Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Huizen 2025

De raad van de gemeente Huizen;

 

in vergadering bijeen op 6 november 2025,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 september 2025;

 

 

gelet op de artikelen 147 jo. en 149 van de Gemeentewet, artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 8.28 en 8.29 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 4 van de Wet op de expertisecentra;

 

 

b e s l u i t :

 

 

de volgende verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Huizen 2025 vast te stellen:

 

VERORDENING BEKOSTIGING LEERLINGENVERVOER GEMEENTE HUIZEN 2025

Artikel 1: Begrippen

  • 1.

    Aanvraag: een aanvraag, zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 4 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 2.

    Cliënt: een leerling van een school, een ouder, voogd of verzorger, zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 8.28 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

  • 3.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen.

  • 4.

    Inwoner: iemand die in de gemeente Huizen woont.

  • 5.

    Onderzoek: een onderzoek dat wordt uitgevoerd na een aanvraag.

  • 6.

    Bevoegd gezag: het schoolbestuur dat verantwoordelijk is voor de school waar de leerling staat ingeschreven.

  • 7.

    Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt, zoals familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden, (mede)leden van een vereniging en kennissen.

  • 8.

    Voorziening: een vervoersvoorziening, zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en 8.28 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

  • 9.

    Aangepast vervoer: vervoer per besloten busvervoer, schoolbusvervoer, taxi, taxibus, bustaxi of touringcar.

  • 10.

    Afstand: afstand tussen de woning en de school. Het gaat daarbij om de kortste route voor de leerling over een weg die voldoende begaanbaar en veilig is.

  • 11.

    Begeleider: een ouder of een persoon die de leerling op verzoek van de ouders tijdens het vervoer begeleidt.

  • 12.

    Deskundige: onafhankelijke medisch of pedagogisch deskundige.

  • 13.

    Eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets.

  • 14.

    Gehandicapte leerling: een leerling die door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap/beperking niet – of niet zelfstandig – van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.

  • 15.

    Inkomen: inkomensgegeven, zoals bedoeld in artikel 21 (aanhef en onder e) van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Voor dit inkomen geldt het peiljaar, zoals bedoeld in artikel 4, 7e lid, van de Wet op het primair onderwijs.

  • 16.

    Leerling: de leerling die is ingeschreven bij een school, zoals bedoeld in dit artikel.

  • 17.

    Ontwikkelingsperspectief: een vastgesteld plan voor een leerling van het primair onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs, zoals bedoeld in artikel 40a van de Wet op het primair onderwijs, artikel 41a van de Wet op de expertisecentra of artikel 2.44 van de Wet voortgezet onderwijs 2020. Dit plan heeft het bevoegd gezag opgesteld na overleg met de ouders. Dit overleg was bedoeld om overeenstemming te bereiken. Als het om speciaal en voortgezet speciaal onderwijs gaat, geeft de commissie voor de begeleiding óf de commissie van onderzoek hierbij advies.

  • 18.

    Openbaar vervoer: personenvervoer dat iedereen mag gebruiken.

  • 19.

    Opstapplaats: plaats die het college heeft aangewezen. Op deze plaats kan een leerling gebruikmaken van het vervoer. De opstapplaats bevindt zich op een veilige en beschutte locatie en op een redelijke loopafstand van de woning van de leerling. De opstapplaats biedt voldoende ruimte voor een eventuele begeleider.

  • 20.

    Ouders: ouder(s), voogden of verzorgers van de leerling.

  • 21.

    Reistijd: de totale tijd tussen het moment waarop de leerling van huis vertrekt en het begin van de schooldag volgens de schoolgids, waarbij maximaal 15 minuten in mindering worden gebracht als de leerling gewoonlijk eerder op het schoolterrein aankomt dan volgens de schoolgids. Of, als het om de terugreis gaat: de tijd tussen het einde van de schooldag en aankomst thuis, vermeerderd met eventuele wachttijd op het openbaar vervoer of met maximaal 15 minuten bij gebruik van aangepast vervoer.

  • 22.

    Samenwerkingsverband:

    • a.

      1e – voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs.

    • b.

      2e – voor het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs: samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 28a van de Wet op de expertisecentra of

    • c.

      3e – voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 2.47 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

  • 23.

    School: de schoollocatie waar de leerling onderwijs volgt. Dit is:

    • a.

      1e – het primair onderwijs: basisschool of speciale school voor basisonderwijs, zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

    • b.

      2e – het speciaal onderwijs: school voor speciaal onderwijs of het speciaal onderwijs binnen een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, zoals bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

    • c.

      3e – het voortgezet speciaal onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs binnen een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, zoals bedoeld in de Wet op de expertisecentra of

    • d.

      4e – het voortgezet onderwijs: school voor voortgezet onderwijs, zoals bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020.

  • 24.

    Stage: praktische leertijd bij een beroepsopleiding.

  • 25.

    Toegankelijke school: school waar de leerling naartoe gaat vanwege de godsdienstige of levensbeschouwelijke richting óf een openbare school.

  • 26.

    Vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning of de opstapplaats en de school. Dit vervoer vindt plaats aan het begin en einde van de schooldag. De schooltijden die in de schoolgids staan, zijn daarbij het uitgangspunt. Als de leerplichtige leerling een chronische handicap heeft, kan het gebeuren dat hij of zij de normale schooltijden niet kan volgen.

  • 27.

    Vervoersvoorziening:

    • a.

      1e – Het college betaalt de goedkoopst mogelijke manier van vervoer voor de leerling en zijn of haar begeleider (als begeleiding nodig is).

    • b.

      2e – Het college biedt aangepast vervoer aan dat het college zelf verzorgt of laat verzorgen of

    • c.

      3e – Het college betaalt de vervoerskosten van de leerling en zijn begeleider (als begeleiding nodig is) helemaal of gedeeltelijk. Het college vindt deze betaling noodzakelijk.

  • 28.

    Woning: plaats waar de leerling woont.

 

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet verder worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet passend onderwijs, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

Artikel 2: Aanvraag van de vervoersvoorziening

2.1 Aanvraagprocedure

  • 1.

    De aanvrager vraagt een vervoersvoorziening aan in de gemeente waar de leerling woont. Dit gebeurt met een volledig ingevuld aanvraagformulier, op papier of digitaal. Het formulier moet zijn ondertekend door de ouders of, als de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, door de leerling zelf. De aanvraag moet alle gegevens bevatten die op het formulier staan.

  • 2.

    Het college kan de ouders vragen om aanvullende gegevens als dit nodig is om de aanvraag juist te kunnen beoordelen.

  • 3.

    Het college gebruikt de gegevens op het aanvraagformulier voor een vervoersvoorziening alléén om de aanvraag te beoordelen en de vervoersvoorziening voor de leerling te regelen.

  • 4.

    Het college neemt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag voor een vervoersvoorziening een besluit.

  • 5.

    Het college kan de besluitvormingstermijn uit lid 4 met maximaal 4 weken verlengen. Het college informeert de aanvrager hierover met een brief of mail.

  • 6.

    Als het college akkoord gaat met een vervoersvoorziening, dan gaat deze in:

    • a.

      op de datum die de ouders gevraagd hebben. Deze datum mag niet vóór de datum van de ontvangst van de aanvraag liggen. (Dit geldt als het college de vervoersvoorziening betaalt.)

    • b.

      op een datum die zo goed mogelijk aansluit op de datum die de ouders gevraagd hebben. (Dit geldt als het college een aanbod voor aangepast vervoer doet.)

2.2 Gesprek over zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij de aanvraag

  • 1.

    Het college houdt bij de beoordeling van een aanvraag voor een vervoersvoorziening voor de leerling en eventueel een begeleider, rekening met de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling.

  • 2.

    Het college kan bij een 1e aanvraag een gesprek voeren met de ouders en leerling en een deskundige. Tijdens dit gesprek kan het college de gevraagde vervoersvoorziening onderzoeken. Dit noemen we de onderzoeksfase.

  • 3.

    Het gesprek dat in het 2e lid wordt bedoeld, kan opnieuw plaatsvinden als de omstandigheden veranderd zijn.

  • 4.

    Het college neemt in ieder geval de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid van de leerling en de dichtstbijzijnde toegankelijke school (zoals bedoeld in artikel 3.1) mee in het gesprek.

  • 5.

    Als de leerling 9 jaar wordt, kan het college een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan opstellen. Dit gebeurt in overleg met de ouders en leerling zelf. Daarbij kijkt het college naar het ontwikkelingsperspectief van de leerling. In dit persoonlijk vervoersontwikkelingsplan worden de stappen naar zelfstandig naar school reizen en de mogelijkheden van de leerling beschreven. Dit plan maakt deel uit van het besluit.

  • 6.

    In het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan kan het college voorstellen doen voor ondersteuning die de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling bevordert.

2.3 Algemene voorwaarden voor toekenning van de vervoersvoorziening

  • 1.

    Het college kent de ouders van een leerling die in de gemeente Huizen naar school gaat, op aanvraag een vervoersvoorziening toe. Daarbij houdt het college rekening met de inhoud van deze verordening.

  • 2.

    Als het college het 1e lid toepast, dan wil het college dat ouders die slechts een deel van de vervoerskosten vergoed krijgen, zelf ook een deel betalen. De maximale hoogte van dit bedrag (eigen bijdrage) staat in artikel 4.9 van deze verordening. Als de ouders dit bedrag niet of niet op tijd betalen, dan hebben ze geen recht meer op de vervoersvoorziening.

  • 3.

    De bepalingen in deze verordening staan los van de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kinderen.

  • 4.

    Als de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, kent het college de vervoersvoorziening op aanvraag toe aan de leerling.

  • 5.

    Het college bepaalt hoe en wanneer de vervoersvoorziening wordt gegeven/uitbetaald. Ook bepaalt het college hoelang er recht bestaat op de vervoersvoorziening.

  • 6.

    Het college kan aan de toekenning van een vervoersvoorziening extra voorwaarden verbinden.

  • 7.

    Het college geeft een vervoersvoorziening voor het vervoer van de leerling van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school en terug.

  • 8.

    Het college kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels opstellen.

2.4 Herziening, uitstel, intrekking of terugbetaling van de vervoersvoorziening

  • 1.

    De ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling zijn verplicht om wijzigingen die invloed kunnen hebben op de toegekende vervoersvoorziening, direct per brief of mail door te geven aan het college. In de brief of mail moeten zij de datum van de wijziging vermelden.

  • 2.

    Als een wijziging invloed heeft op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt het recht op die vervoersvoorziening. Het college kan dan eventueel opnieuw een vervoersvoorziening toekennen.

  • 3.

    Het kan gebeuren dat de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling niet voldoen aan wat er in het 1e lid staat. Het college stelt dan een wijziging vast, zoals bedoeld in het 2e lid. Als daaruit blijkt dat het college ten onrechte een vervoersvoorziening heeft toegekend, vervalt het recht op de vervoersvoorziening meteen. Het college kan dan in sommige gevallen opnieuw een vervoersvoorziening toekennen. Het college deelt dit besluit schriftelijk mee aan de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling.

  • 4.

    Het college kan een besluit, zoals bedoeld in deze verordening, herzien, uitstellen of intrekken als is vastgesteld dat:

    • a.

      niet is of wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen uit deze verordening.

    • b.

      het besluit is genomen op basis van onjuiste gegevens en het college een ander besluit had genomen als de gegevens juist waren geweest.

    • c.

      de verstrekte vervoersvoorziening niet meer het beste past.

    • d.

      de leerling zich gedurende zijn verblijf in het aangepaste vervoer niet aanvaardbaar heeft gedragen.

    • e.

      het vervoeren van de leerling leidt tot een onveilige situatie in het aangepaste vervoer.

  • 5.

    De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de minderjarige leerling in het aangepaste vervoer ligt bij de ouders.

  • 6.

    Als blijkt dat het college het aangepaste vervoer onterecht heeft betaald, kan het college de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling vragen om de kosten terug te betalen. De kosten kunnen ook worden verrekend bij een nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

Artikel 3: Beoordelingsfase

3.1 Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1.

    Het college geeft een vervoersvoorziening voor de afstand tussen de woning van de leerling of de opstapplaats en de dichtstbijzijnde school die voor de leerling toegankelijk is. Dit geldt niet als vervoer naar een verder weg gelegen school het college minder kost en de ouders schriftelijk instemmen met het vervoer naar die school.

  • 2.

    Pas als de ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling de keuze voor de toegankelijke school schriftelijk hebben gemeld, komen ze in aanmerking voor een vervoersvoorziening. Dit staat los van de bepaling in het 1e lid.

  • 3.

    Het college houdt rekening met lid 1 en 2 van dit artikel en geeft ook een vervoersvoorziening voor de afstand tussen de woning/de opstapplaats en:

    • a.

      de dichtstbijzijnde speciale school voor basisonderwijs die deel uitmaakt van het samenwerkingsverband van de basisschool van de leerling of

    • b.

      een andere speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband dat onder a bedoeld wordt. Dit geldt als het vervoer naar die school het college minder kost dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, zoals bedoeld onder a.

  • 4.

    Het kan gebeuren dat de ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor een school die verder weg ligt dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school, omdat dáár het specifieke onderwijs wordt gegeven dat de leerling nodig heeft. Deze vervoersvoorziening wordt alléén gegeven als de volgende voorwaarden gelden:

    • a.

      de ouders hebben het college laten zien wat de specifieke en noodzakelijke onderwijsbehoefte van de leerling is.

    • b.

      de ouders hebben het college laten zien dat de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen, niet geschikt is omdat deze school niet het noodzakelijke specifieke onderwijs biedt.

3.2 Afstandsgrens

  • 1.

    Het college geeft een vervoersvoorziening als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor:

    • a.

      basisonderwijs, zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, meer is dan 6 kilometer.

    • b.

      speciaal basisonderwijs, zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, meer is dan 6 kilometer.

    • c.

      speciaal onderwijs meer is dan 2 kilometer.

  • 2.

    Als de ouders aantonen dat de leerling gehandicapt is, kan het college afwijken van het 1e lid. Er wordt dan geen afstandsgrens gehanteerd. As het nodig is, kan het college hierover advies vragen aan een onafhankelijke medisch deskundige. Deze deskundige neemt in zijn /haar advies de mogelijkheden van de gehandicapte leerling mee om zelfstandig (eventueel met begeleiding) met de fiets of het openbaar vervoer te reizen.

3.3 Aanwijzing opstapplaats

  • 1.

    Het college kan bij het toekennen van aangepast vervoer een opstapplaats aanwijzen die de leerling moet gebruiken.

  • 2.

    De ouders moeten ervoor zorgen dat de leerling naar en bij de opstapplaats wordt begeleid als dit nodig is.

  • 3.

    Het college wijst in de volgende situatie geen opstapplaats aan: de ouders kunnen aantonen dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is óf tot ernstige benadeling van het gezin leidt en een andere oplossing niet mogelijk is.

  • 4.

    Het college wijst (tijdelijk) geen opstapplaats aan als het gebruik van een opstapplaats duurder is dan aangepast vervoer vanaf de woning van de leerling.

3.4 Peildatum leeftijd leerling

De leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarin hij/zij de vervoersvoorziening nodig heeft, bepaalt of de leerling een vervoersvoorziening krijgt.

 

3.5 Andere vergoeding

Als een leerling een toelage voor reiskosten krijgt, dan wordt die afgetrokken van de bekostiging. Het kan ook gebeuren dat de toelage zelf betaald moet worden als eigen bijdrage.

 

3.6 Schooltijden en wachttijden

  • 1.

    Betaling van het aangepaste vervoer vindt plaats op standaardschooldagen en standaardschooltijden. Dit zijn de schooldagen en schooltijden die in de schoolgids staan.

  • 2.

    Als er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden, kan het college het volgende besluiten: de leerling moet 1 of meerdere (les)uren wachten op het aangepaste vervoer, zodat dit aansluit op het normale leerlingenvervoer.

  • 3.

    Het college betaalt het aangepaste vervoer op schooldagen en -tijden die afwijken van de dagen en tijden die in de schoolgids staan, niet. Het college kan hiervan afwijken als de ouders kunnen bewijzen dat de chronische beperking van een leerplichtige leerling aansluiting op standaardschooltijden onmogelijk maakt.

3.7 Tijdelijk verblijf buiten de gemeente

  • 1.

    Het college kan een tijdelijke vervoersvoorziening voor een periode van maximaal 6 weken toekennen aan de ouders van een leerling die door een crisissituatie tijdelijk buiten de gemeente verblijft. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      De leerling blijft zijn/haar eigen school bezoeken.

    • b.

      In de periode die voorafgaat aan het tijdelijke verblijf buiten de gemeente, is een vervoersvoorziening toegekend op basis van deze verordening.

    • c.

      Het is de bedoeling dat de leerling terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente.

  • 2.

    Het besluit voor een vervoersvoorziening stopt als de leerling tijdelijk buiten de gemeente verblijft. Het geldt weer als de leerling terugkeert, tenzij het besluit op dat moment niet meer geldig is.

3.8 Vervoersvoorziening naar stageadres

  • 1.

    Als er al recht bestaat op een vervoersvoorziening naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet onderwijs, kan het college op verzoek een vervoersvoorziening toekennen voor het vervoer naar een stageadres. Hiervoor is een aparte aanvraag nodig.

  • 2.

    Het is mogelijk om af te wijken van de bepaling in artikel 2.1, 1e lid. De school voor voortgezet speciaal onderwijs of de school voor voortgezet onderwijs kan dan een aanvraag voor stagevervoer doen.

  • 3.

    De vervoersvoorziening naar een stageadres wordt alleen toegekend onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      De stage is onderdeel van het onderwijsprogramma dat in de schoolgids van de school of in het stagecontract staat.

    • b.

      De stagetijden komen overeen met de normale schooltijden.

    • c.

      De stage vindt plaats op 1 stageadres.

    • d.

      Het stageadres ligt op de route van de woning of de opstapplaats naar de school. Als blijkt dat dit niet mogelijk is, dan kan het college bepalen dat het stageadres ook binnen een straal van maximaal 10 kilometer van de woning of de school mag liggen.

  • 4.

    Het college kent alléén een vervoersvoorziening toe voor de afstand tussen de woning van de leerling/de opstapplaats en het dichtstbijzijnde stageadres dat voor de leerling toegankelijk is.

  • 5.

    Het college kan het stagecontract opvragen.

Artikel 4: Onderzoeksfase

4.1 Verstrekking van de vervoersvoorziening

  • 1.

    Bij de verstrekking van de vervoersvoorziening betrekt het college het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan (als dat er is) of de vervoersadviezen van deskundigen die voor de onderzoekfase van belang zijn.

  • 2.

    Als begeleiding in het vervoer nodig is, vergoedt het college geen andere kosten dan de vervoerskosten van de begeleiding van de leerling in het vervoer.

4.2 Vergoeding van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

  • 1.

    Als voldaan is aan de afstandsgrens die wordt genoemd in artikel 3.2 1e lid, vergoedt het college aan de ouders van de leerling die een school voor primair onderwijs of speciaal onderwijs bezoekt, een bedrag voor een vervoersvoorziening. Dit bedrag is gebaseerd op de kosten van het openbaar vervoer.

  • 2.

    Als de ouders aanspraak kunnen maken op een vergoeding, zoals bedoeld in het 1e lid, en de leerling volgens het college - al dan niet onder begeleiding - van en naar school kan fietsen, betaalt het college de ouders een bedrag voor een vervoersvoorziening die is gebaseerd op de kosten van het vervoer per fiets.

  • 3.

    De kilometervergoeding voor de fiets is € 0,10 per kilometer, gemeten langs de kortste veilige route.

4.3 Vergoeding van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per fiets voor een begeleider

  • 1.

    Het college betaalt aan de ouders van de leerling die een school bezoekt, de kosten van het openbaar vervoer of het vervoer per fiets van de leerling en een begeleider in de volgende situaties:

    • a.

      er is voldaan aan de afstandsgrens uit artikel 3.2, 1e lid, de leerling is jonger dan 9 jaar en de ouders hebben het college laten zien dat de leerling niet zelfstandig met het openbaar vervoer of de fiets kan reizen, of

    • b.

      een leerling kan door een chronische lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruikmaken.

  • 2.

    De kilometervergoeding voor de fiets is € 0,10 per kilometer, gemeten langs de kortste veilige route.

  • 3.

    Als een begeleider meer dan 1 leerling begeleidt, worden alleen de kosten van het vervoer van 1 begeleider vergoed.

4.4 Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

  • 1.

    Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school bezoekt als de leerling volgens het college ook niet onder begeleiding van het openbaar vervoer gebruik kan maken.

  • 2.

    een leerling kan de toegang tot het vervoer ontzegd worden vanwege wangedrag of door verstoring van de orde of veiligheid in het vervoer.

4.5 Vergoeding op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Als de ouders recht hebben op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders vragen - of op aanvraag toestaan - 1 of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2.

    Als het college de ouders op basis van het 1e lid toestemming heeft verleend, betaalt het college ouders die een leerling zelf vervoeren of laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het vervoer per fiets voor de leerling zonder begeleiding. Dit geldt als de ouders recht hebben op een vergoeding op basis van de kosten van het vervoer per fiets, al dan niet met begeleiding.

    • b.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer voor de leerling zonder begeleiding. Dit geldt als de ouders recht hebben op een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer, al dan niet met begeleiding; of

    • c.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto. Dit geldt als de ouders recht hebben op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, als de bepaling in lid 4 niet geldt. Deze vergoeding is € 0,23 per kilometer (belastingvrij) en geldt voor de kortste route volgens de ANWB-routeplanner.

  • 3.

    Als het college de ouders op basis van het 1e lid toestemming heeft verleend, vergoedt het college aan ouders die meer dan 1 leerling tegelijk zelf vervoeren of laten vervoeren, een bedrag dat is gebaseerd op een kilometervergoeding voor de auto, als de bepaling in lid 4 niet geldt.

  • 4.

    Het college geeft geen vergoeding aan ouders die 1 of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die voor het vervoer van 1 of meer leerlingen een vergoeding van het college ontvangen.

4.6 Vergoeding van een andere passende vervoersvoorziening

Als ouders recht hebben op een vervoersvoorziening, kan het college na overleg met hen een vergoeding geven voor een andere passende voorziening. Die voorziening is goedkoper of gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer.

 

4.7 Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie

  • 1.

    Rekening houdend met artikel 3.1 kent het college op verzoek een vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie toe aan ouders die in de gemeente wonen. De leerling woont in een internaat of pleeggezin vanwege het speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs dat hij/zij volgt.

  • 2.

    Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor een eenmaal per weekeinde gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug. Dit geldt alleen als de weekeinden niet binnen de schoolvakanties vallen die in het volgende lid (lid 3) worden genoemd.

  • 3.

    Het college kent aan de ouders een vervoersvoorziening toe voor het vakantievervoer van de leerling voor de eenmaal per schoolvakantie (van 2 dagen of meer) gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug. Dit geldt alleen als de vakantie in de schoolgids staat van de school die de leerling bezoekt.

  • 4.

    Artikel 4.4, 1e lid, aanhef en onder 1, is niet van toepassing voor het weekeinde- en vakantievervoer.

4.8 Eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag

  • 1.

    De ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, van wie het gezamenlijke inkomen hoger is dan € 28.800, krijgen alléén een vergoeding als de kosten van het vervoer van die leerling hoger zijn dan de kosten van het openbaar vervoer over de afstand uit artikel 3.2.

  • 2.

    De ouders van een leerling die een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, van wie het gezamenlijke inkomen hoger is dan 155% van het onder artikel 4.8 lid 1 vermelde bedrag, afgerond op een veelvoud van € 450, krijgen alléén een vergoeding als de kosten van het vervoer van die leerling hoger zijn dan de kosten van het openbaar vervoer over de afstand uit artikel 3.2 lid 1.

  • 3.

    Als het college het vervoer regelt, betalen ouders van leerlingen die (speciaal) basisonderwijs volgen, een eigen bijdrage per leerling. Dit geldt alleen als de ouders meer verdienen dan € 28.800 per jaar. Ze betalen maximaal de kosten voor het openbaar vervoer voor de afstand uit artikel 3.2.

  • 4.

    De kosten voor het openbaar vervoer worden bepaald op basis van wat je normaal zou betalen als je een OV-chipkaart of een andere geldige betaalwijze in de gemeente gebruikt. Het maakt niet uit of er echt openbaar vervoer is of dat het openbaar vervoer echt gebruikt kan worden. Het college houdt hierbij ook rekening met mogelijke kortingen die gelden voor de leerling.

  • 5.

    Het bedrag van € 28.800 uit het 1e lid wordt vanaf 1 januari 2025 elk jaar aangepast aan de loonstijgingen. Het nieuwe bedrag wordt afgerond op een veelvoud van € 450 en vervangt het oude bedrag.

  • 6.

    Dit artikel is niet geldig voor leerlingen met een beperking.

4.9 Eigen bijdrage in de vorm van een draagkrachtafhankelijke bijdrage

  • 1.

    Als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 kilometer is, wordt de vastgestelde vergoeding verminderd met een bedrag dat afhangt van de financiële draagkracht van de ouders.

  • 2.

    Als het college in plaats van een vergoeding in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt of laat verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 kilometer is, betalen de ouders een bijdrage die afhangt van hun financiële draagkracht. Die bijdrage is maximaal het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3.

    Het college berekent de hoogte van het bedrag dat in het 1e lid wordt genoemd en de bijdrage die in het 2e lid wordt genoemd per gezin. Dit bedrag hangt af van de hoogte van het inkomen van de ouders. Het gaat om de volgende bedragen:

  •  

    Inkomen in euro’s

    Eigen bijdragen in euro’s per gezin

    0-35.500

    Nihil

    35.500-42.000

    170

    42.000-48.500

    750

    48.500-55.000

    1.390

    55.000-62.500

    2.035

    62.500-69.000

    2.730

    69.000 en verder

    Voor elke extra € 5.500: € 655 erbij

  • 4.

    De inkomensbedragen die in het 3e lid worden genoemd, worden met ingang van 1 januari 2025 jaarlijks aangepast aan de loonstijgingen. Het nieuwe bedrag wordt afgerond op een veelvoud van € 500 en vervangt het oude bedrag.

  • 5.

    De bedragen van de eigen bijdrage die in het 3e lid worden genoemd, worden met ingang van 1 januari 2025 jaarlijks aangepast aan de wijziging van het consumentenprijsindexcijfer (zie de reeks Alle huishoudens bij het onderdeel Vervoersdiensten). Het nieuwe bedrag wordt afgerond op een veelvoud van € 5 en vervangt het oude bedrag.

  • 6.

    Dit artikel geldt niet voor leerlingen met een beperking.

Artikel 5: Slotbepalingen

5.1 Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen om deze verordening verder te verduidelijken of aan te vullen.

 

5.2 van deze verordening (Hardheidsclausule)

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van wat er in deze verordening staat of dit niet toepassen. Dit kan alleen als het in het voordeel van de inwoner is. Dit komt voor als het volgen van de wetgeving tot een beslissing leidt, die nooit de bedoeling van de wet kan zijn.

 

5.3 Ingangsdatum en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na bekendmaking in het gemeenteblad.

  • 2.

    Deze verordening wordt ‘Verordening Bekostiging Leerlingenvervoer Gemeente Huizen 2025’ genoemd.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 6 november 2025

De griffier

De voorzitter

Naar boven