Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling Brabants Historisch Informatiecentrum 2024

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxtel, Land van Cuijk, Maashorst, Meierijstad, Oss, Sint-Michielsgestel en Vught en de algemene besturen en dagelijkse besturen van de waterschappen Aa en Maas en De Dommel, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente respectievelijk het eigen waterschap bevoegd zijn,

 

Overwegende dat

 

de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis per 1 januari 2022 heringedeeld zijn tot de nieuwe gemeente Land van Cuijk, welke gemeente overeenkomstig de bepalingen in de Wet algemene regels herindeling in hun plaats is getreden;

 

de gemeenten Landerd en Uden per 1 januari 2022 heringedeeld zijn tot de nieuwe gemeente Maashorst, welke gemeente overeenkomstig de bepalingen in de Wet algemene regels herindeling in hun plaats is getreden;

 

de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 gewijzigd is;

 

besluiten:

 

  • 1.

    Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2025.

  • 2.

    De artikelen 1 tot en met 39 van de Gemeenschappelijke Regeling Brabants Historisch Informatie Centrum komen te vervallen.

  • 3.

    De artikelen 1 e.v. van de Gemeenschappelijke regeling Brabants Historisch Informatie Centrum worden als volgt vastgesteld:

Artikel 1 Begrippen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b.

    de gemeenten: de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxtel, Land van Cuijk, Maashorst, Meierijstad, Oss, Sint-Michielsgestel en Vught,

  • c.

    de waterschappen: de waterschappen Aa en Maas en De Dommel;

  • d.

    archiefbescheiden: archiefbescheiden als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Archiefwet 1995;

  • e.

    collecties: de verzameling historische voorwerpen, boeken en overige schriftelijke en elektronische bescheiden in de meest ruime zin van het woord, niet zijnde archiefbescheiden, in eigendom van of beheer bij de minister en de gemeenten of waterschappen voor zover het betreft voorwerpen of bescheiden bij de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie en de archiefbewaarplaats van de gemeente of het waterschap;

  • f.

    de colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, en

  • g.

    de provincie: de provincie Noord-Brabant.

Artikel 2 Belangen

  • 1.

    De regeling wordt getroffen met het doel de belangen van de minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen bij alle aangelegenheden betreffende de archiefbescheiden, collecties, individuele documenten en dergelijke die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de Provincie Noord-Brabant en de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten en de waterschappen in gezamenlijkheid te behartigen.

  • 2.

    Het openbaar lichaam ‘Brabants Historisch Informatie Centrum’ voert bij de behartiging van de belangen, bedoeld in het eerste lid, het archiefbeleid en het cultuurhistorisch erfgoed van de minister, de gemeenten en de waterschappen mede uit.

  • 3.

    De minister, de gemeenten en de waterschappen kunnen met het Brabants Historisch Informatie Centrum afspraken maken over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de in artikel 2b genoemde taken en bevoegdheden.

  • 4.

    De minister, de waterschappen en de gemeenten kunnen gezamenlijk algemene aanwijzingen geven omtrent de wijze waarop het Brabants Historisch Informatie Centrum de belangen, bedoeld in het eerste lid, behartigt.

Artikel 2a Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam genaamd Brabants Historisch Informatie Centrum.

  • 2.

    Het Brabants Historisch Informatie Centrum is gevestigd te ’s-Hertogenbosch.

Artikel 2b Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Aan het bestuur van het Brabants Historisch Informatie Centrum zijn de navolgende werkzaamheden, taken en bevoegdheden van de colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de minister overgedragen:

    • a.

      de beheerstaken, te onderscheiden in het behouden, bewerken en benutten van de archiefbescheiden die berusten in de in artikel 2, eerste lid, genoemde archiefbewaarplaatsen;

    • b.

      de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 15, derde lid, 16, tweede lid, 17, 18, 19, 20, 31 en 32, eerste en derde lid, van de Archiefwet 1995;

    • c.

      de bevoegdheid van de minister om op grond van de artikelen 25 en 26, tweede lid, van de Archiefwet 1995 de rijksarchivaris in de provincie te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • d.

      het adviseren en het doen van voorstellen aan de minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen over de taken en bevoegdheden, die door de minister, de colleges of de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen worden uitgevoerd ingevolge de artikelen 5, 6, 7, 8, 12, 13, 15, eerste en tweede lid, 30 en 32, tweede lid, van de Archiefwet 1995, en

    • e.

      het verrichten van door de minister, de colleges of de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen opgedragen andere taken die verband houden met de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    Het Brabants Historisch Informatie Centrum stelt zich tevens ten doel het bij de in artikel 2, eerste lid, genoemde archiefbewaarplaatsen ondergebrachte cultuurhistorisch erfgoed toegankelijk te maken voor en onder de aandacht te brengen van een breed publiek.

Artikel 2c Inspraak

Ingezetenen van de gemeenten en de waterschappen en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de gemeenten onderscheidenlijk bij de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

Artikel 3 Vaststelling kosten

Het algemeen bestuur stelt regels omtrent de vergoedingen en kosten, bedoeld in artikel 19 Archiefwet 1995, vast bij unanimiteit en volgt daarbij zoveel mogelijk de regels die de minister op grond van artikel 19 Archiefwet 1995 heeft vastgesteld voor het Nationaal Archief.

Artikel 4: Samenstelling Algemeen Bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit acht leden.

  • 2.

    De minister wijst vier leden aan.

  • 3.

    De colleges van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen wijzen uit hun midden gezamenlijk vier leden aan. Een algemeen bestuur van een waterschap kan daarbij ook kiezen uit de voorzitter van het waterschap of de leden van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege op het tijdstip waarop de zittingsperiode van de colleges van de gemeenten of van de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen afloopt.

  • 5.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt tevens bij beëindiging van het lidmaatschap van die leden bij de colleges van de gemeenten of van de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen.

  • 6.

    Een persoon waarvan het lidmaatschap ingevolge het vijfde lid is geëindigd, kan opnieuw worden aangewezen.

  • 7.

    De colleges van de gemeenten beslissen uiterlijk in de tweede vergadering van elke zittingsperiode van de colleges over de aanwijzing, bedoeld in het derde lid.

  • 8.

    Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur vacant komt, wijzen de minister, de colleges of de algemene besturen van de waterschappen zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 9.

    Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.

Artikel 5 Stemmingen Algemeen Bestuur

  • 1.

    Ieder lid van het algemeen bestuur heeft één stem.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger in een andere hoedanigheid eveneens betrokken is en waarbij belangenspanning speelt of de integriteitsvraag aan de orde zou kunnen zijn.

  • 3.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 4.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 5.

    Het vierde lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      voor zover het betreft onderwerpen die in een daaraan voorafgaande niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

  • 6.

    Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt een twee derde meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 7.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 6 Bevoegdheden Algemeen Bestuur

  • 1.

    Aan het algemeen bestuur behoren ter uitvoering van de aan het Brabants Historisch Informatie Centrum toegekende taak alle bevoegdheden toe die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan de directeur, bedoeld in artikel 29, tot rijksarchivaris in de provincie, tot gemeentearchivaris van de gemeenten en tot waterschapsarchivaris van de waterschappen benoemen.

  • 3.

    Aan de bevoegdheden van het algemeen bestuur worden geen beperkingen opgelegd ingevolge artikel 64 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, mits het totaal van de aangegane verplichtingen binnen de vastgestelde begroting valt. Voor het aangaan van verplichtingen door het algemeen bestuur buiten de goedgekeurde begroting geldt de procedure van artikel 18, 19 en 20.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan beslissen tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, onverminderd het bepaalde in artikel 64a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 7 Verstrekken inlichtingen door algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven geeft de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen schriftelijk alle inlichtingen die de raden onderscheidenlijk de algemene besturen van de waterschappen nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 2.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter gevende raden de gemeenten onderscheidenlijk de algemene besturen van de waterschappen op verzoek van de raden of de algemene besturen, of één of meer leden daarvan, zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 45 dagen, schriftelijk de door hen gevraagde inlichtingen.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van het waterschap dat hem heeft aangewezen, zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 45 dagen schriftelijk alle inlichtingen die door het college onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van het waterschap, of een of meer, leden daarvan worden verlangd. Dit lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen.

  • 4.

    Het eerste en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de minister en de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Artikel 8 Verantwoordingsplicht door lid algemeen bestuur

De minister, de colleges en de raden van de gemeenten onderscheidenlijk de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen een lid van het algemeen bestuur, nadat de inlichtingen in een vergadering of schriftelijk zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

Artikel 9 Ontslag wegens gebrek aan vertrouwen

De minister, de colleges van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen kunnen een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur, dat hun vertrouwen niet meer geniet, ontslag verlenen.

Artikel 10. Samenstelling Dagelijks Bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en drie andere door het algemeen bestuur aan te wijzen leden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur wijst in het dagelijks bestuur twee leden aan die in het algemeen bestuur zijn aangewezen door de colleges onderscheidenlijk de algemene besturen van de waterschappen, en twee leden die in het algemeen bestuur zijn aangewezen door de minister.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur of de termijn van aanwijzing van het lid van buiten de kring van het algemeen bestuur eindigt.

  • 4.

    Indien tussentijds een zetel van een lid van het dagelijks bestuur vacant komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 5.

    Elk lid van het dagelijks bestuur heeft één stem. Besluitvorming vindt plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen, voor zover niet anders bepaald in de regeling.

  • 6.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 7.

    Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

Artikel 11 Vergaderingen Dagelijks Bestuur

Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als één of meer leden van het dagelijks bestuur dit nodig oordelen.

Artikel 12 Reglement van orde Dagelijkse Bestuur

Het dagelijks bestuur stelt regels voor zijn vergaderingen vast.

Artikel 13 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur

Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:

  • a.

    het voeren van het dagelijks bestuur van Het Brabants Historisch Informatie Centrum;

  • b.

    beslissingen van het algemeen bestuur voorbereiden en uitvoeren;

  • c.

    regels vaststellen over de ambtelijke organisatie van het Brabants Historisch Informatie Centrum;

  • d.

    besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het Brabants Historisch Informatie Centrum, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 6, vierde lid;

  • e.

    besluiten namens het Brabants Historisch Informatie Centrum, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

  • f.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring van recht of bezit, en

  • g.

    het beheer van de activa en passiva van het Brabants Historisch Informatie Centrum, en

de zorg, voor zover deze van het dagelijks bestuur afhangt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

Artikel 14 Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2.

    Uit de andere leden van het dagelijks bestuur, bedoeld in artikel 10, eerste lid, worden een of meerdere plaatsvervangend voorzitters aangewezen.

  • 3.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, tenzij hij aan de directeur het tekenen van bepaalde stukken heeft opgedragen.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt het Brabants Historisch Informatie Centrum in en buiten rechte. De vertegenwoordiging kan hij opdragen aan een door hem aan te wijzen gevolmachtigde.

Artikel 15 Vergoeding leden van AB en DB

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan besluiten dat de leden van het algemeen of dagelijks bestuur, voor zover zij niet de functie vervullen van burgemeester of wethouder, lid van het algemeen of dagelijks bestuur van het waterschap, of als ambtenaar in rijks-, gemeente- of waterschapsdienst werkzaam zijn, een vergoeding ontvangen voor hun werkzaamheden ten behoeve van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

  • 2.

    De leden van het algemeen en dagelijks bestuur, bedoeld in het eerste lid, ontvangen een tegemoetkoming in de kosten, waartoe worden gerekend reis- en verblijfkosten ten behoeve van het bijwonen van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 3.

    De in de voorgaande leden bedoelde vergoeding en tegemoetkoming worden door het algemeen bestuur vastgesteld en als afzonderlijke post opgenomen in de jaarlijkse begroting.

Artikel 16 Bijdragen deelnemers

  • 1.

    De voor de uitvoering van deze regeling ter beschikking te stellen middelen worden verschaft door de minister, de gemeenten en de waterschappen, door het verstrekken van jaarlijkse bijdragen, op basis van de begroting.

  • 2.

    De bijdragenbijdrage van de minister kan jaarlijks worden aangepast in verband met de ontwikkeling van lonen of prijzen met een percentage, zoals dit in voorkomend geval door de minister in de loop van het begrotingsjaar voor het geheel van zijn bijdrage wordt vastgesteld. De bijdragen van de gemeenten worden jaarlijks aangepast in verband met de ontwikkeling van lonen of prijzen met een percentage dat voor dit doel is vastgesteld, onderscheidenlijk aan de inwonertallen overeenkomstig artikel 1 van de Gemeentewet. De bijdragen van de waterschappen zijn gebaseerd op een fictief vastgesteld inwonertal. Bij overeenkomst tussen het dagelijks bestuur en de dagelijkse besturen van de waterschappen worden nadere afspraken gemaakt over hoe dit inwonertal wordt vastgesteld en aangepast.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan bij de vaststelling van de begroting een percentage opnemen als voorlopige raming van het door de minister, de gemeenten en de waterschappen vast te stellen percentage als bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Bij de start van het Brabants Historisch Informatie Centrum en voor de uitvoering van deze regeling kunnen door de verschillende partners vermogensbestanddelen worden ingebracht waarover nadere afspraken gemaakt worden.

  • 5.

    De minister, de colleges en de dagelijkse besturen van de waterschappen dragen er zorg voor dat het openbaar lichaam te allen tijde beschikt over voldoende middelen om zijn verplichtingen te voldoen.

  • 6.

    Indien het toetreden tot deze regeling van andere bestuursorganen of het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten met derden, er toe leidt dat een deel van de lasten voortvloeiende uit de investeringen als bedoeld in de in het tweede lid aangegeven investerings- en exploitatiebegroting, door deze bestuursorganen en/of derden worden gedragen, worden de financiële voordelen die daardoor ontstaan op de door de minister, de waterschappen en de gemeenten verschuldigde jaarlijkse bijdrage naar rato in mindering gebracht.

  • 7.

    Indien de minister, de gemeenten of de waterschappen een bijzondere taak opdragen als bedoeld in artikel 2b, derde lid onder e, waarvan de kosten niet zijn op te vangen in de begroting, wordt daarvoor door gemeenten of de waterschappen in aanvulling op de jaarlijkse bijdrage een tevoren overeengekomen vergoeding betaald.

Artikel 17 Beleidsplan en financiële doorrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt eenmaal per vier jaar een vierjarig beleidsplan en een financiële doorrekening daarvan op.

  • 2.

    Een periode van vier jaren als bedoeld in het eerste lid valt samen met de periode van een cultuurnota als bedoeld in artikel 3 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt het ontwerpbeleidsplan en de financiële doorrekening aan de minister, de raden van de gemeenten en algemene besturen van de waterschappen. De minister, de raden onderscheidenlijk de algemene besturen van de waterschappen worden vervolgens gedurende twaalf weken in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het concept hun zienswijzen ter kennis van het dagelijks bestuur te brengen. Het algemeen bestuur stelt het beleidsplan en de financiële doorrekening vervolgens vast. Voorafgaande aan het nemen van het besluit stelt het dagelijks bestuur de raden van de gemeenten, de algemene besturen van de waterschappen en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 18 Ontwerpbegroting en kadernota

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de gemeenten, de minister en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen. De minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen kunnen binnen acht weken bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over deze kaders naar voren brengen. Het dagelijks bestuur stelt de minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen bij de toezending van de ontwerpbegroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbonden heeft.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, ten minste twaalf weken voor de aanbieding aan het algemeen bestuur, de raden van de gemeenten, de minister en de algemene besturen van de waterschappen een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van het Brabants Historisch Informatie Centrum en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 3.

    In de toelichting op de ontwerpbegroting worden de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten beschreven. Daarbij wordt aangegeven welke belangen en resultaten het Brabants Historisch Informatie Centrum met de activiteiten nastreeft, op welke wijze de activiteiten zullen worden uitgevoerd en voor welke doelgroepen zij zijn bestemd.

  • 4.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges, de minister en de dagelijkse besturen van de waterschappen voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 5.

    De raden van de gemeenten, de minister en de algemene besturen van de waterschappen kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur stelt de minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vijfde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 18a Vaststelling begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden van de gemeenten, de minister en de algemene besturen van de waterschappen die ter zake bij gedeputeerde staten van de provincie hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór de in artikel 67, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen genoemde datum aan gedeputeerde staten van de provincie.

Artikel 19 Wijziging begroting

  • 1.

    Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 2.

    Artikelen 18 en 18a zijn van overeenkomstige toepassing. Het dagelijks bestuur zendt de begrotingswijziging binnen vier weken na de vaststelling aan de raden van de gemeenten, de minister en de algemene besturen van de waterschappen.

Artikel 20 Betaling bijdrage

De minister, de gemeenten en de waterschappen voldoen de bijdragen bij wijze van voorschot in door hen nader te bepalen termijnen.

Artikel 21 Jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt voor 30 april van het jaar na het jaar waarvoor de jaarrekening dient, een voorlopige jaarrekening aan de minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen. De voorlopige jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    Het algemeen bestuur draagt er zorg voor dat medewerking wordt verleend aan door of namens de accountant(s) van de minister, de gemeenten en de waterschappen in te stellen onderzoeken naar de door de accountant, bedoeld in het eerste lid, verrichte (controle)werkzaamheden.

  • 3.

    Het algemeen bestuur brengt jaarlijks aan de minister, de raden van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen voor 30 april een inhoudelijk verslag uit van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór de in artikel 67, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen genoemde datum van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden van de gemeenten en, de algemene van de waterschappen en de minister.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de in het eerste en derde lid bedoelde stukken algemeen verkrijgbaar.

Artikel 22 Reserve

  • 1.

    Een batig saldo kan worden bestemd voor vorming van of toevoeging aan de reserve, of kan worden uitbetaald. De hoogte van deze reserve wordt bepaald door het algemeen bestuur, gehoord de minister, de raden van de gemeenten en de algemene besturen van de waterschappen. Voor zover een batig saldo niet wordt aangewend voor de reserve wordt het saldo naar rato van de jaarlijkse bijdrage uitgekeerd aan de minister, de gemeenten en de waterschappen.

  • 2.

    De algemene reserve in enig jaar bedraagt niet meer dan tien procent van de gezamenlijke bijdragen van de minister, de gemeenten en de waterschappen van dat jaar.

Artikel 23 Definitieve bijdrage

Bij de jaarrekening stelt het algemeen bestuur de definitieve bijdragen van de minister, de gemeenten en de waterschappen vast.

Artikel 24 Financiële administratie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer en de boekhouding van het Brabants Historisch Informatie Centrum. Bij deze regels wordt bepaald welke ambtenaren van het Brabants Historisch Informatie Centrum met het doen van ontvangsten en betalingen worden belast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de financiële administratie en het kasbeheer.

Artikel 25 Nadere regels financieel beheer

De minister, de colleges van de gemeenten en de dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen gezamenlijk kaders stellen over het financieel en materieel beheer, over de inrichting van de begroting, het financieel verslag, jaarverslag en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

Artikel 26 Beheer archief BHIC

  • 1.

    Overeenkomstig door het algemeen bestuur vast te stellen regels, die aan gedeputeerde staten van de provincie worden medegedeeld, draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

  • 2.

    De archiefbescheiden van het Brabants Historisch Informatie Centrum die op grond van de Archiefwet 1995 moeten worden overgebracht, komen te berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie.

  • 3.

    De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    De minister, de colleges van de gemeenten en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen de staat waarin de onder hun verantwoordelijkheid bij het Brabants Historisch Informatie Centrum berustende archieven zich bevinden onderzoeken.

Artikel 27 Informatie-uitwisseling

  • 1.

    De colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen, de minister en het Brabants Historisch Informatie Centrum verstrekken elkaar desgevraagd inlichtingen en gegevens welke zij nodig achten voor de uitoefening van hun taak.

  • 2.

    De minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden van het Brabants Historisch Informatie Centrum, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 3.

    het Brabants Historisch Informatie Centrum stelt de minister, de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen te allen tijde in de gelegenheid toezicht te houden op het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 ten aanzien van de archiefbescheiden die berusten in de rijksarchiefbewaarplaats in de provincie en de archiefbewaarplaatsen van de gemeenten.

Artikel 28 Zienswijze BHIC op ontwikkelingen

  • 1.

    De colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de minister doen het dagelijks bestuur mededeling van de bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen die voor de behartiging van de belangen, bedoeld in artikel 2, voor het Brabants Historisch Informatie Centrum van belang zijn.

  • 2.

    De colleges, de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen en de minister kunnen, bij de in het eerste lid bedoelde mededeling, het gevoelen vragen van het dagelijks bestuur. Ook ongevraagd kan het dagelijks bestuur zijn zienswijze daaromtrent aan de gemeentes, de waterschappen of minister kenbaar maken.

Artikel 29 Aannemen, schorsing en ontslag directeur

Het dagelijks bestuur beslist omtrent het aannemen, de schorsing en het ontslag van de directeur van het Brabants Historisch Informatie Centrum.

Artikel 30 Directie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt voor de directeur een instructie vast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

Artikel 31 Rol directie

  • 1.

    De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig en heeft daarin een adviserende stem.

  • 2.

    Met inachtneming van artikel 14, vijfde lid, worden alle stukken, die van het algemeen of het dagelijks bestuur uitgaan door de directeur mede ondertekend.

Artikel 32 Evaluatie

De werking van de regeling wordt geëvalueerd wanneer het algemeen bestuur daartoe besluit. Het dagelijks bestuur zal dan een onderzoeksvoorstel aan het algemeen bestuur voorleggen.

Artikel 33 Toetreding tot de regeling

Toetreding tot de regeling kan geschieden bij daartoe strekkende besluiten van de minister, de colleges en de dagelijkse besturen van de waterschappen, na verkregen toestemming van de raden van de gemeenten, alsmede de toe te treden bestuursorganen of rechtspersonen, onverminderd het bepaalde in artikel 61 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 34 Uittreden uit de regeling

  • 1.

    Uittreding uit de regeling geschiedt door toezending van het daartoe strekkende besluit van het college van de uittredende gemeente onderscheidenlijk het algemeen en dagelijks bestuur van het uittredende waterschap. Het college onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van het waterschap overlegt daarbij ook het besluit tot toestemming van de raad van de gemeente onderscheidenlijk van het algemeen bestuur van het waterschap.

  • 2.

    Een college onderscheidenlijk het algemene en dagelijkse bestuur van het waterschap zendt het besluit tot uittreding aangetekend aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van één jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen, tenzij de colleges en de algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke nadien worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan.

  • 4.

    Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uitredingsplan vast. De daarin voor de uittredende gemeente onderscheidenlijk het uittredende waterschap omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 5.

    Nadat het uittredingsplan is vastgesteld, is de uittredende gemeente onderscheidenlijk het uittredende waterschap gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittreder omschreven financiële verplichtingen aan het openbaar lichaam te voldoen.

Artikel 35 Procedure uittreding

  • 1.

    Het in artikel 34, derde lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende gemeente onderscheidenlijk het uittredende waterschap.

  • 2.

    De uittreedsom wordt als volgt bepaald: de uittredende gemeente onderscheidenlijk het uittredende waterschap betaalt over het eerste kalenderjaar na de uittreding 100% van de jaarlijkse bijdrage, over het tweede jaar 80%, over het derde jaar 60%, over het vierde jaar 40% en over het vijfde jaar 20% van de jaarlijkse bijdrage.

  • 3.

    Voor wat betreft de juridische, personele en organisatorische consequenties geldt dat het algemeen bestuur met de uittredende gemeente onderscheidenlijk het uittredende waterschap de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten onderzoekt. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de gemeente onderscheidenlijk het waterschap.

  • 4.

    De colleges en de dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen unaniem besluiten af te wijken van hetgeen in dit artikel is bepaald. Artikel 61, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van overeenkomstige toepassing op het besluit tot afwijking.

Artikel 36 Wijziging regeling

Deze regeling kan worden gewijzigd bij eensluidend besluit van dagelijkse besturen van de waterschappen en van de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 61 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 37 Opheffing regeling

  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven bij gezamenlijk besluit van alle colleges en algemene en dagelijkse besturen van de waterschappen minus één. Het besluit van een college van een gemeente onderscheidenlijk een dagelijks bestuur van een waterschap tot opheffing wordt niet genomen voordat de raden van de gemeenten onderscheidenlijk de algemene besturen van de waterschappen gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op de voorgestelde opheffing hun zienswijze ter kennis van het college onderscheidenlijk het dagelijks bestuur van het waterschap te brengen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op dat voorziet in de verplichting van de gemeenten en waterschappen om alle rechten en plichten van het openbaar lichaam over de gemeenten en de waterschappen te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 3.

    Bij opheffing van deze gemeenschappelijke regeling worden de daarvoor in aanmerking komende documenten overgebracht naar de decentrale archiefdienst. Documenten die niet voor overbrenging in aanmerking komen, worden door het dagelijks bestuur overgedragen aan het in tweede lid van dit artikel aangewezen college. Van deze overdracht wordt een verklaring opgemaakt.

  • 4.

    Bij opheffing van deze gemeenschappelijke regeling worden de daarvoor in aanmerking komende documenten overgebracht naar de decentrale archiefdienst van de gemeente Boekel, behoudens de documenten die berusten in de archiefdienst van het Rijk, bedoeld in artikel 2, eerste lid. Documenten die niet voor overbrenging in aanmerking komen, worden door het dagelijks bestuur overgedragen aan het college van de gemeente Boekel. Van deze overdracht wordt een verklaring opgemaakt. De colleges en de dagelijkse besturen van de waterschappen kunnen unaniem besluiten af te wijken van hetgeen in dit lid is bepaald.

Artikel 38 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand, volgend op de bekendmaking, overeenkomstig artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het college van de gemeente Boekel wordt aangewezen als college dat de bekendmaking regelt.

Artikel 39 Titel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Brabants Historisch Informatie Centrum 2024.

Artikel 40 Overgangsbepaling

  • 1.

    De artikelen 34 en 35 zijn niet van toepassing op de beoogde uittreding van de minister. Daarvoor gelden de reeds gemaakte afspraken tussen de minister en de elf regionale archieven, zoals die vastgelegd zullen worden in de nieuwe Archiefwet 20XX en de daarop gebaseerde regelingen.

  • 2.

    De artikelen 34 en 35 zijn niet van toepassing op de beoogde uittreding van de algemene besturen van de waterschappen, voor zover de dagelijkse besturen blijven deelnemen.

Ondertekend door de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap op 2 oktober 2025

Naar boven