Gemeenteblad van Harlingen
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Harlingen | Gemeenteblad 2025, 476625 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Harlingen | Gemeenteblad 2025, 476625 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening Jeugdhulp 2025 gemeente Harlingen
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Begeleiding: Begeleiding is er voor jeugdigen onder de 18 jaar die niet of onvoldoende zelfredzaam zijn. De zorg is gericht op behoud of bevorderen van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met matige tot zware beperkingen. De jeugdige leert meer zelfstandig te worden door te oefenen met bepaalde vaardigheden en met aanbrengen van structuur. Ook maatschappelijke participatie is een doelstelling van begeleiding. Tevens kan begeleiding gericht zijn op het voorkomen van verwaarlozing of opname in een instelling.
Behandeling: Behandeling kent een afgebakende periode, met een onderliggend behandelplan waarin beoogde resultaten zijn opgenomen. Ook kent het een duidelijk start- en eindpunt. Periodieke evaluatie van de gestelde resultaten is noodzakelijk. We kennen de volgende vormen van behandeling:
Behandeling is gericht op het herstel, genezing, ontwikkeling, stabiliseren en/of hanteerbaar maken van het probleem of de aandoening. De behandeling duurt een afgebakende periode, met een start- en eindpunt. De behandeltermijn diagnostisch onderzoek (beeldvormend/handelingsgericht) of observatieonderzoek is onderdeel van de behandeling. Na deze periode van onderzoek worden de behandeldoelen opgesteld, met een daaraan gekoppelde behandeltermijn. GGZ-behandeling is primair gericht op het behandelen van psychiatrische stoornissen door het voorkomen of beperken van stagnatie in de ontwikkeling en daardoor de gevolgen ervan voor het dagelijks functioneren. Een (vermoeden van een) DSM-5 benoemde stoornis is een voorwaarde voor inzet van behandeling Jeugd GGZ.
Jeugdhulp-behandeling is primair gericht op het behandelen van problemen in het dagelijks functioneren. Deze kunnen van pedagogische, systemische en/of psychologische aard zijn (zoals gedragsproblemen, een ontwikkelingsachterstand en/of sociaal emotionele problemen).
Budgetbeheerder: de persoon die verantwoordelijk is voor het beheren van het toegekende zorgbudget en de bijbehorende administratie voor de cliënt. Deze rol kan door de cliënt zelf worden vervuld, mits deze daartoe in staat is, of door een vertegenwoordiger zoals een ouder, partner, familielid of wettelijke vertegenwoordiger. De budgetbeheerder kan tevens de budgethouder zijn.
Budgetplan: Het plan dat de jeugdige en/of ouder(s) bij de aanvraag voor een persoonsgebonden budget indient, waarin de keuze voor een persoonsgebonden budget (in plaats van zorg in natura) gemotiveerd wordt en waarin aangegeven wordt aan welke vorm van ondersteuning het budget besteed gaat worden, door wie de ondersteuning geleverd gaat worden en welke activiteiten uit het budget betaald gaan worden. Bij een toekomstige wijziging in de situatie (na het afgeven van de indicatie), wordt het budgetplan opnieuw ter toetsing aan het college voorgelegd.
Gebiedsteam: een lokaal team (vanuit een gemeente) met professionals, die de jeugdige en/of ouder(s) kunnen ondersteunen bij hun vragen op het gebied van werk, financiën, opvoeding, wonen, vrije tijd en sport, wet- en regelgeving, vrienden en relaties, zorg, ondersteuning en hulpmiddelen. Dit wordt ook wel (sociaal) wijkteam, dorpenteam of scholenteam genoemd.
Kwaliteitskader: Fries Kwaliteitskader Jeugdhulp (zie ook het Fries kwaliteitskader Jeugd op de website www.sdfryslan.nl).
Regionaal Ondersteuningsplan (ROP): Het ROP, opgesteld door het gebiedsteam of Gecertificeerde Instelling, vormt de basis van het inschatten wat nodig is aan ondersteuning en hulp. Het ROP beschrijft wat een Jeugdige/het gezin nodig heeft om op een volwaardige manier deel uit te kunnen maken van de samenleving. Het ROP is daarmee bedoeld om de ondersteuningsbehoefte en gewenste resultaten te beschrijven. De vervolgstap is om dit plan te vertalen naar de juiste (integrale) ondersteuning. Daarmee is het gebruik van het ROP, (a) een integrale analyse en (b) een toeleiding naar de juiste ondersteuning. Het ROP beschrijft ook het functioneren op alle levensdomeinen die voor het gezin van belang zijn. Het Ondersteuningsplan wordt ook wel ‘Fries regionaal ondersteuningsplan jeugd’ genoemd.
Professional: beroepskracht met (middels diploma of ervaringscertificaat) aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aanzien van de opgroei-, opvoed- en ontwikkelingsproblematiek van de jeugdige en/of ouder(s) en/of de benodigde ondersteuning én die (aantoonbaar) voldoet aan de in de branche geldende (kwaliteits)eisen én een gericht op de voorziening passende registratie heeft bij de KvK of in loondienst is bij een formele zorgaanbieder. Een beroepskracht voor Jeugdhulp moet daarnaast geregistreerd staan in een relevant beroepsregister, zoals SKJ of BIG.
Resultaat/Resultaten: de daadwerkelijk bereikte uitkomsten van een traject (voor de jeugdige). Wanneer er Specialistische Jeugdhulp wordt ingezet, worden hierbij te behalen resultaten geformuleerd vanuit de Verwijzer en de Jeugdige/het gezin. Het is aan de Jeugdhulpaanbieder om deze resultaten met de Jeugdige/het gezin te behalen door hier concreet doelen op te formuleren in het Hulpverleningsplan.
Zelfredzaamheid: het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en het voeren van een gestructureerd huishouden. De noodzakelijke ADL in het kader van zelfredzaamheid betreffen: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact.
Hoofdstuk 3. Toegang jeugdhulp
Artikel 3. Toegang jeugdhulp anders dan via het gebiedsteam
Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Als de jeugdhulpaanbieder na een verwijzing beoordeelt welke specifieke vorm van jeugdhulp nodig is en/of wat de omvang en de duur van de jeugdhulp is, houdt hij zich daarbij aan de regels in deze verordening en de afspraken die hij met de gemeente heeft gemaakt in het contract.
Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de GI nodig vindt bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Ook draagt het college zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, het openbaar ministerie of de directeur of selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting nodig vindt bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing. Het college is verantwoordelijk voor de betaling van de jeugdhulp waarnaar is verwezen. Het college verstrekt geen beschikking.
Artikel 4. Toegang jeugdhulp via het gebiedsteam
In spoedeisende gevallen beslist het gebiedsteam na een melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening of vraagt het gebiedsteam een voorlopige ondertoezichtstelling of spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet aan in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige of zijn ouders.
Het gebiedsteam verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 4.3, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het gebiedsteam de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders niet afzien van het opstellen van een familiegroepsplan, ondersteunt het gebiedsteam indien nodig daarbij.
Artikel 6. Onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte
Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige en/of ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst iemand uit het sociaal netwerk, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 6 weken na ontvangst van de melding:
de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg en ondersteuning, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, welzijn, wonen, werk en inkomen met het oog op het behouden of bereiken van het aanvaardbaar niveau van een veilige ontwikkeling.
Hoofdstuk 4. beoordeling individuele voorziening
Artikel 7. Criteria individuele voorzieningen
Artikel 8. Beoordeling (boven) gebruikelijke hulp en eigen kracht
Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders. Zij zijn namelijk verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige jeugdigen te verzorgen, op te voeden, te begeleiden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als de jeugdige een ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek heeft. Bij uitval van 1 van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp over. Dit geldt ook bij gescheiden ouders. Er wordt dan ook rekening gehouden met de gebruikelijke hulp van de ouder waar de jeugdige niet woont.
Om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke hulp beoordeelt het college of de benodigde hulp uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek nodig heeft. Het college houdt hierbij rekening met de volgende factoren:
Als er sprake is van gebruikelijke hulp verstrekt het college geen individuele voorziening tot jeugdhulp. Hierop kan (tijdelijk) een uitzondering worden gemaakt als de ouders door (dreigende) overbelasting de gebruikelijke hulp niet kunnen bieden. Er moet dan wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de hulp aan de jeugdige.
Gaat het om hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt, zijn de ouders in eerste instantie nog steeds verantwoordelijk voor het bieden van deze bovengebruikelijke hulp. Het college beoordeelt dan of van ouders verwacht mag worden dat ze deze hulp bieden, zoals in lid 1 staat weergegeven. Het college maakt hierbij onderscheid tussen kortdurende en langdurende situaties:
Het college verwacht van ouders dat zij in kortdurende situaties de bovengebruikelijke hulp bieden, tenzij dit gelet op de aard van de hulp niet kan worden verwacht of de ouders door (dreigende) overbelasting de hulp niet kunnen bieden. Er moet dan wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de hulp aan de jeugdige.
Als bovengenoemde factoren niet leiden tot problemen bij het kunnen verlenen van de hulp door de ouders, bij de beschikbaarheid van de ouders voor het verlenen van de hulp, bij de belasting van de ouders en bij de financiële situatie van de ouders wordt van hen verwacht dat zij de bovengebruikelijke hulp (eventueel deels) verlenen. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp.
Als ouders een beroep kunnen doen op het sociale netwerk voor het bieden van ondersteuning bij de benodigde hulp aan de jeugdige wordt van hen verwacht dat ze hier gebruik van maken. De ondersteuning die het sociale netwerk biedt, valt onder de eigen kracht. Het college verstrekt hiervoor geen individuele voorziening tot jeugdhulp.
Als de jeugdige en/of de ouders een aanvullende zorgverzekering hebben die de benodigde hulp (deels) vergoedt, wordt van ouders verwacht dat zij deze aanspreken. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp of alleen een aanvullende voorziening voor het gedeelte dat niet wordt vergoed.
Artikel 9. Regionaal Ondersteuningsplan (ROP)
Het gebiedsteam zorgt voor verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 4.3. De jeugdige en/of ouder(s) kan het ROP te allen tijde desgevraagd ontvangen. Het ondersteuningsplan wordt binnen 20 werkdagen na het onderzoek aan de jeugdige en/of ouder(s) beschikbaar gesteld. Indien de gestelde termijn niet haalbaar is wordt de jeugdige en/of ouder(s) geïnformeerd over de reden van vertraging. De jeugdige en/of ouder(s) krijgen de mogelijkheid om het ondersteuningsplan te lezen en een reactie hierop te geven. Naar aanleiding van de reactie van de jeugdige en/of ouder(s) worden feitelijke onjuistheden in het ondersteuningsplan aangepast. Opmerkingen en aanvullingen van de jeugdige en/of ouder(s) worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd.
Wanneer het voornemen bestaat naar aanleiding van het onderzoek als bedoeld in artikel 4.3. een aanvraag in te dienen, verstrekt het gebiedsteam aan de belanghebbende dan wel aan zijn wettelijk vertegenwoordiger het ondersteuningsplan. Wanneer de belanghebbende dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger daarom verzoekt, verstrekt het gebiedsteam eveneens het plan van aanpak en/of andere onderdelen uit het dossier.
Wanneer niet het voornemen bestaat naar aanleiding van het onderzoek als bedoeld in artikel 4.3 een aanvraag individuele voorziening in te dienen, verstrekt het gebiedsteam aan de belanghebbende dan wel aan zijn wettelijk vertegenwoordiger het plan van aanpak en/of andere onderdelen uit het dossier.
Het college merkt een ondertekend ROP aan als aanvraag. Iedere rechtstreeks belanghebbende kan een aanvraag indienen. Wanneer een minder- jarige een aanvraag indient, is - wanneer deze nog niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen - toestemming van een wettelijk vertegenwoordiger vereist.
Bij de tariefbepaling voor een PGB wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ondersteuning (formele en informele ondersteuning) en voor zover van toepassing, de te bieden deskundigheid en/of de in de branche geldende kwaliteitseisen. De tarieven voor formele ondersteuning PGB zijn niet gelijk aan de ZIN tarieven, omdat er door de betreffende zorgaanbieders minder overheadkosten gemaakt hoeven worden dan een door gemeente gecontracteerde aanbieders. Dit betreft o.a. kosten in relatie tot de aanbesteding en bijbehorende programma van eisen, verantwoordingsrapportages en (afstemmings-)overleggen.
Een jeugdige en/of ouder(s) die in aanmerking komen voor een individuele voorziening middels een PGB, kan informele ondersteuning inkopen, onder de volgende voorwaarden:
de opgroei- en opvoedproblematiek niet op eigen kracht kan worden opgelost, het de gebruikelijke hulp overstijgt, bovengebruikelijke hulp of mantelzorg geen passende oplossing biedt, er geen mogelijkheden zijn voor andere voorzieningen of inzet van vrijwilligers en dit aantoonbaar tot een beter resultaat leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan formele ondersteuning of zorg in natura.
Artikel 14. Afstemming Zorgverzekeringswet en Wet Langdurige Zorg
In artikel 4 (toegang jeugdhulp via het medisch domein) is de mogelijkheid opgenomen dat jeugdigen en/of ouders via het medisch domein jeugdhulp kunnen ontvangen. Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en met de zorgverzekeraars, over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing plaatsvindt. Dit volgt uit artikel 2.7 lid 4 van de wet.
De inzet van zorg voor een jeugdige die 18 jaar wordt, kan wijzigen. Als het gaat om zorg die vanaf het 18e jaar onder de Zorgverzekeringswet valt, zorgt het college in samenwerking met de zorgverzekeraars voor een soepele overgang. Het college doet dit door afspraken te maken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De afspraken gaan over hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen. Dit om te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.
Artikel 16. Afstemming justitiedomein
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.
Het college en de betrokken gecertificeerde instellingen nemen de afspraken op in het protocol zoals bedoeld in artikel 18 lid 3 van deze verordening. Het college en de Raad voor de Kinderbescherming leggen de manier van samenwerken en de gemaakte afspraken vast in het protocol bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.
Artikel 18. Afstemming met Veilig Thuis
Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.
Artikel 20. Afstemming werk en inkomen
Het college draagt zorg dat het toegangsteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren. Als het nodig is zorgt het college ervoor dat jeugdigen en/of ouder(s) de juiste ondersteuning krijgen vanuit de gemeentelijke voorzieningen om deze belemmeringen weg te nemen, zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen.
Hoofdstuk 7. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 23. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan college mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb. In geval van pgb wordt bij elke wijziging in de situatie een nieuw budgetplan ter toetsing aan het college voorgelegd.
Hoofdstuk 8. Verhouding prijs en kwaliteit, kwaliteitseisen en calamiteiten
Artikel 24. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
Hoofdstuk 9. Participatie en inspraak
Artikel 26. Inspraak en medezeggenschap
Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
De gemeente is op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. In Hoofdstuk 9 van de Awb is de klachtbehandeling uitvoerig geregeld. Dit artikel is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven.
Een pilot is gebaseerd op een opzet welke door de gemeenteraad als zodanig is goedgekeurd en kenmerkt zich door zowel een beperkte omvang in kosten als een beperkte omvang in duur. In de opzet wordt naast de pilot aandacht besteed aan de bepalingen in deze verordening en/of in de beleidsregels waarvan tijdelijk wordt afgeweken.
Artikel 29. Nadere regels en hardheidsclausule
Het college is bevoegd een (her)onderzoek te doen naar het voortbestaan van de aanspraak op een voorziening en eventueel de aanspraak te herzien, bijvoorbeeld indien er sprake is van een wijziging in de situatie van de jeugdige en/of ouders, de vorm van de voorziening, de afwegings- en toetsingscriteria voor de toekenning van een voorziening of het tarief. Indien de herbeoordeling leidt tot een wijziging ten nadele van de jeugdige en/of ouders wordt een gewenningstermijn gehanteerd van minimaal 3 maanden en maximaal 6 maanden, ingaande vanaf de datum van het nieuwe besluit.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-476625.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.