of intrekking van een besluit de tegemoetkoming helemaal of voor een deel stoppen. Het college kan het bedrag dat te veel is uitbetaald, terugvragen (terugvordering).

3.9 Inlichtingenplicht

De ouder of de belanghebbende is verplicht om belangrijke informatie over zijn of haar persoonlijke situatie aan het college door te geven. Het gaat daarbij om informatie waarvan het logisch is dat het college die nodig heeft om een besluit te nemen over het recht van een inwoner op de tegemoetkoming en de hoogte van die tegemoetkoming.

Artikel 4: Slotbepalingen

4.1 Afwijken van deze verordening (Hardheidsclausule)

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van wat er in deze verordening staat of dit niet toepassen. Dit kan alleen als het in het voordeel van de inwoner is. Dit komt voor als het volgen van de wetgeving tot een beslissing leidt, die nooit de bedoeling van de wet kan zijn.

 

4.2 Overgangsrecht

Als een inwoner vóór het ingaan van de nieuwe verordening SMI van de gemeente Huizen 2025 een aanvraag heeft gedaan op basis van de nadere regels uit de tegemoetkoming SMI-kinderopvang 2021, en daar is nog geen besluit over genomen, dan wordt die aanvraag afgehandeld volgens de oude regels — maar alleen als dat gunstiger is voor de inwoner.

 

4.3 Ingangsdatum en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na de bekendmaking in het gemeenteblad.

  • 2.

    Deze verordening wordt ‘Verordening Sociaal-medische indicatie (SMI) gemeente Huizen 2025’ genoemd.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 6 november 2025

De griffier

De voorzitter

Naar boven