Beleidsregels brede ondersteuning Wet hersteloperatie toeslagen Best 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best,

 

gelet op:

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.21 van de Wet hersteloperatie toeslagen;

 

overwegende dat:

laatstgenoemde wet sinds 1 januari 2025 gemeenten verplicht om gedupeerden brede ondersteuning te bieden op de vijf leefgebieden: financiën, gezin, werk, wonen en zorg, in het kader van de Toeslagenaffaire,

 

b e s l u i t

 

vast te stellen ‘Beleidsregels brede ondersteuning Wet hersteloperatie toeslagen Best 2025’.

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Bedreigende situatie: gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, stadsverwarming of water, gedwongen beëindiging van de zorgverzekering, ernstig belemmerende psychische omstandigheden of een soortgelijke acute crisissituatie;

  • b.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Best;

  • c.

    Gezin: gezin als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c, van de participatiewet waarbij onder het kind ook het thuiswonende kind of pleegkind van achttien jaar of ouder valt van de persoon, bedoeld in artikel 2.21, eerste lid, van de wet of hun partner;

  • d.

    Hulpvraag: formulering van de behoefte aan brede ondersteuning dat passend is om de doelstellingen, genoemd in artikel 2, tweede lid, te kunnen bereiken;

  • e.

    Inwoner: degene die als ingezetene in de basisregistratie personen van de gemeente ingeschreven is;

  • f.

    Kindregeling: herstelregeling op grond van afdeling 2.2 van de wet waarmee een tegemoetkoming en brede ondersteuning wordt geboden aan kinderen van gedupeerde ouders;

  • g.

    Leefgebieden: de vijf leefgebieden, genoemd in artikel 2.21, eerste lid, van de wet, zijnde financiën, gezin, werk, wonen en zorg;

  • h.

    NIBUD-normen: richtbedragen voor uitgaven aan huishoudelijke en persoonlijke voorzieningen, zoals vastgesteld en gepubliceerd door het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, die als uitgangspunt dienen bij het bepalen van vergoedingen in het kader van deze beleidsregels.

  • i.

    Reguliere ondersteuning: andere gemeentelijke ondersteuning binnen het sociaal domein dan brede ondersteuning;

  • j.

    Toekennen: verlenen van de aanspraak op een voorziening;

  • k.

    Uht: uitvoeringsorganisatie herstel toeslagen;

  • l.

    Verstrekken: feitelijk verschaffen van een toegekende voorziening;

  • m.

    Voorziening: materiële voorziening als bedoeld in artikel 14 of immateriële voorziening als bedoeld in artikel 15;

  • n.

    Wet: wet hersteloperatie toeslagen.

HOOFDSTUK 2. DOEL, UITZONDERINGEN EN DOELGROEP BREDE ONDERSTEUNING

Artikel 2. Doel van de brede ondersteuning

  • 1.

    De brede ondersteuning is gericht op:

    • a.

      Het ondersteunen van de aanvrager bij het maken van een nieuwe start in het kader van herstel als bedoeld in artikel 2.21, vierde lid, van de wet; en

    • b.

      Het bijdragen aan het herstel van vertrouwen van de aanvrager in de overheid.

  • 2.

    De doelstellingen van de brede ondersteuning op de leefgebieden die de aanvrager in staat moet stellen een nieuwe start te maken zijn:

    • a.

      Financiën: in staat zijn om een financieel gezonde huishouding te voeren;

    • b.

      Gezin: samenleven en opgroeien in een veilige omgeving waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen;

    • c.

      Werk: minimaal de beschikking hebben over een startkwalificatie of duurzaam kunnen participeren in een arbeidsproces;

    • d.

      Wonen: een veilige en betaalbare plek om te wonen; en

    • e.

      Zorg: welzijn vanuit lichamelijke en geestelijke gezondheid.

Artikel 3. Uitzonderingen brede ondersteuning

Geen onderdeel van de brede ondersteuning zijn:

  • 1.

    Vormen van algemene inkomensaanvulling of inkomensondersteuning, waaronder ook het (tijdelijk) compenseren van woonlasten, vaste lasten of andere individuele kosten van levensonderhoud valt;

  • 2.

    Ondersteuning op andere leefgebieden dan bedoeld in artikel 1;

  • 3.

    Vergoeding van schade als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de wet;

  • 4.

    Vergoeding van schulden, tenzij het gaat om vergoeding van betalingsachterstanden in een bedreigende situatie en onder de voorwaarde dat er ook aanvullende voorzieningen worden ingezet om herhaling van een bedreigende situatie te voorkomen;

  • 5.

    Kosten voor voorzieningen die zijn gemaakt vóór het moment van aanvraag komen in de regel niet voor vergoeding in aanmerking. Uitzondering hierop is mogelijk wanneer er sprake was van een aantoonbaar urgente of bedreigende situatie, waarbij directe actie noodzakelijk was en een aanvraag vooraf redelijkerwijs niet mogelijk was.

  • 6.

    Kosten voor een advocaat bij het ontvangen van vergoeding van schade als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de wet;

  • 7.

    Daarnaast worden in de regel de volgende kosten niet vergoed:

    • a.

      Verkeersboetes, strafbeschikkingen, andere bestuurlijke sancties en schadevergoedingen aan derden;

    • b.

      Cosmetische operaties of behandelingen;

    • c.

      Medische – en psychologische ingrepen of behandelingen die niet aantoonbaar noodzakelijk zijn voor het hersteltraject, tenzij ze functioneel bijdragen aan het herstel van de gedupeerde, niet via reguliere zorgvoorzieningen beschikbaar zijn én niet onder de zorgverzekering vallen;

    • d.

      Aanschaf van auto’s of andere motorvoertuigen, tenzij aantoonbaar noodzakelijk voor deelname aan werk, onderwijs of sociaal functioneren; functionele alternatieven zoals (elektrische) fietsen kunnen in dat kader wel in aanmerking komen. Er wordt altijd eerst gezocht naar een passende oplossing, waarbij het minst kostbare middel dat voldoet aan de behoefte de voorkeur krijgt;

    • e.

      Verbouwingen aan de woning, behalve wanneer deze aantoonbaar noodzakelijk zijn voor het herstel van basale leefomstandigheden en het gaat om eenvoudige, functionele ingrepen. Onderhoud of herstel dat normaal gesproken onder de verantwoordelijkheid van een verhuurder valt (zoals bij woningcorporaties) wordt doorgaans niet vergoed;

    • f.

      Tuinaanpassingen, behalve wanneer deze aantoonbaar verband houden met de situatie van de gedupeerde en gericht zijn op eenvoudige, functionele ingrepen. Onderhoud of herstel dat normaal gesproken onder de verantwoordelijkheid van een verhuurder valt (zoals bij woningcorporaties) wordt doorgaans niet vergoed;

    • g.

      Vakanties, tenzij deze aantoonbaar bijdragen aan het hersteltraject en verantwoord zijn binnen een zorgvuldige en doelgerichte inzet van middelen;

    • h.

      Schade door onvoorziene gebeurtenissen (zoals storm, lekkages, brand of inbraak), tenzij deze:

      • aantoonbaar het directe gevolg zijn van de toeslagenproblematiek,

      • noodzakelijk zijn voor het herstel van de situatie van de gedupeerde, én

      • niet op andere wijze, zoals via reguliere verzekeringen of standaardroutes, kunnen worden vergoed;

    • i.

      Aanschaf van luxe- of comfortgoederen, tenzij aantoonbaar functioneel voor herstel of deelname aan onderwijs, werk of sociaal functioneren. Dit zijn goederen die het levenscomfort verhogen maar niet essentieel zijn voor dagelijks functioneren, herstel of sociale participatie, zoals luxe elektronica, designmeubels, wellnessproducten of huishoudelijke apparaten met uitgebreide extra functies;

    • j.

      Voorzieningen of hulpvormen die via reguliere routes beschikbaar zijn, zoals Wmo-voorzieningen, jeugdhulp, en participatie- en re-integratietrajecten.

  • 8.

    De in dit artikel genoemde uitzonderingen dienen als algemene richtlijn. De opsomming in lid 7 is niet uitputtend. Bij het beoordelen van individuele verzoeken staat het gesprek met de gedupeerde centraal en wordt maatwerk toegepast. Bij bijzondere of schrijnende omstandigheden kan, op grond van de hardheidsclausule, van deze richtlijnen worden afgeweken.

Artikel 4. Doelgroep brede ondersteuning

  • 1.

    Het college verleent toegang tot brede ondersteuning aan inwoners die onder de personenkring van artikel 2.21, eerste en tweede lid, van de wet vallen en die niet eerder met brede ondersteuning een nieuwe start hebben kunnen maken.

  • 2.

    Het college verleent ook brede ondersteuning aan het gezin van de aanvrager die op grond van het eerste lid is toegelaten tot de brede ondersteuning. De samenstelling van het gezin op het moment van de aanvraag is leidend.

  • 3.

    Het college kan ook toegang tot brede ondersteuning verlenen aan een aanvrager die valt onder de personenkring van artikel 2.21, eerste en tweede lid, van de wet, maar geen inwoner is als sprake is van een verhuizing, detentie of andere bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2.21, derde lid, van de wet. De aanvrager wordt in dat geval gelijkgesteld met een inwoner.

  • 4.

    Bij toepassing van het derde lid vindt over de verlening van toegang tot brede ondersteuning overleg plaats met de aanvrager en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar deze aanvrager inwoner is.

Artikel 5. Brede ondersteuning voor een minderjarige

Het college verleent toegang tot brede ondersteuning aan een minderjarige die in aanmerking komt voor de kindregeling als deze:

  • a.

    jonger is dan zestien jaar en onder het gezag van een inwoner staat;

  • b.

    jonger is dan zestien jaar en feitelijk verblijft bij een inwoner die één van de gezaghebbers is; of

  • c.

    zestien jaar of ouder is en zelf inwoner is.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG, EERSTE GESPREK EN VASTSTELLING HULPVRAAG

Artikel 6. Aanvraag brede ondersteuning

  • 1.

    Een aanvraag voor toegang tot brede ondersteuning kan schriftelijk, digitaal of mondeling worden ingediend bij het college. Schriftelijke aanvragen dienen gericht te worden aan de gemeente Best, ter attentie van de procesregisseur Zorg & Veiligheid/Sociaal Domein. Digitale aanvragen kunnen worden verzonden naar ondersteuningsteam@bestwijzer.nl. Mondelinge aanvragen kunnen worden ingediend via het telefoonnummer 0499 770 100.

  • 2.

    Het college stelt vast of de inwoner behoort tot de in artikel 4, eerste lid, genoemde doelgroep en daarmee in aanmerking komt voor brede ondersteuning bij de UHT.

  • 3.

    Indien een inwoner bij de UHT heeft aangegeven in aanmerking te willen komen voor brede ondersteuning, ontvangt het college de contactgegevens van de inwoner via het gegevensportaal van de UHT. De datum van ontvangst van de gegevens via het gegevensportaal van de UHT wordt gelijkgesteld met het indienen van de aanvraag.

Artikel 7. Eerste gesprek en vaststelling hulpvraag

  • 1.

    Nadat een aanvraag bij het college is ingediend, nodigt het college de aanvrager binnen 8 weken uit voor een eerste gesprek.

  • 2.

    De aanvrager bepaalt of het eerste gesprek op locatie plaatsvindt of bij de aanvrager thuis.

  • 3.

    Tijdens het eerste gesprek wordt samen met de aanvrager, aan de hand van de doelstellingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, de situatie van de aanvrager op de leefgebieden op het moment van de aanvraag vastgesteld en wordt gezamenlijk bepaald wat diens hulpvraag is.

HOOFDSTUK 4. BESLUIT OP DE AANVRAAG EN PLAN VAN AANPAK

Artikel 8. Besluit op de aanvraag

  • 1.

    Het college zorgt dat de aanvrager 8 weken na het eerste gesprek een beschikking ontvangt. De beschikking bevat:

    • a.

      een verlening van toegang tot brede ondersteuning met een plan van aanpak dat minstens op hoofdlijnen is vastgesteld; of

    • b.

      een gemotiveerde weigering van de toegang tot brede ondersteuning.

  • 2.

    Het college kan de termijn uit het eerste lid voor het opstellen van een plan van aanpak met 4 weken verlengen.

Artikel 9. Het opstellen van het plan van aanpak

  • 1.

    Het college stelt samen met de aanvrager het plan van aanpak op. Daarbij vormt de situatie van de aanvrager op het moment van de aanvraag en de hulpvraag het startpunt.

  • 2.

    In het plan van aanpak wordt vastgelegd:

    • a.

      hoe stapsgewijs en integraal naar de doelstellingen voor het maken van een nieuwe start door de aanvrager op de leefgebieden wordt toegewerkt; en

    • b.

      welke voorzieningen worden toegekend om de aanvrager op passende, adequate en duurzame wijze in staat te stellen deze doelstellingen te bereiken.

Artikel 10. Aanvullend schuldhulpverleningsaanbod jongeren

  • 1.

    Het plan van aanpak bevat een aanvullend schuldhulpverleningsaanbod, zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021, als de aanvrager:

    • a.

      achttien jaar of ouder is;

    • b.

      in aanmerking komt voor de kindregeling;

    • c.

      naar het oordeel van het college in een problematische schuldsituatie zit; en

    • d.

      diens aanvraag heeft ingediend binnen de termijn, bedoeld in artikel 3, vierde lid, Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021.

  • 2.

    Het college begeleidt de aanvrager bij het inzichtelijk maken van diens financiële situatie.

Artikel 11. Het wijzigen van het plan van aanpak

  • 1.

    Het college kan tot twee jaar na het eerste gesprek het plan van aanpak in samenspraak met de aanvrager aanvullen of nieuwe of andere voorzieningen toekennen. Bij materiële voorzieningen is deze termijn beperkt tot zes maanden na het eerste gesprek.

  • 2.

    Een aanvrager kan schriftelijk, digitaal of mondeling een verzoek indienen om het plan van aanpak te wijzigen; schriftelijke verzoeken dienen gericht te worden aan de gemeente Best, ter attentie van de procesregisseur Zorg & Veiligheid/Sociaal Domein, terwijl digitale verzoeken kunnen worden verzonden via ondersteuningsteam@bestwijzer.nl en mondelinge verzoeken kunnen worden gemeld via telefoonnummer 0499 770 100. Artikel 8, eerste lid, is op deze aanvraag van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Als de aanvrager het college verzoekt een aanvullende voorziening toe te kennen, toetst het college dit verzoek aan de artikelen 13, tweede lid, 14 en 15.

  • 4.

    De in het plan van aanpak vastgestelde doelstellingen wijzigt het college niet, tenzij zich gedurende de uitvoering van het plan van aanpak nieuwe feiten en omstandigheden voordoen die wijziging noodzakelijk maken.

Artikel 12. Lopende plannen van aanpak en nieuwe voorzieningen

  • 1.

    Voor cliënten met een plan van aanpak dat vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels is vastgesteld, blijven de daarin benoemde lopende voorzieningen onverkort van kracht.

  • 2.

    Worden nadien nieuwe voorzieningen aangevraagd die niet in het oorspronkelijke plan zijn opgenomen, dan worden deze beoordeeld op basis van de bepalingen en doelstellingen uit deze actuele beleidsregels.

  • 3.

    Dergelijke verzoeken tot aanvullende voorzieningen worden aanvullend op de bestaande ondersteuning behandeld, waarbij aandacht wordt besteed aan urgentie, noodzaak en het voorkomen van stapeling van hulp.

  • 4.

    Dit artikel sluit aan op het overgangsrecht zoals vastgelegd in artikel 8.10 van de Wet hersteloperatie toeslagen en dient de uitvoeringspraktijk te verduidelijken.

HOOFDSTUK 5. TOEKENNEN EN VERSTREKKEN VAN VOORZIENINGEN

Artikel 13. Voorzieningen

  • 1.

    Het college verstrekt aan de aanvrager de immateriële en materiële voorzieningen die in het plan van aanpak zijn toegekend.

  • 2.

    Bij het toekennen van de voorzieningen houdt het college onder andere rekening met:

    • a.

      de vaardigheden van de aanvrager;

    • b.

      de draagkracht en financiële armslag van de aanvrager;

    • c.

      de omvang en de samenstelling van het huishouden van de aanvrager;

    • d.

      het duurzame karakter van de voorziening; en

    • e.

      de wijze waarop de voorziening de aanvrager in staat stelt om de doelstellingen uit het plan van aanpak te bereiken.

Artikel 14. Materiële voorzieningen

  • 1.

    Een materiële voorziening is een zaak die noodzakelijk is om belemmeringen van de aanvrager bij het bereiken van de doelstellingen uit het plan van aanpak weg te nemen of te beperken. Alleen goederen of voorzieningen die aantoonbaar noodzakelijk zijn, worden verstrekt. Er wordt geen voorziening toegekend op basis van wenselijkheid, maar uitsluitend op basis van noodzaak in het licht van de doelstellingen uit het plan van aanpak.

  • 2.

    Bij de beoordeling en toekenning van materiële voorzieningen wordt uitgegaan van een doelmatige en verantwoorde inzet van middelen. Daarbij wordt gezocht naar een oplossing die aansluit bij de persoonlijke situatie van de aanvrager, waarbij de voorkeur uitgaat naar een uitvoering die passend en toereikend is, zonder dat gekozen wordt voor een luxe of uitgebreide variant, mits de voorziening in redelijkheid bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen uit het plan van aanpak.

  • 3.

    Het college kan materiële voorzieningen tot zes maanden na het eerste gesprek toekennen. De feitelijke verstrekking van voorzieningen kan ook na deze periode nog plaatsvinden.

  • 4.

    Materiële voorzieningen worden vastgesteld op basis van de richtbedragen uit de NIBUD-prijzengids voor gebruikelijke huishoudelijke uitgaven, hierna te noemen de NIBUD-normen, zoals deze gelden op het moment van toekenning. Deze richtbedragen worden verhoogd met 40% ter dekking van aanvullende kosten die niet in de standaardnormen zijn opgenomen.

  • 5.

    Voor gebruikelijke huishoudelijke of persoonlijke goederen met een aanschafwaarde van minder dan € 1.250,– die niet in de NIBUD-normen voorkomen, maar aantoonbaar noodzakelijk zijn voor het behalen van de doelstellingen uit het plan van aanpak, kan het college een vergoeding verstrekken op basis van de gemiddelde marktprijs van een niet-luxe, standaardmodel.

  • 6.

    Voor voorzieningen met een aanschafwaarde van € 1.250,– of hoger die niet in de NIBUD-normen voorkomen, wordt de vergoeding gebaseerd op de laagste prijs van ten minste twee offertes. Indien het college van oordeel is dat deze offertes onvoldoende basis bieden voor een zorgvuldige beoordeling, kan het verzoeken om een derde offerte. Het college beoordeelt vervolgens of de ingediende offertes een gedegen onderbouwing vormen voor de toekenning.

  • 7.

    De in lid 4 en 5 genoemde grensbedragen voor het toepassen van het offertevereiste worden vanaf 1 januari 2027 verhoogd naar € 1.300,–, vanaf 1 januari 2029 naar € 1.350,– en vanaf 1 januari 2031 naar € 1.400,–, tenzij deze beleidsregels eerder worden aangepast of ingetrokken.

Artikel 15. Immateriële voorzieningen

  • 1.

    Een immateriële voorziening is een vorm van hulpverlening of een dienst die noodzakelijk en passend is voor het herstel van de aanvrager of diens deelname aan de samenleving.

  • 2.

    Het college kan immateriële voorzieningen tot twee jaar na het eerste gesprek toekennen. De feitelijke verstrekking van voorzieningen kan na deze periode nog plaatsvinden.

Artikel 16. Medewerking aanvrager

Voordat een voorziening via het plan van aanpak wordt toegekend, kan het college de aanvrager verzoeken om medewerking te verlenen. Deze medewerking kan bestaan uit het verstrekken van aanvullende informatie, het toelichten van de situatie of het deelnemen aan een gesprek. De informatie kan zowel mondeling als schriftelijk worden verstrekt. Dit is nodig om te beoordelen of de beoogde voorziening voldoet aan de voorwaarden zoals beschreven in artikel 13, tweede lid, en de artikelen 14 en 15.

Artikel 17. Weigeren voorzieningen

Het college weigert het toekennen van een voorziening als:

  • 1.

    de gevraagde voorziening al vóór het eerste gesprek is gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er na het indienen van de aanvraag maar vóór het eerste gesprek sprake was van een bedreigende situatie waarvoor de voorziening noodzakelijk was;

  • 2.

    de voorziening niet aan de artikelen 13, tweede lid, 14 en 15 voldoet; of

  • 3.

    de aanvrager niet de medewerking, bedoeld in artikel 16 heeft verleend en het college daardoor niet kan vaststellen of de beoogde voorziening aan de artikelen 13, tweede lid, 14 en 15 voldoet.

HOOFDSTUK 6. BEËINDIGING BREDE ONDERSTEUNING EN OVERDRACHT

Artikel 18. Beëindiging van de brede ondersteuning

  • 1.

    In aanvulling op artikel 2.21, zesde lid, van de wet eindigt de brede ondersteuning als de aanvrager:

    • a.

      om beëindiging van de brede ondersteuning verzoekt; of

    • b.

      niet binnen een redelijke termijn van de brede ondersteuning gebruik heeft gemaakt en niet reageert op een oproep van het college om hier alsnog gebruik van te maken.

  • 2.

    Het college nodigt de aanvrager bij de beëindiging van de brede ondersteuning uit voor een gesprek om de actuele situatie van de aanvrager op de leefgebieden te bespreken.

Artikel 19. Overdracht van hulpverlening

Als de aanvrager bij de beëindiging van de brede ondersteuning de doelstellingen uit het plan van aanpak niet heeft bereikt en het plan van aanpak niet expliciet in een overdracht naar reguliere ondersteuning voorziet, dan zorgt het college in samenspraak met de aanvrager alsnog voor een warme overdracht vanuit de brede ondersteuning.

Artikel 20. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige benadeling van een belanghebbende of tot een uitkomst die kennelijk onredelijk is. Het toepassen van deze clausule wordt gemotiveerd in de beschikking.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 22. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels brede ondersteuning Wet hersteloperatie toeslagen Best 2025.

NOTA VAN TOELICHTING

Algemene toelichting

Per 1 januari 2025 is de Wet hersteloperatie toeslagen volledig in werking getreden. Deze wet biedt gedupeerde ouders en kinderen van de kinderopvangtoeslagenaffaire niet alleen recht op financiële compensatie, maar ook op brede ondersteuning. Deze ondersteuning is gericht op het herstellen van perspectief en het versterken van bestaanszekerheid op de leefgebieden financiën, gezin, werk, wonen en zorg.

Om gemeenten te helpen bij de uitvoering van deze wettelijke taak, heeft de VNG in 2025 modelbeleidsregels opgesteld. De VNG adviseert gemeenten om eigen beleidsregels vast te stellen, zodat duidelijk is op welke manier zij invulling geven aan de brede ondersteuning. Beleidsregels zorgen zo voor transparantie, rechtsgelijkheid en voorspelbaarheid, zowel voor inwoners als voor uitvoerende professionals. De gemeente Best volgt hierbij grotendeels de modelbeleidsregels van de VNG, maar maakt op een aantal punten eigen beleidsmatige keuzes. Deze keuzes sluiten aan bij de lokale context, de uitvoerbaarheid en de behoefte aan maatwerk in de ondersteuning van inwoners.

Met de Beleidsregels brede ondersteuning Wet hersteloperatie toeslagen Best 2025 legt het college van burgemeester en wethouders van Best vast hoe binnen de gemeente uitvoering wordt gegeven aan deze ondersteuning. De beleidsregels bieden duidelijkheid over onder andere de doelgroep, de aanvraagprocedure, het plan van aanpak en de toekenning van voorzieningen. Hierbij staat maatwerk centraal, maar ook rechtszekerheid en een uitvoerbare praktijk die recht doet aan het herstel van vertrouwen tussen inwoners en overheid.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Definities

In dit artikel worden de belangrijkste begrippen binnen deze beleidsregels gedefinieerd. Dit is essentieel om eenduidigheid in interpretatie te waarborgen. De definitie van 'bedreigende situatie' is ruimer dan puur financieel en erkent ook psychische of crisissituaties. De toevoeging van de NIBUD-normen onderstreept de inzet op objectieve maatstaven bij materiële ondersteuning.

 

Artikel 2. Doel van de brede ondersteuning

Dit artikel bepaalt het hoofddoel van de ondersteuning: het faciliteren van een nieuwe start en herstel van vertrouwen. De opsomming van leefgebieden volgt de systematiek van de wet, waarbij het accent ligt op duurzame maatschappelijke participatie.

 

Artikel 3. Uitzonderingen brede ondersteuning

Hierin wordt omschreven wat niet onder brede ondersteuning valt. De uitsluitingen (zoals boetes, cosmetische ingrepen, of reguliere voorzieningen) dienen om de inzet van middelen doelmatig te houden. De bepaling maakt ruimte voor maatwerk via de hardheidsclausule.

 

Artikel 4. Doelgroep brede ondersteuning

Hier wordt de doelgroep afgebakend. Belangrijk is de nadruk op mensen die nog geen nieuwe start hebben kunnen maken, en de expliciete benoeming van het gezin als ontvanger van ondersteuning. In bijzondere omstandigheden kan ook iemand buiten de gemeentegrenzen worden geholpen – mits in overleg met de betreffende gemeente.

 

Artikel 5. Brede ondersteuning voor een minderjarige

Dit artikel biedt toegang tot brede ondersteuning voor minderjarigen onder de kindregeling. De drie situaties waarbinnen dit mogelijk is, maken het mogelijk maatwerk te leveren aan verschillende gezinssamenstellingen en woonsituaties.

 

Artikel 6. Aanvraag brede ondersteuning

Dit artikel regelt hoe de aanvraag wordt ingediend, op meerdere toegankelijke manieren. De koppeling met UHT zorgt voor een automatische gegevensoverdracht, waardoor drempels voor aanvragers worden verlaagd.

 

Artikel 7. Eerste gesprek en vaststelling hulpvraag

De procedure start met een intake binnen acht weken. Belangrijk is dat de aanvrager bepaalt waar het gesprek plaatsvindt. Het gesprek is niet alleen verkennend, maar vormt de basis voor de formulering van de hulpvraag.

 

Artikel 8. Besluit op de aanvraag

Binnen acht weken na het eerste gesprek wordt een besluit genomen over het al dan niet toekennen van ondersteuning. Indien nodig kan de termijn worden verlengd. Dit bevordert voortgang en rechtszekerheid.

 

Artikel 9. Het opstellen van het plan van aanpak

Het plan van aanpak is het centrale document waarin doelen en middelen worden vastgelegd. Dit gebeurt altijd in samenspraak met de aanvrager en is integraal en stapsgewijs van aard. Het biedt structuur aan de uitvoering van de brede ondersteuning.

 

Artikel 10. Aanvullend schuldhulpverleningsaanbod jongeren

Voor jongeren die onder de kindregeling vallen en problematische schulden hebben, is een aanvullende regeling mogelijk. Deze regeling komt voort uit het Rijksbeleid en wordt in het plan van aanpak geïntegreerd.

 

Artikel 11. Het wijzigen van het plan van aanpak

Maatwerk kan vragen om bijstelling van het plan. Dit artikel maakt het mogelijk om gedurende de looptijd (2 jaar voor immateriële voorzieningen, 6 maanden voor materiële voorzieningen) aanpassingen te doen. Ook aanvragers kunnen wijzigingen verzoeken.

 

Artikel 12. Lopende plannen van aanpak en nieuwe voorzieningen

Dit overgangsartikel waarborgt continuïteit. Bestaande voorzieningen blijven geldig, maar nieuwe aanvragen worden getoetst aan de nieuwe beleidsregels. Zo wordt recht gedaan aan zowel oude als nieuwe afspraken.

 

Artikel 13. Voorzieningen

Hier worden de uitgangspunten benoemd voor het verstrekken van voorzieningen. Naast noodzaak is er aandacht voor huishoudsamenstelling, draagkracht en duurzaamheid van de voorziening. Hiermee wordt effectief maatwerk mogelijk gemaakt.

 

Artikel 14. Materiële voorzieningen

De gemeente werkt met objectieve normen (NIBUD + 40%) om vergoedingen vast te stellen. Voor duurdere aankopen geldt een offerteverplichting. Dit borgt een verantwoorde en evenwichtige inzet van publieke middelen, terwijl ruimte blijft voor het bieden van passende ondersteuning. De grensbedragen voor het offertevereiste worden met een stapsgewijze verhoging vanaf 2027 aangepast om rekening te houden met inflatie en marktontwikkelingen.

 

Artikel 15. Immateriële voorzieningen

Immateriële voorzieningen zijn gericht op versterking van kennis, vaardigheden of mentale weerbaarheid. Zij dragen bij aan het herstelproces of bevorderen maatschappelijke participatie. Ze kunnen tot twee jaar na het eerste gesprek worden toegekend, waardoor ook langere begeleidingstrajecten of een gefaseerde aanpak mogelijk zijn.

 

Artikel 16. Medewerking aanvrager

De gemeente mag de aanvrager vragen om benodigde informatie aan te leveren voorafgaand aan toekenning. Dit zorgt ervoor dat voorzieningen weloverwogen en controleerbaar worden toegekend.

 

Artikel 17. Weigeren voorzieningen

In dit artikel worden gronden gegeven voor het weigeren van een voorziening. Dit voorkomt misbruik en waarborgt dat voorzieningen alleen worden verstrekt als zij noodzakelijk én passend zijn.

 

Artikel 18. Beëindiging van de brede ondersteuning

Naast het beëindigen op basis van de wet, kan de ondersteuning ook stoppen als de aanvrager daar om vraagt of langdurig inactief blijft. Voor beëindiging vindt altijd een gesprek plaats om te evalueren en eventueel door te verwijzen.

 

Artikel 19. Overdracht van hulpverlening

Als brede ondersteuning eindigt zonder dat de doelen zijn bereikt, zorgt de gemeente voor een warme overdracht naar reguliere hulp. Zo wordt voorkomen dat mensen tussen wal en schip vallen.

 

Artikel 20. Hardheidsclausule

Deze bepaling maakt het mogelijk om af te wijken van de beleidsregels bij schrijnende gevallen. Hiermee wordt het maatwerkprincipe verankerd en voorkomen dat rigide toepassing leidt tot onrechtvaardige uitkomsten.

 

Artikel 21. Inwerkingtreding

Hier wordt vastgelegd wanneer de beleidsregels in werking treden: op de dag na publicatie. Hiermee wordt duidelijkheid geboden aan inwoners en uitvoerders.

 

Artikel 22. Citeertitel

De citeertitel vereenvoudigt verwijzingen naar de beleidsregels in besluiten, correspondentie of verdere regelgeving.

Naar boven