Gemeenteblad van Eindhoven
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Eindhoven | Gemeenteblad 2025, 483305 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Eindhoven | Gemeenteblad 2025, 483305 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Het college van burgemeester en wethouders van Gemeente Eindhoven heeft op 28 oktober 2025 besloten om:
1. Het ontwerp Omgevingsprogramma Gezonde Leefomgeving 2026 - 2035, inclusief bijlagen, akkoord te verklaren en vrij te geven omgedurende zes weken ter inzage te leggen.
2. De gemeenteraad in de gelegenheid te stellen wensen en bedenkingen kenbaar te maken ten aanzien van het ontwerp Omgevingsprogramma Gezonde Leefomgeving 2026 - 2035.
Tevens de Raad voor te stellen:
1. Geen wensen en bedenken ter kennis van het college te brengen ten aanzien van het ontwerp programma gezonde leefomgeving 2026-2035, dat de volgende doelen bevat:
1. Drie extra gezonde levensjaren voor iedereen: aantoonbare gezondheidswinst.
2. 20% minder gezondheidsverschillen tussen gebieden: prioriteit voor gebieden met de meeste potentie.
3. Gezondheid structureel verankerd in stedelijke ontwikkeling: impactgericht sturen wordt verplicht.
2. De milieuvisie gemeente Eindhoven: ambitie 2030 (0.3R546.001) van 1 juli 2003 in te trekken, bij vaststelling van het programma gezonde leefomgeving door het college van B&W.
"Omgevingsprogramma Gezonde Leefomgeving 2026 - 2035" opgenomen in Bijlage A wordt vastgesteld.
Het nu voorliggende document betreft een ontwerp Programma. Deze is nog niet definitief vastgesteld. Besluitvorming over de vaststelling volgt na de terinzagelegging van dit Programma.
Aldus besloten door college van burgemeester en wethouders, 28 oktober 2025
College van Burgemeester en Wethouders
Een gezonde, groene stad waar alle Eindhovenaren langer en beter leven. Dát is waar we samen aan bouwen. Met eerlijke kansen voor iedereen om goed te wonen, leren, werken en gezond te leven. De realiteit is nu dat de gezondheidsverschillen tussen buurten groot zijn. Dat willen we anders. De Omgevingswet verplicht tot borging van gezondheid in ruimtelijke plannen. Met de snelle groei van Eindhoven kunnen we met dit programma die kloof verkleinen.
Dit programma vertaalt doelen uit de Omgevingsvisie 2.0, Koers 2040 en het coalitieakkoord in ruimtelijke plannen het integraal gezondheidsbeleid naar concrete acties. Onze doelen voor 2030:
+3 gezonde jaren voor iedereen: aantoonbare gezondheidswinst
20% minder gezondheidsverschillen tussen gebieden
Gezondheid standaard meewegen in alles wat we bouwen en doen
Van data naar daadkracht
In Eindhoven spelen veel uitdagingen tegelijk. Juist op de plekken waar gezondheid onder druk staat, is de situatie vaak moeilijk grijpbaar. Ongezonde plekken en mensen die het moeilijk hebben worden al jaren nauwelijks gezonder. Daarnaast ontbreekt regie in gebieden en stapelen problemen zich op. De stad groeit terwijl verschillen groter lijken te worden. Tot nu toe. Met een nieuwe aanpak concretiseren we in het omgevingswetprogramma Gezonde Leefomgeving op inhoud, borging in de beleidscyclus en samenwerking met de stad. We gebruiken een gezondheidskaart met data en gegevens uit de inwoner enquête en GIS data om op de juiste schaal gebieden te prioriteren en actie te ondernemen.
De stad delen we op in 3620 zeshoeken. Elke zeshoek krijgt een gezamenlijke score op acht indicatoren die gezondheid sterk bepalen: geld, opleiding & werk, eenzaamheid, stress, ervaren gezondheid, groen, geluid & lucht, voorzieningen en verdichting.
Zo wordt zichtbaar:
waar de meeste gezondheidswinst te halen is
wie een rol heeft
welke bundels van maatregelen verschil maken
Elke zeshoek wordt zo een kompas voor actie op de juiste schaal: geen losse data, maar een concreet startpunt voor uitvoering in gebied, beleid en samenwerking met alle partners. De acht indicatoren geven inzicht in waar te beginnen en wat te doen.
Succesvolle initiatieven versterken elkaar op zoveel mogelijk indicatoren: een groenere omgeving vermindert stress, verbetert de luchtkwaliteit en moedigt beweging aan. Belangrijk voor alle partijen die in een gebied aan de slag zijn, bijvoorbeeld bij nieuwbouw, vergroening of terugdringen van eenzaamheid.
Daarnaast is er aandacht voor bescherming van gezondheid en veiligheid van mens, flora en fauna. Dit gaat om het goed regelen van de minimale eisen ten aanzien van luchtkwaliteit, geluidhinder, geuroverlast, trillingshinder, externe veiligheid, sturing op ondergrond en bodemkwaliteit. Dit werken we in de komende periode uit tot ruimtelijke randvoorwaarden.
Om een gezonde leefomgeving te realiseren is het belangrijk dat mensen, kennis, instrumenten en vaardigheden hebben om gezondheid een goede plek te geven.
Het programma en de nieuwe manier van werken geeft ons een beter startpunt dan we ooit hadden. Lange termijn houvast en korte termijn, dichtbij, mogelijkheden om iets te doen. Het programma en aanpak wordt stapsgewijs ingevoerd:
Toepassen op (nieuwe) gebiedsontwikkelingen en initiatieven.
Doen en verbeteren. Meteen aan de slag met toepassen van dit instrument in projecten, gebiedskaders en met partners. Continu verbeteren van de kwaliteit van data en doorvertaling naar de juiste acties in gebieden
Combineren met milieuaspecten en andere ruimtelijke aspecten in woningbouw en klimaatadaptatie.
Investeringsagenda opstellen en gezondheid mee begroten. Als gemeente samen met partners een meerjarige investeringsagenda opstellen die gebiedsgericht ruimte, geld en menskracht toewijst voor realisatie.
Het programma wordt na 2 jaar geactualiseerd op basis van monitoring, evaluatie en nieuwe inzichten. Gezonde stadsontwikkeling is een continu proces. Daarom wordt het programma vanaf 2028 elke vier jaar geëvalueerd op basis van:
Het vastgesteld programma Gezonde Leefomgeving.
De voortgang van de nieuwe werkwijze.
Effectmetingen per gebied.
Feedback uit praktijk en participatietrajecten.
Nieuwste wetenschappelijke inzichten en innovaties.
De eerste evaluatie van het programma vindt plaats over 2 jaar. Op dat moment worden de ruimtelijk in kaders weergegeven milieuthema’s die onderling tegen elkaar zijn afgewogen ook in de kaart verwerkt. In de komende twee jaar wordt gewerkt aan het toepassen van dit programma in op te stellen gebiedskaders en projectkaders en in lopende projecten om zo pakketten van passende maatregelen op te bouwen en het uitvoeringsprogramma voor de eerste evaluatie op te bouwen.
Daarnaast wordt in deze periode gewerkt aan de samenhang in thematische programma’s die worden opgezet zoals de programma’s klimaatadaptatie, werklocaties, verdichting en volkshuisvesting. Op die manier wordt integraal uitvoering gegeven aan de doelen uit de Omgevingsvisie. Voor wat betreft de looptijd van het programma is aangesloten bij de looptijd van de Omgevingsvisie; derhalve loopt deze tot 2040.
Zo sturen we op aantoonbare gezondheidswinst samen met inwoners en organisaties in de stad. Deze aanpak draagt ook bij aan de complexe maatschappelijke opgaven rondom woningbouw, bestaanszekerheid, klimaat, en polarisatie. Zo maken we samen de stad die we graag willen.
Eindhoven bouwt aan een gezonde, groene stad, waarin mensen langer gezond en beter leven: Gezondheid telt voor iedereen. De stad groeit snel en het lukt nog niet altijd om de gezondheid, omgevingskwaliteit en leefkwaliteit te verbeteren. Uit onderzoeken van onder anderen het PBL, RIVM en de SER is gebleken dat de leefomgeving waarin mensen wonen, werken en recreëren sterke invloed heeft op hun gezondheid.
De gemeente Eindhoven staat voor grote uitdagingen op het gebied van gezondheid en ruimtelijke ontwikkeling. De verschillen in levensverwachting tussen wijken lopen op terwijl de stad snel groeit en complexe maatschappelijke opgaven zich opstapelen zoals bestaanszekerheid, woningbouw, klimaat, veiligheid, polarisatie en gezondheid (zie ook Open Eindhoven en Eindhoven bouwt door. Tegelijkertijd worden veel initiatieven gestart zonder duidelijk inzicht in hun daadwerkelijke impact op gezondheidswinst. [1]
In zowel de omgevingsvisie, Koers (2)040 en het coalitieakkoord is de doelstelling opgenomen om de stad gezonder te maken. Zo staan in de omgevingsvisie duidelijk opgaven gerelateerd aan een gezondere stad:
‘De groene hoofdstructuur is leidend voor de ontwikkeling van de stad’,
‘Eindhoven is een compacte stad waar nabijheid en meervoudig ruimtegebruik het uitgangspunt zijn’ en
‘De mobiliteit zorgt voor een verbonden ruimte-efficiënte en gezonde stad’.
Het Omgevingswetprogramma Gezonde Leefomgeving is hiervan de concretisering en vertaalt deze ambities naar gebiedsgerichte acties en maatregelen. Dit programma is ontstaan met input van belanghebbenden zoals woningcorporaties en maatschappelijke organisaties, collega’s van verschillende afdelingen, toets- en co-creatiesessies en de laatste wetenschappelijke inzichten. Zie ook bijlage 1 in de Bijlagebundel bij II Overzicht Documentbijlagen.
Doel
Eindhoven bouwt aan een gezonde, groene stad waarin inwoners langer en beter leven. Die ambitie vertalen we stap voor stap naar actie.
Het programma heeft drie doelen vóór 2030:
3 extra gezonde levensjaren voor iedereen
20% minder gezondheidsverschillen tussen gebieden
Gezondheid structureel verankerd in stedelijke ontwikkeling
Een gezonde leefomgeving moet aantrekkelijk zijn, uitnodigen tot gezond gedrag en beschermen tegen negatieve invloeden uit de omgeving.
Willen, moeten en kunnen
De Omgevingswet verplicht ook tot borging van gezondheid in ruimtelijke plannen. In de Omgevingswet zijn enkele thema’s opgenomen waarvoor het verplicht is een programma op te stellen. Dit geldt in ieder geval voor het thema geluid dat onderdeel uitmaakt van het programma gezonde leefomgeving. Dit betekent dat een veilige en gezonde fysieke leefomgeving, doelmatig beheer, gebruik en ontwikkeling van de leefomgeving verankerd moet worden in (ruimtelijke) beslissingen.
De gemeente wil investeren op plekken waar de meeste gezondheidswinst te halen is. Maar het ruimtelijke planproces is complex en de druk op de ruimte groot. Klimaatverandering, de energietransitie en woningopgaven vragen om ruimte. Nieuwe wetgeving, zoals de Omgevingswet vraagt om een andere manier van werken. Gebiedsgerichte samenwerking met sociaal maatschappelijke opgaven, woningbouw en economie vergroot de effectiviteit, en is de sleutel om samen met inwoners en partners zoals corporaties, zorg– en welzijnsorganisaties, gebiedsontwikkelaars en beleggers de gezonde leefomgeving structureel te verbeteren.
De stad. Gezondheidsverschillen in de stad zijn groot en de bevolking groeit snel. In heel Nederland hebben wijkaanpakken beperkte resultaten op gedrag en leefomgeving. Ongelijk investeren in gelijke kansen moet concreet worden.
De wet. Omgevingswet verplicht om gezondheid te verankeren. Er is nu nog geen concrete doorvertaling naar stadsontwikkeling en samenwerking.
De beleidscyclus. Consistente doorvertaling, afweging en uitvoering visie, programma, plan, vergunningen, handhaving, monitoring is nog niet voldoende belegd. Monitoring kan niet zonder afwegingskader.
Acties in gebieden. Sturing en samenwerking in gebieden vaak hoog over, vrijblijvend of versnipperd, en heeft daardoor minder impact dan zou kunnen.
Aantoonbare gezondheidswinst
We leggen de focus op aantoonbare gezondheidswinst. In dit omgevingswetprogramma krijgen de ambities en doelen en ongelijk investeren in gelijke kansen handen en voeten. De ruimtelijke en sociale instrumenten, ontwerpprincipes, maatregelen en regels ontwikkelen we door met praktijkkennis, data, een integrale gebiedsgerichte aanpak en door samen te innoveren en leren.
Beschermen gezonde leefomgeving via milieu thema’s
De milieuthema's, zoals geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, afval en licht, zetten we zo in dat ze op plekken bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen op het gebied de Gezonde Leefomgeving. Door hierbinnen te prioriteren en ze meer ruimtelijk te maken voorkomen we een stapeling van wensen en eisen aan ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de bescherming van gezondheid via milieuthema’s maken we duidelijk wat en op welke plek de ondergrenzen zijn die niet mogen worden overschreden.
In dit programma verwijzen wij naar de genoemde wet- en regelgeving in plaats van de normen zelf op te nemen. Zo blijft het beleid actueel en sluit het automatisch aan bij wijzigingen in landelijke en Europese kaders.
Noodzaak en belang zijn helder
In Eindhoven spelen veel uitdagingen tegelijk, juist op de plekken waar gezondheid onder druk staat. Ongezonde plekken en mensen die het moeilijk hebben worden al jaren nauwelijks gezonder. Daarnaast ontbreekt regie in gebieden en stapelen problemen met gezondheid, financiën en groen zich vaak op in gebieden. De stad groeit terwijl verschillen groter lijken te worden. Gezondheidsverschillen in de stad zijn groot en de bevolking groeit snel. Verder hebben bestaande wijkaanpakken beperkte resultaten op gedrag en leefomgeving.
[1] Het meten van gezondheid(swinst) is complex. Het is multidimensionaal (fysiek, mentaal en sociaal), is een combinatie van subjectief en objectief en is tijd- en contextafhankelijk. Dit maakt dat het moeilijk is om het causale verband aan te tonen tussen een bepaalde interventie en het resultaat en/of effect op de gezondheid van de inwoner. Om toch een goed inzicht te geven te geven hoe een project, maatregel of activiteit bijdraagt is voor de term gezondheidswinst gekozen.
In dit programma werken we langs de 2 sporen van gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming.
In een eerste deel zal een gezondheidskaart worden uitgewerkt die richting geeft aan gerichte gezondheidswinst en de prioritering in de opgave. In een tweede deel komen de klassieke milieuthema’s aan de orde die kaders stellen aan activiteiten om zo een beschermingsniveau te garanderen voor een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
Beide delen leiden tot een concrete uitvoeringsagenda die bijdraagt aan de volgende ambities voor die uitvoering:
Sturing op gezondheidswinst in gebieden
Prioriteren op plekken waar meeste gezondheidswinst te halen is
Terugbrengen stapeling van eisen en wensen
Gebiedsgericht en gewogen maken van milieuthema’s
Inrichten monitoring en bijsturing
Het is belangrijk te beseffen dat dit programma een startpunt is. De komende jaren wordt gewerkt om dit programma te versterken. Twee jaar na vaststelling van dit programma is een eerste evaluatie voorzien waarin de ruimtelijk gemaakte en onderling afgewogen milieuthema’s uitgewerkt worden. In de tussentijd werken we aan het toepassen van dit programma in lopende projecten en bij het opstellen van gebiedskaders en projectkaders. Daarnaast werken we aan de samenhang met andere thematische programma’s zoals de programma’s klimaatadaptatie, verdichting, werklocaties en volkshuisvesting. In de komende periode zullen deze programma’s ook verwerkt worden in het Ontwikkelperspectief Eindhoven (OPE) zodat de effecten van ruimtelijke keuzes, onderlinge belangenafweging en scenario opbouw duidelijk gemaakt wordt.
In het volgende hoofdstuk zal een korte toelichting gegeven worden op het wettelijk instrument programma. Daarbij zal verantwoord worden hoe we met participatie zijn omgegaan.
In hoofdstuk 3 staat het deel van de gezondheidsbevordering met de gezondheidskaart centraal. Terwijl we in hoofdstuk 4 inzoomen op de kaders en uit te voeren acties bij diverse milieuthema’s.
Hoofdstuk 5 zal tot slot stilstaan bij de integrale uitvoering.
De Omgevingswet beoogt het gebruik van een beleidscyclus te stimuleren. Die beleidscyclus is onderstaande afbeelding weergegeven.

Het programma is hierbij het instrument om strategische doelen uit de omgevingsvisie tactisch uit te werken naar concrete regels (bijvoorbeeld in het omgevingsplan) en acties. Dit alles om uiteindelijk die doelen uit de omgevingsvisie te verwezenlijken of tenminste dichterbij te brengen. Hierbij hoort ook dat we die doelen operationaliseren (bruikbaar maken voor onderzoek via bijvoorbeeld concrete indicatoren) en, monitoren. En uiteindelijk kan dan geëvalueerd worden of dat we inderdaad de doelen uit de omgevingsvisie dichterbij brengen. Zo niet moeten we overwegen of er andere acties nodig zijn of misschien dat de gestelde doelen in de omgevingsvisie niet realistisch blijken.
De Omgevingswet kent diverse typen programma’s. Voor twee milieuthema’s geldt expliciet dat er in de uitwerking een verplicht programma kan ontstaan. Ten eerste voor het aspect geluid, waarvan het actieplan geluid een verplicht programma is op grond van artikel 3.6 Omgevingswet. Ten tweede kan voor het aspect luchtkwaliteit, bij het niet behalen van omgevingswaarden, op termijn gelden dat het een verplicht programma onder de Omgevingswet wordt.
Een programma wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders (art. 3.4 Ow). In het programma moet staan hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere bestuursorganen bij de voorbereiding betrokken zijn (participatie). En wat de resultaten daarvan zijn. Deze motiveringsplicht is geregeld in (art. 10.8 van het Ob).
Omdat voorliggend programma het aspect geluid bevat, behandelen we het als een verplicht programma. De voorbereiding van het programma gebeurt daarom conform de procedure zoals beschreven in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) (zie ook artikel 16.27 lid 1 van de Omgevingswet). Dat betekent dat zienswijzen kunnen worden ingediend door iedereen (dus niet alleen door belanghebbenden) over het ontwerp programma. Omdat het programma doorwerking kan hebben in instrumenten die onder de bevoegdheid van de gemeenteraad vallen, zoals het omgevingsplan, wordt de raad in de gelegenheid gesteld haar wensen en bedenkingen kenbaar te maken over het ontwerp programma aan het college van burgemeester en wethouders.
Van 6 november 2025 tot en met 18 december 2025 heeft het ontwerp programma ter inzage gelegen voor zienswijzen. Er zijn wel / geen zienswijzen ontvangen. De geanonimiseerde zienswijzennota is bijgevoegd in bijlage xx. Hierin zijn ook de wensen en bedenkingen van de gemeenteraad vervat.
Vanwege het zelfbindende karakter van het programma staat er geen beroep open tegen het besluit tot vaststelling van een programma (artikel 1 van bijlage 2 van de Awb).
Zowel het ontwerp programma als het vastgestelde programma zijn gepubliceerd via het LVBB (Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen). Het programma gezonde leefomgeving is ook digitaal in te zien via Regels op de kaart.
Bij programma’s in het kader van de Omgevingswet kan er sprake zijn van een plan-mer-plicht. In dat geval moeten eventuele milieueffecten van een besluit nader beoordeeld worden. In voorliggend geval is geen sprake van een besluit met zodanig concrete kaders dat een mer-beoordeling zou vereisen, deze heeft daarom niet plaatsgevonden. Dat kan bij een herziening of nadere uitwerking van het programma in bijvoorbeeld gebiedskaders natuurlijk anders worden en zal op dat moment weer afgewogen moeten worden.
De inhoud van het programma is gedeeld en getoetst met een brede groep belanghebbenden, partners, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties, conform het in augustus 2025 door het college vastgestelde participatiekader. Het proces en de opbrengsten van de participatie zijn beschreven in het participatieverslag, dat als bijlage is toegevoegd. De zorgen en kansen zijn zoveel mogelijk verwerkt in het ontwerp programma. Daarnaast zijn de data van 4 van de indicatoren rechtstreeks afkomstig van de inwoners, aangezien ze komen uit de inwonerenquête.
Veel initiatieven worden uitgevoerd zonder helder inzicht in hun impact op gezondheidswinst. Daarnaast hebben bestaande wijkaanpakken beperkte resultaten op gedrag en leefomgeving. Dit programma introduceert daarom een data- en impactgedreven aanpak op de juiste schaal.
Ieder gebied is anders en gezondheidsverschillen tussen plekken zijn groot. Dat betekent dat een goed programma rekening houdt met veranderingen en maatwerk en daarnaast heldere en toetsbare lange termijn stadsontwikkeling borgt. We willen dat partijen en sectorale beleidsdomeinen samenwerken en dat beleidskeuzes gemaakt worden op basis van een integrale belangenafweging waarbij de ‘ja, mits’ houding, zoals deze onder de omgevingswet is geïntroduceerd het uitgangspunt is. Dit vergt duidelijke en aan de voorkant gestelde randvoorwaarden voor (ruimtelijke) ontwikkelingen.
De opeenstapeling van ruimtelijke uitdagingen in Eindhoven vraagt om een adaptieve planningsaanpak, waarbij impact en aanpassingsvermogen centraal staan. Dat vraagt een aanpak die met data, motivatie, vertrouwen, efficiëntie, collectieve impact en probleemoplossend vermogen bijdraagt. Dat klinkt logisch, maar vergt een innovatieve, proactieve aanpak en het doorbreken van ingesleten patronen en werkwijzen. Het gaat dus zowel om omgevingskwaliteit, proces en ervaring.
We constateren dat de leefomgeving een onmisbare kern voor een gezonde stadsontwikkeling is: kwaliteit van de openbare ruimte, voorzieningen en verbindingen zijn nodig om op een goede manier woning- en infrastructuurprojecten te realiseren. Gezonde en groene gebieden dragen direct bij aan het welzijn van inwoners en een vitale, sociale en bruisende stad.
De impact die we willen maken vóór 2030:
Om alle gebieden te laten profiteren, moet extra aandacht en geld naar gebieden met de meeste impact op gezondheidswinst. Gemeente, initiatiefnemers, inwoners en financiers investeren in woord en daad in een gebied dat groter is dan hun eigen plot en direct economisch eigenbelang. Eisen vanuit de gemeente voor kwaliteit en gezondheid zijn helder, haalbaar en worden nageleefd. Verbeteren doen we samen met inwoners en partners. Zo maken we onze intentie om gezondheidsverschillen tussen gebieden te verminderen en ongelijk te investeren in gelijke kansen concreet en toetsbaar.
De hele cyclus van omgevingsvisie tot vergunning, van ontwerp naar realisatie tot effect, voeren we goed uit, waarbij de gemeente, maar ook partners en inwoners, hun eigen rol nemen. Dat gaat om kwaliteit, inzet van mensen, middelen, op elkaar afgestemde (bundels) maatregelen en goede samenwerking.
Inhoud en kwaliteit. Consistente sturing op gezondheidswinst met 8 indicatoren, zeshoeken en nieuwe werkwijzen, zowel in gebied, beleidscyclus, inhoud, organisatie en samenwerking. Beleid en uitvoering beter doen als gemeente, in de beleidscyclus, sturing in gebieden, thema’s verbinden, maatregelen, geld en monitoring;
Datagedreven analyse en beslissingen op basis van een stadsbrede gezondheidskaart. Zo is opsporen en prioriteren van gebieden met stevige gezondheidswinst mogelijk en is meteen duidelijk welk maatwerk of acties nodig zijn in een specifiek gebied.
Gebiedsgerichte aanpak: elke plek krijgt analyse, maatregelen, uitvoering en monitoring op basis van de 8 indicatoren. Dus niet allerlei data en kaarten los van elkaar. Dat doen we op de juiste schaal. Zo versterken initiatieven van inwoners en partners, sociale programmering, economische groei en ruimtelijke ingrepen elkaar.
Consistent goede samenwerken tussen inwoners, gemeente en partners in gebieden: iedereen doe zelf wat kan en samenbundelen van maatregelen die gezondheidswinst oogsten.
Het programma gebruikt 8 gezondheidsindicatoren met ruimtelijke en sociale factoren:
1. Sociaaleconomische status, opleiding en werk (SES-WOA)
2. Eenzaamheid
3. Stress
4. Gezonde levensverwachting
5. Afstand tot groen
6. Geluid en luchtkwaliteit
7. Afstand tot basisvoorzieningen
8. Inwoners per m2
De operationalisatie en omgevingswaarden zijn uitgewerkt in bijlage 3 in de Bijlagebundel bij II Overzicht Documentbijlagen. .
De indicatoren zijn sterk bepalend voor (bevordering van) gezondheid en gezondheidswinst en zijn gericht op handelingsperspectief. Daarbij is bij de vier ruimtelijke indicatoren aansluiting gezocht bij thema’s als groen, water, wonen, voorzieningen en sport om een concrete doelstellingen te bundelen, onderling goed af te wegen en niet te stapelen. Ook de samenhang tussen de ruimtelijke indicatoren is zo gekozen dat er zo direct mogelijk invloed is vanuit ruimtelijke indicatoren op sociale indicatoren (bijvoorbeeld geluid en luchtkwaliteit als de ruimtelijk meest bepalende factor voor de ervaren stress op een plek). Op die manier kunnen we op plekken de meeste impact maken en ontwikkelingen van de grond krijgen.
Daarnaast maken we een directe koppeling met vier sterk relevante indicatoren vanuit het sociaal domein en het Integraal Gezondheidsbeleid (lage Sociaal Economische Status, eenzaamheid, stress, gezonde jaren). De indicatoren zijn gekozen na consultatie van het CBS, RIVM en de GGD.
Sociaaleconomische status: realiseer betaalbare huisvesting en verbeterde toegang tot werk en opleiding.
Eenzaamheid: ontwerp een omgeving, sociale programma’s en woningen om interactie te bevorderen en eenzaamheid te verminderen.
Stress: creëer diensten en ruimtes die ontspanning en rust bieden, naast het bruisende stadsleven.
Gezonde jaren erbij: stimuleer een gezonde leefstijl door middel van beweging, zingeving en erbij horen.
Groene omgeving: verbeter nabijheid van groen en verminder hete plekken met meer toegankelijk groen.
Geluid en luchtkwaliteit: verminder geluidsoverlast en zorg voor schone lucht.
Afstand tot basisvoorzieningen: zorg dat zorg, scholen en supermarkten op loop- en fietsafstand bereikbaar zijn.
Verdichting van de stad: houd rekening met de toenemende bevolkingsdichtheid.
Een nadere beschrijving en voorbeeld van een actie of maatregel per indicator is te vinden in bijlage 4.
Samenhang van de indicatoren
De 8 indicatoren versterken elkaar: bijvoorbeeld, meer groen vermindert stress, verbetert de luchtkwaliteit en stimuleert beweging. Als al deze factoren samenkomen, creëren we een plek waar mensen zich fysiek en mentaal beter voelen. Dit draagt bij aan de kwaliteit van de fysieke plek, de gezondheid, en aan sociale interactie, rust en veiligheid.
Acties en maatregelen moeten bijdragen aan meerdere van de 8 indicatoren. Zo versterken initiatiefnemers, sociale programmering en ruimtelijke ingrepen elkaar.
De kaart Gezondheidswinst geeft een goed beeld waar we moeten zijn, welk soort maatregelen (in overleg met buurt en partners) sterk bijdragen aan het gezonder maken van een plek én of er vooruitgang wordt geboekt. Door de gezondheidsindicatoren kunnen we nog preciezer zien wat prioriteit heeft in een specifiek gebied.
Inleiding
Gebiedssturing is van vitaal belang voor de effectiviteit en doorwerking van dit programma. Het zorgt ervoor dat ruimtelijke, sociale en economische doelen samenkomen. Wie het initiatief neemt of regie heeft hangt ook onder meer af van wie eigenaar is van de grond of de ontwikkeling.
De stad wordt opgedeeld in 3620 zeshoeken (100m-zijdes), gewogen op basis van 8 sociale en ruimtelijke indicatoren met actuele data. Dat betekent een gebied van ongeveer 2,6 hectare met een doorsnede van ongeveer 175 meter.
Dit maakt het mogelijk om:
- Gebieden met grote gezondheidswinst-potentie te identificeren.
- Prioriteiten te stellen en juiste partijen te activeren (plek, timing, middelen).
- Acties en maatregelen per gebied gericht in te zetten (handelingsperspectief).
- Effecten meten, zichtbaar maken en leren over verandering en voortgang.
Iedere zeshoek kent een totaalscore van maximaal 8 en minimaal 0, waarbij iedere indicator gelijk is gewogen. Dit zien we visueel terug in de kleuren: donkerrood is ongezond/meeste gezondheidswinst te halen en wit zijn gebieden waar minder gezondheidswinst te halen is, onvoldoende data beschikbaar zijn of al een gezonde leefomgeving is gerealiseerd.
Per zeshoek is een profiel van scores zichtbaar, die laat zien hoe inhoudelijk/kwalitatief het gebied is opgebouwd. Zo is voor de stad meteen duidelijk hoe gebieden scoren en dus welk soort maatregelen prioriteit verdienen. Bij een nadere uitwerking kunnen per thema kaarten gebruikt worden voor analyse ter voorbereiding op oplossingen die op perceelniveau zijn uitgewerkt; de informatie is op dat niveau van uitvoering op groter detailniveau beschikbaar, maar dat maakt geen onderdeel uit van dit programma. Dit wordt de komende periode wel toegepast in projecten en het eventueel toepassen daarvan in een uitvoeringsprogramma zal worden afgewogen bij de eerste evaluatie van het programma die over 2 jaar plaatsvindt.

Initiatieven moeten aantoonbare gezondheidswinst opleveren in zoveel mogelijk zeshoeken. Hier komen initiatieven samen en wonen en leven mensen. Projectmatig en gestructureerd wordt met partijen samengewerkt aan sociale en ruimtelijke maatregelen die impact hebben op gezondheid van onze inwoners. Daar is betrouwbare samenwerking voor nodig met een bijdrage van iedere partij. Dat geldt voor overheden, voor inwoners en voor (markt)partijen. Ieder neemt haar rol naar vermogen gezien de financiële en wettelijke bevoegdheden, rollen en mogelijkheden
In de toekomst kan iedereen de gebieden via de zeshoekjes analyseren en zien hoe ze met hun opgave en mogelijkhedenverbetering kunnen brengen. Hier horen passende gebiedskaders en uitvoeringsplannen bij. Gemeente, beleggers en gebiedsontwikkelaars kunnen sturen op een portfolio van zeshoeken. Zo kan iedere sector, van wonen tot groen en sociaal domein, stevig meewerken aan beleid en uitvoering die landen in dezelfde gebieden. Dit maakt nog geen onderdeel uit van de eerste versie van het programma, maar zal in de komende periode nader uitgewerkt worden en bij de eerste evaluatie van het programma betrokken worden. De kaart wordt jaarlijks geactualiseerd.
De doelen, gezondheidsindicatoren en omgevingswaarden worden in meetbare en toetsbare criteria vastgelegd die juridisch afdwingbaar zijn in gebiedskaders, projectkaders en in de toekomst in vergunningen en plannen.
Dat werkt in de toekomst mogelijk als volgt door:
Gebiedsontwikkeling. Overheidsopdrachten en tenders moeten rekening houden met de zeshoekscore en gezondheidsindicatoren volgens het principe ‘gebruik of leg uit’. Gebiedsontwikkelaars moeten in plannen aantonen hoe hun project bijdraagt aan verbetering van de zeshoekscore en voldoen aan de normen per indicator.
Zeshoekscore als(ver)gunningscriterium. Elke zeshoek heeft een gezondheidsindex-score (opgeteld over 8 indicatoren). Alleen vergunningen voor nieuwe projecten die de totale zeshoekscore in het gebied verbeteren of gelijk houden worden goedgekeurd. Bij verslechtering zijn compensatiemaatregelen verplicht. De gemeente kan een minimumgezondheidsscore per gebied vaststellen en sectoren of activiteiten uitsluiten die negatief bijdragen. Een regel zou kunnen zijn:
"Vergunningen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden alleen verleend indien het project een netto verbetering van de zeshoekscore met minimaal 0.5 punten realiseert op een schaal van 0-8, of indien mitigerende maatregelen zijn geïmplementeerd ter compensatie van negatieve effecten".
Inkoop en voorwaarden voor (co)financiering. In gemeentelijke inkoopvoorwaarden is gezondheid als wegingsfactor verplicht gesteld. "Bij gemeentelijke aanbestedingen krijgt de aanbieding die het meeste bijdraagt aan verbetering van de zeshoekscore en gezondheidsindicatoren minimaal 20% van de totaalscore toegekend als criterium voor gunning."
In lopende projecten wordt de toepassing van het programma Gezonde Leefomgeving in de komende periode toegepast. Bij deze toepassing worden lessen getrokken die bij de evaluatie twee jaar na vaststelling van dit programma zullen worden gebruikt om het uitvoeringsprogramma te vullen. Hierbij zal worden uitgewerkt of en in welke vorm de hierboven genoemde voorbeelden vastgelegd worden.
Het schaalniveau van de gebieden (zeshoeken) is kleiner en preciezer dan wijken. Daarnaast zijn bij stadsontwikkeling op stedelijke schaal analyse en maatregelen nodig om te komen tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Grote ontwikkelingen zoals Knoop XL, Kastelenplein en WoensXL worden hierop bestuurd en beoordeeld. Door ook doorgaande en grotere structuren te analyseren via de zeshoeken krijgen we inzicht in welke ingrepen hier het meest bijdragen.
Initiatieven moeten aantoonbare gezondheidswinst opleveren in zoveel mogelijk zeshoeken. Specifieke clusters of uitzonderlijke plekken zoals het vliegveld en Wielewaal verdienen maatwerk. Aantoonbare gezondheidswinst blijft gelden. Zo sturen we op gezondheidswinst en omgevingskwaliteit.
Relatie met andere omgevingswetprogramma’s
Om een gezonde stadsontwikkeling efficiënt en effectief uit te voeren is duidelijke samenhang tussen programma’s en doorwerking hiervan in initiatieven noodzakelijk. Daarom wordt in alle komende programma’s een relatie gelegd met het doel van aantoonbare gezondheidswinst en voor zover relevant ook verder door vertaald.
In nieuwe programma’s zoals klimaatadaptatie, werklocaties, verdichting en volkshuisvesting wordt gezorgd voor een consistente en begrijpelijke relatie met de omgevingsvisie en dit omgevingswetprogramma Gezonde Leefomgeving. Zo kan op plekken aan de voorkant van ontwikkelingen en projecten concreet bepaald worden wat de doelstellingen, afwegingskader en uitvoering is.
De op te stellen programma’s komen samen in het Ontwikkel Perspectief Eindhoven (OPE). Vanuit dit instrument worden gebiedskaders en projectkaders gevuld. Het OPE is een digitaal instrument (digital twin) waarin thema’s en doelen gecombineerd worden. Hiermee kunnen kansen of botsende belangen vroegtijdig in het proces van ruimtelijke ordening worden gesignaleerd en kunnen kaders gesteld worden aan ruimtelijke ontwikkelingen. De kaart die gemaakt wordt voor het programma Gezonde Leefomgeving gaat, na evaluatie van het programma ook aangevuld met de milieuthema’s, de input vormen vanuit de Gezonde Leefomgeving in het OPE. Op die manier kan er integrale gebiedsplannen gemaakt worden, wordt er geprioriteerd, wordt uitvoering op gang geholpen en worden effecten gemonitord.
Onze regio staat al bekend voor uitvoeringskracht en stevige publiek private partnerships met goede resultaten. Voor het realiseren van een gezonde leefomgeving is het belangrijk mensen, kennis, instrumenten en vaardigheden te hebben om gezondheid een goede plek te geven in het ruimtelijk planproces.
Een gezonde stad kan alleen worden gerealiseerd met een sterke samenwerking tussen gemeente, inwoners, organisaties en bedrijven. Actief meedoen en participatie is een kritische succesfactor voor gebiedssturing en gezondheidswinst. Inwoners en partners worden actief betrokken om knelpunten te signaleren en verbeteren, oplossingen aan te dragen, draagvlak te vergroten en transparantie te waarborgen. Iedere partij heeft een eigen belang, en eigen mogelijkheden of (wettelijke) bevoegdheden.
Initiatieven kunnen komen van inwoners, professionele organisaties en vanuit de gemeente zelf. De gemeente voert de hele beleidscyclus goed uit, met de instrumenten, maatregelen en menskracht.
Zo zorgen we voor een goede balans tussen ruimte, het verbeteren van de bestaande stad en sturing geven aan de realisatie van alle nieuwe ontwikkelingen.
Milieubesef is in de negentiende eeuw ontstaan ten tijde van de industriële revolutie. De Fabriekswet, later de Hinderwet genoemd, deed op dat moment zijn intrede. Milieubeleid heeft zich in de tussentijd verder ontwikkeld. In de jaren ‘70 groeide het besef dat economische ontwikkeling en verstedelijking gepaard gaan met risico’s voor mens en milieu. Dit leidde tot wetgeving zoals de Wet geluidhinder (1979) en later de Wet milieubeheer (1993). Voor de planologie waren jarenlang handreikingen van de VNG, het groene boekje (Handreiking milieuzonering) en het paarse boekje (Bedrijven en milieuzonering), de geïnstitutionaliseerde werkwijze.
Ook onder de Omgevingswet heeft bescherming van mens en omgeving tegen mogelijke hinder door activiteiten een plek gekregen. Maar onder de omgevingswet wordt gezondheid in de volle breedte centraler gesteld.
Voor dit programma gaan we vooralsnog in op de volgende thema’s:
• Externe veiligheid
• Geluid en trillingen
• Geur
• Luchtkwaliteit
• Lichthinder en lichtvervuiling
Er zijn andere milieuthema’s te bedenken die (negatieve) effecten kunnen hebben op de veiligheid en gezondheid van de mens en van zijn omgeving. Denk aan bodemkwaliteit of circulariteit. Mogelijk dat deze andere thema’s bij de eerste evaluatie van dit programma twee jaar na vaststelling ook integraal onderdeel gaan uitmaken van dit programma. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt bij deze thema’s kort stilgestaan.
Deze milieuthema's worden op basis van de hier geformuleerde uitgangspunten ruimtelijk gemaakt in de periode tot de eerste evaluatie van het programma. Bij de evaluatie sluiten deze thema's aan bij de gezondheidskaart en de werkwijze die daaromtrent in de komende periode uitgewerkt wordt. Op deze manier werken we dit uit tot ruimtelijke randvoorwaarden voor de gezonde leefomgeving.
Hieronder wordt per milieuthema ingegaan op de uitgangspunten die we bij de uitwerking hanteren om tot een geintegreerde werkwijze te komen. Daarnaast wordt hieronder ingegaan op de beleidsmatige aanpassingen die, met name verplicht vanwege de invoering van de omgevingswet, worden doorgevoerd in het nu vigerende beleid.
In samenhang met het programma Gezonde Leefomgeving wordt de gemeenteraad voorgesteld de Milieuvisie 2030 in te trekken na in werking treding van dit programma. In samenhang met het programma door het college worden daarnaast een aantal beleidsregels aangepast of ingetrokken; welke dat zijn wordt hieronder uitgewerkt.
Externe veiligheid gaat over risico’s als gevolg van het werken met, opslaan van en transport van gevaarlijke stoffen. Er is altijd een risico dat daarbij iets fout gaat en dat kan fatale gevolgen hebben voor mensen in de omgeving. De kans is heel klein, maar de gevolgen zijn dan meteen heel groot. Tegelijkertijd is in Eindhoven de ruimte voor wonen en werken schaars. De afweging over welk risico acceptabel is, zodat diverse functies toch een plek in de stad kunnen vinden, is mede onderdeel van het beleidskader over externe veiligheid .
In bijlage 6 (in de Bijlagebundel bij II Overzicht Documentbijlagen) is het rapport Externe veiligheid in Eindhoven: een gezamenlijke aanpak opgenomen. Dit rapport is integraal onderdeel van het programma gezonde leefomgeving.
Op het gebied van externe veiligheid kijken we verder dan alleen de wettelijke norm. We streven naar een verantwoord evenwicht tussen:
a. Enerzijds ontwikkelruimte voor bedrijven, met eventuele risicovolle activiteiten;
b. En anderzijds een uniform beschermingsniveau voor bewoners en bezoekers van onze gemeente;
c. Mét inachtneming van benodigde ontwikkelingen, zoals de woningbouwopgave en de energietransitie.
Hieraan geven we invulling door gebruik te maken van twee sturingsgebieden:
1. Een evenwichtige toedeling van risicovolle activiteiten aan locaties;
2. Een evenwichtige toedeling van ruimtelijke ontwikkelingen nabij risicovolle activiteiten.
In bijlage 6 (in de Bijlagebundel bij II Overzicht Documentbijlagen) is een beleidskader voor beide sturingsgebieden opgenomen. Dit beleidskader is behoudens de modernisering naar de Omgevingswet in lijn met het beleid voor externe veiligheid uit 2009 (Visie externe veiligheid: Risico’s de maat genomen). Het vaststellen van deze beleidsregel is een bevoegdheid van het college en na vaststelling van het programma zal dit als beleidsregel ingeregeld worden.
De grootste verandering van Modernisering Omgevingsveiligheid (MOV) is de invoering van aandachtsgebieden. Aandachtsgebieden zijn gebieden die zichtbaar maken waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen, onvoldoende beschermd kunnen zijn tegen de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Hiermee kan het gesprek gevoerd worden over de wenselijkheid van nieuwe risicovolle activiteiten en nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen nabij deze activiteiten. De invoering van aandachtsgebieden gaat gepaard met meer lokale beleidsvrijheid, en verantwoordelijkheid. We moeten zelf nadenken over wat een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is en dienen dit vervolgens te borgen in de beschikbare beleidsinstrumenten (zoals de Omgevingsvisie, het omgevingsplan of maatregelen).
Het gevoel van onveiligheid vanwege de productie, opslag en vervoer gevaarlijke stoffen in de stad heeft een impact in de gezondheid. Dit bestaat zowel uit een objectief veiligheidsrisico als gevolg van een ongeval of calamiteit of vanwege de stress en het aanwezige onveiligheidsgevoel. Dit komt ook naar voren in de verschillende monitoringsinstrumenten die zoals de buurtmonitor en de Bros die we nu reeds hanteren.
Voor het uitwerking van het onderdeel externe veiligheid speelt daarnaast de discussie rondom het Basisnet Spoor en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Richting eerste evaluatie van het programma zal hierover een nadere afweging gemaakt worden ook in relatie tot de uitgangspunten die hieromtrent gehanteerd worden voor woningbouw en andere ruimtelijke ontwikkelingen.
Voor het afwegen van de externe veiligheidsrisico’s maken we gebruik van de deskundigheid van de Omgevingsdienst Zuid Oost Brabant (hierna ODZOB), de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO) en de GGD Brabant-Zuidoost. De samenwerking vindt plaats op basis van de afspraken uit het rapport ‘ Samenwerkingsafspraken ketenproces Omgevingswet Zuidoost-Brabant’ (1 februari 2021). Op hoofdlijnen komt dit erop neer dat we bij een initiatief onze partners om advies vragen wanneer externe veiligheid relevant is.
De drie Brabantse veiligheidsregio’s hebben een Handreiking Veilige Leefomgeving (datum februari 2024) opgesteld voor gemeenten die aan de slag gaan met het opstellen van hun omgevingsplan en hebben het aspect veiligheid daarin een plek willen geven.
De provincie Noord-Brabant heeft samen met de Brabantse omgevingsdiensten een stappenplan ontwikkeld. Dit stappenplan helpt gemeenten bij het toedelen van functies aan locaties binnen een aandachtsgebied.
Daarnaast wordt bij nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving de VRBZO in de gelegenheid gesteld om advies te geven over zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van noodhulpdiensten. Op basis van de ‘Brochure maatwerk- of standaardadvies externe veiligheid’ bepaalt de VRBZO of ze maatwerk- of standaardadvies zullen geven. Op het moment dat er een initiatief wordt ontwikkeld in het aandachtsgebied van een risicovolle activiteit betrekken we de VRBZO bij de intaketafel. Om te bepalen wanneer en of de VRBZO wil aansluiten is er een ‘Stappenplan Omgevingsveiligheid’ ontwikkeld door de VRBZO.
De gemeente Eindhoven blijft samen met de provincie en andere gemeenten langs de route in gesprek met het Ministerie van infrastructuur en Waterstaat over de Brabantroute. In de komende periode tot de eerste evaluatie van het programma zullen we een werkwijze uitwerken gericht op het wegen van de risico’s rond deze infrastructuur in combinatie met de kwaliteit van de openbare ruimte die we hier willen realiseren.
Geluid heeft effect op ons welbevinden. Heel direct doordat het gehoorschade kan veroorzaken. Maar ook veel indirecter door slechter slapen of een rusteloos gevoel. Plotselinge heftige geluiden zoals een motor of een boormachine kunnen een bron van ergernis vormen. Maar ook een continu gebrom van een airco of een afzuiginstallatie. Eenzelfde gaat op voor trillingen. Het kan gaan om schade aan gebouwen door scheuren in de muren, maar ook door onrust en verstoorde slaap door trillingen.
In bijlage 7 (in de Bijlagebundel bij II Overzicht Documentbijlagen) is het rapport Geluid en trillingen; ambities en regels opgenomen. Dit rapport is integraal onderdeel van het programma gezonde leefomgeving.
We willen hinder door geluid en trillingsbronnen voor de omgeving zo veel als mogelijk beperken om daarmee de leefbaarheid te verbeteren, we zetten vooral in op het voorkomen van slaapverstoring. We kiezen daarvoor, zoveel als mogelijk, omdat er een balans moet worden gevonden tussen economische activiteiten en rust. Daar waar mogelijk proberen we ook de administratieve lasten voor alle partijen te beperken.
In de bijlage 7 Geluid en trillingen(in de Bijlagebundel bij II Overzicht Documentbijlagen) ; ambities en regels is per geluidsbron uitgewerkt hoe we daar mee om willen gaan. Een aantal concrete acties zijn:
Verkennen verbod brommer of scooter op fossiele brandstof per 2030 (relatie met luchtkwaliteit) (2026)
Verkennen om bij evenementen geluid te meten met het oog op handhaafbaarheid en acceptatie van die evenementen (2026)
Opstellen van het actieplan geluid (2028)
Inrichten Bge voor wegverkeer (Basis geluidemissie ) (2027)
Nagaan op basis van Bge of er een saneringsopgave is (2027-2028)
Opstellen geluidproductieplafonds voor industrieterreinen (voor 2032)
In samenhang met voorgaande verkennen of dezoneren van de gezoneerde industrieterreinen mogelijk is (voor 2032)
Concrete normering in aanvulling op de wet opnemen in het omgevingsplan (in samenspraak met het team omgevingsplan tot 2032) en gebruiken bij de toetsing en uitwerking van initiatieven
Bij activiteiten kan geur vrijkomen. Geur kan aangenaam zijn en onaangenaam. Er zijn diverse sectoren waarbij geurhinder een rol kan spelen, zoals onder meer bij veehouderijen en andere landbouwactiviteiten, de mengvoederindustrie, horeca, rioolwaterzuiveringsinstallaties, slachterijen en (andere) milieubelastende activiteiten. Langdurige blootstelling aan onaangename geur kan zorgen voor stress en daarmee een direct negatief effect hebben op de gezondheid van mensen.
Onder de Omgevingswet vindt er een modernisering plaats van de manier waarop we omgaan met geur. Zo heeft de wetgever gebouwen aangewezen die tenminste geurgevoelig zijn. Ook moeten gemeenten met het opstellen van hun omgevingsplan rekening houden met de geur door activiteiten op geurgevoelige gebouwen en moet in het omgevingsplan een bebouwingscontour geur worden opgenomen.
Onze beleidsregel voor industriële geur (2023) past wat betreft systematiek niet meer binnen kaders van de Omgevingswet. Wel is de kern van de meeste beleidsuitgangspunten uit het huidige beleid te vertalen naar beleidsuitgangspunten die conform de Omgevingswet zijn. In het kader van beleidsneutraliteit hebben we waar mogelijke deze vertaalslag ten behoeve van voorliggend beleidsprogramma gemaakt. In bijlage 8 (in de Bijlagebundel bij II Overzicht Documentbijlagen) is dit uitgewerkt. We werken er naartoe om bij vaststelling van dit programma de beleidsregel industriële geur (2023) in te trekken. Dat is een bevoegdheid van het college en zal in samenhang met vaststelling van het programma gebeuren.
Voor de omgang met geur door industriële activiteiten maken we onderscheid tussen twee categorieën aan gebieden. Dit zijn gebieden voor wonen en bedrijventerreinen. Dit is in lijn met de beleidsregel industriële geur van 2023, met uitzondering van de omgevingscategorie overig. Deze categorie wordt zelden gebruikt.
We gaan de komende periode verkennen of het zinvol is andere plekken waar mensen langdurig verblijven zoals kantoren als geurgevoelig aan te duiden, of dit eventueel gebiedsgericht kan (bijvoorbeeld onderscheid industrieterrein versus binnenstad) en in hoeverre dit bedrijven onredelijk zou hinderen in hun bedrijfsvoering.
Dit geurbeleid zal worden overgenomen in het omgevingsplan in samenspraak met het team dat verantwoordelijk is voor het omzetten van het omgevingsplan van rechtswege naar een versie die conform de vereisten van de Omgevingswet is.
De luchtkwaliteit is de afgelopen jaren enorm verbeterd. Maar we zetten hier de komende jaren nog stevig op in. Een slechte luchtkwaliteit heeft aantoonbaar negatieve effecten op de gezondheid. Jaarlijks overlijden in Nederland ongeveer 2.400 mensen voortijdig door verhoogde niveaus van fijnstof en ozon. En langdurige blootstelling aan fijnstof leidt gemiddeld tot 13 maanden kortere levensverwachting per persoon. In bijlage 9 (in de Bijlagebundel bij II Overzicht Documentbijlagen) is een aanpak luchtkwaliteit opgenomen. De hoofdpunten zijn in deze paragraaf opgenomen.
Het doel is om blootstelling aan luchtverontreiniging te beperken, vooral voor kwetsbare groepen en zo negatieve gezondheidseffecten als gevolg van luchtkwaliteit te beperken. Daarom willen we in 2030 voldoen aan de Europese richtlijn luchtkwaliteit. Ook onderzoeken we hoe de implementatie van de nog strengere WHO-normen na 2030 mogelijk is. Een belangrijk startpunt is om te komen tot volledige, actuele en correcte data. Dit vormt eveneens de input voor de data in de gezondheidskaart.
In grote lijnen pakken we de komende twee jaar de volgende acties op:
Integreren versnipperde data uit diverse databases in één platform.
Doorzetten acties die zijn ingezet vanuit Schone Lucht Akkoord (SLA), zoals het burgerwetenschapsproject uit het SLA om hiaten in de data op te vullen.
We onderzoeken de mogelijkheid om daar waar mogelijk de resultaten uit het SLA en de zorgplicht houtstook over te nemen in de regels van het Omgevingsplan.
Samenwerken met de afdeling mobiliteitstransitie en bereikbaarheid van de gemeente en met TNO om knelpunten met betrekking tot overschrijding van de omgevingswaarden in 2030 en 2040 te voorkomen of aan te pakken.
Opzetten “Luchtkwaliteitsregels op de kaart” als tool om ontwikkelingen vroegtijdig te toetsen, een aanpak samen met de gezondheidskaart wordt verkend. Op die manier gaan we uitwerking geven aan het doel om de WHO-advieswaarden te kunnen bereiken.
Verlichting is een essentieel onderdeel van de fysieke leefomgeving. Het draagt bij aan de leefbaarheid, de beleving en de sfeer van de stad. Verlichting kent meerdere dimensies, waarbij we onderscheid maken tussen lichtbeleving, objecten en systeem.
Licht beïnvloedt hoe mensen zich voelen, bewegen en verbinden met hun omgeving. Het draagt bij aan toegankelijkheid, verkeersveiligheid, sociale veiligheid, het gebruik van groen en voorzieningen. Licht kan stress verminderen door bijvoorbeeld rustige lichtbeelden die comfort bieden. Het zorgt voor betere zichtbaarheid en oriëntatie, waardoor mensen alerter zijn in het verkeer. Licht kan gedrag positief beïnvloeden en bijdragen aan een gevoel van veiligheid. Ook stimuleert het beweging, sport en spel. We stemmen licht af op de locatie en de behoeften op dat moment, om zo een relevante en waardevolle lichtbeleving te bieden, we noemen dit ‘licht op maat’.
Bij de aanschaf en het hergebruik van stedelijke verlichting hanteren we circulaire principes. Voor de benodigde lichtspecificaties maken we gebruik van LED-technologie, innovaties en nieuwe ontwikkelingen. Door grootschalige LED-vervanging besparen we energie. Technologieën zoals licht- en bewegingssensoren zorgen ervoor dat verlichting alleen wordt toegepast wanneer nodig. Zo dragen we bij aan energie-efficiëntie en CO₂-reductie.
Licht wordt bewust en zorgvuldig toegepast, afgestemd op het moment en de locatie, bijvoorbeeld via dimregimes. Zo wordt flexibiliteit geboden voor aanpassing en uitbreiding, wordt connectiviteit tussen onderdelen mogelijk en worden data om te monitoren, leren en verbeteren opgeleverd. Zo kunnen we maatwerk leveren dat bijdraagt aan een gezonde leefomgeving.
Hoewel licht waarde toevoegt aan de leefomgeving en positieve effecten heeft op welzijn en gezondheid, kent het ook een keerzijde. De negatieve gevolgen van nachtelijk kunstlicht zijn lange tijd onderschat, maar steeds meer onderzoek toont aan dat lichthinder en lichtvervuiling schadelijke effecten hebben op mensen, dieren en planten – zowel op land als in het water. Lichthinder is directe overlast door kunstlicht, zoals verblinding of slaapverstoring. Lichtvervuiling verwijst naar de bredere, structurele impact van overmatige of slecht geplande verlichting op gezondheid, natuur en de zichtbaarheid van de nachtelijke hemel.
Kunstlicht tussen zonsondergang en zonsopkomst maskeert en verandert natuurlijke lichtomstandigheden. Dit verstoort dag- en nachtcycli, beïnvloedt het bioritme, de slaapkwaliteit, stressniveaus en het immuunsysteem. Dieren en planten ondervinden vergelijkbare effecten, met verstoringen in gedrag, leefpatronen en levensfasen. Interactie binnen en tussen soorten neemt af. Nachtelijk kunstlicht draagt, naast klimaatverandering en andere vormen van vervuiling, bij aan het verstoren van ecosystemen en vormt een ernstige bedreiging voor biodiversiteit.
Het Programma Stedelijke Verlichting 2022–2032 vormt een solide basis voor ons beleid. Hierin passen we verlichting bewust en zorgvuldig toe, met aandacht voor lichthinder en lichtvervuiling, en bescherming van mens én natuur. Dit programma richt zich echter voornamelijk op openbare verlichting. Andere bronnen, zoals het aanlichten van gebouwen en objecten, reclameverlichting en particuliere verlichting, krijgen minder aandacht.
Het Uitvoeringskader Aanlichten uit 2020 gaat dieper in op de relatie tussen Eindhoven en licht. Het aanlichten van gebouwen en objecten fungeert als communicatiemiddel dat bijdraagt aan de identiteit van Eindhoven en het imago van ‘Lichtstad’. Gemeentelijke gebouwen en objecten worden volgens een kalender verlicht. Op basis van het recentere Programma Stedelijke Verlichting en de Omgevingsvisie vraagt dit uitvoeringskader én de betekenis van ‘Lichtstad’ om herziening.
In een stad met intensieve verlichting, waar de lichtintensiteit en lichtvervuiling eerder toenemen dan afnemen, willen we sturen op het beperken van negatieve effecten van licht. We streven naar een leidende positie in het reduceren van lichthinder en lichtvervuiling, om het welzijn en de gezondheid van mens én natuur te waarborgen. Daarnaast willen we het imago van ‘Lichtstad’ laten evolueren richting een toekomst waarin licht waardevol, relevant en duurzaam is waarin Eindhoven licht bewust en met zorg toepast.
De komende twee jaar pakken we de volgende acties op:
We ontwikkelen een zoneringskaart met richtlijnen die aansluiten op de gezondheidsambities, om beter te kunnen sturen bij nieuwe ontwikkelingen, zodat licht een volwaardig beleidsinstrument wordt dat bijdraagt aan een leefbare, gezonde, groene en toekomstbestendige stad.
We werken samen met andere gemeenten en de Provincie Noord-Brabant aan de Handreiking Lichtvervuiling.
In voorliggend programma zijn op dit moment de 4 milieuthema’s externe veiligheid, geluid en trillingen, geur en luchtkwaliteit opgenomen. Ook op het gebied van een aantal andere (milieu)thema’s wordt beleid ontwikkeld dat bij de evaluatie van het programma mogelijk in dit programma of een van de andere thematische programma’s van de gemeente kan landen, dit gaat om bodem en ondergrond, circulaire stad en licht welke hieronder kort worden toegelicht.
Bodem en ondergrond
Het thema Bodem en ondergrond heeft op dit moment een eigen Omgevingsprogramma bodem en ondergrond. Dit programma heeft een nadrukkelijke relatie met gezondheid. Denk hierbij aan de aanwezigheid van mogelijke verontreinigingen. Maar ook aan een gezonde goed doorlatende bodem voor het bodemleven, bomen en struiken. Daarnaast stuurt het programma op een efficiënte ondergrondse inrichting van de stad, zodat er ruimte blijft voor bijvoorbeeld de boomwortels.
Dit programma bodem en ondergrond is geldig tot 2027 en wordt daarna mogelijk verlengd tot 2028, omdat nog niet alle doelen uit het programma zijn gehaald. Zo kost het opstellen van regels voor in het omgevingsplan en het vertalen richting omgevingsplan meer tijd dan destijds ingeschat. Na deze periode heroverwegen we of een zelfstandig programma bodem en ondergrond nodig is of dat borging in andere programma’s of via andere instrumenten passender is.
Circulaire stad
De gemeente Eindhoven werkt ook aan de Circulaire stad. Het delven van grondstoffen en de productie van materialen heeft een grote impact op klimaat en milieu wereldwijd. Ook worden grondstoffen steeds schaarser en duurder. In een circulaire stad worden minder en tegelijk duurzame (biobased) grondstoffen, materialen en producten gebruikt. Ook wordt de levensduur van producten zo lang mogelijk verlengd en worden producten en materialen eindeloos hergebruikt en gerecycled. Circulariteit raakt aan meerdere opgaven waar Eindhoven aan werkt. De relatie met de gezonde leefomgeving in Eindhoven is indirect. De komende twee jaar benutten we om circulariteit te laten landen in de voor circulariteit relevante omgevingsprogramma’s van Eindhoven.
Juist in een periode waarin de stad een behoorlijke schaalsprong gaat maken, bestaat het risico dat dit voor de bestaande stad negatief of ongezond uitpakt en is een uitgelezen kans om gezondheid als basisprincipe ook meteen goed mee te wegen. Tegelijkertijd is dit een grote kans om gezondheid als basisprincipe goed mee te wegen in ontwikkelingen. Met de kaart Gezondheidswinst, de 8 indicatoren, gezonde gebied sturing en samenwerking zetten we een stap naar een gezonder Eindhoven.
Beter inzicht waar we moeten zijn:
Meer grip op gezonde stadsontwikkeling:
Concrete uitwerking 15-minuten stad
Toetsbare doorvertaling naar jaarplannen, gebiedskader, tenders, omgevingsplan of vergunning.
Ongelijk investeren voor gelijke kansen krijgt handen en voeten
Terugbrengen (onmogelijke) stapeling van eisen en wensen
Sturen en monitoren op impact en gezondheidswinst in gebieden
Slimmer en oplossingsgericht samenwerken per gebied
Stroomlijning lopende processen en uitvoering.
Samen met inwoners en partners zoals corporaties, ontwikkelaars, ondernemers en beleggers plekken aanpakken: bundeling van maatregelen, menskracht en middelen.
Daarbij gebruiken we het liefst bundels: een nieuwe manier van denken én doen. Bundels zijn combinaties van ruimtelijke, sociale én psychologische acties of maatregelen die elkaar versterken en meerdere indicatoren tegelijk raken met de zeshoeken als houvast. Zo wordt een gebied niet op één punt beter, maar in de volle breedte gezonder.
Elke bundel sluit aan bij de beginsituatie in de zeshoeken: soms ligt de winst in sociale verbinding, soms in wonen en bouwen, soms in vergroening. Zo ontstaat maatwerk per gebied, met en voor de mensen die er wonen en werken. In de bijlage hebben we drie mogelijke bundels opgenomen ter inspiratie. In de komende periode, de twee jaar na vaststelling van het programma richting de eerste evaluatie, gebruiken we om de werking van deze bundels toe te passen en hiervan te leren. Dat vormt de basis van het uitvoeringsplan dat gevormd wordt bij de eerste evaluatie van het programma.
Stapsgewijs invoeren
Deze nieuwe manier van werken geeft ons een beter startpunt dan we ooit hadden. Het programma en aanpak wordt na vaststelling toegepast op nieuwe gebiedsontwikkelingen en initiatieven. We werken tegelijk aan:
Communicatie en adoptie. We informeren zoveel mogelijk mensen over dit programma en maken de noodzakelijke verbindingen met lopende projecten. Om goed met de nieuwe aanpak en de gezondheidskaart te gaan werken is vaak eerst informatie/inspiratie nodig, dan commitment en dan juiste acties. Daarom starten we met een eigen webpagina ‘gezonde leefomgeving’ en houden sessies om te informeren, te duiden en verder te gaan. Daarnaast is op de DDW in oktober 2025 al een breed toegankelijke expo gerealiseerd over gezonde leefomgeving, de rol van de gemeente en de rol van inwoners en partners in gebieden.
Doen en verbeteren. We gaan meteen aan de slag met voorbeelden maken in de praktijk, in projecten en gebiedskaders. De kaart gezondheidswinst passen we toe en gaan we verder verbeteren met koplopers; we wachten niet op perfecte data. We leren steeds beter om maatregelen, mandaat en middelen te gebruiken en de juiste voorwaarden te scheppen voor impact. Op steeds meer plekken en momenten passen we dit toe. Vanaf 2026 start ‘Kaart Gezondheidswinst: Data, Duiding en Doen’ om samen met partijen en met inwoners op specifieke plekken:
Analyse en toepassing te verbeteren.
Data- en uitvoeringsknelpunten op te lossen. Denk aan data over luchtkwaliteit en geluid, frequenter en gedetailleerder krijgen gezondheidslast, en zoveel mogelijk naar jaarlijkse updates van sociale indicatoren met gedetailleerde schaal.
Digital Twin-technologie in te zetten voor simulaties en impactvoorspellingen. Bijvoorbeeld om combinaties van de 8 indicatoren en woningbouw, verkeersstromen, luchtkwaliteit en geluidsoverlast te toetsen bij geplande stedelijke ingrepen. Dit helpt bij het optimaliseren van ruimtelijke plannen voordat ze worden uitgevoerd.
Organiseren als gemeente en stad. We volgen zoveel mogelijk participatie zoals die is beschreven in Inwonersparticipatie in Eindhoven, participatie bij ruimtelijke initiatieven en de landelijke handreiking Participatie Wijzer. De indicatoren en de kaart goed te gebruiken als gespreksinstrument met (vertegenwoordigers van) inwonersgroepen en participatie. Moeilijkheden of noodzakelijke doorbraken agenderen we zowel bij wettelijke beperkingen, in cultuur, in systemen of in verantwoordelijkheden.
Investeringsagenda opstellen. Als gemeente (en samen met partners) een meerjarige investeringsagenda opstellen die gebiedsgericht geld en menskracht inzet voor realisatie. Daarnaast met andere partijen zoals ontwikkelaars, banken, beleggers en het Rijk afspraken maken om ieders aandeel en investeringen te borgen in de ontwikkeling van gezonde gebieden.
Instrumentarium inzetten; op basis van ervaring juridisch concretiseren (onder meer in het Omgevingsplan) om gezondheidswinst zo nodig ook afdwingbaar te organiseren. We groeien naar een situatie waar dit overal en altijd wordt toegepast, dus bij het selecteren van gebieden en prioriteiten, bij het opstellen van randvoorwaarden of eisen voor projecten en gebiedsontwikkeling, bij het vormgeven van interventies en bij het monitoren van effecten en verbetering.
Dat betekent dat we in de hele beleidscyclus steeds vaker en beter sturen op realisatie en kwaliteit. Dus eerst toepassen op gebiedskaders, gemeentelijke onderhoudsplannen en tenders en gelijktijdig bredere participatie en feitelijk overheidsparticipatie uitwerken om inspirerende voorbeelden te bouwen en met stakeholders samenwerking te concretiseren. Bij de eerste evaluatie van het programma wordt uitgewerkt of en op welke wijze we dit doorzetten naar regels in het Omgevingsplan.
De wet, het instrumentarium en deze nieuwe manier bieden lange termijn houvast en consistentie en korte termijn, dichtbij, mogelijkheden om iets te doen. Gezondheid voor iedereen kan alleen als iedere partij en initiatief zijn/haar eigen rol ook goed neemt. Partners moeten kunnen rekenen op duurzame relaties, een sterke inhoudelijke aanpak en een stabiele reputatie. Maatregelen of goede praktijk met de beste resultaten op de 8 indicatoren krijgen voorrang.
Gezonde stadsontwikkeling is een continu proces. Daarom wordt het programma elke vier jaar geëvalueerd op basis van:
Het vastgesteld programma Gezonde Leefomgeving;
De voortgang van de nieuwe werkwijze.
Effectmetingen per gebied.
Feedback uit praktijk en participatietrajecten.
Wetenschappelijke inzichten en innovaties.
Een gezonde en groene stad biedt een stip op de horizon, maar is nooit helemaal af. We willen bij de uitvoering ruimte laten voor iteratieve aanpassingen op basis van voortschrijdend inzicht. We bekijken terwijl we aan het werk zijn of we nog op de juiste weg zitten en of aanpassingen in beleid, instrumenten en samenwerking nodig zijn om doelen te halen. Zo werken we structureel aan een gezondere stad voor iedereen.
De uitvoering van het programma gezonde leefomgeving is eerder in dit programma uitgebreid behandeld. Puntsgewijs worden tot de evaluatie, twee jaar na vaststelling van dit programma de volgende acties uitgevoerd:
Toepassing werkwijze gezondheidskaart in lopende projecten met budget (zoals Climagen)
Toepassing werkwijze gezondheidskaart in gebiedskaders en projectkaders
Ruimtelijk maken milieuthema’s en opbouwen afwegingskader
Deze werkzaamheden vinden plaats binnen bestaande budgetten. In de komende periode worden, samen met partners, de verdere uitvoeringsmaatregelen uitgewerkt. Hierbij wordt eveneens gekeken naar het benutten van bestaande budgetten en bij evaluatie van het programma wordt de vraag beantwoord of voor de toekomstige uitvoering aanvullende middelen benodigd zijn om tot uitvoering te komen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-483305.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.