Participatieverordening gemeente Opsterland

De raad van de gemeente Opsterland;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 juli 2025 met kenmerk 0086222935,

 

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet, de artikelen 3.1, 2.4 en 3.4 van de Omge-vingswet en de artikelen 10.7, 10.2 en 10.8 van het Omgevingsbesluit;

 

gezien het advies van de Rekenkamercommissie Opsterland over inwonersinitiatieven en overheids-participatie, gedateerd mei 2023,

 

 

b e s l u i t :

 

 

vast te stellen de

 

 

Participatieverordening gemeente Opsterland

 

Hoofdstuk 1 - Inleidende bepaling

Artikel 1. Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • beleid: gedragslijn, project, programma of plan van de gemeente om een bepaald doel te realiseren;

  • bestuursorgaan: bestuursorgaan dat bevoegd is, afhankelijk van de inhoud van het beleid of de taak;

  • college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland;

  • inspraak: mogelijkheid als bedoeld in artikel150, tweede lid, van de Gemeentewet, die een bestuursorgaan inwoners en belanghebbenden biedt om hun mening over beleid te geven;

  • inwoners: ingezetenen als bedoeld in artikel 2 van de Gemeentewet;

  • inwonersparticipatie: op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners, ondernemers en maatschappelijke partijen bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van beleid;

  • maatschappelijke partijen: verenigingen, stichtingen, buurtcomités, ondernemingen die geen winst uitkeren en andere organisaties die tot doel hebben een actieve bijdrage te le-veren aan de samenleving binnen de gemeente;

  • ondernemers: bedrijven en instellingen die statutair binnen de gemeente zijn gevestigd of in hoofdzaak binnen de gemeente hun activiteiten verrichten;

  • overheidsparticipatie: op initiatief van inwoners en maatschappelijke partijen betrekken van de gemeente bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van beleid;

  • participatie: samenwerking tussen een bestuursorgaan en inwoners, ondernemers of maatschappelijke partijen, in de vorm van inwonersparticipatie of overheidsparticipatie; en

  • uitdaagrecht: recht van inwoners en maatschappelijke partijen als bedoeld in artikel 150, derde lid, van de Gemeentewet om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen.

Hoofdstuk 2 - Kaders en uitgangspunten

Artikel 2. Doelstellingen

De doelstellingen van deze verordening zijn:

  • a.

    duidelijkheid geven over het proces van participatie en de voorwaarden waaronder toe-passing van het uitdaagrecht mogelijk is;

  • b.

    de samenwerking tussen een bestuursorgaan enerzijds en inwoners en maatschappelijke partijen anderzijds versterken;

  • c.

    de kwaliteit van lokale democratische processen vergroten; en

  • d.

    de samenleving binnen de gemeente versterken.

Artikel 3. Reikwijdte

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen beleid, taken en bevoegdheden of participatie wordt toegepast.

  • 2.

    Het bestuursorgaan past voor participatie bij het vaststellen of wijzigen van de omgevings-visie als bedoeld in artikel 3.1 van de Omgevingswet, het omgevingsplan als bedoeld in ar-tikel 2.4 van de Omgevingswet of een programma als bedoeld in artikel 3.4 van de Omge-vingswet, zoveel mogelijk deze verordening toe. Daarbij neemt het bestuursorgaan de mo-tiveringsplicht als bedoeld in de artikelen 10.7, 10.2 en 10.8 van het Omgevingsbesluit in acht.

  • 3.

    Er vindt geen participatie plaats als:

    • a.

      het om een lopend uitvoerings- of evaluatietraject of een ondergeschikte herziening van die trajecten of het beleid gaat;

    • b.

      participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift uitgesloten is;

    • c.

      de uitkomst van participatie vanwege de spoedeisendheid niet kan worden afgewacht;

    • d.

      de verantwoordelijkheid van het betrokken bestuursorgaan voor kwetsbare groepen in de samenleving zwaarder moet wegen;

    • e.

      inzet van capaciteit en middelen voor participatie naar het oordeel van het bestuursor-gaan niet doelmatig zou zijn;

    • f.

      sprake is van uitvoering van hogere regelgeving, waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsruimte heeft;

    • g.

      het om interne aangelegenheden van de gemeente gaat; of

    • h.

      het om de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet gaat.

Artikel 4. Zorgplicht

Het bestuursorgaan zorgt ervoor dat:

  • a.

    inwoners en maatschappelijke partijen tijdig worden betrokken, zodat er nog ruimte is om invloed uit te oefenen;

  • b.

    inzichtelijk is hoe het proces van participatie eruitziet en welke vormen van participatie tijdens het proces mogelijk zijn;

  • c.

    de voor het proces van participatie benodigde stukken openbaar zijn;

  • d.

    tijdens het proces van participatie inzichtelijk is wat de stand van zaken is;

  • e.

    het proces van participatie zorgvuldig verloopt;

  • f.

    duidelijk is waar inwoners en maatschappelijke partijen terecht kunnen met vragen of klachten over het proces van participatie; en

  • g.

    na afloop kenbaar is hoe het proces van participatie is verlopen, wat de uitkomsten waren en hoe deze uitkomsten een plaats hebben gekregen in de besluitvorming.

Artikel 5. Experimenteerprogramma

  • 1.

    Het college kan een experimenteerprogramma aan de gemeenteraad ter besluitvorming voorleggen, om de ontwikkeling van participatie te bevorderen.

  • 2.

    Het experimenteerprogramma omvat in elk geval:

    • a.

      een keuze van de te beproeven vormen van participatie;

    • b.

      een keuze van de te bereiken doelgroepen;

    • c.

      een overzicht van de benodigde middelen en capaciteit; en

    • d.

      een overzicht van de toetsingscriteria voor de evaluatie na het experiment.

Hoofdstuk 3 - Inwonersparticipatie

Artikel 6. Participatieplan

  • 1.

    Het college stelt voorafgaand aan de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van beleid een participatieplan vast, met het proces en de planning van de inwonersparticipatie.

  • 2.

    Indien het een bevoegdheid van de gemeenteraad betreft, zendt het college het participa-tieplan in ieder geval ter informatie aan de raad.

  • 3.

    Het college maakt het participatieplan binnen twee weken openbaar.

  • 4.

    Het participatieplan bevat in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van het beleid dat voorbereid, uitgevoerd of geëvalueerd wordt;

    • b.

      het oogmerk van het proces, waarbij het bestuursorgaan een keuze maakt uit:

      • 1°.

        kwaliteit of effectiviteit van het beleid verbeteren;

      • draagvlak voor het beleid vergroten;

      • zorgen voor betere besluiten, vaardigheden of financiële voordelen;

      • democratische rechten en actief burgerschap bevorderen;

      • zeggenschap en medeverantwoordelijkheid creëren;

      • democratisch ideaal, legitimiteit of overbrugging van de politieke kloof nastreven;

      • een ander te benoemen oogmerk; of

      • een combinatie van deze oogmerken.

    • c.

      de vorm van participatie, waarbij het bestuursorgaan een keuze maakt uit:

      • 1°.

        informeren: inwoners en maatschappelijke partijen krijgen informatie;

      • inspraak: inwoners en maatschappelijke partijen kunnen hun mening geven;

      • adviseren: het bestuursorgaan gaat in gesprek met inwoners en maatschappelijke partijen en betrekt hun adviezen bij het nemen van het besluit;

      • coproduceren: het bestuursorgaan maakt samen met inwoners en maatschappelijke partijen een plan en besluit daarover; of

      • een combinatie van deze vormen; en

    • d.

      informatie over de procedure en de planning van het proces, waarbij in elk geval aandacht is voor de te betrekken doelgroepen en hoe die benaderd worden, de informatievoorziening aan die doelgroepen gedurende en na afloop van het proces en de ambtelijke en bestuurlijke besluitvorming over het beleid.

Artikel 7. Ondersteuning inwonersparticipatie

  • 1.

    Het college zorgt voor ondersteuning van degene die aan participatie wil deelnemen of een verzoek om participatie wil indienen of heeft ingediend.

  • 2.

    Het college zorgt dat er op een laagdrempelige manier om ondersteuning kan worden gevraagd.

Artikel 8. Participatieverslag

  • 1.

    Nadat inwonersparticipatie heeft plaatsgevonden, stelt het college een participatieverslag vast.

  • 2.

    Indien het een bevoegdheid van de gemeenteraad betreft, zendt het college het participa-tieverslag in ieder geval ter informatie aan de raad.

  • 3.

    Het college maakt het participatieverslag binnen twee weken openbaar.

  • 4.

    Het participatieverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een beschrijving van het proces dat is gevolgd;

    • b.

      de uitkomsten van het proces;

    • c.

      een reactie op die uitkomsten, waarbij beargumenteerd is aangegeven welke gevolgen daaraan zijn gegeven; en

    • d.

      een evaluatie van het proces dat is gevolgd.

Hoofdstuk 4 – Overheidsparticipatie

Artikel 9. Verzoek om overheidsparticipatie

  • 1.

    Inwoners en maatschappelijke partijen kunnen bij het college een verzoek om overheids-participatie indienen.

  • 2.

    Het verzoek bevat:

    • a.

      een omschrijving van de overheidsparticipatie die de indiener voor ogen heeft;

    • b.

      de reden dat de indiener het verzoek indient; en

    • c.

      het resultaat dat de indiener beoogt.

  • 3.

    De indiener van het verzoek geeft daarnaast in elk geval aan:

    • a.

      wat de relevante betrokkenheid, kennis en ervaring van de indiener is; en

    • b.

      welke kosten of middelen er volgens de indiener aan het verzoek verbonden zijn.

  • 4.

    De indiener maakt voor het verzoek gebruik van het door het college ter beschikking gestelde formulier.

  • 5.

    Het college kan naar aanleiding van het verzoek aanvullende informatie opvragen.

Artikel 10. Ondersteuning indiener verzoek overheidsparticipatie

  • 1.

    Het college zorgt voor ondersteuning van degene die een verzoek om overheidsparticipatie wil indienen of heeft ingediend.

  • 2.

    Het college zorgt dat er op een laagdrempelige manier om ondersteuning kan worden gevraagd.

Artikel 11. Beoordeling verzoek overheidsparticipatie

  • 1.

    Het college zendt een ingediend verzoek door aan het bestuursorgaan dat bevoegd is om op het verzoek te reageren en informeert de indiener hierover.

  • 2.

    Als de gemeenteraad op het verzoek moet reageren, bereidt het college de reactie op het verzoek voor.

  • 3.

    Onverminderd artikel 3, derde lid, wijst het bestuursorgaan een verzoek af als:

    • a.

      het verzoek ziet op een taak waarvan de aard zich tegen toepassing van overheidspar-ticipatie verzet;

    • b.

      het verzoek in strijd is met door de gemeente vastgesteld beleid; of

    • c.

      het verzoek niet voldoet aan de in artikel 9 gestelde eisen.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan een verzoek afwijzen als:

    • a.

      het bestuursorgaan van oordeel is dat overheidsparticipatie niet doelmatig is; of

    • b.

      de gevraagde financiële bijdrage boven de Europese drempelwaarde als bedoeld in paragraaf 2.1.1.1 van de Aanbestedingswet 2012 uitkomt.

  • 5.

    Het bestuursorgaan reageert binnen vier weken op het verzoek. Het bestuursorgaan kan deze termijn eenmaal met vier weken verdagen.

  • 6.

    Het bestuursorgaan onderbouwt de reactie op het verzoek en maakt de reactie en de onderbouwing binnen twee weken openbaar.

Artikel 12. Uitvoering overheidsparticipatie

Als het bestuursorgaan het verzoek om overheidsparticipatie toewijst, maakt het met de indiener in elk geval afspraken over:

  • a.

    het proces, het resultaat en de looptijd van de overheidsparticipatie;

  • b.

    het budget en de financieringswijze van de overheidsparticipatie;

  • c.

    het contact met en de ondersteuning door het bestuursorgaan gedurende het proces van de overheidsparticipatie;

  • d.

    de stappen bij het niet nakomen van de gemaakte afspraken en het tussentijds beëindigen van de overheidsparticipatie; en

  • e.

    de evaluatie van de overheidsparticipatie.

Hoofdstuk 5 - Uitdaagrecht

Artikel 13. Verzoek toepassing uitdaagrecht

  • 1.

    Maatschappelijke partijen kunnen bij het college een verzoek om toepassing van het uit-daagrecht indienen, als zij:

    • a.

      over rechtspersoonlijkheid beschikken;

    • b.

      naar het oordeel van het college aantoonbaar een sterke binding hebben met de gemeenschap waarvoor zij een taak van de gemeente willen overnemen; en

    • c.

      naar het oordeel van het college aantoonbaar draagvlak hebben binnen de gemeenschap waarvoor zij een taak van de gemeente willen overnemen.

  • 2.

    Het verzoek bevat een omschrijving van de taak die de indiener voor ogen heeft, de reden dat de indiener het verzoek indient en het resultaat dat de indiener beoogt.

  • 3.

    De indiener van het verzoek geeft daarnaast in elk geval aan:

    • a.

      wat de betrokkenheid, kennis en ervaring van de indiener met de taak is;

    • b.

      welke kosten of middelen er volgens de indiener aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • c.

      hoe de indiener de kwaliteit en de uitvoering van de taak wil waarborgen;

    • d.

      welke rechtsvorm de indiener heeft;

    • e.

      welke binding de indiener heeft met de gemeenschap waarvoor de indiener de taak wil overnemen en waaruit die binding blijkt; en

    • f.

      hoeveel draagvlak de indiener in de gemeenschap heeft om de taken over te nemen en waaruit dat blijkt.

  • 4.

    De indiener maakt voor het verzoek gebruik van het door het college ter beschikking gestelde formulier.

  • 5.

    Het college kan naar aanleiding van het verzoek aanvullende informatie opvragen.

Artikel 14. Ondersteuning indiener verzoek toepassing uitdaagrecht

  • 1.

    Het college zorgt voor ondersteuning van degene die een verzoek om toepassing van het uitdaagrecht wil indienen of een verzoek om toepassing van het uitdaagrecht heeft ingediend.

  • 2.

    Het college zorgt dat er op een laagdrempelige manier om ondersteuning kan worden gevraagd.

Artikel 15. Beoordeling verzoek toepassing uitdaagrecht

  • 1.

    Het college zendt een ingediend verzoek door aan het bestuursorgaan dat bevoegd is om op het verzoek te reageren en informeert de indiener hierover.

  • 2.

    Als de gemeenteraad op het verzoek om toepassing van het uitdaagrecht moet reageren, bereidt het college de reactie op het verzoek voor.

  • 3.

    Onverminderd artikel 3, derde lid, wijst het bestuursorgaan een verzoek af als:

    • a.

      het verzoek ziet op een taak waarvan de aard zich tegen toepassing van het uitdaag-recht verzet;

    • b.

      het verzoek in strijd is met door de gemeente vastgesteld beleid; of

    • c.

      het verzoek niet voldoet aan de in artikel 13 gestelde eisen.

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan een verzoek afwijzen als:

    • a.

      het bestuursorgaan van oordeel is dat de taak met de toepassing van het uitdaagrecht niet beter wordt uitgevoerd of de kosten hoger zijn; of

    • b.

      als de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde als bedoeld in paragraaf 2.1.1.1 van de Aanbestedingswet 2012 uitkomt.

  • 5.

    Het bestuursorgaan reageert binnen vier weken op het verzoek. Het bestuursorgaan kan deze termijn met vier weken verdagen.

  • 6.

    Het bestuursorgaan onderbouwt de reactie op het verzoek en maakt de reactie en de onderbouwing binnen twee weken openbaar.

Artikel 16. Uitvoering taak onder het uitdaagrecht

Als het bestuursorgaan het verzoek om toepassing van het uitdaagrecht toewijst, maakt het met de indiener in elk geval afspraken over:

  • a.

    het proces, het resultaat en de looptijd van de uitvoering van de taak;

  • b.

    het budget en de financieringswijze van de uitvoering van de taak;

  • c.

    het contact met het bestuursorgaan gedurende de uitvoering van de taak;

  • d.

    de ondersteuning door het bestuursorgaan gedurende de uitvoering van de taak;

  • e.

    de stappen bij het niet nakomen van de gemaakte afspraken en het tussentijds beëindigen van de uitvoering van de taak; en

  • f.

    de evaluatie van de uitvoering van de taak.

Hoofdstuk 6 - Slotbepalingen

Artikel 17. Nadere regels

Het bestuursorgaan kan over inwonersparticipatie, overheidsparticipatie en het uitdaagrecht nadere regels vaststellen.

Artikel 18. Hardheidsclausule

Het bestuursorgaan kan in uitzonderlijke gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 19. Intrekking oude verordeningen en overgangsrecht

De Algemene inspraakverordening Opsterland 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2026.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening Opsterland.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de Gemeente Opsterland van 29-09-2025.

De griffier,

Laura Meijer

De voorzitter,

Andries Bouwman

Naar boven