Besluit van de raad van de gemeente Papendrecht tot vaststelling van de Participatie- en inspraakverordening Papendrecht

 

De raad van de gemeente Papendrecht;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 mei 2025 + 2025-0039195;

 

gelet op artikel 147 en artikel 149 en artikel 150 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen:

 

de navolgende verordening “Participatie- en inspraakverordening Papendrecht".

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Onderwerp verordening

Deze verordening regelt de betrokkenheid van inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties, (keten)partners en overige betrokkenen bij de ontwikkeling van gemeentelijke initiatieven en beleid en de rol van de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan en /of besluitvorming organiseert over initiatieven van inwoners, ondernemers, ontwikkelaars, maatschappelijke organisaties, ketenpartners en overige betrokkenen.

 

Artikel 2. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    participatie: Het betrekken van inwoners bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van activiteiten en onderwerpen die spelen in de gemeente. Soms ligt het initiatief bij de gemeente, en soms ligt het initiatief bij de samenleving.

  • b.

    inwonersparticipatie: De inwoners (of ondernemers, partners, maatschappelijke organisaties, adviesorganen) doen mee met initiatieven vanuit de gemeente. De gemeente nodigt hen uit om een bijdrage te leveren aan het opstellen of uitvoeren van beleid en gemeentelijke projecten.

  • c.

    overheidsparticipatie: De overheid doet mee met initiatieven vanuit de samenleving. Het initiatief komt vanuit de samenleving, maar er is ondersteuning of goedkeuring vanuit de gemeente nodig of gewenst.

  • d.

    burgerinitiatief: Initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden. Een burgerinitiatief kan met een advies van het college ter behandeling naar de gemeenteraad worden gestuurd;

  • e.

    uitdaagrecht: Recht van inwoners en lokale maatschappelijke partijen om een verzoek bij het bevoegde bestuursorgaan in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij denken deze taak meetbaar beter en goedkoper uit te kunnen voeren.

  • f.

    inspraak: Een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners om hun mening over een gemeentelijk beleid te geven voorafgaand aan de definitieve besluitvorming, in gevallen waar een inspraakprocedure op van toepassing is.

  • g.

    bestuursorgaan: De gemeenteraad, het college of de burgemeester.

  • h.

    beleidsvoornemen: Voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

  • i.

    participatiebeleid: Door het college vastgestelde beleidsnotitie over de wijze waarop de gemeente omgaat met het betrekken van inwoners en andere belanghebbenden.

  • j.

    inwoners: Verzamelterm voor alle deelnemers die bij een participatieproces kunnen worden betrokken, te weten inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties, (keten)partners en overige betrokkenen, inclusief ingezetenen en belanghebbenden als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet, tenzij een deelgroep hiervan wordt benoemd.

 

Artikel 3. Doelstelling en reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening heeft als doel helderheid te scheppen over proces en rolverdeling bij participatie en de voorwaarden waaronder toepassing van het uitdaagrecht mogelijk is.

  • 2.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen beleid, taken en bevoegdheden of participatie wordt toegepast.

  • 3.

    Er wordt in beginsel geen participatie toegepast als:

    • a.

      het om een lopend uitvoerings- of evaluatietraject of een ondergeschikte herziening van die trajecten of het beleid gaat;

    • b.

      participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift uitgesloten is;

    • c.

      de uitkomst van participatie vanwege de spoedeisendheid niet kan worden afgewacht;

    • d.

      de verantwoordelijkheid van het betrokken bestuursorgaan voor kwetsbare groepen in de samenleving zwaarder moet wegen;

    • e.

      sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • f.

      het betrekking heeft op de gemeentelijke bedrijfsvoering;

    • g.

      het om de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet gaat. Een uitzondering hierop is de burgerbegroting;

    • h.

      als dit op basis van wetgeving is uitgesloten of als er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij de gemeente niet of nauwelijks ruimte heeft om eigen afwegingen te maken;

    • i.

      op een te nemen besluit dat alleen of met name gaat over interne of organisatorische onderwerpen van de gemeente.

  • 4.

    Indien het bestuursorgaan, op grond van het derde lid, onderdelen c of d, besluit om van participatie af te zien, geldt:

    • a.

      het bestuursorgaan motiveert dit besluit schriftelijk en op openbare wijze;

    • b.

      in de motivering wordt onderbouwd waarom participatie in het specifieke geval aantoonbaar onmogelijk of disproportioneel is, mede in het licht van de belangen van inwoners;

    • c.

      indien het college of de burgemeester het besluitvormend orgaan is, wordt de gemeenteraad hierover actief en tijdig geïnformeerd. De motivering vindt plaats zo spoedig mogelijk na het besluit, afhankelijk van de aard van de situatie.

  • 5.

    Participatie, inspraak, burgerinitiatief en uitdaagrecht wordt verleend aan inwoners van Papendrecht.

  • 6.

    Deze verordening is niet van toepassing op participatie, inspraak of andere inbreng en initiatieven van inwoners die al zijn geregeld in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures. Een uitzondering hierop is de Omgevingswet: in hoofdstuk 7 van deze verordening wordt in enkele bepalingen vastgelegd hoe de regels over participatie in de Omgevingswet worden uitgewerkt.

 

Artikel 4. Zorgplicht Bestuursorgaan

Het bestuursorgaan zorgt ervoor dat:

  • a.

    inwoners en maatschappelijke partijen tijdig worden betrokken;

  • b.

    inzichtelijk is hoe het proces van participatie eruitziet en welke vormen van participatie tijdens het proces mogelijk zijn;

  • c.

    de voor het proces van participatie benodigde stukken openbaar zijn (Uitzondering hierop zijn de documenten waarop een weigeringsgrond op grond van de Wet open overheid van toepassing is);

  • d.

    tijdens het proces van participatie inzichtelijk is wat de stand van zaken is;

  • e.

    het proces van participatie zorgvuldig verloopt;

  • f.

    duidelijk is waar inwoners en maatschappelijke partijen terecht kunnen met vragen of klachten over het proces van participatie;

  • g.

    na afloop kenbaar is hoe het proces van participatie is verlopen, wat de uitkomsten waren en hoe deze uitkomsten een plaats hebben gekregen in de besluitvorming

 

Hoofdstuk 2. Inwonersparticipatie

Artikel 5. Participatieproces

  • 1.

    Inwoners kunnen participeren in de voorbereiding, uitvoering, doorontwikkeling en evaluatie van gemeentelijk beleid en gemeentelijke kaders. Participatie wordt toegepast wanneer:

    • a.

      het bestuursorgaan verwacht dat er mensen zijn die in aanzienlijke mate geraakt zullen worden door het betreffende beleid of besluit en er ruimte is voor invloed op de te maken keuzes.

    • b.

      er sprake is van een wettelijk voorschrift, dat participatie verplicht stelt.

    • c.

      te verwachten is dat betrokken bewoners of experts over relevante ervaringskennis of inzichten beschikken, die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het beleid of besluit.

  • 2.

    Bij de start van elk beleid/gemeentelijk initiatief wordt op basis van een afwegingskader afgewogen of inwonersparticipatie aan de orde is. Als dat het geval is, wordt een startnotitie participatie opgesteld, waarin minimaal de volgende kaders worden omschreven:

    • a.

      een omschrijving van het beleid dat voorbereid, uitgevoerd of geëvalueerd wordt;

    • b.

      een beschrijving van de rollen, taakverdeling en verantwoordelijkheden;

    • c.

      het doel van de participatie;

    • d.

      de beïnvloedingsruimte aan de hand van het niveau van de participatie en passend bij de fase waarin het proces zich bevindt. Een keuze wordt gemaakt uit:

      • i.

        Informeren: inwoners worden geïnformeerd;

      • ii.

        Raadplegen: het verzamelen van ideeën, wensen, meningen, ervaringen of voorkeuren van inwoners. Dit kan ook een gezamenlijk advies zijn van een groep inwoners. Het kan zijn dat de gemeente anders besluit dan de voorkeur van inwoners die meegedacht hebben;

      • iii.

        Adviseren: het horen van inwoners wat er speelt, welke oplossingen zij zien met de intentie om deze inbreng te verwerken in het uiteindelijke voorstel en besluit;

      • iv.

        Coproduceren: inwoners en gemeente werken samen aan het beleid, project of de uitvoering, waarbij er een grote mate van invloed is op de inhoud;

      • v.

        Meebepalen: inwoners mogen meebeslissen, waardoor inwoners maximale invloed hebben op de inhoud. Een bestuursorgaan geeft de keuze aan de deelnemende inwoners en verbindt zich hieraan tijdens de besluitvorming;

      • vi.

        Of een combinatie van deze niveaus;

    • e.

      het onderwerp;

    • f.

      analyse van doelgroepen/belanghebbenden in relatie tot het doel van het beleid of initiatief;

    • g.

      de informatievoorziening aan doelgroepen gedurende en na afloop van het proces;

    • h.

      de wijze van participatie;

    • i.

      de (voorbereidings)tijd, ambtelijke tijd en budget van het participatieproces.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt voor de start van het participatietraject de aanpak bekend op een voor dat traject geschikte wijze.

  • 4.

    Als inwonersparticipatie wordt verleend bij de voorbereiding van een raadsbesluit sturen burgemeester en wethouders de startnotitie participatie zo spoedig mogelijk ter kennisneming aan de raad.

  • 5.

    Het bestuursorgaan kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

 

Artikel 6. Besluitvorming

  • 1.

    Een bestuursorgaan maakt voor de start van het participatieproces, zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 onder d van deze verordening, bekend op welke manier de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces. Vervolgens maakt het bestuursorgaan bekend op welke manier de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:

    • a.

      kennisnemen: het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de politieke besluitvorming.

    • b.

      uitgangspunt: Het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij politieke besluitvorming.

    • c.

      verbinden aan: het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over, passend binnen de vooraf gestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan van de op grond van het eerste lid gemaakte keuze gemotiveerd afwijken. In dat geval wordt dit expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers aan het participatietraject.

 

Artikel 7. Eindverslag participatie

  • 1.

    Ter afronding van de participatie maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde participatieproces op hoofdlijnen;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

    • c.

      de reactie van de gemeente op deze uitkomsten en de wijze waarop de gemeente de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan;

    • d.

      een evaluatie van het proces dat is gevolgd.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op passende wijze openbaar.

  • 3.

    Het college geeft het verslag ter informatie aan de raad als het gaat om participatie bij een raadsbesluit.

 

Hoofdstuk 3. Inspraak

Artikel 8. Inspraakprocedure

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak als bedoeld in artikel 150, tweede lid van de Gemeentewet wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2.

    Inspraak wordt altijd verleend als de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

    • g.

      Als volgens een wettelijke procedure in een zienswijzemogelijkheid is voorzien.

  • 4.

    Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

  • 5.

    Op inspraak is de procedure, vermeld in de artikelen 3:10 tot en met 3:16 van de afdeling de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      De termijn, genoemd in artikel 3:16 lid 1 vier weken bedraagt;

    • b.

      De inspraakgerechtigden hun zienswijze schriftelijk naar voren kunnen brengen.

  • 6.

    Het bestuursorgaan kan per beleidsvoornemen gemotiveerd bepalen dat een andere inspraakprocedure geldt. Dit besluit wordt vooraf gepubliceerd.

  • 7.

    Ter afronding van de inspraak vindt besluitvorming plaats door het bestuursorgaan. Deze besluitvorming bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze inspraakreacties of zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 8.

    Het bestuursorgaan maakt het verslag op de gebruikelijke manier openbaar.

 

Hoofdstuk 4. Het burgerinitiatief

Artikel 9. Wie mag een burgerinitiatief indienen?

Diegenen die een burgerinitiatief mogen indienen zijn inwoners van de gemeente Papendrecht van 18 jaar en ouder, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon die een bedrijf in Papendrecht uitoefent of een maatschappelijke activiteit in Papendrecht uitoefent.

 

Artikel 10. Jongereninitiatief

  • 1.

    Inwoners in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar kunnen een jongereninitiatief indienen.

  • 2.

    Een jongereninitiatief wordt ondersteund door ten minste 25 handtekeningen van ingezetenen in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar.

  • 3.

    Het onderwerp van het jongereninitiatief dient op enigerlei wijze op jongeren betrekking te hebben en kan alleen ingediend worden over onderwerpen waarvoor de raad bevoegd is.

  • 4.

    Op het jongereninitiatief zijn niet van toepassing artikel 9 en artikel 12, lid 2a.

 

Artikel 11. Onderwerpen van het burgerinitiatief

  • 1.

    Een burgerinitiatief kan slechts ingediend worden over onderwerpen waarvoor de raad bevoegd is.

  • 2.

    Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

    • a.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

    • b.

      een vraag over het gemeentelijk beleid;

    • c.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur of werknemers;

    • d.

      een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;

    • e.

      een onderwerp waarover korter dan 6 maanden voor indiening van het initiatief door de raad een besluit is genomen;

    • f.

      specifieke financiële aangelegenheden zoals: de begroting, salarissen gemeentepersoneel, gemeentelijke belastingen;

    • g.

      een uitsluitend individueel belang.

 

Artikel 12. Voorwaarden voor een geldig burgerinitiatief

  • 1.

    Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de burgemeester.

  • 2.

    Een verzoek is niet geldig als het:

    • a.

      niet door ten minste 35 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

    • b.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 11, lid 2 bevat;

    • c.

      niet voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 13.

 

Artikel 13. Eisen voor een burgerinitiatief

Het verzoek bevat ten minste:

  • a.

    een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

  • b.

    een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

  • c.

    de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger;

  • d.

    een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • e.

    Een globale begroting, als uit de realisering van het burgerinitiatief kosten voortkomen.

 

Artikel 14. Het in behandeling nemen van het burgerinitiatief

  • 1.

    De burgemeester beoordeelt uiterlijk 10 werkdagen voor de volgende reguliere raadsvergadering de ontvangen burgerinitiatieven.

  • 2.

    De burgemeester stelt een lijst op voor de gemeenteraad van alle ontvangen initiatieven en deelt de ontvangen initiatieven op die lijst als volgt in:

    • a.

      strijdig met artikel 9, 10, 11, 12 en/of 13;

    • b.

      die zaken die zich lenen om door het ambtelijk apparaat direct te worden afgedaan;

    • c.

      initiatieven die aan de gemeenteraad dienen te worden voorgelegd;

    • d.

      zaken die verduidelijking behoeven.

De indiener wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.

  • 3.

    De burgemeester informeert de raad over de indeling als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De gemeenteraad kan de door de burgemeester gemaakte indeling van een burgerinitiatief wijzigen.

  • 5.

    Na goedkeuring van de indeling beslist de raad welke initiatieven zo spoedig mogelijk op de agenda van de raad zullen worden geplaatst.

  • 6.

    De burgemeester nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor een commissie- en/of raadsvergadering waar het initiatief op hoofdlijnen zal worden behandeld. Verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief zakelijk en bondig toe te lichten.

  • 7.

    De gemeenteraad neemt daarop een toewijzend of afwijzend besluit, of houdt de zaak tot nader order aan.

  • 8.

    Alle ten aanzien van ingediende burgerinitiatieven door de gemeenteraad genomen besluiten worden zo spoedig mogelijk bekendgemaakt via de gebruikelijke manier. De indiener wordt persoonlijk ingelicht. Indien een burgerinitiatief is afgewezen, is sprake van een besluit in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep open staat.

 

Hoofdstuk 5. Overheidsparticipatie

Artikel 15. Onderwerp overheidsparticipatie

Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van inwoner(s) en/of belanghebbende(n) een maatschappelijk initiatief ondersteunen als naar de mening van burgemeester en wethouders het initiatief bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid of op een andere manier een positieve bijdrage levert aan de lokale samenleving.

 

Artikel 16. Budget

De gemeenteraad kan jaarlijks een budget ter beschikking stellen voor ideeën en initiatieven uit de samenleving.

 

Artikel 17. Beoordeling verzoek overheidsparticipatie

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan afzien van overheidsparticipatie bij initiatieven als er redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners;

    • b.

      het initiatief naar het oordeel van het college op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is;

    • c.

      het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht (Bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep) loopt of indien er sprake is van privaatrechtelijke belemmeringen of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

    • d.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders informeren initiatiefnemer(s) gemotiveerd over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen.

  • 3.

    Als overheidsparticipatie wordt toegepast, staat in dat besluit in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van het maatschappelijk initiatief, de wijze waarop het wordt gerealiseerd, de looptijd en een raming van de kosten;

    • b.

      de (eventuele) gemeentelijke ondersteuning in de vorm van: ambtelijke deskundigheid, administratieve of praktische ondersteuning, subsidie of andere financiële middelen, huisvesting, materiaal en materieel, regelgeving en vergunningen en/of andere vormen van ondersteuning;

    • c.

      de vaste contactpersoon die de initiatiefnemer(s) vanuit de gemeente begeleidt.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders maken het besluit dat de gemeente een maatschappelijk initiatief ondersteunt op de daarvoor geschikte wijze openbaar.

 

Artikel 18. Uitvoering overheidsparticipatie

  • 1.

    Als het bestuursorgaan besluit tot overheidsparticipatie, kan het initiatief worden ondersteund op een van de volgende manieren of een combinatie daarvan:

    • a.

      het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

    • b.

      het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

    • c.

      de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

    • d.

      andere vormen van ondersteuning.

  • 2.

    Het bestuursorgaan informeert de indieners van het initiatief over het besluit

 

Hoofdstuk 6. Uitdaagrecht

Artikel 19. Onderwerp Uitdaagrecht

De gemeente biedt inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties, (keten)partners en overige betrokkenen de mogelijkheid een voorstel te doen om de uitvoering van gemeentelijke taken over te nemen.

 

Artikel 20. Verzoek tot Uitdaagrecht

  • 1.

    Een voorstel met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het college ingediend en heeft in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de taak die de indiener wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de indiener dat beter en/of goedkoper kan;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de indiener;

    • d.

      indicatie van het draagvlak onder belanghebbende inwoners;

    • e.

      raming van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      omschrijving van de manier waarop de indiener met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      inzicht in hoe de indiener garant staat voor de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn.

  • 2.

    Het college kan naar aanleiding van het verzoek aanvullende informatie opvragen.

 

Artikel 21. Beoordeling verzoek Uitdaagrecht

  • 1.

    Onverminderd artikel 3, derde lid, wijst het bestuursorgaan een verzoek af als:

    • a.

      het verzoek ziet op een taak waarvan de aard zich tegen toepassing van het uitdaagrecht verzet;

    • b.

      het verzoek in strijd is met door de gemeente vastgesteld beleid;

    • c.

      het bestuursorgaan van oordeel is dat de taak met de overheidsparticipatie niet beter wordt uitgevoerd of de kosten hoger zijn;

    • d.

      de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde als bedoeld in paragraaf 2.1.1.1 van de Aanbestedingswet 2012 uitkomt;

    • e.

      het verzoek niet voldoet aan de in artikel 21, eerste lid gestelde eisen.

  • 2.

    Als het voorstel wordt overgenomen voorziet het bestuursorgaan de indiener van gepaste ondersteuning. De gemaakte afspraken (over o.a. de taken, het resultaat, het budget, financieringsvorm, de looptijd, de periodieke evaluatie, stappen bij het niet nakomen van afspraken en tussentijds beëindigen van het uitdaagrecht) worden vastgelegd in een overeenkomst.

  • 3.

    De gemeente kan op verschillende manieren ondersteunen:

    • a.

      materieel: menskracht, locaties, geld, praktische ondersteuning;

    • b.

      formeel: regelgeving, vergunningen, richtlijnen, monitoren en meten;

    • c.

      informeel: verbinden, inspireren, aandacht geven en communiceren;

    • d.

      of een combinatie van bovenstaande.

  • 4.

    Het college geeft aan de indieners binnen acht weken een eerste reactie op het voorstel. Het uiteindelijke besluit van het college wordt gemotiveerd aan de indiener gestuurd. Indien een verzoek tot uitdaagrecht is afgewezen, is sprake van een besluit in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep open staat.

 

Hoofdstuk 7. Omgevingswet

Artikel 22. Omgevingsplan en omgevingsvergunning

  • 1.

    Participatie over omgevingsvisie, programma's, omgevingsplannen en omgevingsvergunningen vindt. plaats overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Omgevingswet en van toepassing zijnde vastgestelde beleidskaders en besluiten.

  • 2.

    Voor participatie, anders dan in de in lid 1 genoemde gevallen, op het terrein van de Omgevingswet vindt plaats overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Omgevingswet en deze verordening.

 

Hoofdstuk 8. Evaluatie en monitoring

Artikel 23. Evaluatie en monitoring

De uitvoering van deze verordening wordt ten minste twee keer per raadsperiode geëvalueerd. Het college stuurt daartoe aan de raad een evaluatieverslag ter bespreking.

 

Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking daarvan, onder gelijktijdige intrekking van de verordeningen:

  • Inspraakverordening gemeente Papendrecht 2016, vastgesteld 7 juli 2016;

  • De verordening burgerinitiatief gemeente Papendrecht 2016, vastgesteld 7 juli 2016.

 

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Participatie- en inspraakverordening Papendrecht”.

 

 

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Papendrecht 3 juli 2025.

de griffier,

de voorzitter,

Naar boven