Beleidsregels Uitwegen Heerlen 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen

 

overwegende dat er behoefte bestaat aan uitleg en nadere invulling van de beoordelingsgronden voor een vergunning voor een uitweg;

 

gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening Heerlen 2021 en zijn rechtsopvolgers;

 

besluit

 

vast te stellen de volgende Beleidsregels Uitwegen Heerlen 2025:

 

Algemene bepalingen

 

Uitwegen zijn noodzakelijk voor de ontsluiting van percelen op de openbare weg. Eigenaren van percelen willen met een uitweg hun perceel toegankelijk maken of bestaande uitwegen verbreden, verplaatsen of opheffen. Tegenover deze belangen van perceeleigenaren staan de openbare belangen. Een uitweg kan voor mogelijke conflictpunten zorgen, bijvoorbeeld met betrekking tot het veilig gebruik van de weg of verstoring veroorzaken voor het ‘doorgaande’ verkeer.

Artikel 1: Begripsbepalingen en wijze van meten

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    uitweg: een rechtstreekse ontsluitingsmogelijkheid tussen een perceel en een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Andere begrippen voor een uitweg zijn: inrit, oprit of uitrit. Ten einde de bruikbaarheid van de weg of het doelmatig en veilig gebruik daarvan te waarborgen is het voor een gemeente toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de wijze waarop wordt aangesloten te regelen.

  • b.

    Voortuin: het gedeelte van een particulier perceel tussen de voorgevel en het openbare gebied, zoals weeggegeven in afbeelding 1.

  • c.

    Breedte uitweg: de breedte van een uitweg wordt gemeten op de perceelgrens. Dit betreft de breedte tussen de linker- en rechterkant van de uitweg.

  • d.

    Bedrijfspand: een onroerend goed dat wordt gebruikt voor zakelijke doeleinden, zoals het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten, productie, opslag of dienstverlening. Het kan verschillende vormen aannemen, zoals een kantoor, winkel, fabriek, magazijn of werkplaats. Een bedrijfspand wordt vaak gehuurd of gekocht door een onderneming voor het vestigen van haar activiteiten en kan zowel in een stedelijke als een industriële omgeving gelegen zijn. Het pand is specifiek bedoeld voor commerciële of industriële doeleinden en is niet bedoeld voor woninggebruik.

  • e.

    Vellen: conform verordening Regels voor de bescherming van bomen en houtopstanden gemeente Heerlen 2024: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 30 procent van de kroon of het wortelge-stel, met inbegrip van kandelaberen en knotten; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom of houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Hieronder valt ook: het wijzigen van de groeiplaats van een boom of houtopstand door gronduitwisseling, bodemverdichting door materialen of verkeer, bodembedekking, waterstandwijziging of het onttrekken of toevoegen van voor de boom schadelijke stoffen, door hitte of straling, of door aantasting van de wortels, waardoor meer dan 30 procent van de wortelcapaciteit verloren gaat of is gegaan.

  • f.

    Kandelaberen en knotten: conform Regels voor de bescherming van bomen en houtopstanden gemeente Heerlen 2024: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek onderhoud.

  • g.

    Afstand tot aan een bocht: op afbeelding 2 is aangegeven hoe de afstand van de bocht tot aan de uitweg gemeten moet worden.

Artikel 2: Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op aanvragen van omgevingsvergunningen voor het maken, hebben of veranderen van uitwegen of het gebruik daarvan te veranderen als bedoeld in artikel 2:12 Algemene Plaatselijke Verordening Heerlen 2021 (hierna: APV).

 

Deze beleidsregel heeft alleen betrekking op wegen waarvan de gemeente beheerder is. Met betrekking tot de definitie van weg wordt aangesloten bij artikel 1 lid 1, onder b, van de Wegenverkeerswet (WVW).

 

Voor uitwegen die aansluiten op provinciale wegen vraagt de gemeente advies bij de provincie. Bij tegenstrijdigheden tussen dit beleid en het advies van de provincie gaat het provinciale advies voor. Artikel 2:12 lid 3 van de APV geeft aan dat bovenstaande niet geldt voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening provincie Limburg.

 

Het kan zijn dat ook andere toestemmingen c.q. vergunningen noodzakelijk zijn, die in praktische zin een relatie hebben met de uitweg, zoals bijvoorbeeld toestemming voor het vellen van een boom, een omgevingsplanactiviteit voor het aanleggen verhardingen of toestemming van het waterschap. Dit betreft regelgeving vanuit andere invalshoeken, deze beleidsregel ziet hier niet op toe.

Artikel 3 Weigeringsgronden

In artikel 2:12 van de APV is bepaald dat het zonder vergunning verboden is een uitweg naar de weg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen. De vergunning kan slechts worden geweigerd:

  • a.

    In het belang van de bruikbaarheid van de weg;

  • b.

    Het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

  • c.

    Ter bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • d.

    Ter bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente Heerlen.

Uitwerking weigeringsgronden artikel 2:12 lid 2 APV

Artikel 4 Bruikbaarheid van de weg

De bruikbaarheid van de weg is van belang. Het wegverkeer mag geen overmatige hinder ondervinden van de aanwezigheid en het gebruik van de uitweg. Zo dient onder meer te worden afgewogen of door de aanleg van een uitweg de parkeerproblematiek verergert dan wel de verkeersdoorstroming negatief wordt beïnvloed. In verband met de bruikbaarheid van de weg moet (in ieder geval) rekening worden gehouden met de volgende uitgangspunten:

  • a)

    Een uitweg mag niet ten koste gaan van meer dan één openbare parkeerplaats, tenzij compensatie in directe omgeving (<100 meter);

  • b)

    Een uitweg mag niet ten koste gaan van een betaalde parkeerplaats, vergunning parkeerplaats, een parkeerplaats met laadpaal of gehandicaptenparkeerplaats;

  • c)

    De verkeersdoorstroming mag niet overmatig negatief worden beïnvloed;

  • d)

    De aanleg van een uitweg mag niet ten koste gaan van een verzamelpunt van afvalcontainers tenzij er een goede alternatieve locatie in de nabijheid aanwezig is of gerealiseerd kan worden.

  • e)

    De uitweg naar verwachting geen problemen op, maar er wordt verwacht dat dit in de toekomst wel het geval kan zijn. Dit betreft verwachte wijzigingen van de omstandigheden in de directe omgeving van de aangevraagde uitweg;

  • f)

    Aansluitend aan de uitweg moet op het eigen terrein een vrije ruimte van tenminste 2,3 meter breed en 5 meter lang beschikbaar zijn voor een voertuig. In geval er zijdelings gebouwde wanden en/of kolommen aanwezig zijn wordt de minimale breedtemaat:

    • 2,45 meter bij wanden/kolommen aan één zijde

    • 2,65 meter bij wanden en kolommen aan weerszijde.

Artikel 5 Veiligheid en doelmatig gebruik van de weg

De veiligheid van het verkeer op de weg is een zwaarwegend criterium. Een uitweg mag geen gevaarlijke verkeerssituaties opleveren. Voor een veilig en doelmatig gebruik van de weg dient in ieder geval aan de volgende uitgangspunten te worden voldaan:

  • a)

    Een uitweg wordt op meer dan 5 meter van een rotonde, kruising, splitsing van wegen en/ of een voetgangersoversteekplaats aangelegd;

  • b)

    Een uitweg mag niet worden aangelegd ter plaatse van obstakels, zoals verlichting, laadpalen, bebording, nutsvoorzieningen of straatmeubilair als blijkt dat deze niet verplaatst kunnen worden. Bij verplaatsing zijn de kosten voor de aanvrager;

  • c)

    Een uitweg mag niet worden aangelegd op een plaats waar het zicht vanaf de uitweg op de weg onvoldoende is;

  • d)

    Een uitweg heeft een maximale breedte van 3,5 meter. Bij verlaagde stoepranden waarbij de uitweg op een nagenoeg gelijk niveau als de weg ligt, of in situaties waarbij een duidelijke uitwegconstructie ontbreekt, geldt eveneens dat de uitweg maximaal 3,5 meter breed is. Als er sprake is van een dubbele garage of als de toegangsweg tot de uitweg maar een beperkte breedte heeft, dan kan een verbreding van de uitweg tot 5,5 meter mogelijk zijn.

  • e)

    Een dubbele uitweg bij 2 woningen heeft een maximale breedte van 7 meter. Als er twee afzonderlijke uitwegen worden samengevoegd tot 1 uitweg, dan betreft de maximale breedte eveneens 7 meter.

  • f)

    Een uitweg bij een bedrijfspand heeft een maximale breedte van 10 meter. Daarbij geldt dat keren en rangeren zoveel als mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden. Als er sprake is van een groot bedrijfspand, dan kan per 50 meter frontbreedte van het bedrijfsgebouw of -perceel maximaal 10 meter brede uitweg worden toegestaan.

Artikel 6 Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

Indien een uitweg wordt aangevraagd voor het parkeren van een voertuig op eigen terrein, verandert daarmee het uiterlijk aanzien van de omgeving.

In het (tijdelijke) omgevingsplan is parkeren voor de voorgevel of in de (voor)tuin alleen toegestaan als hier een omgevingsvergunning voor wordt verleend. Hierbij wordt getoetst aan de voorliggende beleidsregel en de onderstaande criteria:

  • a)

    Het parkeren leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren, en;

  • b)

    Het parkeren leidt niet tot verkeerskundige bezwaren, en;

  • c)

    Het parkeren kan niet anders gerealiseerd worden.

Bij de beoordeling van die omgevingsvergunning wordt gekeken naar de stedenbouwkundige en ruimtelijke relevante onderwerpen. Het gaat hier om zowel directe- als indirecte gevolgen van het voortuin parkeren op het uiterlijk aanzien van de omgeving. Als er sprake is van negatieve effecten ten aanzien van het uiterlijk aanzien van de omgeving, dan zal de omgevingsvergunning niet verleend worden. In dat geval zal ook de uitwegvergunning niet verleend worden.

 

De directe gevolgen hebben betrekking op de beeldkwaliteit en de beleving van het straatbeeld. Een plan voor een uitweg mag in principe geen negatieve gevolgen hebben voor de gewenste beleving van het straatbeeld.

De omgevingsvergunning om te parkeren voor de voorgevel of in de voortuin kan worden verleend indien de aanleg van een parkeerplaats in de voortuin kan worden aangemerkt als een onderdeel van de tuinaanleg en als zodanig past, in de gebruiksactiviteit ‘tuin’, waarbij:

  • -

    de parkeerplaats niet meer dan 40 % van de tuin bedragen in beslag neemt en;

  • -

    de tuin ten minste 6 meter diep is.

Artikel 7 Bescherming van de groenvoorziening van de gemeente Heerlen

De gemeentelijke groenvoorzieningen hebben veelal een afschermende functie en een hoge belevingswaarde voor de buurtbewoners. Daarnaast heeft groen belangrijke klimaat-adaptieve functies en vormt het een essentiële rol voor de biodiversiteit. Het doorsnijden van gemeentelijke groenstroken wordt ongewenst geacht. Door versnippering van aansluitende plantsoenstroken worden voorgenoemde argumenten tenietgedaan. Voorts wordt de mogelijkheid van een adequaat beheer van het groen beperkt.

Bomen vormen een bijzonder waardevol onderdeel van de gemeentelijke groenstructuren. Voor een goede en gezonde ontwikkeling vragen bomen om voldoende doorwortelbare (ondergrondse) ruimte. Van nature stellen bomen specifieke eisen aan hun groeiplaats. Vooral in verharde situaties komen bomen onnodig vaak niet tot ontwikkeling. Ze sterven of zorgen voor de nodige overlast en schades aan verhardingen. De ideale opengrond-situaties en borders zijn in binnenstedelijke gebieden schaars en duur.

 

Van bescherming van groenvoorzieningen, waaronder mede verstaan wordt bomen en hun wortels en hagen, is sprake als (in ieder geval) rekening wordt gehouden met de volgende uitgangspunten:

  • a.

    Een uitweg door een gemeentelijke groenvoorziening wordt zoveel mogelijk voorkomen en mag alleen worden aangelegd als het echt nodig is, zonder het groen of de haag onnodig te beschadigen.

  • b.

    Een uitweg doorsnijdt geen structureel groen, te bepalen middels criteria “structuurgroen of snippergroen” uit het Groenbeleidsplan Heerlen (zie bijlage), of diens rechtsopvolger.

  • c.

    Voor de realisatie voor een tweede uitweg bij woningen worden geen openbare groenvoorzieningen verwijderd.

  • d.

    Bij de aanvraag voor een uitweg die volledig of gedeeltelijk onder de kroon van een boom in een groenvoorziening is gelegen, wordt door aanvrager een Boom Effect Analyse (BEA) aangeleverd waaruit blijkt dat met de aanleg van de inrit de boom inclusief groeiplaats duurzaam kan worden behouden. Een BEA moet voldoen aan de landelijke richtlijnen van de meest recente versie van het Handboek Bomen van het Normeninstituut Bomen. Een BEA is niet vereist als een omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van de boom is verleend en geldig is.

Indien voor de aanleg van een uitweg een boom moet worden geveld en hiervoor een omgevingsvergunning om te vellen is vereist, dan moet deze omgevingsvergunning om te vellen eerst onherroepelijk zijn alvorens de uitweg aangelegd zal worden. Als de omgevingsvergunning om een boom te vellen niet wordt verleend, dan betekent dit dat de uitweg niet gerealiseerd kan worden en de omgevingsvergunning voor de uitweg komt te vervallen.

Artikel 8 Aanvullende uitgangspunten

  • a)

    Een uitweg heeft ter plaatse van de perceelgrens een maximale breedte van 3,5 meter. Bij verlaagde stoepranden waarbij de uitweg op een nagenoeg gelijk niveau als de weg ligt, of in situaties waarbij een duidelijke uitwegconstructie ontbreekt, geldt eveneens dat de feitelijke uitweg maximaal 3,5 meter breed is.

  • b)

    Een bredere (dubbele) uitweg tot maximaal 5,5 meter breed is mogelijk als:

    • -

      in de openbare ruimte onvoldoende ruimte is om te draaien bij in- en uitrijden;

    • -

      bij een dubbele garage in betreffende pand;

    • -

      op basis van het omgevingsplan twee parkeerplaatsen op eigen terrein noodzakelijk zijn én een bredere uitweg noodzakelijk is om die twee parkeerplaatsen onafhankelijk van elkaar te kunnen gebruiken.

  • c)

    Een tweede uitrit is mogelijk als:

    • -

      de frontbreedte breder is dan 25 meter (hierbij gaat het om een uitrit van maximaal 3,5 meter breed);

    • -

      de afstand tussen de uitwegen, gemeten aan de wegzijden van het perceel, groter is dan 15 meter.

    • -

      de tweede uitweg geen gemeentelijke groenstrook doorsnijdt.

    • -

      Als niet wordt voldaan aan bovenstaande punten, mogen beide uitwegen ook gecombineerd worden tot één brede (dubbele) uitweg van maximaal 5,5 meter breed.

Artikel 9 Vergunningprocedure

Voor het realiseren van een uitweg moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Het aanvragen van een omgevingsvergunning betekent niet dat deze vergunning automatisch wordt verleend. De aanvraag wordt op diverse onderwerpen beoordeeld.

Artikel 10 Aanleg van een uitweg

De aanleg van een uitweg in de gemeente Heerlen dient te gebeuren door of namens de gemeente, in verband met de gewenste kwaliteit en uniformiteit van de uitweg/bestrating, de kans op beschadiging van kabels en leidingen en het feit dat de gemeente verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de uitweg en als wegbeheerder risicoaansprakelijk is voor de openbare weg. Wanneer voor het aanleggen van de uitweg een boom gekapt moet worden, zal de gemeente niet overgaan tot het aanleggen van de uitweg totdat de omgevingsvergunning voor het kappen van een boom onherroepelijk is geworden.

 

De breedte, situering en uitvoeringswijze van de uitweg (constructie) worden vastgesteld door de gemeente Heerlen. De uitweg wordt uitgevoerd conform staandaarddetails, bestaand straatbeeld en wat buiten realiseerbaar is, de gebruikte materialen kunnen dus per straat verschillen. De aanleg, aanpassing of verwijdering van een uitwegconstructie door derden/in eigen beheer is niet toegestaan.

Artikel 11 Uitzonderingen

In bepaalde wijken (zoals Hoogveld en Heerenpark) of bij projecten wordt een beheers- en inrichtingsplan opgesteld, dat kan afwijken van deze beleidsregel. Indien dit van toepassing is zouden deze leidend moeten zijn.

 

Als een uitwegvergunning volgens deze beleidsregel afgewezen dient te worden, is het college bevoegd om gemotiveerd van deze beleidsregel af te wijken als dit voor één of meer belanghebbende(n) gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen op basis van artikel 4:84 Awb.

Artikel 12 Kosten

  • 1.

    De legeskosten die verbonden zijn aan een vergunningaanvraag komen voor rekening van de aanvrager. Hiervoor gelden de tarieven zoals die zijn opgenomen in de legesverordening van de gemeente Heerlen.

  • 2.

    Alle met de aanleg van de uitweg samenhangende uitvoeringskosten en kosten verband houdend met verplaatsen/verwijderen van straat-meubilair en lichtmasten, aanpassing van groen en/of leidingwerk, worden aan de individuele aanvrager in rekening gebracht bovenop de reeds genoemde legeskosten.

  • 3.

    Voor het maken, veranderen of verwijderen van een reguliere uitweg bij woningen of bedrijven worden de kosten gebaseerd op de werkelijk geraamde kosten op basis van een offerte. Deze kosten worden op een offerte of raming gespecificeerd die de aanvrager vóór aanvang van de werkzaamheden zal ontvangen. Voor het maken, veranderen of verwijderen van een uitweg anders dan een reguliere uitweg gelden afwijkende tarieven. Deze kosten worden eveneens berekend op basis van een offerte.

Artikel 13 Overgangsbepaling

Deze beleidsregel komt geen terugwerkende kracht toe.

Artikel 14 Intrekking bestaande regeling

De ‘Beleidsregels Vergunningsverlening Inritten 2007’ wordt ingetrokken per de datum van inwerkingtreding van de voorliggende ‘Beleidsregels Uitwegen Heerlen 2025’.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Beleidsregels Uitwegen Heerlen 2025 treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregels Uitwegen Heerlen 2025’.

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 28 oktober 2025.

de burgemeester,

drs. R. Wever

de secretaris a.i.,

drs. R. van Wuijtswinkel

Naar boven