Vaststelling Omgevingsprogramma Landbouw

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard besluit op grond van artikel 3.4 van de Omgevingswet en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht:

Artikel I

het omgevingsprogramma Landbouw vast te stellen,

zoals is aangegeven in Bijlage A.

Artikel II

en dat dit besluit inwerking treedt op 21 oktober 2025.

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders op 14 oktober 2025.

-

Bijlage A

Omgevingsprogramma Landbouw

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en totstandkoming

De gemeente Krimpenerwaard wordt gekenmerkt door een uitgestrekt veenweidegebied met veel agrarische bedrijven. Deze bedrijven staan voor grote opgaven zoals de stikstofmaatregelen, eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn, energietransitie, bodemdaling, mestoverschot, et cetera. De gemeente voelt zich sterk verbonden met de agrarische sector en wil haar rol pakken in de gestelde opgaven. Vanuit deze betrokkenheid is er een behoefte aan een helder perspectief op de toekomst van het veenweidelandschap en haar agrarische ondernemers. Dit wordt vormgegeven middels dit omgevingsprogramma Landbouw, een uitwerking van het college van de door de raad vastgestelde kaders in de omgevingsvisie. Hierin zijn diverse deelonderwerpen nader uitgewerkt in een verkenning en richting, wat vervolgens concreet wordt gemaakt in het uitvoeringshoofdstuk.

1.2 Doel van het omgevingsprogramma

In de Krimpenerwaard zijn we trots op onze agrariërs. De agrariërs zorgen niet alleen voor heerlijke (streek)producten, maar spelen ook een cruciale rol in de voedselvoorziening en het behoud van ons landschap. De agrariërs zijn een de drijvende kracht achter een vitaal en levendig Krimpenerwaard.

Dit omgevingsprogramma landbouw is het resultaat van een brede reflectie op de mogelijkheden voor agrarische bedrijven om door te ontwikkelen in een setting waar van alles op de landbouw afkomt. Veel staat onder druk, maar wat is nu WEL mogelijk? Het agrarisch veenweidegebied in Krimpenerwaard beslaat ongeveer 12.000 hectare, waarvan een fors deel als grasland in gebruik is, zo’n 75% van de totale oppervlakte van de gemeente (Figuur 1). Agrariërs zorgen hier voor zuivelproducten en beheren het karakteristieke veenweidelandschap. We zetten vol in op het behoud van dit waardevolle landschap en de ontwikkeling van een adaptieve landbouw, één van de speerpunten uit de Omgevingsvisie.

‘Adaptief’ vatten wij breed op en definiëren we als volgt: ‘landbouw die aan de hand van onderzoek en innovatie een bijdrage levert aan maatschappelijke vraagstukken. Het doel van adaptieve landbouw is productie van gezond voedsel met passende verdiensten en met oog voor natuur- en landschapskwaliteit’. Het betreft een integrale blik op een goed woon- en leefklimaat, meer biodiversiteit, minder bodemdaling, een klimaatrobuustere inrichting, versterking van de grondgebonden landbouw en meer beïnvloeding van de ketenpartners van agrarische ondernemers. Een benadering vanuit de gedachte: People, Planet, Profit (J. Elkington, 1994) waarbij het om een balans gaat tussen deze uitgangspunten. Deze benadering leidt tot wat we noemen adaptieve of toekomstbestendige landbouw. Een nadere richting aan het speerpunt ‘ruimte voor adaptieve landbouw’ uit de omgevingsvisie, wordt gegeven in het handelingsperspectief dat is toegevoegd als Bijlage 1 Handelingsperspectief bij dit omgevingsprogramma.

Het behoud van het karakteristieke veenweidelandschap (slagenlandschap) is daarbij uitgangspunt. De agrariërs onderhouden dit landschap. Vanuit dit oogpunt is het gewenst dat perspectief geboden wordt aan de agrarische bedrijven, overwegend melkveehouderijen en een aantal schapen- en geitenhouderijen. In de Krimpenerwaard hebben deze bedrijven relatief veel bedrijfsopvolgers. Deze (jonge) agrarische ondernemers hebben baat bij een heldere beleidskoers, zodanig dat ze weten waar ze aan toe zijn de komende jaren en hier hun bedrijfsvoering op kunnen afstemmen.

Omvang Krimpenerwaard

17.026

hectare

Bebouwde kom

2.440

hectare

Natuurnetwerk Nederland

2.250

hectare

Rest buitengebied

12.136

hectare

Waarvan blijvend grasland

7.096

hectare

Waarvan natuurlijk grasland

1.594

hectare

Waarvan tijdelijk grasland

464

hectare

Waarvan groenvoedergewassen

379

hectare

Rundveebedrijven

180

stuks

Waarvan melkveebedrijven

130

stuks

Rundvee, totaal

22.762

stuks

Waarvan melk- en kalfkoeien (>= 2jr)

13.272

stuks

Gemiddeld aantal melkkoeien per melkveebedrijf

102

stuks

Gemiddelde melkproductie per koe

8.000

liter

Melkproductie totaal

106.700.000

liter

Melkproductie per bedrijf

864.000

liter

Figuur 1 Melkveehouderij in de Krimpenerwaard 2023 en 2024 (CBS Statline, Natuurlijk Perspectief Krimpenerwaard 2024 en Krimpenerwaard.nl)

1.3 Reikwijdte van het omgevingsprogramma

Het omgevingsprogramma Landbouw gaat, zoals de titel ook aangeeft, over de landbouw in de Krimpenerwaard. Ook de tuinbouw wordt hiertoe gerekend. Er is bewust gekozen voor een kadering van het programma gericht op de landbouw, om het programma niet te breed te maken en te verzanden in verschillende thema’s die de landbouw of het buitengebied raken. Dit programma gaat dus niet over het buitengebied in zijn algemeenheid, zoals de natuurgebieden en de burgerwoningen in het buitengebied.

Parallel aan de totstandkoming van dit programma is gewerkt aan een gebiedsplan voor het landelijk gebied van de Krimpenerwaard, in samenwerking met diverse gebiedspartners. In dit gebiedsplan worden de belangrijkste opgaven in Krimpenerwaard beschreven en worden stappen gezet om daar gezamenlijk aan te werken. Vanuit het Rijk en de provincie is voor de uitvoering van die maatregelen beperkt budget beschikbaar gesteld. Daarnaast heeft de gemeente Krimpenerwaard, samen met de gemeentes Bodegraven-Reeuwijk, Lopik, Molenlanden en Vijfheerenlanden samen met 25 regionale partners een bijdrage van 18 miljoen ontvangen van het Rijk voor de ontwikkeling van het Groene Hart (de Regio Deal). Waar daar de focus meer ligt op de ontwikkeling van het gebied en wat we daar gezamenlijk met de gebiedspartners kunnen doen, ligt de focus van dit programma primair op de landbouw en de maatregelen die wij als gemeente kunnen nemen.

Voor de totstandkoming van het omgevingsprogramma Landbouw heeft in eerst instantie kadering plaatsgevonden vanuit eerder opgestelde beleidsdoelen. De omgevingsvisie (2021) is het vertrekpunt geweest, het strategische beleidskader. Op dit moment is gestart met de actualisatie van de visie. In dit omgevingsprogramma zijn aanbevelingen opgenomen voor deze actualisatie (zie Hoofdstuk 2 Relatie met de omgevingsvisie), aangezien het thema landbouw in de omgevingsvisie slechts beknopt aan de orde komt. Daarnaast zijn vooral het collegeprogramma van B&W (2022), de Veenweideaanpak Krimpenerwaard (2022), het Toekomstperspectief Vitaal Krimpenerwaard (2023), het Landbouwperspectief (2024) en het Natuurlijk Perspectief (2024), deze laatste twee zijn opgesteld door landbouw- en natuurorganisaties uit de Krimpenerwaard, van invloed geweest op de inhoud van dit programma Landbouw.

De beleidsregels in dit omgevingsprogramma met een ruimtelijke component worden vertaald naar het gemeentelijk omgevingsplan, waarmee deze regels ook bindend worden voor de inwoners van de Krimpenerwaard. Daarnaast zal het omgevingsprogramma zijn doorwerking hebben in acties, beleid en inzet van de gemeente, daar waar de gemeente een rol heeft (zie hiervoor Hoofdstuk 13 Uitvoering). Het omgevingsprogramma Landbouw zorgt voor een borging van het beleid in de bestaande instrumentaria van de Omgevingswet en vormt de verbindende schakel tussen de omgevingsvisie Krimpenerwaard en het integrale omgevingsplan Krimpenerwaard (Figuur 2). Voor het omgevingsprogramma is het vigerende Europees- en Rijksbeleid kaderstellend, wat veelal door de provincie Zuid-Holland is vertaald in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening. Daarin zijn instructieregels opgenomen waar de gemeente aan moet voldoen bij het wijzigen van haar omgevingsplan. Tegelijk is wel gezocht naar de ruimte om zoveel als mogelijk is ”eigen” beleid te bepalen.

Dit omgevingsprogramma Landbouw gaat niet alleen over de landbouw, maar ook over de context waarbinnen de landbouw opereert. Beleidsvelden die invloed hebben op de ontwikkeling van de landbouw in Krimpenerwaard komen (zijdelings) aan bod en maken onderdeel uit van een integrale afweging. Denk hierbij bijvoorbeeld aan landschap, natuur, klimaat, energie, biodiversiteit, bodem en water, economie, wonen, verkeer en recreatie. Waar nodig wordt hier diep op ingegaan, in andere gevallen betreft het slechts een verwijzing naar andere programma’s of beleidsstukken.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2 Beleidsmatig is het omgevingsprogramma Landbouw de verbindende schakel tussen de omgevingsvisie (2021) en het omgevingsplan

1.4 Een thematisch omgevingsprogramma

Het omgevingsprogramma Landbouw betreft een thematisch omgevingsprogramma. Het thema adaptieve landbouw, conform het speerpunt uit de omgevingsvisie, staat centraal.

Bij het opstellen van dit omgevingsprogramma Landbouw is uitgegaan van diverse onderliggende thema’s die nader uitgewerkt zijn binnen de kaders van de omgevingsvisie Krimpenerwaard. Het totaal van deze thema’s leidt tot een programma waarbij acht punten nader uitgewerkt zijn. Dit leidt enerzijds tot duidelijke toetsingscriteria voor de gemeente in het geval van door agrariërs gewenste ontwikkelingen. Anderzijds geeft het extern aan agrariërs en belanghebbenden helderheid over wat er mogelijk is in het agrarische gebied. Het betreft de volgende thema’s:

  • a.

    Hoofdstuk 5 Thema 1: Grondgebruik: hoe anticiperen we op de toekomst waar het gaat om circulariteit? Een zoektocht naar kringlooplandbouw en ruimte voor agrarisch ondernemerschap.

  • b.

    Hoofdstuk 6 Thema 2: Het agrarisch bouwperceel: adaptieve en toekomstbestendige landbouw vraagt om ruimte; wanneer werken we mee? Het kan ook leiden tot meerdere functies op het bouwperceel die ruimte vragen, bijvoorbeeld functies als gevolg van extra verdienmodellen naast de hoofdfunctie agrarisch. Een zoektocht naar uitbreidingsmogelijkheden met behoud van het landschap.

  • c.

    Hoofdstuk 7 Thema 3: Agrarische nevenactiviteiten: ruimte voor andere functies en nevenactiviteiten. Hoe voorkomen we het dichtslibben van ons buitengebied terwijl we verbreding van de landbouw stimuleren? Nieuwe activiteiten brengen nieuwe vraagstukken met zich mee.

  • d.

    Hoofdstuk 8 Thema 4: Circulair gebruik afvalstoffen: hoe maken we circulair gebruik van afvalstoffen, zoals mestvergisting, binnen kaders ruimtelijk mogelijk? Mestvergisting vraagt ruimte en vraagt om inpassing, maar kan een bijdrage leveren aan de energietransitie.

  • e.

    Hoofdstuk 9 Thema 5: Innovatie: ruimte voor experimenten, kringlooplandbouw, vermindering van uitstoot van broeikasgassen en stikstof en stimuleren van verhoogde biodiversiteit en waterkwaliteit. Hoe kunnen we als gemeente hierin bijdragen?

  • f.

    Hoofdstuk 10 Thema 6: Energietransitie i.c.m. agrarische activiteiten; een verdienmodel ingebed in het landschap. Een harmonisering in het beleid van kleine windmolens en zon op dak.

  • g.

    Hoofdstuk 11 Thema 7: Agrarisch natuur- en landschapsbeheer: bekostigen agrariër als landschapsbeheerder, wat is daar voor nodig? De Krimpenerwaard heeft veel bijgedragen in de ontwikkeling van het natuurareaal, hoe kan dit leiden tot een verdienmodel voor de agrariër?

  • h.

    Hoofdstuk 12 Thema 8: Bedrijfsgericht maatwerk: de omgevingsvisie biedt mogelijkheid voor maatwerk. Het zoeken van balans tussen faciliteren van groei en maatwerkoplossingen voor bedrijven enerzijds en anderzijds behoudt van de Krimpenerwaard identiteit en het bijbehorende familiebedrijf.

1.5 Opbouw

Het programma is themagewijs opgebouwd. Eerst wordt in Hoofdstuk 2 Relatie met de omgevingsvisie ingegaan op de relatie met de omgevingsvisie. Vervolgens volgt in Hoofdstuk 3 Milieueffectrapportage een toets of een plan-mer nodig is voor dit programma. Hoofdstuk 4 Participatie geeft een samenvatting van de gegeven participatie. Hoofdstuk 5 Thema 1: Grondgebruik, Hoofdstuk 6 Thema 2: Het agrarisch bouwperceel, Hoofdstuk 7 Thema 3: Agrarische nevenactiviteiten, Hoofdstuk 8 Thema 4: Circulair gebruik afvalstoffen, Hoofdstuk 9 Thema 5: Innovatie, Hoofdstuk 10 Thema 6: Energietransitie, Hoofdstuk 11 Thema 7: Agrarisch natuur- en landschapsbeheer en Hoofdstuk 12 Thema 8: Bedrijfsgericht maatwerk gaan in op de acht thema’s die centraal staan in dit programma. Tot slot wordt in Hoofdstuk 13 Uitvoering ingegaan op de concrete uitvoering van dit programma.

Het omgevingsprogramma heeft drie bijlages. In Bijlage 1 Handelingsperspectief wordt verwoord waar we in 2040 willen staan. Dit wordt gedaan aan de hand van de waarden ‘ondernemend’, ‘duurzaam’ en ‘vitaal’. Dit deel heeft als basis gediend voor de uitwerking va de thema’s. Bijlage 2 Agrarische nevenactiviteiten bevat een lijst van nevenactiviteiten die op dit moment zijn toegestaan, al dan niet onder voorwaarden. Bijlage 3 Verslag participatietraject bevat het verslag van de gevoerde participatie.

Hoofdstuk 2 Relatie met de omgevingsvisie

2.1 Inleiding

De gemeente Krimpenerwaard verwoordt haar perspectief in de omgevingsvisie als volgt: ‘In de toekomst is de gemeente Krimpenerwaard een vitaal leefbaar gebied waar we in goede gezondheid en met plezier wonen, werken en genieten van de unieke omgeving. Waarbij iedereen mee kan doen en zijn verantwoordelijkheid neemt. In deze dynamische gemeente zijn de kernen in verbinding met de omliggende gebieden en vervult de Krimpenerwaard een belangrijke rol op het gebied van duurzaamheid, biodiversiteit en ruimtelijke ontwikkeling. We werken aan een toekomstgerichte Krimpenerwaard met Vitale Kernen en een Krachtig buitengebied passend bij de Krimpener-waarden, de identiteit van de Krimpenerwaard.’

Dit perspectief is in de omgevingsvisie concreet gemaakt in diverse speerpunten, die richting geven aan de afweging van initiatieven, het opstellen van beleid en het vormgeven van het omgevingsplan. Navolgend wordt ingegaan op de speerpunten die een relatie hebben met dit omgevingsprogramma. Heel concreet is dat het speerpunt adaptieve landbouw. Daarnaast heeft het omgevingsprogramma ook raakvlakken met de speerpunten duurzaam energie opwekken en toeristische en recreatieve voorzieningen ontwikkelen. Heel concreet gaat dit hoofdstuk in op de wijze waarop dit omgevingsprogramma invulling geeft aan de speerpunten uit de omgevingsvisie. Hierbij is ook aandacht voor de deelgebieden die in de omgevingsvisie op de kansenkaart zijn opgenomen (Figuur 3).

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3 Kansenkaart omgevingsvisie

Doordat de omgevingsvisie een visie op hoofdlijnen betreft, is voorafgaand aan het opstellen van het omgevingsprogramma een handelingsperspectief opgesteld. Bijlage 1 Handelingsperspectief bevat dit handelingsperspectief, waarin een nadere uitwerking is gegeven aan het thema landbouw. Binnen die kaders is dit programma tot stand gekomen.

2.2 Speerpunt 'adaptieve landbouw'

Specifiek is voor de landbouw het speerpunt ‘ruimte voor adaptieve landbouw’ opgenomen. Dit speerpunt is opgenomen voor de deelgebieden ‘krachtig buitengebied: veenweide’ en ‘krachtig buitengebied: natuur’ (Figuur 3). Hier wordt onder meer het volgende over gezegd: ‘De melkveehouderij is de basis in de Krimpenerwaard, maar heeft in aantallen vee geen groeimogelijkheden. We zien toekomst in een extensievere landbouw. De groei zit vooral in toegevoegde waarde op het product of bedrijf in de vorm van andere maatschappelijke diensten. In samenwerking met de agrarische sector en andere overheden wordt gezocht naar economische perspectieven (korte ketens) die het gebied versterken. Kringlooplandbouw en adaptieve landbouw (minder input van buitenaf en meer gebruik maken van de natuurlijke omstandigheden) vormen hierbij uitgangspunt.’

Met dit omgevingsprogramma wordt uitwerking gegeven aan deze punten. Er wordt middels dit programma concreet gezocht naar mogelijkheden om agrariërs nieuwe verdienmodellen te geven naast hun agrarische hoofdactiviteit en naar mogelijkheden voor het stimuleren van extensievere landbouw. Daaronder wordt in dit programma verstaan: landbouw gericht op het produceren van voedsel op meer hectare grond met minder input van buiten (bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen, kunstmest en veevoer). Natuur-inclusieve landbouw en biologische landbouw zijn voorbeelden van extensieve landbouw (WUR).

Hoewel in de omgevingsvisie adaptieve landbouw vooral als kans wordt gezien in de deelgebieden ‘krachtig buitengebied: veenweide’ en ‘krachtig buitengebied: natuur’, wordt niet expliciet genoemd dat dit in andere gebieden in het buitengebied niet aan de orde is. Om die reden is er geen strijdigheid met de omgevingsvisie. Echter, voor een goede stroomlijning tussen omgevingsvisie en omgevingsprogramma wordt voorgesteld bij de volgende wijziging van de omgevingsvisie het speerpunt ‘adaptieve landbouw’ voor het gehele buitengebied te laten gelden. De genoemde opgaves in Hoofdstuk 1 Inleiding gelden namelijk in het hele buitengebied van de Krimpenerwaard.

2.3 Speerpunt 'toeristische en recreatieve voorzieningen ontwikkelen'

In de deelgebieden ‘vitale kernen’, ‘krachtig buitengebied: actieve recreatie’, ‘krachtig buitengebied: recreatieve beleving’ en ‘krachtig buitengebied: natuur’ (Figuur 3) is het speerpunt ‘toeristische en recreatieve voorzieningen ontwikkelen’ van kracht. In deze gebieden wordt (extra) ruimte geboden voor de ontwikkelingen van toeristische en recreatieve voorzieningen in aansluiting op de lokale identiteit. In dit omgevingsprogramma wordt gezocht naar verdienmodellen voor agrarische bedrijven. Recreatie is een van de nevenactiviteiten die hierbij een belangrijke rol spelen. In de omgevingsvisie wordt recreatie en toerisme vooral gestimuleerd in de genoemde deelgebieden, echter dit dient met name als richtlijn voor toeristische en recreatieve voorzieningen als hoofdfunctie. In dit programma wordt gezocht naar de mogelijkheden voor recreatieve voorzieningen als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf. Doordat het een nevenfunctie betreft is er geen strijdigheid met de uitgangspunten in de omgevingsvisie, omdat er met dit programma niet wordt ingezet op nieuwe toeristische en recreatieve hoofdfuncties in gebieden anders dan de aangewezen deelgebieden behorend bij dit speerpunt. Desalniettemin wordt er voor gepleit dit speerpunt in het gehele buitengebied van de Krimpenerwaard toe te passen, bij een toekomstige wijziging van de omgevingsvisie.

2.4 Speerpunt 'duurzaam energie opwekken'

‘Duurzaam energie opwekken’ is een speerpunt in de deelgebieden ‘krachtig buitengebied: actieve recreatie’ en ‘krachtig buitengebied: duurzaam leven’ (Figuur 3). Het laatst genoemde deelgebied wordt kansrijk gezien voor energie opwek door de ligging nabij het hoogspanningsstation in Krimpen aan den IJssel.

Hoewel duurzaam energie opwekken voornamelijk kansrijk wordt geacht in de twee genoemde deelgebieden, zijn er bij agrariërs ook diverse mogelijkheden voor duurzaam energie opwekken. Zoals blijkt uit de omgevingsvisie in haar geheel, wil de gemeente Krimpenerwaard dit in haar hele gemeente stimuleren. Zo is er recent het programma Zon op Veld vastgesteld, is er een omgevingsprogramma Warmtetransitie en is men bezig met het opstellen van een omgevingsprogramma Zon op dak. Hierbij prefereert Krimpenerwaard zon op dak of alternatieven, en wil zij zon op agrarisch gebied/natuur in eerste instantie opschorten. Verder zijn in het BOPA-beleid regels opgenomen voor het plaatsen van kleine windmolens (maximale as-hoogte van 15 meter).

Er is op dit vlak dan ook geen strijdigheid met de opgenomen uitgangspunten in de omgevingsvisie.

2.5 Actualisatie omgevingsvisie

Zoals genoemd zijn het handelingsperspectief en omgevingsprogramma een nadere uitwerking en invulling van de omgevingsvisie. Deze nadere uitwerking is niet strijdig met de uitgangspunten in de omgevingsvisie, maar vraagt op sommige onderdelen wel verscherping. In de omgevingsvisie wordt de Krimpenerwaard opgedeeld in deelgebieden. Zo zijn ook de speerpunten ‘adaptieve landbouw’ en ‘toeristische en recreatieve voorzieningen ontwikkelen’ niet in het hele buitengebied als speerpunt opgenomen, maar voor enkele deelgebieden. Voorgesteld wordt om op grond van bovenstaande de speerpunten ‘adaptieve landbouw’ en ‘toeristische en recreatieve voorzieningen ontwikkelen’ in het hele buitengebied van toepassing te verklaren en niet enkel in de nu opgenomen deelgebieden. Daarnaast is de landbouw een thema waarin veel opgaves spelen. Om die reden verdient dit thema meer verscherping in de omgevingsvisie.

Hoofdstuk 3 Milieueffectrapportage

3.1 Wettelijk kader

De verplichting om in bepaalde gevallen een milieueffectrapportage op te stellen volgt uit het Europese recht, te weten de m.e.r.-richtlijn en de Europese richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (hierna: SMB-richtlijn).

De m.e.r.-regelgeving wordt onder de Omgevingswet geïmplementeerd in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en hoofdstuk 11 en bijlage V van het Omgevingsbesluit. Aangezien de regelgeving moet blijven voldoen aan de Europese richtlijnen is er relatief weinig verandert met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

In bijlage V bij het Omgevingsbesluit zijn zowel de mer-plichtige als de mer-beoordelingsplichtige gevallen opgenomen en de daarvoor benodigde besluiten. In artikel 16.36 van de Omgevingswet staat dat er bij een plan of programma dat het kader vormt voor te nemen besluiten voor projecten die zijn opgenomen in bijlage V bij het Omgevingsbesluit een milieueffectrapport gemaakt moet worden.

3.2 Beoordeling en conclusie

Onderzocht is of het omgevingsprogramma Landbouw een kader vormt voor de te nemen besluiten die zijn opgenomen in bijlage V van het Omgevingsbesluit, omdat er in dat geval op grond van artikel 16.36 van de Omgevingswet een mer-plicht geldt. In bijlage V van het Omgevingsbesluit zijn verschillende categorieën opgenomen. Voor het omgevingsprogramma zijn de volgende categorieën relevant:

  • Categorie A1: Installaties voor intensieve veehouderij

  • Categorie L2: Installaties voor de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen

A1: Installaties voor intensieve veehouderij

De gemeente is voornemens om de mogelijkheden voor het vergroten van het bouwvlak nader uit te werken en te harmoniseren. De vergroting van het bouwvlak tot 1,5 hectare is in vrijwel alle bestemmingsplannen al mogelijk. In dit omgevingsprogramma wordt voorgesorteerd op het aansluiten bij het begrip agrarisch bouwperceel van de provincie. Het voornemen is om in het omgevingsplan de mogelijkheid te geven om het agrarisch bouwperceel onder voorwaarden en met vergunningplicht te vergroten tot 2 hectare. Doordat het agrarisch bouwperceel een begrip is dat veel breder is dan het bouwvlak, komt dat grosso modo overeen met een bouwvlak van 1,5 hectare. Een nog grotere vergroting van het agrarisch bouwperceel is enkel mogelijk als het verbredingsactiviteiten betreft (kaders vanuit de provincie). Daarmee worden mer-plichtige installaties voor intensieve veehouderij uitgesloten. Het omgevingsprogramma is dan ook niet (indirect) kaderstellend voor deze mer-plichtige projecten. Een plan-mer is voor de categorie A1 niet nodig.

L2: Installaties voor de verwijdering van niet-gevaarlijke stoffen

In dit omgevingsprogramma wordt gezocht naar het creëren van meer ruimte voor innovatieve ontwikkelingen, bijvoorbeeld voor mestvergisting. Een mestvergister kan mer-(beoordelings)plichtig zijn, afhankelijk van het formaat. De voorwaarden voor de realisatie van een mestvergister zijn al opgenomen in het BOPA-beleid van de gemeente. In dit omgevingsprogramma worden geen extra mogelijkheden geboden, anders dat we als gemeente in willen zetten op onderzoek naar de effecten van en behoefte aan mestvergisting. Het omgevingsprogramma is dan ook niet (indirect) kaderstellend. Een plan-mer is voor de categorie L2 niet nodig.

Hoofdstuk 4 Participatie

4.1 Participatietraject

Er is gestreefd om te komen tot een omgevingsprogramma Landbouw met een breed draagvlak dat aansluit bij de behoefte die er is in de praktijk. Om die reden is er een participatietraject gevoerd waarbij verschillende partijen betrokken zijn. Er zijn diverse participatiemomenten geweest in het voorjaar van 2025:

  • 18 februari: Gemeenteraad Krimpenerwaard (dossieroverleg)

  • 11 maart: Provincie Zuid-Holland

  • 13 maart: Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK), Hoogheem-raadschap van Rijnland en Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (HDSR)

  • 17 maart: Omgevingsdienst Midden Holland (ODMH)

  • 18 maart: Werkgroep landbouw, bestaande uit een afvaardiging van boeren (organisaties) in de Krimpenerwaard

  • 20 maart: Werkgroep natuur, bestaande uit een afvaardiging van natuurorganisaties in de Krimpenerwaard

  • 17 april: brede consultatie-avond gericht op agrariërs in de Krimpenerewaard.

Hierbij is geparticipeerd over het 1e concept van het omgevingsprogramma Landbouw. Uit dit traject zijn diverse punten naar voren gekomen. Deze input is zorgvuldig afgewogen en heeft in sommige gevallen geleid tot een aanpassing van het programma.

Bijlage 3 Verslag participatietraject bevat een verslag van het participatietraject.

Na het verwerken van de input vanuit de participatie, is het ontwerp programma in procedure gebracht. Over het ontwerp programma zijn de volgende participatiemomenten geweest:

  • 10 juni: Gemeenteraad Krimpenerwaard (ophalen wensen en bedenkingen)

  • 23 juni: online informatiebijeenkomst voor bewoners van het buitengebied en andere belangstellenden.

4.2 Procedure

De uniforme voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb (Algemene wet bestuursrecht) is gevolgd. Het ontwerpprogramma is gepubliceerd en heeft voor zes weken ter inzage gelegen. Er zijn twaalf zienswijzen ingediend. Op een aantal punten heeft dit geleid tot een aanpassing van het programma. In de ter inzagetermijn is het ontwerpprogramma ook voorgelegd aan de gemeenteraad. Daaruit is een lijst met wensen en bedenkingen voortgekomen. Ook dit heeft tot een aantal punten geleid tot een aanpassing van het programma.

De zienswijzennota evenals de reactie op de wensen en bedenkingen zijn als losse bijlagen bij het besluit tot vaststelling van het programma toegevoegd.

Het college van burgemeester en wethouders stelt het programma vast.

Hoofdstuk 5 Thema 1: Grondgebruik

5.1 Huidige situatie

De gemeente Krimpenerwaard wil ruimte bieden voor omgevingsbewuste agrarische ondernemers. Om zowel een goed verdienmodel te hebben als het landschap duurzaam in stand te houden, is het versterken van een duurzaam grondgebruik en kringloop van de (melk)veehouderij van groot belang. Kringlooplandbouw – ook wel circulaire landbouw genoemd – richt zich op het minimaliseren van afval en emissies, en het optimaal benutten van grondstoffen en eindproducten met zo min mogelijk verliezen.

Op langere termijn kan de trend van afname van het aantal bedrijven bij (nagenoeg) gelijkblijvend oppervlak veenweidegrond bijdragen aan een oplossing voor de vraagstukken die er spelen zoals genoemd in Bijlage 1 Handelingsperspectief.

Tegelijkertijd is een visie nodig op megastallen en intensieve veehouderijen, die er, hoewel slechts een klein aantal, ook zijn in het gebied. Op provinciaal niveau wordt hier beleid voor gevoerd door het nieuw vestigen van intensieve veehouderijen uit te sluiten. Een intensieve veehouderij wordt als volgt omschreven: bedrijf waar slacht-, leg-, of pelsdieren in gebouwen worden gehouden of gefokt, met uitzondering van bedrijven waar aan vrijwel alle dieren ten minste een aanmerkelijk deel van het jaar de mogelijkheid wordt geboden van vrije weidegang of vrije uitloop. Uitbreiden of verplaatsen van intensieve veehouderij is op grond van de Zuid Hollandse omgevingsverordening enkel toegestaan onder de volgende condities:

  • het vestigen of uitbreiden van intensieve veehouderij als hoofdtak of als neventak wordt uitgesloten;

  • verplaatsing van een op 1 januari 2017 in de provincie Zuid-Holland bestaande intensieve veehouderij, kan worden toegelaten;

  • uitbreiding of ingebruikname van bebouwing ten behoeve van een op 1 januari 2017 in de provincie Zuid-Holland bestaande hoofdtak intensieve veehouderij, kan worden toegelaten binnen het bouwperceel van maximaal 2 hectare;

  • uitbreiding of ingebruikname van bebouwing ten behoeve van een op 1 januari 2017 in de provincie Zuid-Holland bestaande neventak intensieve veehouderij, kan worden toegelaten binnen het bouwperceel van maximaal 2 hectare, voor zover de neventak meer dan 20% bedraagt van de economische bedrijfsomvang.

In het geldende omgevingsplan van de gemeente (diverse bestemmingsplannen buitengebied) wordt aangesloten bij de provinciale regelgeving en wordt het vestigen of uitbreiden van intensieve veehouderij niet toegestaan. Als een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt toegestaan, wordt het volgende bedoeld in de vijf grootste bestemmingsplannen in het landelijk gebied, zie Tabel 1.

Bestemmingsplan

In voormalige gemeente

Begripsomschrijving Grondgebonden agrarisch bedrijf

Landelijk gebied (voormalige gemeente Vlist) (vastgesteld op 15‑12‑2015)

Vlist

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

Buitengebied Ouderkerk aan den IJssel 2013 (vastgesteld op 09‑07‑2014)

Ouderkerk aan den IJssel

een agrarisch bedrijf dat voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond welke tot dat bedrijf behoort zoals een akkerbouwbedrijf, een grondgebonden veehouderij en een weidebouwbedrijf, met uitzondering van een intensieve kwekerij en glastuinbouwbedrijven.

Buitengebied 2011 (vastgesteld op 12‑12‑2011)

Bergambacht

een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel.

Buitengebied (vastgesteld op 05‑03‑2010)

Schoonhoven

een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel.

Landelijk gebied (voormalige gemeente Nederlek (vastgesteld op 14‑07‑2020)

Nederlek

een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel.

Tabel 1 Begripsomschrijving Grondgebonden agrarisch bedrijf

Naast de manier van bedrijfsvoering zijn er ook regels specifiek voor het gebruik van grond. Zo gelden er in het grondwaterbeschermingsgebied, dat is aangewezen in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, beperkingen voor het gebruik van schadelijke stoffen zoals glyfosaat. Ook zijn er landelijk beperkingen voor het gebruik hiervan in het kader van gezondheid.

In het (tijdelijk deel van het) omgevingsplan zijn beperkingen voor grondgebruik opgenomen, met name gericht op het telen van ruwvoedergewassen. Ter verkenning zijn de vijf grootste bestemmingsplannen in het landelijk gebied geraadpleegd:

In al deze bestemmingsplannen zijn beperkingen opgenomen met betrekking tot het telen van ruwvoedergewassen zoals mais. In sommige gebieden gaat dit om een verbod om zonder omgevingsvergunning ruwvoedergewassen te telen. In andere gebieden geldt (daarnaast) een maximum van 20% van het oppervlak van de bij een agrarisch bedrijf behorende gronden waarop ruwvoedergewassen geteeld mogen worden.

5.2 Verkenning en richting

De gemeente Krimpenerwaard wil geen extra kaders opleggen ten opzichte van de provincie en het Rijk met betrekking tot grondgebondenheid. De agrarische ondernemers willen wij aan zet laten bij het beslissen over hun bedrijfsvoering. Wel willen wij extensivering en grondgebondenheid stimuleren, mede door de landelijke trends die erop wijzen dat dit steeds belangrijker wordt voor de bedrijfsvoering.

Onder een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt een bedrijf verstaan waarvoor het gebruik van gronden in de omgeving van het bedrijf noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf. Specifiek voor veehouderijen gaat dit om bedrijven waarbij voldoende grond in de omgeving van het bedrijf aanwezig is om overwegend te voorzien in de mestafzet en het benodigde ruwvoer van de veehouderij. Indicatief wordt bij grondgebondenheid vaak gerekend met maximaal 2,3 GVE (grootvee eenheid) per hectare. In de praktijk voldoet een groot deel van de agrariërs in de Krimpenerwaard hier al aan. Als er een landelijke definitie komt, zullen we die definitie volgen, waarbij dit vanuit de gemeente Krimpenerwaard niet wordt verplicht maar gestimuleerd.

Het stimuleren wordt gedaan door naast de hoofdtak (meer) ruimte te geven voor het exploiteren van een neventak. Zie hiervoor ook Hoofdstuk 7 Thema 3: Agrarische nevenactiviteiten. Daarnaast streeft de gemeente ernaar om gronden van stoppende agrariërs in de hoofdzaak te laten behouden voor agrariërs en deze gronden niet te (laten) onttrekken ten behoeve van natuur. Dit houdt onder meer in dat er blijvend gelobbyd wordt richting de provincie over het ‘teruggeven’ van de door de provincie verworven ‘witte gronden’ naar agrariërs. Om ook kleinere agrarische bedrijven eenvoudiger toegang te geven tot grond die op de markt komt, wordt er gezocht naar mogelijkheden die wij als gemeente kunnen inzetten om deze agrariërs slagkracht te geven.

Het nieuw vestigen van intensieve veehouderijen in de Krimpenerwaard wordt uitgesloten, in lijn met het provinciaal beleid. Voor uitbreiding van intensieve veehouderijen gelden dezelfde voorwaarden als voor uitbreiding van gangbare agrarische bedrijven (zie Hoofdstuk 6 Thema 2: Het agrarisch bouwperceel).

Bij de wijziging van het omgevingsplan wordt gezocht naar mogelijkheden om het aanleggen van kavelpaden, dammen, schuilstallen en mesttransportleidingen te vergemakkelijken. Hierbij wachten we het landelijke onderzoek af naar manieren om dit eenvoudiger toe te staan.

Tot slot worden de regels voor het telen van ruwvoedergewassen in de hele Krimpenerwaard geharmoniseerd. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat het telen van ruwvoedergewassen mogelijk moet blijven, al dan niet met een omgevingsvergunning. Enerzijds omdat de teelt van mais bedrijfseconomische noodzakelijk kan zijn. Anderzijds om de bodemgesteldheid en kracht van het buitengebied, de openheid, in stand te houden. Het maximum van 20% van het oppervlak van de agrarische gronden van een bedrijf, wat nu in sommige gebieden als voorwaarde geldt, zijn we vooralsnog niet van plan te harmoniseren. Wel wordt bij het uitwerken van deze beleidsregel onderzocht of de regels voor het telen van betreffende gewassen in Krimpenerwaard geharmoniseerd kunnen worden. Hiervoor is meer informatie nodig over de inpasbaarheid in de agrarische bedrijfsvoering, landschap en milieu en ook over werkbaarheid en handhaafbaarheid.

Hoofdstuk 6 Thema 2: Het agrarisch bouwperceel

6.1 Huidige situatie

Het bouwvlak van de agrarische bedrijven is vastgelegd in (het tijdelijk deel van) het omgevingsplan. Het omgevingsplan bestaat op dit moment nog uit verschillende bestemmingsplannen, die samen het tijdelijke deel van het omgevingsplan vormen. De bouwvlakken in deze bestemmingsplannen verschillen in grootte en zijn toegespitst op de bedrijfsvoering en grootte van het daar gevestigde bedrijf. De bestemmingsplannen, waarin de bouwvlakken zijn te vinden, zijn in te zien op de website regels op de kaart. In sommige gevallen, bijvoorbeeld door gezonde bedrijfsgroei of door het uitbaten van nevenactiviteiten is groei van het bouwvlak gewenst. De gemeente Krimpenerwaard wil deze groei binnen kaders faciliteren.

Voor het faciliteren van deze groei wordt in eerste instantie gekeken naar de kaders die vanuit de provincie Zuid-Holland worden meegegeven. Binnen deze kaders heeft de gemeente Krimpenerwaard de bevoegdheid om het wijzigen of vergroten van het bouwvlak te faciliteren.

Provincie Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland geeft in haar omgevingsverordening de maximale randvoorwaarden mee waarbinnen de gemeente Krimpenerwaard zich kan bewegen. De regels van de provincie zijn opgenomen in Zuid-Hollandse Omgevingsverordening. Deze verordening is vastgesteld op 15 december 2021. Nadien zijn enkele wijzigingen en aanvullingen doorgevoerd. Voor dit programma is de geconsolideerde versie van 24 juli 2024 geraadpleegd.

De omgevingsverordening van de provincie spreekt van agrarische bouwpercelen. Zij omschrijven een agrarisch bouwperceel in haar begrippenlijst als volgt: aaneengesloten terrein waarbinnen bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, een bedrijfswoning met bijbehorend erf en tuin, andere bouwwerken zoals hooibergen, voersilo’s, kuilvoerplaten, biomassavergistingsinstallaties, mestopslag, erfverharding, parkeervoorzieningen en erfbeplanting zijn geconcentreerd.

Een agrarisch bouwperceel mag maximaal 2 hectare groot zijn. Een vergroting van maximaal 0,5 hectare is mogelijk bij verbredingsactiviteiten, waaronder zorg, recreatie, energieopwekking en de verkoop van producten uit eigen teelt. Bij een volwaardig agrarisch bedrijf wordt ten hoogste één agrarische bedrijfswoning toegestaan.

Specifiek voor geitenboerderijen zijn er extra beperkende regels opgenomen in de verordening van de provincie: het vestigen of uitbreiden van een geitenhouderij wordt uitgesloten als hoofdtak en als neventak, evenals uitbreiding of ingebruikname van bebouwing ten behoeve van een bestaande geitenhouderij, tenzij het aantal geiten niet toeneemt.

Tot slot gelden er ook extra beperkingen voor intensieve veehouderijen. Het vestigen of uitbreiding van intensieve veehouderij is uitgesloten. Uitbreiding of ingebruikname van bebouwing ten behoeve van een op 1 januari 2017 in de provincie bestaande hoofdtak intensieve veehouderij, kan wel worden toegelaten binnen het bouwperceel van maximaal 2 ha. Ook is verplaatsing toegestaan.

Gemeente Krimpenerwaard

De kaders zoals hierboven genoemd gelden vanuit de provincie en zijn bindend voor de gemeente Krimpenerwaard. Binnen deze kaders heeft de gemeente Krimpenerwaard spelingsruimte met betrekking tot de grootte van de agrarische bouwpercelen. De regels die de gemeente Krimpenerwaard heeft, moeten binnen de provinciale kaders passen en zijn direct bindend voor de burgers.

In de gemeente Krimpenerwaard bestaat het (tijdelijk deel van het) omgevingsplan nog uit diverse bestemmingsplannen voor het landelijk gebied, waarvan een aantal nog zijn opgesteld voor de samenvoeging van Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Vlist en Schoonhoven naar gemeente Krimpenerwaard. In deze bestemmingsplannen worden verschillende uitgangspunten gehanteerd voor de (uitbreidings)mogelijkheden van het agrarisch bouwvlak. Ter verkenning zijn de vijf grootste bestemmingsplannen in het landelijk gebied geraadpleegd:

Alle vijf deze bestemmingsplannen hebben een wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van een het bouwvlak tot maximaal 1,5 hectare. Met een bouwvlak wordt bedoeld: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

Voor het uitbreiden van het bouwvlak tot 1,5 hectare, gelden vanuit de gemeente verschillende voorwaarden. Deze voorwaarden zijn hieronder weergegeven (Tabel 2).

Voorwaarden voor uitbreiding tot 1,5 ha

Geldt in de voormalige gemeentes

Aangetoond kan worden dat voor continuïteit van de bedrijfsvoering uitbreiding noodzakelijk is

Bergambacht, Vlist, Nederlek, Schoonhoven, Ouderkerk

Uitbreiding wordt qua oppervlakte afgestemd op gewenste/noodzakelijke bedrijfsomvang

Bergambacht, Vlist, Schoonhoven, Ouderkerk

Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan belangen van nabijgelegen agrarische bedrijven

Bergambacht, Vlist, Schoonhoven, Ouderkerk



Er wordt geen afbreuk gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied

Bergambacht, Vlist, Schoonhoven, Ouderkerk



(Minimaal 10%) watercompensatie over de uitbreiding

Bergambacht, Vlist, Schoonhoven, Ouderkerk

Het woon- en leefklimaat in de omgeving wordt niet onevenredig aangetast

Vlist

Landschappelijke inpassing met gebiedseigen beplanting

Ouderkerk

Tabel 2 Voorwaarden voor uitbreiding bouwvlak tot 1,5 ha

Het bouwvlak is op de verbeelding bij de bestemmingsplannen aangegeven op regels op de kaart en verschilt in grootte per locatie. Binnen het bouwvlak gelden regels voor bebouwing ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Binnen de agrarische bestemming, maar buiten het agrarisch bouwvlak, mogen ook agrarische activiteiten worden uitgevoerd. Om die reden is de definitie voor agrarisch bouwperceel van de provincie anders dan de definitie voor bouwvlak van de gemeente, omdat bij de definitie van bouwperceel ook bijvoorbeeld de tuin en erfverharding onderdeel zijn van het bouwperceel.

6.2 Verkenning en richting

Om na te gaan wat de verschillen tussen de begrippen van de provincie (agrarisch bouwperceel) en van de gemeente (bouwvlak) inhouden, zijn deze verschillen in beeld gebracht (Tabel 3). Daaruit blijkt dat de gemeente meer toestaat buiten het bouwvlak dan de provincie buiten het agrarisch bouwperceel. Om die reden is het bouwvlak in de meeste gevallen kleiner dan het agrarisch bouwperceel, het bouwvlak hoeft namelijk niet te liggen over bijvoorbeeld het bijbehorend erf en tuin.

Alleen toegestaan binnen het agrarisch bouwperceel (provinciale definitie)

Ook toegestaan buiten bouwvlak (gemeentelijke definitie) (let op: in de meeste gevallen, dit verschilt per bestemmingsplan)

Bedrijfsgebouwen

 

Bijgebouwen

 

Bedrijfswoning

 

Bijbehorend erf en tuin

V

Hooibergen en voersilo's

 

Kuilvoerplaten

V

Biomassavergistingsinstallatie

 

Mestopslag

V

Erfverharding

V

Parkeervoorzieningen

V

Erfbeplanting

V

Tabel 3 Verschil definitie Agrarisch Bouwperceel (provincie) en Bouwvlak (gemeente)

Deze verschillen zijn voor een aantal grote bedrijven cijfermatig in beeld gebracht. De 10 grootste bedrijven hebben een bouwvlak van gemiddeld 1,2 hectare groot en een agrarisch bouwperceel van gemiddeld 1,7 hectare groot, ofwel het agrarisch bouwperceel is gemiddeld ruim 40% groter dan het bouwvlak.

Concreet betekent dit dat als er gebruik wordt gemaakt van een vergroting van het bouwvlak tot 1,5 hectare, zoals de gemeente nu onder voorwaarden faciliteert, in de meeste gevallen de grens van 2 hectare voor het agrarisch bouwperceel zoals de provincie het definieert, bereikt zal worden. Dit is echter niet altijd op voorhand duidelijk en inzichtelijk.

Om die reden wordt het begrip agrarisch bouwperceel, zoals de provincie het omschrijft, als uitgangspunt genomen als het omgevingsplan voor het buitengebied gewijzigd wordt. Daarbij wordt vergroting tot twee hectare agrarisch bouwperceel onder voorwaarden mogelijk gemaakt. Door het gebruik van één begrip wordt aan de voorkant duidelijkheid gecreëerd over de mogelijkheden die er zijn op het perceel. Hierbij zullen ook de voorwaarden voor een dergelijke uitbreiding in de hele gemeente gelijk getrokken worden. Het doel hiervan is enerzijds het gelijk trekken van de verschillen in de gemeente die voortkomen uit de verschillende voormalige gemeentes, en anderzijds het vereenvoudigen en versnellen van dergelijke aanvragen. Vanuit de participatie is gebleken dat er een grote wens ligt om waar mogelijk dergelijke procedures te versnellen. De verwachting is dat eenduidigheid en harmonisering hier een bijdrage aan kan leveren.

Het harmoniseren van de voorwaarden voor het vergroten van het agrarisch bouwperceel is gekoppeld aan het omgevingsplan. Op dit moment staan de regels in het tijdelijke omgevingsplan (verschillende bestemmingsplannen). De komende jaren worden deze regels samengevoegd in één gebiedsdekkend omgevingsplan. Hierbij wordt het harmoniseren van de regels voor vergroten agrarisch bouwperceel meegenomen. De voorwaarden zullen in lijn zijn met de bestaande voorwaarden (zie paragraaf 6.1 Huidige situatie), waarbij rekening wordt gehouden dat het agrarisch bouwperceel anders is dan een bouwvlak.

De gemeenteraad kan (in opvolging van de wijzigingsbevoegdheden) vaststellen dat het college bevoegd is om het omgevingsplan te wijzigen als aan deze voorwaarden wordt voldaan (delegatiebesluit).

Door een eenduidige regeling in de hele gemeente Krimpenerwaard te hanteren, wordt duidelijkheid gecreëerd. Daarnaast wordt gestreefd naar een snellere afhandeling van dergelijke aanvragen, door een vergroting tot 2 hectare een collegebevoegdheid te laten zijn en doordat de voorwaarden (en dus ook de toetsing) overal gelijk wordt getrokken.

Hoofdstuk 7 Thema 3: Agrarische nevenactiviteiten

7.1 Huidige situatie

Ook in Krimpenerwaard zijn er agrarische bedrijven die naast hun agrarische bedrijfsactiviteiten, nevenactiviteiten exploiteren als extra verdienmodel. Hiervoor gelden op dit moment zowel vanuit de provincie als vanuit de gemeente Krimpenerwaard voorwaarden. Daarnaast zijn er ook specifieke regels voor vrijkomende agrarische bebouwing. Daar wordt in dit hoofdstuk niet op ingegaan, omdat dit omgevingsprogramma gericht is op toekomstbestendige en duurzame landbouw, en niet op andere economische activiteiten in het buitengebied. Voor regels omtrent vrijkomende agrarische wordt verwezen naar het (tijdelijk deel van het) omgevingsplan en het BOPA-beleid.

Een specifieke agrarische nevenactiviteit die bijzondere aandacht behoeft is de recreatie. De Krimpenerwaard heeft een prachtig landschap dat wordt gekarakteriseerd door een slagenlandschap met de aanwezigheid van veel water. De agrariërs grijpen de kans om recreanten op hun erf te verwelkomen. Mede door de ligging nabij stedelijk gebied weten recreanten de Krimpenerwaard goed te vinden. In haar omgevingsvisie geeft gemeente Krimpenerwaard aan dat zij het dagrecreatieve karakter van de Krimpenerwaard in bepaalde gebieden wil versterken en benutten om toerisme en verblijfsrecreatie verder te ontwikkelen. Tegelijkertijd biedt dit voor agrariërs in het buitengebied een kans om middels recreatieve nevenactiviteiten een verdienmodel op te bouwen wat naast de agrarische hoofdactiviteiten een inkomstenbron genereert. Hierbij dient wel aandacht te zijn en te blijven voor het recreatieve verkeer dat kan zorgen voor gevaarlijke situaties.

Provincie Zuid-Holland

De regels van de provincie zijn opgenomen in Zuid-Hollandse Omgevingsverordening. Deze verordening is vastgesteld op 15 december 2021. Nadien zijn enkele wijzigingen en aanvullingen doorgevoerd. Voor dit programma is de geconsolideerde versie van 24 juli 2024 geraadpleegd.

De provincie stelt in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening voorwaarden voor agrarische nevenactiviteiten. Dit zijn algemene voorwaarden, gericht op alle ontwikkelingen in het buitengebied. Er zijn vanuit de provincie geen verdere eisen gesteld die specifiek en alleen gelden bij agrarische nevenactiviteiten. Wel biedt de provincie extra mogelijkheden bij agrarische nevenactiviteiten, namelijk het vergroten van het agrarische bouwperceel met maximaal 0,5 hectare ten behoeve van verbredingsactiviteiten bij agrarische bedrijven. Bijvoorbeeld voor zorg, recreatie, energieopwekking en de verkoop van producten uit eigen teelt.

Te allen tijde geldt een eis voor het borgen van ruimtelijke kwaliteit. De meeste agrarische bedrijven zullen liggen in het gebied met de in de verordening aangewezen beschermingscategorie 3, het buitengebied. In dit gebied geldt dat ontwikkelingen in de vorm van inpassen, aanpassen of transformeren allen mogelijk zijn, mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig wordt aangetast.

Gemeente Krimpenerwaard

In haar omgevingsvisie geeft de gemeente Krimpenerwaard aan dat zij voormalige agrarische bebouwing wil benutten voor andere functies zoals kleinschalige bedrijvigheid, wonen en recreatie. Hier zijn op dit moment al uitgangspunten voor. De voormalige Krimpenerwaardgemeenten hebben een regeling ‘vernieuwend ondernemen’ opgesteld, dat in de meeste bestemmingsplannen van het buitengebied is verwerkt. Het doel van deze regeling is destijds geweest om het agrarische ondernemers makkelijker te maken om naast het agrarische bedrijf nog iets anders te gaan doen. Maar ook om het (agrarische) ondernemers makkelijker te maken om een bedrijf te starten in een vrijkomende boerderij.

Ter verkenning zijn de vijf grootste bestemmingsplannen in het landelijk gebied geraadpleegd, namelijk:

In alle vijf deze plannen zit een regeling voor het anders gebruiken van agrarische bebouwing. Kort samengevat komt dit op het volgende neer:

  • Direct toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit: Vier van de vijf hier boven genoemde bestemmingsplannen bevatten een lijst met activiteiten die direct zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit. In deze lijsten zitten kleine verschillen. Enkel het bestemmingsplan Buitengebied in de voormalige gemeente Schoonhoven bevat niet een dergelijke regeling. Voor een vergelijking van deze lijsten wordt verwezen naar de bijlage (Bijlage 2 Agrarische nevenactiviteiten).

  • Binnenplanse afwijking of wijzigingsbevoegdheid voor ondergeschikte nevenactiviteiten, onder voorwaarden: Drie van de vijf bestemmingsplannen (‘Buitengebied 2011’ (voormalige gemeente Bergambacht), ‘Landelijk gebied (voormalige gemeente Nederlek)’ en ‘Buitengebied Ouderkerk aan den IJssel 2013’) bevatten een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor ondergeschikte nevenactiviteiten, onder voorwaarden. Deze lijsten met nevenactiviteiten zijn wel vergelijkbaar, maar komen niet volledig overeen met elkaar. De bestemmingsplannen ‘Landelijk Gebied (voormalige gemeente Vlist)’ en ‘Buitengebied’ (voormalige gemeente Schoonhoven) bevatten een wijzigingsbevoegdheid voor het toestaan van nevenactiviteiten, waarbij een vergelijkbare lijst met voorwaarden wordt gehanteerd als bij de binnenplanse afwijkingsbevoegdheden. Ook van deze overeenkomsten en verschillen is een lijst beschikbaar gesteld (Bijlage 2 Agrarische nevenactiviteiten).

Zoals blijkt uit het bovenstaande biedt het omgevingsplan op de meeste plaatsen in de gemeente Krimpenerwaard de mogelijkheid om (recreatieve) nevenactiviteiten te ontwikkelen naast de agrarische hoofdactiviteit. Bijvoorbeeld agrarische dagrecreatie zoals excursies of een kinderboerderij, het uitbaten van een Bed & Breakfast, een theeschenkerij of het vestigen van een kleinschalige camping. Niet op elke locatie in de gemeente is dit direct of met een binnenplanse omgevingsplanactiviteit toegestaan. In Bijlage 2 Agrarische nevenactiviteiten zijn deze verschillen van de vijf grootste bestemmingsplannen inzichtelijk gemaakt per gebied.

Nadien zijn er nieuwe beleidsstukken vastgesteld die een relatie hebben met vrijkomende bebouwing in het buitengebied van de Krimpenerwaard. Deze beleidsstukken zijn samengenomen in het BOPA-beleid van de gemeente Krimpenerwaard, dat vanaf 4 januari 2024 in werking is en in 2025 is herzien.

De regeling in de bestemmingsplannen past binnen de destijds geldende provinciale regeling. De provincie heeft een aantal criteria voor ontwikkelingen in het buitengebied losgelaten, zoals een minimale sloopeis. Om die reden was het ook op gemeentelijk niveau mogelijk om de criteria aan te passen. Het BOPA-beleid biedt daarom ruimere mogelijkheden voor agrarische nevenactiviteiten dan het (tijdelijk deel van het) omgevingsplan. Ook voor horeca in het buitengebied en het vestigen van een Bed&Breakfast zijn in het BOPA-beleid regels opgenomen, die toegepast kunnen worden als niet wordt voldaan aan de voorwaarden in het omgevingsplan.

Omgevingsvisie

In haar omgevingsvisie gaat Krimpenerwaard dieper in het op het recreatieve karakter van de Krimpenerwaard. Voor het hele grondgebied geldt dat de gemeente kansen ziet om het dagrecreatieve karakter van de Krimpenerwaard te versterken en te benutten om toerisme en verblijfsrecreatie verder te ontwikkelen. Verder worden er per deelgebied nadere kansen benoemd. In ieder deelgebied liggen kansen voor een bepaalde vorm van toerisme of recreatie:

  • In de Lekstreek willen we toeristische ontwikkeling bevorderen;

  • In het Land van linten en het middengebied willen we de polders en natuurgebieden verbeteren voor recreatieve mogelijkheden en het cultuurhistorische waardevolle landschap bij toeristische ontwikkelingen benutten en respecteren;

  • In de Waterlinie willen we de historie gebruiken en respecteren om de recreatieve toegankelijkheid en verblijfswaarde te vergroten; en

  • In de IJsselstreek willen we mogelijkheden voor recreatie combineren met het karakteristieke landschap.

In de kansen-kaart wordt richting gegeven aan gebieden en kernen. Het buitengebied is daarbij onderverdeeld in zes deelgebieden (zie Figuur 3 of bekijk de kansenkaart via deze link):

  • dynamiek langs de rivieren

  • actieve recreatie

  • duurzaam leven

  • recreatieve beleving

  • veenweide

  • natuur

Het ontwikkelen van toeristische en recreatieve voorzieningen is een speerpunt in de gebieden ‘actieve recreatie’, ‘recreatieve beleving’ en ‘natuur’. In de overige deelgebieden in het buitengebied is dit niet als speerpunt opgenomen.

7.2 Verkenning en richting

Zoals blijkt uit de nu geldende regelgeving voor nevenactiviteiten, biedt de gemeente Krimpenerwaard op dit moment al ruime mogelijkheden voor agrariërs om nevenactiviteiten te exploiteren. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen die om heroverweging van de bestaande mogelijkheden vragen. Hiervoor wordt verwezen naar de twee moties die zijn ingediend behorend bij het raadsvoorstel voor het bestemmingsplan IJsseldijk Noord 244, 244a, Ouderkerk aan den IJssel, waarbij de raad verzoekt:

  • a.

    te onderzoeken onder welke omstandigheden het mogelijk is om boven een bestaande stal een Bed en Breakfast / Recreatiewoning te maken en naar de Raad met een voorstel te komen om dit in een overkoepeld bestemmingsplan buitengebied op te nemen; en

  • b.

    te onderzoeken of het mogelijk is om de regels voor het omzetten van een agrarische bestemming naar een plattelandsbestemming te vereenvoudigen en naar de Raad met een voorstel te komen om dit in een overkoepeld bestemmingsplan buitengebied op te nemen.

Voor wat het eerste punt betreft wordt verwezen naar het BOPA-beleid, waarin mogelijkheden zijn opgenomen voor het toestaan van een Bed en Breakfast en Recreatiewoning. Binnen bestaande bijgebouwen/bouwmogelijkheden is dit onder voorwaarden mogelijk, zo ook boven een stal. In dit beleid is ook de definitie van Bed en Breakfast (= het tegen betaling bieden van een kleinschalige mogelijkheid tot kortstondig recreatief nachtverblijf met het serveren van ontbijt. Onder B&B wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.) en Recreatiewoning (= een gebouw (geen woonkeet, geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde) dat uitsluitend één woning omvat, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor het houden van recreatief (nacht)verblijf door één of meer personen, die elders hun hoofdverblijf hebben, en dat niet bestemd is voor permanente bewoning.) opgenomen. Voor het tweede punt wordt verwezen naar de inleidende woorden in dit hoofdstuk. Dit omgevingsprogramma gaat over duurzame en toekomstbestendige landbouw. Andere (economische) activiteiten evenals de mogelijkheden voor reguliere woningen of plattelandswoningen, bijvoorbeeld bij stoppende agrariërs, komen om die reden niet specifiek aan bod in dit omgevingsprogramma.

Verder wordt bij het opstellen van het omgevingsplan, een uniforme regeling opgenomen voor nevenactiviteiten, zodat de verschillen tussen de voormalige kernen opgeheven worden. Bijlage 2 Agrarische nevenactiviteiten geeft inzicht in deze verschillen. Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar mogelijkheden voor verruiming van kampeerterreinen, bijvoorbeeld door extra kampeerplaatsen toe te staan en/of door toe te staan dat kampeerterreinen jaarrond open mogen. Verder geldt in sommige gebieden in de Krimpenerwaard de voorwaarde dat de nevenactiviteiten gekoppeld zijn aan een maximum oppervlak van 500 m2. Bij de harmonisatie wordt onderzocht of deze voorwaarde stand houdt of verruimd wordt. Een andere mogelijkheid is dat er niet naar oppervlakte wordt gekeken, maar naar onderdeel van het inkomen.

Het belang van de voedselproductie in de Krimpenerwaard en de producten waar we trots op zijn krijgen extra aandacht door educatie en voorlichting te stimuleren. We zoeken actief naar middelen en financiering, bijvoorbeeld via de Voedselfamilie of de regiodeal, om (bestaande) initiatieven onder de aandacht te brengen.

Tot slot blijkt dat de omgevingsvisie recreatieve activiteiten vooral wil bevorderen in de deelgebieden actieve recreatie, recreatieve beleving en natuur. Voorgesteld wordt om recreatieve activiteiten in de vorm van agrarische nevenactiviteit in het buitengebied van de hele gemeente Krimpenerwaard wordt gestimuleerd, en niet enkel in de genoemde deelgebieden.

Hoofdstuk 8 Thema 4: Circulair gebruik afvalstoffen

8.1 Huidige situatie

Circulair gebruik van afvalstoffen bij agrarische bedrijven draait om het hergebruiken van reststromen om verspilling te minimaliseren en de kringloop te sluiten. Denk bijvoorbeeld aan het inzetten van mest en gewasresten als natuurlijke bemesting, of het verwerken van voedselafval tot diervoeder of biogas. Dit draagt bij aan een duurzamere landbouw en vermindert de afhankelijkheid van externe grondstoffen. Een slimme manier om economie en ecologie te combineren.

(Mest) vergisten

Een concreet voorbeeld van het circulair gebruik van afvalstoffen is het inzetten van een mestvergister. Met een mestvergister wordt van mest duurzame energie opgewekt. De energietransitie vraagt een overstap van fossiele naar duurzame energiebronnen. Krimpenerwaard wil het opwekken van duurzame energie stimuleren. Hoewel het vergisten van mest slechts een zeer kleine bijdrage levert aan de energietransitie, kan het wel belangrijk zijn voor de toekomstbestendigheid van de landbouw.

Bij mestvergisting wordt de organische stof in mest door bacteriën omgezet in biogas. Dit gas is te gebruiken voor het opwekken van elektriciteit of direct als brandstof voor processen of voertuigen. Deze duurzame en groen opgewekte elektriciteit kan in het eigen bedrijf gebruikt worden, worden terug geleverd aan het elektriciteitsnet (mits hier voldoende ruimte voor is op het energienet) of worden opgeslagen. Daarnaast heeft het vergisten van mest ook een positief effect op het terugdringen van de stikstofdepositie. Het levert waardevolle meststoffen op, waardoor er minder kunstmest nodig is en het milieu minder wordt belast. In de meeste gevallen is een mestvergister pas rendabel als meerdere agrarische bedrijven samenwerken.

Aan het oplossen van het mestoverschot zal het slechts een zeer beperkte bijdrage kunnen leveren, omdat de hoeveelheid mest nauwelijks vermindert door het vergisten. Als er ook andere stoffen dan mest worden toegevoegd aan de vergister, wordt gesproken over covergisten. Covergisten kan zelfs leiden tot een toename van mest, omdat het restproduct na het vergisten volledig als mest wordt gezien.

Een mestvergister kan in Krimpenerwaard geplaatst worden als de mestvergister voor eigen gebruik wordt neergezet, past binnen de (bouw)regels van het geldende omgevingsplan en past binnen de landelijke voorwaarden die zijn opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving. Past de mestvergister niet in het omgevingsplan, dan heeft de gemeente Krimpenerwaard in haar BOPA-beleid voorwaarden opgenomen waaronder alsnog een mestvergister kan worden geplaatst: er geldt een maximale hoogte van 15 meter en er moet een positief advies liggen van de agrarische beoordelingscommissie evenals van de Omgevingsdienst Midden-Holland.

Grootschalige mestvergisters die gebruikt kunnen worden door meerdere agrariërs, zijn in het omgevingsplan van de gemeente Krimpenerwaard niet toegestaan en er is ook geen afwegingskader voor het plaatsen hiervan.

Stikstofkraker

Een mestvergister wordt soms gecombineerd met een stikstofkraker. Ook wordt een stikstofkraker steeds vaker ‘los’ geplaatst. Een stikstofkraker verlaagd het stikstofgehalte in de mest en zet de mest om in een meststof die als vervanger van kunstmest kan dienen.

Een stikstofkraker ziet eruit als een losse container in combinatie met een of meer silo’s. In de meeste gevallen is een stikstofkraker zonder verdere vergunningen mogelijk – mits het past binnen de bouw en gebruiksregels van het omgevingsplan en binnen de oppervlakte van het bouwvlak.

Overige reststromen

Er zijn meer mogelijkheden voor het circulair gebruiken van afvalstoffen. Hierbij kan gedacht worden aan het composteren van organisch afval zodat het opnieuw gebruikt kan worden als bodemverbeteraar, het inzetten van voedselresten die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie als voedermiddel voor vee of het inzetten van gemaaid riet als stalstrooisel. Circulair afvalgebruik draagt bij aan een verminderde ecologische voetafdruk door minder verspilling en een lagere CO2-uitstoot.

8.2 Verkenning en richting

De gemeente Krimpenerwaard wil het opwekken van duurzame energie stimuleren en agrariërs de ruimte geven om innovatief landbouw te bedrijven. Het stimuleren van circulair gebruik van afvalstoffen past hier goed bij. Hierbij past dan ook een positieve houding tegenover het plaatsen van (mono)mestvergisters al dan niet in combinatie met een stikstofkraker. Tegelijkertijd is er veel onzekerheid over de effecten van mest vergisten op de omgeving, waardoor er ook sprake is van enige terughoudendheid in het stimuleren van nieuwe vergisters.

De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven dat zij momenteel een aantal onderzoeken laat uitvoeren door de WUR (Wageningen University & Research) naar de effecten van mestvergisting op milieu en landbouwsystemen. De resultaten van deze onderzoeken worden afgewacht. Tot die tijd geldt het bestaande beleid, bestaande uit de mogelijkheden die het omgevingsplan en het BOPA-beleid bieden. Dit betekent heel concreet dat mestvergisters op kleine schaal (voor verwerken eigen mest en opwek energie voor eigen bedrijf) in veel gevallen mogelijk zijn.

De gemeente Krimpenerwaard zet in op bewustwording en kennisdeling over het circulair gebruik van afvalstoffen. Hiervoor wordt onder meer het agrarisch loket ingezet (zie Hoofdstuk 9 Thema 5: Innovatie) en de bestaande netwerken die er zijn.

Hoofdstuk 9 Thema 5: Innovatie

9.1 Huidige situatie

In de Krimpenerwaard hebben we veel ervaring met onderzoek naar innovatieve technieken voor de melkveehouderij in veenweiden. Zo is in het kader van de Gebiedsovereenkomst Veenweiden voor de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland opgenomen dat innovaties bij agrarische bedrijven gestimuleerd worden. Ook de omgevingsvisie zet hier op in. Nieuwe initiatieven en onderzoek werden ook gestimuleerd via de proeftuin Trots op Krimpenerwaard. In deze proeftuin werken agrariërs, onderzoekers, adviseurs en anderen samen aan een blijvende rol voor de landbouw op veen. Een belangrijk onderdeel van deze proeftuin is Mijn Koers, waarin agrariërs uitgedaagd worden om een ondernemerskoers uit te zetten voor hun eigen bedrijf.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4 Deelnemers pilots Proeftuin Krimpenerwaard (2019)

Ook zijn er diverse regionale en provinciale subsidiemogelijkheden om innovatie te stimuleren. De Krimpenerwaard is onderdeel van het LEADER gebied. LEADERis een subsidieregeling vanuit Europa bedoeld voor projecten gericht op het landelijk gebied. De gemeente Krimpenerwaard werkt actief mee om projecten aan te dragen voor deze subsidie.

9.2 Verkenning en richting

De gemeente Krimpenerwaard zal de innovatie bij agrarische ondernemers stimuleren en faciliteren door een combinatie van beleid, samenwerking en ondersteuning op verschillende niveaus. Hierbij blijft de ondersteuning voor bijvoorbeeld de proeftuin Trots op Krimpenerwaard doorgaan. Aanvullend hierop zetten we ons in om te zoeken naar financiering en middelen voor het uitvoeren van onderzoek naar innovatieve ontwikkelingen, zodat de impact van de innovaties zichtbaar wordt.

Daarnaast helpt het als (agrarische) ondernemers de juiste ‘loketten’ weten te vinden en op de hoogte zijn van de mogelijkheden die er zijn. Om die reden wordt een betere ‘voordeur’ ingesteld, een eerste aanspreekpunt voor alle agrariërs in de Krimpenerwaard. Een agrarisch loket waar aangeklopt kan worden voor vragen met betrekking tot agrarische ondernemingen en via welke weg de aanvrager snel doorgestuurd kan worden naar de juiste mensen binnen de organisatie.

Verder wil de gemeente Krimpenerwaard voor pilotprojecten in het kader van nieuwe innovatieve ideeën flexibel omgaan met de geldende regelgeving.

Door bovengenoemde aanpak kan de gemeente een belangrijke rol spelen in het bevorderen van innovaties die niet alleen de agrarische sector verbeteren, maar ook bijdragen aan duurzaamheid en economische groei op lokaal niveau.

Hoofdstuk 10 Thema 6: Energietransitie

10.1 Huidige situatie

In haar omgevingsvisielaat Krimpenerwaard blijken dat de energietransitie een belangrijk thema is in haar gemeente. Zo zijn er onder meer de speerpunten ‘energiebesparing bevorderen’ en ‘duurzaam energie opwekken’ opgenomen. Hierbij zet de gemeente Krimpenerwaard vooral in op zon op dak: het doel is om zoveel mogelijk dakoppervlak te benutten voor zonnepanelen.

Krimpenerwaard wil inzetten op het lokaal energie opwekken waarbij ze streeft naar zoveel mogelijk maatschappelijk draagvlak en voordelen voor de samenleving van de Krimpenerwaard. Bijvoorbeeld door lokale energiecoöperaties. Ook wil Krimpenerwaard ontwikkelingen en initiatieven die bijdragen aan lokale energieopwekking en/of energiebesparing faciliteren, zoals kleine windmolens, een zonneveldje op het erf en mestvergisting (zie Hoofdstuk 8 Thema 4: Circulair gebruik afvalstoffen).

Zowel op provinciaal als op regionaal en op gemeentelijk niveau zijn regels gesteld met betrekking tot het bevorderen van de energietransitie.

Zonnepanelen op daken en thuisbatterijen zijn in de meeste gevallen vergunningvrij, waardoor daar geen specifieke regelgeving voor is opgesteld.

Provincie Zuid-Holland

De provincie heeft in haar Zuid-Hollandse Omgevingsverordening regels opgenomen voor zowel windenergie als zonne-energie.

De provincie heeft locaties voor windenergie aangewezen. In de gemeente Krimpenerwaard zijn geen gebieden aangewezen voor windenergie. Het dichtstbijzijnde gebied is het zuidelijke deel van de Stormpolder, het bedrijventerrein ten zuiden van Krimpen aan den IJssel. Dit betekent dat grote windturbines in het buitengebied van de Krimpenerwaard niet zijn toegestaan. Buiten de aangewezen gebieden voor windenergie kan een omgevingsplan kleine windturbines met een ashoogte tot 15 meter toelaten buiten het bestaand stads- en dorpsgebied.

De provincie werkt aan een herziening van haar omgevingsbeleid en is voornemens om de maximaal toegestane ashoogte van kleine windmolens te verhogen tot een ashoogte van maximaal 25 meter op agrarische bouwpercelen, weidevogelgebieden uitgezonderd.

Voor zonnevelden groter dan 500 m2 heeft de provincie Zuid-Holland specifieke regels opgenomen waar concrete initiatieven te allen tijde aan moeten voldoen.

Regionale Energie Strategie (RES) en Programma Zon op Veld

Iedere energieregio, zo ook de regio waar Krimpenerwaard toebehoort, stelt een energie strategie op. Hierin staan afspraken over waar, hoe en onder welke voorwaarden duurzame energie opgewekt zal gaan worden. De regio Midden-Holland wil duurzame energie in eerste instantie vooral opwekken door zonnepanelen op grote daken langs Rijks- en Provinciale wegen te leggen. Daarna wordt gekeken naar reservegebieden voor windenergie. De gemeente Krimpenerwaard heeft geen reservegebieden voor windenergie. In de gemeente Krimpenerwaard is voornamelijk ruimte voor zon op grote daken, zon en kleinschalige wind op boerenerven en zonnevelden langs de N210.

Ter uitwerking van de RES is het Programma Zon op Veld vastgesteld (2024). Daarin is één zoekgebied voor zon op veld in de Krimpenerwaard opgenomen, het gebied ten westen van de kern Krimpen aan den IJssel. De gemeente Krimpenerwaard heeft echter in een motie aangegeven dat zij zon op dak of andere alternatieven prefereert boven zon op agrarisch gebied/natuur, en om die reden plannen voor zon op veld voorlopig wil opschorten.

Gemeente Krimpenerwaard

Het beleid voor de energietransitie heeft de gemeente Krimpenerwaard concreet vertaald in de volgende regelgeving (voor zover relevant voor agrarische bedrijven):

  • Voor mestvergisting wordt verwezen naar Hoofdstuk 8 Thema 4: Circulair gebruik afvalstoffen.

  • In haar BOPA-beleid, dat geldt vanaf 1 januari 2024, is een integraal afwegingskader opgenomen op grond waarvan een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit voor een kleine windmolen (maximale as-hoogte 15 meter) verleend kan worden. Een van de voorwaarden is dat eerst de mogelijkheden voor zon op dak verkend worden. Op dit moment vindt herijking van het BOPA-beleid plaats waarbij deze voorwaarde mogelijk komt te vervallen, waardoor kleine windmolens sneller mogelijk zijn.

  • Op dit moment is de gemeente Krimpenerwaard bezig met het opstellen van een omgevingsprogramma Zon op Dak (naar verwachting gereed in 2025).

  • In twee van de vijf grootste bestemmingsplannen voor het buitengebied van Krimpenerwaard, namelijk de bestemmingsplannen ‘Buitengebied 2011’ en ‘Buitengebied Ouderkerk aan den IJssel 2013’, zijn binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor het plaatsen van een kleine windmolen.

10.2 Verkenning en richting

De gemeente Krimpenerwaard geeft voorkeur aan zon op dak boven zon op veld. Dit uitgangspunt wordt bij het vaststellen van nieuw eigen beleid en beleid van hogere overheden uitgedragen, zoals ook is gebleken uit de motie die de gemeente Krimpenerwaard heeft ingediend op het programma Zon op Veld. Om zon op dak te stimuleren wordt in 2025 het gemeentelijke omgevingsprogramma zon op dak vastgesteld. Daarnaast blijven de regels voor mestvergesting (zie Hoofdstuk 8 Thema 4: Circulair gebruik afvalstoffen) en kleine windmolens (BOPA-beleid) gelden zoals ze nu zijn.

Op het moment dat de provincie de mogelijkheden voor het plaatsen van kleine windmolens vergroot, en kleine windmolens tot een ashoogte van 25 meter worden toegestaan, zal de gemeenteraad van Krimpenerwaard besluiten of deze beleidslijn gevolgd zal worden en zo ja onder welke voorwaarden. Dit zal verwerkt worden in het BOPA-beleid en/of het omgevingsplan.

Hoofdstuk 11 Thema 7: Agrarisch natuur- en landschapsbeheer

11.1 Huidige situatie

De Krimpenerwaard bestaat uit laaggelegen veenpolders in een rivierengebied. Samen met de Lopikerwaard is de Krimpenerwaard het grootste veenweidegebied van Nederland. De Krimpenerwaard is een belangrijk onderdeel van het Groene Hart. Het groen wordt gekenmerkt door de veenweidepolder en natuurgebieden, waarin de karakteristieke eigenschappen van het gebied goed zichtbaar zijn.

Een groot deel van de agrarische percelen zijn in de afgelopen jaren onderdeel geworden van de uitbreiding van de natuur in de Krimpenerwaard (gebiedsovereenkomst Veenweiden Krimpenerwaard). Dit gaat om 2.250 hectare grond, aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het NNN gebied wordt middels provinciale regelgeving beschermd. Daarnaast is een groot deel van de Krimpenerwaard aangewezen als belangrijk weidevogelgebied en een deel als stiltegebied, beiden eveneens beschermd middels provinciale regelgeving (de Zuid-Hollandse omgevingsverordening). De Krimpenerwaard heeft hiermee een belangrijke bijdrage geleverd aan de doelstellingen voor natuur(beheer).

afbeelding binnen de regeling

Figuur 5 Groen in de Krimpenerwaard (Atlasleefomgeving, groenkaart)

Hoewel er in de gemeente Krimpenerwaard geen Natura 2000-gebied aanwezig is, zijn deze gebieden wel van belang. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Boezemse Kinderdijk, dat ten zuidwesten van de gemeente Krimpenerwaard is gelegen, en de Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein, ten noordoosten van de Krimpenerwaard. In het kader van stikstof zijn de Zouweboezem, Biesbosch en Lekoevers relevant, omdat deze gebieden zijn aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, waardoor de ligging van deze natuurgebieden ook voor de Krimpenerwaard van belang zijn, met name wat betreft de stikstofdepositie. Er zijn in de Krimpenerwaard 22 PAS-melders – agrariërs die een melding hebben gedaan voor de hoeveelheid stikstofdepositie die ze uitstoten bij bijvoorbeeld een uitbreiding van hun bedrijf, maar waarvan de Raad van State heeft bepaald dat er vergunning en stikstofdepositieruimte nodig is. Zowel landelijk als provinciaal is men bezig met een legalisatieprogramma voor de PAS-melders. In november 2024 is besloten dit legalisatieprogramma met nog eens drie jaar te verlengen. Willen agrariërs op dit moment uitbreiden, dan hebben zij in sommige gevallen extra stikstofdepositierechten nodig. Op dit moment is het mogelijk om zowel binnen als buiten de provinciegrenzen te handelen met stikstofdepositierechten.

In haar omgevingsvisie ambieert de gemeente Krimpenerwaard om natuur beleefbaar te maken voor bewoners en bezoekers en gebieden met natuurwaarden met elkaar te verbinden. Daarnaast ligt de wens om landschappelijke, (cultuur)historische en natuurlijke waarden te borgen in het omgevingsplan. We willen de polders en natuurgebieden verbeteren voor recreatieve mogelijkheden. Bij ontwikkelingen willen we de cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en landschappelijke waarden bij ontwikkelingen benutten en respecteren. De agrariër heeft een belangrijke rol bij het beheer van het landschap. In het Natuurlijk Perspectief Krimpenerwaard (2024) worden de natuurdoelstellingen door natuurorganisaties in Krimpenerwaard nader uitgewerkt. Concreet wordt voor de landbouw gezocht naar een verdienmodel voor (agrarisch) natuurbeheer, bijvoorbeeld door lange termijn contracten voor natuurbeheer.

Het behouden en versterken van natuurwaarden wordt nu vooral geborgd bij afwijkingen van het omgevingsplan. Bij een afwijking (en in veel gevallen ook bij binnenplanse afwijkingen) is een afwijking alleen mogelijk als er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden, waaronder met name de openheid van het landschap. Onder meer het Krimpenerwaards Kookboek uit 2019 wordt gebruikt voor de toetsing hiervan.

11.2 Verkenning en richting

Het groen in de Krimpenerwaard wordt grotendeels beheerd door de agrariërs en lokale loonwerkers. Zij onderhouden hiermee een groot deel van de natuur van de Krimpenerwaard. De gemeente Krimpenerwaard ondersteunt dit agrarische natuurbeheer van harte en zoekt daarom naar manieren om agrariërs te stimuleren de juiste maatregelen te nemen die de natuur ten goede komen. Dit wordt gedaan op de volgende manieren:

  • Weilanden van stoppende agrariërs in hoofdzaak laten behouden voor de agrariërs, zodat andere agrariërs hun grondoppervlak kunnen vergroten en daarmee meer mogelijkheden hebben voor extensief agrarisch natuurbeheer.

  • Er worden geen nieuwe gronden aangewezen als NNN gebied.

  • De gemeente blijft met beherende organisaties van NNN gebied in gesprek over het onderhoud van de natuurgebieden en de rol van de agrarische sector daarbij, ook na realisatie en inrichting in 2026.

  • We faciliteren agrarische bedrijven die werken aan een natuurinclusieve bedrijfsvoering.

  • De gemeente blijft zich inzetten richting andere overheden voor subsidies en voor het behouden van landbouwgrond voor de landbouw.

  • Landschappelijke, (cultuur)historische en natuurlijke waarden worden geborgd in het omgevingsplan, met verwijzingen naar Krimpenerwaards Kookboek.

Hoofdstuk 12 Thema 8: Bedrijfsgericht maatwerk

In voorgaande hoofdstukken is per deelonderwerp in beeld gebracht welke richting we als Krimpenerwaard op willen. Dit betreft een algemene richting die geldt voor het hele gemeentelijke grondgebied. Echter, iedere onderneming is anders, elk bedrijf heeft zijn eigen kennis en krachten. De gemeente Krimpenerwaard ziet daarom in dat een generieke regeling niet altijd zal volstaan.

Het doel is om voldoende flexibiliteit te creëren zodat agrariërs kunnen inspelen op lokale omstandigheden, nieuwe technologieën en duurzame praktijken, zonder onnodige bureaucratische belemmeringen.

Om die reden wil de gemeente Krimpenerwaard maatwerk kunnen bieden als niet voldaan wordt aan de bestaande regelgeving, maar het plan of een uitbreiding wel van meerwaarde is voor het gebied en/of de omgeving. Ook kan de mogelijkheid voor maatwerk ingezet worden bij nieuwe innovatieve ideeën die om een bedrijfsgerichte aanpak vragen. Op deze manier worden innovatieve ondernemers gesteund in het uitvoeren van hun ideeën.

Vanuit de participatie is gebleken dat er een sterke wens is voor mogelijkheden voor vergroting van het bouwperceel. Daarom wordt dat heel concreet aangehaald in dit hoofdstuk. Dit wordt op dit moment al onder voorwaarden toegestaan tot maximaal 1,5 hectare bouwvlak. De voorwaarden voor deze vergroting worden geharmoniseerd en in lijn gebracht met de uitgangspunten van de provincie. Hierbij wordt een maximum van 2 hectare agrarisch bouwperceel gehanteerd, dit is (door de andere definitie die de provincie hanteert) vergelijkbaar met het huidige maximum van 1,5 hectare bouwvlak. Voor deze uitwerking wordt verwezen naar Hoofdstuk 6 Thema 2: Het agrarisch bouwperceel. Dit betekent niet dat de gemeente Krimpenerwaard niet open staat voor nog verdere vergroting. Echter, voor nog verdere vergroting wordt geen uniforme regeling opgesteld, omdat dit zeker niet in alle gebieden, voor elk bedrijf en op elke locatie wenselijk is. Een nog verdere vergroting moet in ieder geval passen binnen de provinciale kaders (maximaal 2,5 hectare en er moet sprake zijn van een verbredingsactiviteit). Daarnaast wordt per geval beoordeeld of een vergroting op de betreffende locatie passend is. De meerwaarde van het bedrijf voor het gebied en/of de omgeving wordt bijvoorbeeld gezocht in de manier van bedrijfsvoering (biologisch, natuurinclusief) of de bijdrage aan de energietransitie (energieneutraal- of positief).

Hoofdstuk 13 Uitvoering

13.1 Een participatief proces

Het collegeprogramma 2022-2026 van de gemeente Krimpenerwaard heeft als titel ‘Vitaal Vooruit’. Hierin formuleert het college in een heldere visie, waar ze graag op aan koerst de komende jaren. Het college heeft hiermee een duidelijke richting meegegeven aan het omgevingsprogramma.

Begin 2024 heeft het college opdrachtgegeven om tot een omgevingsprogramma Landbouw te komen. Hiervoor is een nota van uitgangspunten/ plan van aanpak op gesteld waarbij een aantal thema’s zijn benoemd welke met urgentie uitgewerkt zijn. Deze thema’s vormen het hart van het programma. Begin 2025 is het college akkoord gegaan met de kaders van deze thema’s. Middels een participatief proces is met de gemeenteraad, de agrariërs en andere belanghebbenden in de Krimpenerwaard, binnen de gestelde kaders, gewerkt aan een nadere uitwerking van de thema’s. Hierdoor ontstaan beleid en beleidsregels waar de agrariër daadwerkelijk mee geholpen is.

Bewust is gekozen om als onderdeel van dit omgevingsprogramma, een handelingsperspectief op landbouw in de Krimpenerwaard op te stellen (Bijlage 1 Handelingsperspectief). Dit is middels interne participatie tot een definitieve tekst geworden. Het perspectief vormt het kader waarbinnen het omgevingsprogramma Landbouw is opgesteld en heeft een aantal functies.

a) Richting geven voor de toekomst

Het doel van het perspectief is richting geven aan toekomstige ontwikkelingen van de landbouw, binnen de sturingsmogelijkheden die de gemeente daartoe heeft. Een omgevingsprogramma geeft aan hoe gemeenten de omgevingsvisie of onderdelen daarvan wil realiseren. Dit programma geeft dus invulling aan de ambities doelen en opgaven uit de omgevingsvisie. Middels een consulterende raadsvergadering zijn deze kaders getoetst en opmerkingen opgehaald.

b) Basis voor herijking beleid

Dit perspectief zal leiden tot een herijking op onderdelen van de omgevingsvisie welke in 2021 door de gemeenteraad is vastgesteld. Hiervoor wordt in Bijlage 1 Handelingsperspectief een voorzet gedaan. De raad krijgt gelegenheid om door middel van wensen en bedenkingen nadere aanvullingen te doen op het beleid. Procedureel betekent dat aanvullend (nieuw) beleid op een later moment aan de gemeenteraad van Krimpenerwaard wordt voorgelegd als de omgevingsvisie wordt geactualiseerd. Dit zal in een separaat proces plaatsvinden.

c) Verbinding faciliteren tussen partijen in het buitengebied

Vanuit de gedachte dat er grote opgaven spelen in het landelijk gebied, en in de landbouw in het bijzonder, is van begin af aan duidelijk dat niet alleen de gemeente richting kan geven aan deze ontwikkelingen. Er is bewust voor gekozen om met onze agrariërs en andere belanghebbenden op een participatieve wijze tot het omgevingsprogramma en het handelingsperspectief te komen. Zij zijn de kennishouders en belanghebbenden in de ontwikkelingen die op de landbouw en het buitengebied afkomen. Tegelijkertijd genereert een gezamenlijk proces tot draagvlak voor een gezamenlijke koers.

d) Aanknopingspunten bieden voor het Omgevingsplan

Tot slot biedt het handelingsperspectief ook de nodige aanknopingspunten voor een vertaling naar regels in het omgevingsplan, hiermee wordt het beleid omgezet in concrete regelgeving: omgevingsplanregels. De gemeente is zich ervan bewust dat investeringen in en door de landbouw vaak voor langere termijn zijn. Juist daarom werken we in dit omgevingsprogramma Landbouw het perspectief voor de landbouw op de langere termijn nader uit, wat reeds in de omgevingsvisie als raamwerk is vastgesteld. Vernieuwing van het economisch verdienmodel en het blikveld op de toegevoegde waarde voor de Krimpenerwaard heeft impact op de hele keten en is daarmee ook een proces van de lange adem. Tegelijkertijd spelen er op korte termijn ontwikkelingen die hun weerslag op de landbouw hebben. Denk bijvoorbeeld aan de forse reductieopgave in verband met stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden. De provincie leidt de gebiedsgerichte aanpak waaraan zij samen met de gemeente en andere stakeholders uitvoering geeft. Ook spelen er nog zaken die om nadere uitwerking vragen en die samenhangen met de rol die de gemeente met betrekking tot de ontwikkeling van de landbouw op zich wil nemen. Deze verschillende perspectieven vragen om verschillende rollen van de gemeente. Die geven we steeds nadrukkelijker vorm in al onze samenwerkingen.

13.2 Rol van de gemeente Krimpenerwaard

De gemeente wil een proactieve stimulerende rol pakken om de Krimpenerwaard nog aantrekkelijker te maken. Dit programma Landbouw zien we als een belangrijke stap om verder vorm en inhoud te geven aan de uitdagingen voor de toekomst van ons agrarisch gebied.

Hierbij onderscheiden we de volgende rollen voor de gemeente (zoals geformuleerd door de VNG, De rollen van de gemeente in de Ruimtelijke Ordening, 2024):

1. De inspirator

De inspirator geeft visie en ambitie, waardoor je als gemeente richting kunt geven en de koers kunt uitzetten. De inspirator zet de stip op de horizon en draagt uit wat je als gemeente wil en waar je naartoe wil (VNG, 2024).

Met dit omgevingsprogramma Landbouw geeft de gemeente aan wat er mogelijk is in het agrarisch gebied binnen de Krimpenerwaard. Daarmee wordt duidelijk hoe de gemeente invulling wil geven aan een adaptieve en toekomstbestendige landbouw. We hebben daarbij aandacht voor communicatie en vooral ook voor de participatie van en met de omgeving. De gemeente heeft de samenleving nodig om gezamenlijk de kaders te bepalen. Omgekeerd heeft de samenleving in zijn algemeenheid en de agrarische sector in het bijzonder, behoefte aan duidelijke kaders om zich verder te kunnen ontwikkelen en om te kunnen ondernemen.

2. De netwerker

De netwerker is een verbinder. De netwerker zorgt ervoor dat iedereen die nodig is om een opgave aan te pakken daadwerkelijk betrokken is. In deze rol ligt de focus op andere overheden en de regio, zonder oog voor de verbinding met inwoners en bedrijven te verliezen. Je schakelt op verschillende schaalniveaus wanneer je andere overheden nodig hebt bij lokale opgaven. Je hebt oog voor momentum en weet aan te sluiten op ontwikkelingen die het lokale ontstijgen. Hiermee verbind je jouw eigen verhaal aan dat van anderen (VNG, 2024).

De gemeente blijft aangehaakt bij verschillende processen in regio en provincie waar we niet zelf of alleen de regie voeren, maar wel op proactieve wijze onze inbreng leveren, geredeneerd vanuit ons eigen beleid. Voorbeelden van deze processen die van belang zijn voor de toekomst van de landbouw in Krimpenerwaard zijn:

  • Zuid-Hollands Programma Landelijk Gebied (ZH-PLG), deelgebied Krimpenerwaard. Samen met de provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap Schieland, de Krimpenerwaard en agrarische -en natuurorganisaties wordt gewerkt aan de doelen voor natuur, klimaat, water en toekomstbestendige landbouw uit het ZH-PLG; dit wordt gedaan in het gebiedsproces voor het landelijk gebied in de Krimpenerwaard;

  • Platform Slappe Bodem, een samenwerking voor en door lokale en regionale overheden. Het Platform werkt aan bewustwording en agendering van bodemdaling binnen diverse nationale, lokale en regionale beleidsvelden en agenda’s. Doelstelling van het Platform Slappe Bodem is om bodemdaling in Nederland beheersbaar te krijgen door bewuste, op gevalideerde kennis gebaseerde keuzes voor de (middel)lange termijn te maken. De Regio Deal bodemdaling Groene Hart heeft geleid tot een succesvolle aanpak.

  • NOVEX Groene Hart, een bestuurlijke samenwerking, werkend vanuit een gezamenlijk ontwikkelperspectief naar het opstellen van een investeringsagenda (2025), om als één overheid te werken aan de realisatie van de opgaven voor het Groene Hart, met behoud van het unieke karakter van het Groene Hart. Opgaven voor het gebied betreffen de verstedelijkings- en mobiliteitsbehoefte, het tegengaan van verdere veenbodemdaling, het opwekken van duurzame energie, de ontwikkeling van de kringlooplandbouw in relatie tot stikstofproblematiek en biodiversiteit en de vraag naar recreatiemogelijkheden.

  • Regio Deal De Fundamentele Waarde(n) van het Groene Hart, een samenwerking tussen een vijftal gemeenten in het Groene Hart en het Rijk (subsidiegever) t.b.v. het behouden van levendige dorpen en buitengebieden, het ontwikkelen van een toekomstbestendige landbouw en het versterken van een gezond en herkenbaar landschap.

  • Regio Midden-Holland, een netwerksamenwerking tussen vijf gemeenten en andere partijen, zoals onderwijs, bedrijfsleven, andere overheden en kennisinstituten. De samenwerking richt zich op de regionale ambities. De ambities zijn o.a. gericht op groei (woningen), bereikbaarheid en het economisch vitaal houden van de regio.

De gemeente vertegenwoordigt de samenleving waaronder de agrariërs van Krimpenerwaard in het regionale debat en zet zich in om de belangen van Krimpenerwaard daar optimaal tot zijn recht te laten komen.

3. De partner

Als gemeente heb je altijd andere partijen nodig om je opgaven te realiseren. In de rol van partner zoek je primair verbinding met partners die actief zijn binnen je gemeente, zoals inwoners, netbeheerders en ontwikkelaars. Je bouwt aan coalities die samen de uitvoering ter hand nemen. Indien noodzakelijk heb je hierbij ook oog voor de verbinding met andere overheden (VNG, 2024).

We zien een belangrijke rol voor de gemeente met betrekking tot initiatieven die een extensievere, adaptieve en toekomstbestendige landbouw versterken. Daarbij zoeken we nadrukkelijk aansluiting bij de grote en kleine initiatieven en innovaties waarmee partijen nu al goede stappen zetten die gericht zijn op een toekomstbestendige landbouw. Het is zaak om samen deze initiatieven en innovaties te duiden en te kijken welke acties nodig zijn om deze positieve ontwikkelingen verder te brengen.

In deze rol draagt de gemeente bij om relevante partijen en initiatiefnemers met elkaar te verbinden en ‘het gesprek’ op gang te houden. We nemen een actieve procesrol op ons. Bestuurders en ambtenaren leggen pro-actief het contact met agrariërs, bijvoorbeeld door het afleggen van werkbezoeken. We sluiten aan bij gebiedsprocessen, zoals in polder Stein-Zuid, waar een aantal agrarische bedrijven aan de hand van een samen opgesteld toekomstplan aan de slag gaan met de uitvoering van hun plan.

4. De integrator

De integrator brengt opgaven bij elkaar die met elkaar verbonden zijn, waarbij de inzet is om synergie te creëren. Een integrator is niet bezig om alles aan alles te verbinden, maar zet juist in op de meerwaarde van het samenbrengen van opgaven om zo synergie te creëren. Je maakt de vertaalslag naar de uitvoering door te helpen prioriteren en keuzes maken. Primair is deze rol intern gericht en is het de gemeente zelf die keuzes moet maken (VNG, 2024).

In deze rol draagt de gemeente bij om relevante partijen en initiatiefnemers met elkaar te verbinden. Deze rol pakken we proactief op in gebiedsprocessen, beleidstrajecten en lobbytrajecten bij andere overheden, gericht op het borgen van de belangen van de Krimpenerwaard.

5. De beheerder

De beheerder staat voor de kwaliteit van de leefomgeving in de gemeente. Als beheerder draag je niet alleen zorg voor het bewaren van bestaande kwaliteit van de leefomgeving maar draag je ook bij aan het verbeteren ervan. Je zorgt voor het beheer en de ontwikkeling van de leefomgeving. De gemeente heeft de taak én de ruimte om meerdere opgaven zichtbaar een plek te geven (VNG, 2024).

De gemeente kan in deze rol middelen beschikbaar stellen om bij te dragen aan experimenten en projecten om bij te dragen aan gestelde doelen (landschap en een toekomstbestendige landbouw. Dit kunnen ook middelen zijn (bijvoorbeeld via subsidies) van provinciale of landelijke overheid. Dit doen we reeds voor de Europese subsidieregeling LEADER. Hierdoor krijgt de gemeente meer grip op de door haar gewenste ontwikkeling.

6. De rechtmatige

Als gemeente moet je een betrouwbare partner zijn. De rechtmatige bewaakt de betrouwbaarheid. De rol van rechtmatige gaat over de kerntaken die je als gemeente hebt. Vanuit de rechtmatige rol ben je er om uitvoering te geven aan wet- en regelgeving. Ook ben je verantwoordelijk voor het maken van eigen regels waarmee je kunt sturen (VNG, 2024).

Deze rol is wettelijk bepaald. Zo is de gemeente verplicht een omgevingsvisie en een omgevingsplan op te stellen. De omgevingsvisie van Krimpenerwaard geeft onze ambities en opgaven op hoofdlijnen voor de langere termijn weer; deze is opgesteld in 2021 en vastgesteld door de gemeenteraad. Inmiddels is er een start gemaakt met de actualisatie van de visie. Dit omgevingsprogramma Landbouw is een opvolgende bouwsteen, waarin wordt opgenomen op welke wijze de ambities en opgaven voor de landbouw uit de omgevingsvisie worden of kunnen worden gerealiseerd. Het omgevingsplan is de opvolger van het bestemmingsplan en bevat juridische regels en het uitvoerende beleid voor de hele fysieke leefomgeving, waaronder het thema landbouw.

De gemeente zet zich in deze verschillende rollen in om het prachtige veenweidenlandschap te behouden en tot een toekomstbestendige landbouw te komen. De mogelijkheden van de gemeente om deze rollen verder in te vullen liggen bij:

  • a.

    Het planologisch faciliteren van de geschetste doelen uit dit hoofdstuk welke binnen de genoemde inhoudelijke thema’s nader worden uitgewerkt in beleidsregels;

  • b.

    Experimenten en projecten die gericht zijn op adaptieve landbouw en het behoud van het veenweidelandschap te ondersteunen door hier actief menskracht voor ter beschikking te stellen;

  • c.

    Het bevorderen van extra middelen vanuit provincie en rijksoverheid om de toekomstbestendigheid van de landbouw te bevorderen en het iconische landschap te behouden. Dit wordt nader onderzocht en kan ook verlopen via het subsidieprogramma LEADER.

13.3 Concrete uitvoering

In de verschillende rollen die de gemeente Krimpenerwaard aanneemt (zie 13.2 Rol van de gemeente Krimpenerwaard), worden de maatregelen uitgevoerd die in dit omgevingsprogramma Landbouw zijn voorzien. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen die op korte termijn (< 1 jaar) worden uitgevoerd, op de middellange termijn (1-4 jaar) en de lange termijn (5-7 jaar).

De gemeente Krimpenerwaard geeft in de omgevingsvisie visie en ambitie voor de toekomst als inspirator . De hieronder genoemde maatregelen hebben betrekking op de herziening van deze visie. Deze herziening vindt plaats op middellange termijn (binnen 1-4 jaar).

In het kader van dit omgevingsprogramma wordt deze rol als volgt ingevuld.

  • 1. In de herziening van de omgevingsvisie krijgt de landbouw meer aandacht (algemeen).

  • 2. Gebieden die in de omgevingsvisie zijn aangewezen voor recreatie, worden breder getrokken over de hele Krimpenerwaard, in ieder geval als het gaat over recreatieve nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven (Hoofdstuk 7 Thema 3: Agrarische nevenactiviteiten).

In de rol van rechtmatige stelt de gemeente Krimpenerwaard regels op of bij om de gestelde doelen in dit omgevingsprogramma vast te leggen. De gemeente is bezig met het opstellen van een gebiedsdekkend omgevingsplan. Voor het buitengebied en in het bijzonder gericht op de landbouw, worden in het omgevingsplan de hierna genoemde punten meegenomen. Deze wijzigen worden stapsgewijs in het omgevingsplan opgenomen. De eerste wijzigingen op het thema landbouw vindt naar verwachting plaats in 2026. Uiterlijk 2032 moet de gemeente Krimpenerwaard beschikken over een volwaardig gebiedsdekkend omgevingsplan. Daarin zullen alle onderstaande punten in zijn opgenomen. Deze wijziging vindt daarom dan ook stapsgewijs plaats, deels op korte, deels op midddellange en deels op lange termijn:

  • 3. Bij de wijziging van het omgevingsplan hebben we aandacht voor het vereenvoudigen van regels voor het aanleggen van kavelpaden, dammen, schuilstallen en mesttransportleidingen, hiervoor wachten we het landelijk onderzoek hiernaar af (Hoofdstuk 5 Thema 1: Grondgebruik).

  • 4. Nieuwvestiging van intensieve veehouderijen sluiten we uit conform provinciaal beleid (Hoofdstuk 5 Thema 1: Grondgebruik).

  • 5. Zolang er landelijk geen definitie is voor grondgebondenheid, wordt ter indicatie maximaal 2,3 gve/ha aangehouden als gesproken wordt over grondgebondenheid; dit wordt geen verplichting maar zal wel worden gestimuleerd (Hoofdstuk 5 Thema 1: Grondgebruik).

  • 6. De regeling voor het telen van ruwvoedergewassen harmoniseren (Hoofdstuk 5 Thema 1: Grondgebruik).

  • 7. Begrip voor bouwvlak voor agrarische bedrijven wordt aangepast naar agrarisch bouwperceel conform definitie provincie en op de juiste manier weergeven als werkingsgebied in ‘regels op de kaart’ (Hoofdstuk 6 Thema 2: Het agrarisch bouwperceel).

  • 8. De voorwaarden voor vergroting van het agrarisch bouwperceel worden geharmoniseerd en in lijn gebracht met de uitgangspunten van de provincie. Hierbij wordt een maximum van 2 hectare agrarisch bouwperceel gehanteerd, dit is (door de andere definitie die de provincie hanteert) vergelijkbaar met het huidige maximum van 1,5 hectare voor een bouwvlak. Hierbij is het uitgangspunt dat bestaande rechten niet worden ingeperkt. De vergroting van het agrarisch bouwperceel wordt een collegebevoegdheid door middel van het nemen van een delegatiebesluit. Het doel hiervan is eenduidigheid in de hele gemeente Krimpenerwaard en versnelling van procedures. (Hoofdstuk 6 Thema 2: Het agrarisch bouwperceel).

  • 9. Gemeente Krimpenerwaard staat niet afwijzend tegen extra vergroting tot 2,5 hectare, echter dit betreft maatwerk en is niet op alle locaties en bij alle bedrijven toegestaan. Ook is dit alleen mogelijk bij verbredingsactiviteiten om binnen de kaders van de provincie te blijven (Hoofdstuk 6 Thema 2: Het agrarisch bouwperceel).

  • 10. De mogelijkheden voor agrarische nevenactiviteiten en de daarbij behorende voorwaarden worden geharmoniseerd en opgenomen in het omgevingsplan als direct toegestaan onder voorwaarden en/of in de vorm van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit (Hoofdstuk 7 Thema 3: Agrarische nevenactiviteiten).

  • 11. Mogelijkheden voor verruiming en/of meer maatwerk voor kampeerterreinen (meer kampeerplaatsen en/of jaarrond open) en voor het vestigen van een B&B en recreatiewoning worden verkend (Hoofdstuk 7 Thema 3: Agrarische nevenactiviteiten).

  • 12. Mogelijkheden voor verruiming van de voorwaarde in sommige gebieden dat nevenactiviteiten gekoppeld zijn aan een maximum oppervlak worden verkend, waarbij tevens wordt gekeken of het maximum oppervlak niet plaats moet maken voor een maximum deel van het inkomen (Hoofdstuk 7 Thema 3: Agrarische nevenactiviteiten).

  • 1 3. We gaan flexibel om met regelgeving bij pilotprojecten (Hoofdstuk 9 Thema 5: Innovatie).

  • 14. Als de maximale ashoogte van kleine windmolens wordt verhoogd door de provincie, zal de gemeenteraad van Krimpenerwaard afwegen of wij hierin meegaan; zo ja dan zal dat verwerkt worden in het BOPA-beleid en/of omgevingsplan (Hoofdstuk 10 Thema 6: Energietransitie).

  • 15. Het Krimpenerwaards kookboek krijgt een plek in het omgevingsplan (al dan niet met een dynamische verwijzing) om landschappelijke, (cultuur)historische en natuurlijke waarden te borgen (Hoofdstuk 11 Thema 7: Agrarisch natuur- en landschapsbeheer).

  • 16. We verwerken het BOPA-beleid in het omgevingsplan (al dan niet met een dynamische verwijzing) (algemeen).

Daarnaast zet de gemeente Krimpenerwaard zich in als netwerker en partner en gaat in gesprek met andere partijen om standpunten uit te dragen en om te verbinden. Hierin komt ook de rol van beheerder terug, omdat deze maatregelen gericht zijn op een goede kwaliteit van de leefomgeving. Deels worden deze maatregelen al uitgevoerd en deels kunnen ze snel opgepakt worden. Deze maatregelen worden dan ook op korte termijn (binnen 1 jaar) uitgevoerd. Concreet gaat dit over de volgende punten:

  • 17. De gemeente onderhoudt korte lijnen met de provincie met betrekking tot het onderzoek naar de effecten van mestvergisting (Hoofdstuk 8 Thema 4: Circulair gebruik afvalstoffen).

  • 18. Er wordt blijvend gelobbyd richting de provincie voor het ‘teruggeven’ van ‘witte gronden’ aan agrariërs (Hoofdstuk 5 Thema 1: Grondgebruik, Hoofdstuk 11 Thema 7: Agrarisch natuur- en landschapsbeheer).

  • 19. Gemeente Krimpenerwaard draagt uit dat zij zon op dak prevaleert boven zon op veld (Hoofdstuk 10 Thema 6: Energietransitie).

  • 20. Er wordt ingezet op het verkrijgen van (meer) subsidies voor agrarisch natuurbeheer om er een verdienmodel van te kunnen maken (Hoofdstuk 11 Thema 7: Agrarisch natuur- en landschapsbeheer).

  • 21. Er wordt ingezet op het behoud van landbouwgrond voor de landbouw (Hoofdstuk 11 Thema 7: Agrarisch natuur- en landschapsbeheer).

  • 22. De gemeente blijft het gesprek aangaan met de beheerders van het NNN gebied over het onderhoud van de natuurgronden, ook na realisatie en inrichting in 2026 (Hoofdstuk 11 Thema 7: Agrarisch natuur- en landschapsbeheer).

Als integrator en partner brengt gemeente Krimpenerwaard kennis en middelen bij elkaar en zet in op kennisdeling. Ook hiervoor geldt dat dit maatregelen zijn die ofwel al worden uitgevoerd ofwel snel kunnen worden opgepakt. Ook deze maatregelen worden dan ook op korte termijn (binnen 1 jaar) uitgevoerd. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • 23. Er wordt gezocht naar manieren die de gemeente kan inzetten om (kleine) agrarische bedrijven slagkracht te geven om grond aan te schaffen van stoppende agrariërs (Hoofdstuk 5 Thema 1: Grondgebruik).

  • 24. De gemeente Krimpenerwaard is trots op de haar agrarische ondernemers en de voedselvoorzienig waar zij in voorzien. Door actief te zoeken naar middelen en financiering voor educatie en voorlichting worden bijvoorbeeld scholen gestimuleerd lokale (agrarische) bedrijven te bezoeken en de trots op de regio te delen (Hoofdstuk 7 Thema 3: Agrarische nevenactiviteiten

  • 25. Er wordt een agrarisch loket ingesteld, voor korte lijntjes richting de gemeente. De gemeente gebruikt dit ook voor het delen van kennis en het verbinden van partijen en overheden met elkaar (Hoofdstuk 9 Thema 5: Innovatie).

  • 26. Gemeente Krimpenerwaard denkt actief mee in de mogelijkheden voor onderzoek naar innovatieve ontwikkelingen, zowel in middelen als in financiering (Hoofdstuk 9 Thema 5: Innovatie).

  • 27. We continueren de ondersteuning van innovatieve ideeën en projecten, zoals bijvoorbeeld proeftuin Trots op Krimpenerwaard (Hoofdstuk 9 Thema 5: Innovatie).

13.4 Planning

Nr.

Maatregel

< 1 jaar

1-4 jaar

5-7 jaar

1 en 2

Herziening omgevingsvisie op thema landbouw en de nevenactiviteit recreatie.

X

X

 

3

N.a.v. onderzoek vereenvoudiging regels kavelpaden etc.

 

X

X

4

Nieuwvestiging intensieve veehouderijen uitsluiten.

X

 
 

5

Definitie grondgebondenheid opnemen in omgevingsplan.

X

 
 

6

Regeling telen ruwvoedergewassen harmoniseren.

X

X

 

7

‘Bouwvlak’ aanpassen naar ‘agrarisch bouwperceel’.

X

X

X

8

Voorwaarden vergroten agrarisch bouwperceel harmoniseren.

X

X

X

9 en 13

Maatwerk toepassen en flexibel omgaan bij pilotprojecten.

X

X

X

10, 11 en 12

Regeling agrarische nevenactiviteiten herzien en harmoniseren.

X

 
 

14

Ashoogte kleine windmolens herzien bij wijziging provinciaal beleid.

X

X

X

15

Krimpenerwaards kookboek opnemen in omgevingsplan.

X

 
 

16

BOPA-beleid opnemen in omgevingsplan.

X

X

X

17

Korte lijnen met provincie m.b.t. onderzoek naar mestvergisting.

X

 
 

18

Blijvend lobbyen richting provincie voor ‘teruggeven’ van ‘witte gronden’.

X

X

 

19

Uitdragen dat we zon op dak prevaleren boven zon op veld.

X

X

 

20

Inzet op verkrijgen betere vergoedingen voor agrarisch natuurbeheer.

X

X

 

21

Inzet op behoud landbouwgrond voor de landbouw.

X

X

 

22

Ook na realisatie NNN gebied in gesprek blijven met beheerders.

X

X

X

23

Manieren onderzoeken om (kleine) agrarische bedrijven meer slagkracht te geven.

X

X

 

24

Actief zoeken naar middelen en financiering voor educatie en voorlichting over landbouw.

X

X

X

25

Instellen agrarisch loket.

X

 
 

26

Actief meedenken in mogelijkheden voor onderzoek naar innovatieve ontwikkelingen.

X

X

X

27

Continueren ondersteuning innovatieve ideeën en projecten.

X

X

X

Bijlage 1 Handelingsperspectief

Inleiding

De agrariër staat in 2040 met beide benen midden in het Krimpenerwaardse veen. Onze inwoners, agrariërs en recreanten waarderen dit landschap hoog. Prachtige luchten, waterrijk, groen, rust en ruimte. Dat willen we beschermen en versterken. In dit landschap is de landbouw een belangrijke speler. De agrarische ondernemers onderhouden mede het landschap en de natuur, dit kan mede doordat zij economisch perspectief hebben. Ze is een belangrijke economische pijler voor de Krimpenerwaard en heeft een belangrijke bijdrage in de voedselzekerheid van onze gemeente en Nederland. De waarde van de landbouw voor de gemeente Krimpenerwaard zit ook in het samen oplossen van maatschappelijke opgaven die op ons afkomen en het beheer van ons landschappelijk kapitaal. Wij willen, samen met de sector, komen tot een integraal beeld van onze landbouw. Dat integraal beeld hebben we daarom verankerd in drie waarden:

  • a.

    Ondernemend

  • b.

    Duurzaam

  • c.

    Vitaal

1.1 Handelingsperspectief: Ondernemend

De landbouw is van belang voor de lokale economie en de werkgelegenheid. Tegelijkertijd wordt de landbouw met een veelheid aan ontwikkelingen geconfronteerd waar in de bedrijfsvoering rekening mee gehouden moet worden. Denk aan de eisen die op het gebied van milieu, biodiversiteit en dierenwelzijn worden gesteld. Innovatie speelt een belangrijke rol om in te kunnen spelen op deze opgaven. De agrariër moet meegaan met de tijd om een renderende en duurzame bedrijfsvoering te kunnen blijven voeren. Dit stelt hoge eisen aan het ondernemerschap. Het is in hoofdzaak de ondernemer die de koers van zijn bedrijf bepaalt. Een koers die verschillende accenten en richtingen kent. Hiervoor heeft het college van B&W doelen geformuleerd, die nadere uitwerking hebben gekregen in ‘Toekomstperspectief Krimpenerwaard’ – Vitaal buitengebied:

  • Krimpenerwaard is en blijft een mooi agrarisch landschap, met een groot areaal aan rijke, waterafhankelijke natuur.

  • Boeren zijn (mede) beheerders van dit landschap: ze leveren als een onderdeel van hun bedrijfsvoering diensten voor bodem, groen, water en energieopwekking. Dit draagt sterk bij aan behoud, ontwikkeling en stabiel beheer van het landschap.

  • De natuur is deels ‘puur natuur’, deels toegankelijk voor recreatief gebruik. Dit recreatief gebruik, ook door bezoekers van buiten Krimpenerwaard wordt sterk gestimuleerd: het draagt bij aan een gezonde levensstijl én aan alternatieve verdienmodellen voor de landbouw, onder andere op het gebied van recreatie, energie en zorg.

  • We bieden ruimte voor uitbreiding van nevenactiviteiten van landbouwbedrijven als bron voor extra inkomsten. Het landschap van Krimpenerwaard wordt omringd door stedelijke gebieden. Voor veel mensen biedt dat kansen om te ontspannen in het buitengebied van Krimpenerwaard. Een breed recreatief aanbod kan inwoners, kernen en het buitengebied sterker met elkaar verbinden en inwoners van Krimpenerwaard en daarbuiten kunnen genieten van de maatschappelijke waarde van het buitengebied. Zorgvoorzieningen kunnen de gezondheid ondersteunen.

Hierbij werken we drie items nader uit:

  • a.

    voldoende (experimenteer)ruimte;

  • b.

    nevenactiviteiten als verdienmodel;

  • c.

    naar grondgebondenheid en kringlooplandbouw.

a. Voldoende (experimenteer)ruimte

De landbouw in de Krimpenerwaard kent geen uniforme ontwikkelingsrichting. De toekomst van een agrarisch bedrijf wordt bepaald door een samenspel van factoren zoals de ambitie van de ondernemer, de bedrijfsstructuur en de heersende marktomstandigheden. Om de sector toekomstbestendig te maken, is het van groot belang ruimte te bieden voor innovatie en experimenten.Agrariërs hebben bovendien te maken met complexe regelgeving, beleidskaders en externe invloeden die hun bedrijfsvoering direct raken. Tegelijkertijd staan de marges in de sector onder druk, wat vraagt om een grotere mate van wendbaarheid en het verkennen van nieuwe verdienmodellen. Daarom is het essentieel dat agrariërs kunnen inspelen op ontwikkelingen zoals adaptieve landbouw, waarbij natuur, landschap, recreatie en horeca als aanvullende inkomstenbronnen worden geïntegreerd. De uiteindelijke koers wordt bepaald door de ondernemer zelf—de boer staat centraal.

b. Nevenactiviteiten als verdienmodel

Een agrarisch bedrijf opereert binnen een spanningsveld van stijgende kosten en wisselende opbrengsten. Terwijl kosten deels te beheersen zijn door goed ondernemerschap, spelen externe factoren—zoals stijgende prijzen voor brandstof en mest—een steeds grotere rol. Aan de opbrengstenkant is de afhankelijkheid van marktprijzen groot, wat het inkomen onzeker maakt.Veel agrariërs in de Krimpenerwaard zoeken daarom aanvullende verdienmodellen, zoals dag- en verblijfsrecreatie op hun erf. Ook het vermarkten van streekproducten met een duidelijke lokale identiteit biedt kansen om meerwaarde te creëren. Succesvol inzetten op deze nevenactiviteiten vraagt meer dan alleen ondernemerschap: het vereist ook initiatief, creativiteit en samenwerking met andere partijen in de regio.

c. Naar grondgebondenheid en kringlooplandbouw

De landbouw vervult een sleutelrol in de zuivelproductie, het lokale landschap en de economie van de Krimpenerwaard. Het is daarom van groot belang dat deze sector niet alleen behouden blijft, maar ook kan blijven ontwikkelen. Duurzame ontwikkeling betekent in dit verband de overgang naar een landbouw die sterker is verankerd in de omgeving: grondgebonden, circulair en in balans met natuur en milieu.Deze beweging richting kringlooplandbouw draagt bij aan een veerkrachtige sector en sluit aan bij bredere maatschappelijke waarden zoals duurzaamheid en vitaliteit, waar in het vervolg verder op wordt ingegaan.

Concreet betekent dit dat….

  • a.

    we bestaande bedrijven de ruimte bieden om zich als toekomstbestendig bedrijf verder te ontwikkelen. Waar dit kan, zal de gemeente de ondernemersruimte zoveel mogelijk faciliteren, bijvoorbeeld op planologisch vlak. Concrete kaders voor het geven van extra ruimte worden gegeven in dit omgevingsprogramma.

  • b.

    de gemeente ook kaders stelt, die randvoorwaarden koppelen aan ondernemen. De waarden (ondernemend, duurzaam, vitaal) laten zien dat er meer nodig is dan alleen ondernemerschap. Deze kaders stellen we samen met de samenleving op, zoals in het geval van de omgevingsvisie, maar ook bij dit handelingsperspectief dat met inbreng van belangenorganisaties en andere participanten tot stand verder tot stand zal komen. De kaders zijn opgesteld met oog voor de opgaven die spelen, maar ook voor de dagelijkse praktijk, zodat de kaders werkbaar blijven.

  • c.

    we innovaties, proeftuinen, experimenten en onderzoeken blijven stimuleren die leiden tot vernieuwing, toekomstbestendigheid en een aantrekkelijk landschap;

  • d.

    we nieuwvestiging alleen toestaan aan grondgebonden bedrijven die een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteiten van het Krimpenerwaardse landschap, conform het Krimpenerwaards Kookboek.

1.2 Handelingsperspectief: Duurzaam

De landbouwsector draagt circa 11% bij aan de gezondheidseffecten die voortkomen uit binnenlandse emissiebronnen. Deze bijdrage is grotendeels toe te schrijven aan de uitstoot van fijnstof, zowel primair als secundair. Primair fijnstof ontstaat direct uit landbouwactiviteiten, met name uit de pluimveehouderij. Secundair fijnstof ontstaat onder andere door de uitstoot van ammoniak, die vrijkomt bij mesttoepassing en uit stallen.

Naast de impact op de luchtkwaliteit en volksgezondheid speelt ammoniak ook een grote rol in de stikstofdepositie in nabijgelegen natuurgebieden. Dit onderstreept de nauwe samenhang tussen het landelijke stikstofbeleid en de doelstellingen van het Schone Lucht Akkoord (SLA). Binnen dit akkoord is afgesproken om de negatieve gezondheidseffecten van landbouwemissies in 2030 met 37% te verminderen ten opzichte van het niveau in 2016. De gemeente Krimpenerwaard is op dit moment niet aangewezen als aandachtsgebied in het kader van luchtkwaliteit, en wil dat graag zo houden.

De gemeente wil inzetten op een extensievere, adaptieve en toekomstbestendige landbouw en daarvoor de agrarische ondernemer de ruimte bieden, zonder daarin de belangen van anderen, bijvoorbeeld omwonenden, onevenredig te schaden.

Daarvoor zijn de collegedoelen betreffende de agrarische sector, klimaat- en energiedoelen, biodiversiteit en bodemdaling nader uitgewerkt. Deze doelen zijn nader uitgewerkt in het Toekomstperspectief Krimpenerwaard:

  • We blijven eendrachtig op zoek naar ontwikkelkansen en ontwikkelruimte voor agrarische bedrijven. Als voortzetting van het project Proeftuin Krimpenerwaard zetten we in op technieken en sociaal-economische begeleiding (à la Mijn Koers) om tot toekomstbestendige landbouw te komen.

  • Er zijn - stapsgewijs - maatregelen nodig om bodemdaling en CO2 -uitstoot uit veen tegen te gaan, zoals waterinfiltratiesystemen (WIS) en/of toepassing van klei-in-veen en grondwaterstandsverhoging als deze maatregelen niet afdoende zijn. Aanpassingen aan het landgebruik en het waterbeheer optimaliseren het effect van de bodemmaatregelen en leveren een bijdrage aan het duurzaam maken van de landbouw.

  • We besteden veel aandacht aan de duurzaamheid van de nieuwe bedrijfslocaties, op het gebied van ruimtegebruik, duurzaamheid (o.a. energietransitie) en klimaatadaptatie. Hierbij werken we drie items nader uit die een directe relatie hebben met duurzame ontwikkeling van onze landbouw:

  • a.

    Bodem, water en klimaat

  • b.

    Verhogen biodiversiteit

  • c.

    Energietransitie en kringlooplandbouw als verdienmodel

a. Bodem, water en klimaat

Het agrarisch gebied in de Krimpenerwaard wordt gezien als een landschap waarin landbouw en natuur elkaar versterken en vloeiend in elkaar overlopen. Toekomstbestendige landbouw hoeft niet per se natuurinclusief of biologisch te zijn, maar richt zich wél op het verbeteren van de bodemkwaliteit en het bereiken van een gezonde balans in de waterhuishouding, zowel voor landbouw als natuur. Deze aanpak beoogt ook positieve effecten op het leefgebied van weidevogels in het veenweidegebied. Een evenwichtige omgang met bodem en water draagt bij aan het beperken van bodemdaling, het terugdringen van CO₂-uitstoot en het voorkomen van nutriëntenuitspoeling. De draagkracht van veengrond—voor zowel landbouwvoertuigen als beweiding—is nauw verbonden met de bodemstructuur en het grondwaterpeil. Het verbeteren van bodem- en waterkwaliteit is dan ook een essentiële voorwaarde voor een duurzame landbouwsector.

De klimaatopgaven in het landelijk gebied van de Krimpenerwaard zijn nauw verweven met bodemdaling en het grondwaterbeheer. Uitdagingen als CO₂-uitstoot door veenoxidatie en het verminderde waterbergend vermogen van de bodem vragen om gerichte actie. De agrarische sector speelt hierin een sleutelrol, in samenwerking met het waterschap en de provincie.

De gemeente ondersteunt agrarisch ondernemers bij het zoeken naar innovatieve oplossingen, bijvoorbeeld via experimenten zoals het toepassen van een waterinfiltratiesysteem (WIS). Tegelijkertijd hanteert de gemeente een terughoudend beleid als het gaat om het toestaan van nieuw verhard oppervlak in het buitengebied dat is aangesloten op het rioolstelsel, of om afvoer van hemelwater via het riool toe te staan. Deze maatregelen zijn bedoeld om de belasting van het watersysteem te beperken en duurzame oplossingen te stimuleren.

Concreet betekent dit dat…

  • a.

    wij experimenten en innovaties steunen die bodemdaling tegengaan en een verbetering van de grondwaterstand bewerkstelligen.

  • b.

    we experimenten en projecten ondersteunen die een verbetering van de bodem- en waterkwaliteit en grondwaterstand teweeg brengen. Dit doen we in afstemming met het Hoogheemraadschap en de provincie Zuid-Holland onder andere in gesprek en lobbytrajecten als het Zuid-Hollands Programma Landelijk Gebied.

b. Verhogen biodiversiteit

De biodiversiteit in Nederland staat al geruime tijd onder druk. Ook in de Krimpenerwaard is dit merkbaar. Circulaire en biologische landbouw kunnen een positieve bijdrage leveren aan herstel van biodiversiteit, maar vooral agrarisch natuurbeheer speelt in dit gebied een cruciale rol. Het is dan ook een positieve ontwikkeling dat steeds meer agrarische ondernemers zich inzetten voor deze vorm van beheer.

De verantwoordelijkheid voor het stimuleren van agrarisch natuurbeheer ligt primair bij de agrariër zelf, in samenwerking met de provincie, die hiervoor het beleid en de middelen in handen heeft. De gemeente ondersteunt en stimuleert initiatieven die bijdragen aan het versterken van de biodiversiteit in het buitengebied. Denk daarbij aan het (op vrijwillige basis) behoud, aanleg en beheer van kruidenrijke graslanden, het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en het beschermen van leefgebieden van weidevogels en insecten.

Tegelijkertijd wordt de biodiversiteit bedreigd door invasieve exoten, zoals de rivierkreeft. Deze soort veroorzaakt schade aan waterkanten, ondermijnt oevers en verstoort de ecologische balans in sloten en plassen. Het effectief terugdringen van dergelijke exoten vraagt om een gebiedsgerichte aanpak en samenwerking tussen agrariërs, waterschap, provincie en natuurorganisaties.

Ook op Europees niveau wordt gewerkt aan biodiversiteitsherstel. Binnen het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) worden sinds 2023 extra subsidies verstrekt voor agrarisch natuurbeheer (ANLb) en ecoregelingen. Deze financiële ondersteuning biedt agrariërs extra kansen om hun bedrijfsvoering te combineren met zorg voor natuur en landschap.

Concreet betekent dit dat…

  • a.

    bij nieuwe ontwikkelingen, zowel agrarische als andere, niet alleen landschappelijke inpassing wordt gevraagd, maar ook verwacht wordt dat een diversiteit aan inheemse beplanting wordt gebruikt. Voorbeelden van toepassingen worden gegeven in het ‘Kookboek’ Krimpenerwaard.

  • b.

    de gemeente gaat onderzoeken of extra middelen ingezet kunnen worden voor het stimuleren van streekeigen beplanting als landschappelijke inpassing wordt vereist, bijvoorbeeld via een LEADER subsidieaanvraag.

  • c.

    vanwege gewenste extensivering geen landbouwgrond meer wordt getransformeerd naar natuur maar eerder wordt gekeken natuurgronden landbouw inclusief te maken;

  • d.

    de gemeente zich inzet voor exotenbestrijding ten behoeve van biodiversiteit en het beheersbaar houden van negatieve gevolgen van invasieve exoten voor de agrarische sector.

c. Energietransitie en kringlooplandbouw als verdienmodel

Voor het onderwerp energie geldt dat voor sommige deelonderwerpen nader beleid is uitgewerkt, namelijk RES 1.0, Programma Zon op veld, Omgevingsprogramma Warmtetransitie en het omgevingsprogramma Zon op dak is in de maak. We beperken ons in deze paragraaf tot energievraagstukken in relatie tot een verdienmodel voor agrariërs. Hiervoor gelden de volgende beleidslijn:

  • we kiezen er voor om ruimte te geven aan onze agrarische ondernemingen: ruimte om te ondernemen en bedrijven duurzaam door te ontwikkelen, die bijdragen aan een vitaal Krimpenerwaard. Dit dient te resulteren in een landbouw met een goed verdienmodel.

In de visie ‘Landbouw, Natuur en Voedsel: Waardevol en Verbonden’ pleit het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voor een overgang naar kringlooplandbouw. Deze vorm van landbouw – ook wel circulaire landbouw genoemd – richt zich op het minimaliseren van afval en emissies, en het optimaal benutten van grondstoffen en eindproducten met zo min mogelijk verliezen. Deze visie wordt ook op Europees niveau breed ondersteund.

Een belangrijke voorwaarde voor een duurzame kringlooplandbouw is dat meststoffen zo lokaal mogelijk worden geproduceerd én benut. Dat vraagt om een evenwichtige afstemming tussen de beschikbaarheid en de behoefte aan natuurlijke mest binnen een gebied. Grootschalige transportbewegingen van mest passen niet binnen het principe van een gesloten, lokale kringloop.

Tegelijkertijd roept de vestiging van niet-grondgebonden veehouderijen landschappelijke en ruimtelijke bezwaren op, zeker in een karakteristiek veenweidelandschap als dat van de Krimpenerwaard. Op de langere termijn kan de voortzettende schaalvergroting binnen de sector, in combinatie met een dalend aantal agrarische bedrijven en een relatief stabiel areaal veenweidegrond, nieuwe kansen bieden. Denk aan grotere, extensieve bedrijven met gemengde bedrijfsvoering, waarin zowel de productie als het gebruik van meststoffen binnen één bedrijf plaatsvindt.

De gemeente Krimpenerwaard onderzoekt hoe een duurzame balans tussen mestproductie en mestbehoefte gerealiseerd kan worden. Daarnaast biedt de gemeente ruimte voor innovatieve praktijkproeven en bedrijfsmodellen die schaalvergroting combineren met extensivering en een circulaire werkwijze. Doel is om kringlopen op bedrijfsniveau te sluiten, waarbij de agrarische bedrijfsvoering toekomstbestendig én landschappelijk inpasbaar blijft.

Concreet betekent dit dat…

  • a.

    agrarische bedrijven die inzetten op circulariteit en verduurzaming actief ondersteunt worden, onder andere door planologische ruimte te blijven bieden voor hun verdere ontwikkeling. Dit geldt bijvoorbeeld voor initiatieven op het gebied van de energietransitie.

  • b.

    Nieuwvestiging wordt uitsluitend toegestaan voor toekomstbestendige, grondgebonden bedrijven die aantoonbaar bijdragen aan de landschappelijke en ecologische kwaliteiten van de Krimpenerwaard.

  • c.

    bestaande agrarische bedrijven krijgen ontwikkelruimte, mits zij bijdragen aan het verlagen van de uitstoot van schadelijke stoffen, het verminderen van het gebruik van grondstoffen en energie, of het verbeteren van dierenwelzijn.

  • d.

    samen met de sector werken we aan een betere balans in mestproductie en -gebruik. Tegelijkertijd onderzoekt de gemeente vernieuwende experimenten rondom mestverwerking, zoals mestvergisting, om de kringloop lokaal te sluiten.

  • e.

    duurzame energieopwekking op agrarische bedrijven wordt gestimuleert, bijvoorbeeld door het plaatsen van zonnepanelen op bedrijfsdaken. Daarnaast onderzoekt de gemeente verbreding van de mogelijkheden van kleine windmolens, zoals vastgelegd in het door de gemeenteraad vastgestelde BOPA-beleid. Dit beleid wordt periodiek geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.

1.3 Handelingsperspectief: Vitaal

Dat Krimpenerwaard een vitale gemeente is, wordt bewezen door de levende dorpsgemeenschappen, de bedrijvigheid en de toeristen die ons weten te vinden. Het aantrekkelijke veenweidelandschap draagt daar aan bij. Dat aantrekkelijke landschap willen we graag behouden en versterken. De agrarische sector speelt daarin, als beheerder met het grootste areaal, een cruciale rol. Tegelijkertijd verandert het landschap voortdurend als gevolg van allerlei ontwikkelingen die zich in dat landschap voordoen. Dat betreft ontwikkeling van de agrarische sector, maar ook andere ontwikkelingen, zoals de recreatie en functies die ontstaan als agrarische bedrijven stoppen. In dat laatste geval ontstaat zogenoemde Vrijkomende Agrarische Bebouwing, kortweg VAB genoemd. Ook zien we dat het agrarische areaal in de loop der jaren kleiner is geworden, om plaats te maken voor onder meer woningbouw, infrastructuur en voorzieningen. We kunnen en willen ontwikkelingen in het agrarisch veenweidegebied niet stop zetten. Tegelijkertijd willen we ons landschap koesteren, niet in de laatste plaats omdat dit ook economisch van groot belang is; Krimpenerwaard wil vitaal blijven voor eigen inwoners, bedrijven en recreatie. Dit vraagt om een goede balans tussen het toestaan van ontwikkelingen in het agrarisch veenweidegebied enerzijds en het behoud en versterking van ons fraaie landschap anderzijds. Dat betekent dat we voorwaarden moeten stellen aan die ontwikkelingen. Hiervoor heeft het college van B&W doelen geformuleerd, die nadere uitwerking krijgen in ‘Toekomstperspectief Krimpenerwaard’. Hierin is ook meegenomen een nadere uitwerking van het Veenweideaanpak:

  • Bekijk het buitengebied en de kernen in samenhang bij het uitbouwen van de recreatieve structuur. Het gaat bijvoorbeeld om (fiets)verbindingen tussen kernen en met omliggende steden en het versterken van het aanbod aan horeca. De inzet is het stimuleren van vormen van recreatie die passen bij de ruimte en rust in Krimpenerwaard;

  • Krimpenerwaard is en blijft een mooi agrarisch landschap, met een groot areaal aan rijke, waterafhankelijke natuur;

  • Boeren zijn (mede) beheerders van dit landschap: ze leveren als een onderdeel van hun bedrijfsvoering diensten voor bodem, groen, water en energieopwekking. Dit draagt sterk bij aan behoud, ontwikkeling en stabiel beheer van het landschap.

We werken drie thema’s nader uit:

  • a.

    Recreatieve verbindingen en verkeersveiligheid in het buitengebied;

  • b.

    Vitaal landschap te midden van levendige dorpen;

  • c.

    De agrariër als beheerder van het veenweidelandschap.

a. Recreatieve verbindingen en verkeersveiligheid

in het buitengebiedSchaalvergroting in de landbouw heeft voor een toenemend gebruik van zware machines gezorgd. Het wegennet is daar niet altijd geschikt voor, terwijl het aantal fietsers in de afgelopen jaren fors is toegenomen. Het landbouwroutenetwerk en het fietsnetwerk is sterk verweven en soms letterlijk één en dat levert knelpunten op in het verkeer. Ook het frequente onderhoud in verband met bodemdalingen en het beheer van bermen en streekeigen beplanting (knotwilgen) speelt hierbij een rol. Verbetering van de verkeersveiligheid is een belangrijk aandachtspunt bij het toestaan van nieuw ontwikkelingen en vraagt om creatieve oplossingen in het gebruik van bestaande voorzieningen.

Concreet betekent dit dat…

  • a.

    we verkeersveiligheid nadrukkelijk betrekken hij de afweging om nieuwe ontwikkelingen in de landbouw toe te staan;

  • b.

    we bij dergelijke afwegingen het landbouwroutenetwerk en het fietsnetwerk waar mogelijk scheiden;

  • c.

    we het gebruik van innovatieve technieken (sleepslangen, buizen en licht materiaal) ten behoeve van agrarisch transport stimuleren.

b. Vitaal landschap te midden van levendige dorpen

Het vraagstuk om te komen tot een toekomstbestendige en vitale landbouw in de Krimpenerwaard heeft veel facetten in zich. Het betreft naast landschap, bodem en landgebruik ook factoren als: economie, ruimtelijke ordening, beeldkwaliteit, woningbouw en bedrijfsontwikkeling. Kortom vitaliteit bereik je alleen als aan alle knoppen wordt gedraaid, welke invloed hebben op de economische ontwikkeling en het vestigingsklimaat van de Krimpenerwaard. Het vraagstuk wordt aangevlogen vanuit het agrarisch perspectief, tegelijk de integraliteit en afstemming opzoekend vanuit de kerngedachte de agrarische ondernemers perspectief te bieden.

Concreet betekent dit dat….

  • a.

    nieuwe agrarische nevenfuncties geen belemmering mogen opleveren voor omliggende agrarische bedrijven;

  • b.

    bij de zoektocht naar nieuwe functies we maatwerk willen bieden en gebruik maken van en inspelen op de mogelijkheden en kansen van de locatie; conform onze omgevingsvisie (2021).

  • c.

    we experimenteerruimte blijven bieden aan agrarische ondernemers en aan projecten, zo mogelijk in randen rondom kernen, die het mogelijk maakt dat onze inwoners en met name de jeugd meer in aanraking komt met het proces van zuivelproductie (educatie, recreatie, beleving, zorg). We onderzoeken hoe we dit vervolgens vorm kunnen geven in regels in het omgevingsplan.

c. De agrariër als beheerder van het cultuurlandschap

Een vitaal agrarisch landschap is alleen mogelijk als de agrariër er ook zijn boterham in of aan kan verdienen. Het behoud van het karakteristieke veenweidelandschap is het uitgangspunt. De economische dragers van dit landschap zijn onze agrariërs.

Concreet betekent dit dat….

  • a.

    nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied alleen mogelijk zijn als de kenmerken van het Krimpenerwaard landschap zorgvuldig worden ingepast;

  • b.

    we niet alleen landschappelijke inpassing vragen, maar ook eisen stellen aan de situering van nieuwe bebouwing en het streekeigen plantassortiment dat bijdraagt aan de biodiversiteit.;

  • c.

    we het Krimpenerwaards Kookboek actiever gaan gebruiken bij toetsing van plannen, en dit ‘kookboek’ ook gaan vaststellen.

  • d.

    de afname van het aantal agrarische bedrijven is een landelijke trend die de afgelopen decennia ook het aantal agrarische bedrijven in Krimpenerwaard heeft doen verminderen. Het is waarschijnlijk dat die trend verder zal doorzetten, hoewel niet is te voorspellen of die zich versterkt of juist afneemt. In ieder geval betekent dit dat er voortdurend agrariërs zijn die stoppen met hun bedrijfsvoering. Wij werken mee aan nieuwe functies op het bouwvlak onder een aantal voorwaarden.

Bijlage 2 Agrarische nevenactiviteiten

Inleiding

Ter verkenning van de bestaande mogelijkheden voor agrarische nevenactiviteiten, zijn de mogelijkheden die de vijf grootste bestemmingsplannen geven geraadpleegd. Dit gaat om de bestemmingsplannen:

De vergelijking is opgedeeld in drie delen:

  • a.

    Direct toegestane nevenactiviteiten

  • b.

    Met binnenplanse afwijking toegestane nevenactiviteiten

  • c.

    Wijzigingsbevoegdheid voor het toestaan van nevenactiviteiten

a. direct toegestane activiteiten

Onder voorwaarden direct toegestaan als nevenactiviteit

Geldt in de voormalige gemeentes

1. ambachtelijke bewerking en opslag van agrarische producten

Bergambacht, Vlist

2. opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet agrarische goederen, alsmede opslag voor internetverkoop (aanvullend in Nederlek: Onder internetverkoop wordt verstaan verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (evt. per post) bij de klant worden thuis bezorgd)

Bergambacht, Vlist, Nederlek, Ouderkerk

3. (logies en) bed & breakfast in het hoofdgebouw (aanvullend in Vlist en Nederlek en Ouderkerk: of bestaande bijgebouwen)

Bergambacht, Vlist, Nederlek, Ouderkerk

4. agrarische dagrecreatie (aanvullend in Vlist en Nederlek en Ouderkerk: zoals poldersport, agrarische kinderfeestjes, excursies, kinderboerderij en dergelijke, (aanvullend in Vlist en Nederlek: tevens toegestaan buiten bestaande bebouwing op aangrenzende gronden))

Bergambacht, Vlist, Nederlek, Ouderkerk

5. theeschenkerij, tot een oppervlakte van 50 m2 bvo (aanvullend in Nederlek: tevens mogelijk buiten het bouwvlak voor theetuin/terras)

Bergambacht, Vlist, Nederlek, Ouderkerk

6. hoveniersbedrijf (aanvullend in Nederlek en Ouderkerk: (advies, ontwerp/beplantingsplannen, aanleg en onderhoud van tuinen))

Bergambacht, Vlist, Nederlek, Ouderkerk

7. veehandelsbedrijf

Bergambacht, Vlist, Nederlek, Ouderkerk

8. hoefsmederij tot een oppervlakte 100 m2 bvo

Bergambacht, Vlist, Nederlek, Ouderkerk

9. kano-, roeiboot-, fluisterboot- of fietsenverhuur

Bergambacht, Vlist, Ouderkerk

10. kleinschalige camping (/ in Schoonhoven: kleinschalige kampeeractiviteiten)

Bergambacht, Nederlek, Schoonhoven, Ouderkerk

11. sanitaire voorzieningen

Vlist

12. detailhandel in / verkoop van zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten en detailhandel in agrarische streekproducten, (aanvullend in Vlist en Nederlek: zoals bij een (Groene Hart) landwinkel), waarvan tenminste 95% van de producten in het assortiment (in Vlist:) uit de Krimpenerwaard komt, / (in Nederlek en Ouderkerk:) uit het Groene Hart komt (aanvullend in Vlist en Ouderkerk: tot een verkoopvloeroppervlakte van 50 m²)

Vlist, Nederlek, Ouderkerk

13. zorglandbouw

Vlist

14. beroepsmatige activiteiten aan huis, tot een vloeroppervlakte van 50 m²

Vlist

15. naar aard en omvang met de activiteiten onder a tot en met m te vergelijken activiteiten

Vlist

16. natuur- en landschapsbeheer (aanvullend in Nederlek: (tegen vergoeding onderhouden van natuur en/of landschap), tevens mogelijk buiten het bouwvlak)

Nederlek, Ouderkek

17. ambachtelijke bewerking en opslag van agrarische producten, zoals slachterij, vlees-, zuivel- en plantaardige productverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, bierbrouwerij, en riet- en vlechtwerk, tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 van de VNG lijst

Nederlek, Ouderkerk

Onder voorwaarden dat

Geldt in de voormalige gemeentes

andere gebruik / de nevenactiviteit) in de openlucht mag plaatsvinden

Bergambacht, Nederlek

specifiek voor de kleinschalige camping (10):

a. niet meer dan 15 kampeermiddelen per bedrijfscentrum / bouwvlak worden geplaatst;

b. kampeermiddelen uitsluitend zijn toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;

c. de standplaats binnen het bouwvlak (aanvullend in Bergambacht en Nederlek en Ouderkerk: of buiten het bouwvlak, niet zijnde begrensd natuurgebied, tot een afstand van 50 m)

d. (aanvullend in Bergambacht: uitsluitend recreatief nachtverblijf is toegestaan.)

e. (aanvullend in Nederlek en Ouderkerk: uitsluitend in bestaande bebouwing binnen het bouwvlak bouwen van noodzakelijke sanitaire ruimten voor een kleinschalige camping is toegestaan.)

f. (aanvullend in Schoonhoven: permanente bewoning niet is toegestaan)

g. (aanvullend in Ouderkerk: daardoor de openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon niet onevenredig worden aangetast

h. de omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden

i. door middel van een nachtregister wordt aangetoond dat er alleen sprake is van recreatief nachtverblijf

j. buiten de genoemde periode geen kampeermiddelen aanwezig zijn)

Bergambacht, Nederlek, Schoonhoven, Ouderkerk

de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik, (in Vlist: onverminderd het bepaalde onder 5, 8, 12 en 14), niet meer mag bedragen dan 50% van de bestaande bebouwing met een maximum van 500 m2 per bouwvlak (aanvullend in Vlist: waarbij de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en 'specifieke bouwaanduiding - monument' niet meetelt) (aanvullend in Ouderkerk: met uitzondering van een kleinschalige camping)

Vlist en Ouderkerk

het volume van de bedrijfsbebouwing niet mag worden vergroot

Vlist en Ouderkerk

de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing, niet mag worden belemmerd (in Nederlek: omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden)

Vlist en Nederlek

in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden

Vlist

het parkeren op eigen terrein plaatsvindt

Vlist

maximaal 2 bedrijven op een perceel gevestigd mogen zijn

Vlist

het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele uitstraling

Vlist

de nevenactiviteit wordt uitgeoefend door de eigenaar van het perceel

Vlist

ondergeschikte horeca ten dienste van de nevenactiviteiten is toegestaan tot een oppervlakte van niet meer dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de nevenactiviteit met een maximum van 100 m²

Vlist

ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten', een theeschenkerij, als bedoeld onder 5, daarmee naar aard te vergelijken activiteiten, alsmede ondergeschikte horeca, als bedoeld onder hiervoor, niet is toegestaan

Vlist

de nevenactiviteiten vinden plaats binnen het bouwvlak

Vlist, Ouderkerk, Nederlek

de landschappelijke openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon mogen niet onevenredig worden aangetast

Nederlek

b. Met binnenplanse afwijking toegestane nevenactiviteiten

Binnenplanse afwijking voor nevenactiviteiten, onder voorwaarden

Geldt in de voormalige gemeentes

1. (agrarisch) loonbedrijf

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

2. foeragehandel

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

3. sierviskwekerij

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

4. dierenartsenpraktijk

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

5. recreatief nachtverblijf (recreatieappartementen of bed & breakfast) buiten het hoofdverblijf, in een ander gebouw binnen het agrarisch bedrijfscentra

Bergambacht, Ouderkerk

6. kampeerboerderij

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

7. overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen (aanvullend in Nederlek: toegestaan op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied) tentoonstellingsruimte, museum en sauna

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

8. (extensieve) poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

9. educatie en voorlichting

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

10. zorgboerderij (aanvullend in Bergambacht: met dagverblijf)

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

11. (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

12. commerciële dienstverlening, zoals een computerservicebedrijf, een geluidsstudio of verhuur vergader- of workshopruimte

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

13. overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

14. kinderopvang

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

15. detailhandel (in Bergambacht, Nederlek en Schoonhoven:) in zelfgemaakte, bewerkte, gekweekte of geteelde producten en detailhandel in agrarische streekproducten (aanvullend in Bergambacht en Nederlek: zoals bij een (Groene Hart) landwinkel, alsmede detailhandel in antiek en curiosa) / (in Ouderkerk:) in antiek en curiosa

Bergambacht, Nederlek, Schoonhoven, Ouderkerk

16. (gebruiksgerichte) paardenhouderij

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

17. kleinschalige camping / kampeerterrein met een standplaats voor ten hoogste 25 kampeermiddelen (aanvullend in Nederlek: in de periode van 15 maart t/m 31 oktober) met de daarbij behorende voorzieningen

Bergambacht, Vlist, Nederlek, Ouderkerk

18. andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder 1 tot en met 17 en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 van verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

19. vaste tentplaatsen op kleinschalige kampeerterreinen voor het jaarrond geplaatst houden van tentlodges

Vlist

20. Bed & Breakfast in de bedrijfswoning

Schoonhoven

21. kampeermiddelen buiten het bouwvlak

Schoonhoven

Onder voorwaarden dat:

Geldt in de voormalige gemeentes

De nevenactiviteiten vinden plaats vinnen het bouwvlak

Nederlek, Ouderkerk

de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 1 tot en met 11 (aanvullend in Ouderkerk: ook voor 16) niet meer mag bedragen dan 500 m2 per agrarisch bedrijfscentra waarbij de oppervlakte in een 'karakteristiek hoofdgebouw' en in een cultuurhistorische waardevol bijgebouw' niet meetelt

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

de gezamenlijk oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder 12 tot en met 15 (aanvullend in Bergambacht: 16) (aanvullend in Nederlek: 16 t/m 18), niet meer mag bedragen dan 100 m2 per agrarisch bedrijfscentrum waarbij de oppervlakte in een 'karakteristiek hoofdgebouw' en in een cultuurhistorische waardevol bijgebouw' niet meetelt

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijfscentrum behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd



Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

het parkeren behorende bij het andere gebruik binnen het agrarisch bedrijfscentrum op eigen terrein plaatsvindt

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten (aanvullend in Nederlek: zoals reclame-uitingen en technische installaties)

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk aan den IJssel

(alleen) detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of –geteelde producten is toegestaan

Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk

voor een kleinschalige camping, zoals bedoeld onder 17, geldt dat:

a. de standplaats uitsluitend binnen het agrarisch bedrijfscentra of buiten het agrarisch bedrijfscentrum, niet zijnde begrensd natuurgebied, tot een afstand van 50 m vanaf de bestaande bebouwing mag worden gesitueerd;

b. bouwen van sanitaire ruimten uitsluitend in bestaande bebouwing binnen het agrarisch bedrijfscentrum is toegestaan



daarbij geldt dat de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet mag worden vergroot.



en mits:

• de openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon niet onevenredig wordt aangetast;

• er uitsluitend sprake is van recreatief nachtverblijf

• de kampeermiddelen uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober aanwezig zijn;

• gevoelige functies niet binnen een risico-afstand van een propaantank dan wel een transportleiding zijn gelegen.

Bergambacht, Nederlek

voor een kleinschalige camping, zoals bedoeld onder 17, geldt dat:

a. niet meer dan 25 kampeermiddelen per bouwvlak worden geplaatst;

b. de kampeermiddelen uitsluitend mogen worden geplaatst binnen het bouwvlak; indien plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering dan wel bedrijfsbebouwing aantoonbaar niet mogelijk is mogen kampeermiddelen buiten het bouwvlak worden geplaatst, mits plaatsing direct aansluitend aan het bouwvlak geschiedt;

c. kampeermiddelen uitsluitend zijn toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, tenzij tevens de in lid 3.5.2 bedoelde omgevingsvergunning voor vaste tentplaatsen wordt verleend;

d. permanente bewoning niet is toegestaan;

e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden, waaronder met name de openheid van het landschap;

f. er geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden.

Vlist

voor een kleinschalige camping, zoals bedoeld onder 17, geldt dat:

1. de standplaats zich binnen een bouwvlak of direct aansluitend buiten het bouwvlak tot een afstand van 50 meter bevindt, niet zijnde begrensd natuurgebied';

2. de noodzakelijke sanitaire ruimten voor een kleinschalige camping zich uitsluitend in bestaande bebouwing binnen het bouwvlak bevinden;

3. daardoor de in artikel 3.1 bedoelde landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;

4. de omliggende (agrarische) bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;

5. door middel van een nachtregister wordt aangetoond dat er alleen sprake is van recreatief nachtverblijf en

6. buiten de genoemde periode geen kampeermiddelen aanwezig zijn.

Ouderkerk

voor vaste tentplaatsen, zoals bedoeld onder 19, geldt dat:

a. het gebruik van tentlodges op vaste tentplaatsen uitsluitend is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

b. wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing van de vaste tentplaatsen.

Vlist

de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarische bedrijf mag, zolang van de afwijking gebruik wordt gemaakt, niet worden vergroot, tenzij wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing vanwege bouwtechnische, milieutechnische of andere redenen niet geschikt meer is voor de agrarische functie op het bouwperceel

Nederlek, Ouderkerk

voor een Bed & Breakfast in de bedrijfswoning, zoals bedoeld onder 20, geldt dat:

a. de functie maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning mag beslaan;

b. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, bij voorkeur uit het zicht vanaf de weg;

c. geen onevenredige inbreuk op de privacy van omwonenden plaatsvindt;

d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beleidsdoelstellingen met betrekking tot de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied waarop de wijziging betrekking heeft;

e. alvorens over de ontheffing te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de verkeersadviseur bij de regiopolitie over de veiligheid van de verkeerssituatie ter plaatse.

Schoonhoven

voor detailhandel, zoals bedoeld onder 15, geldt dat:

a. de functie maximaal 20% van de vloeroppervlakte van de totale bebouwing mag beslaan;

b. parkeren op eigen terrein plaatsvindt, bij voorkeur uit het zicht vanaf de weg;

c. geen onevenredige inbreuk op de privacy van omwonenden plaatsvindt;

d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beleidsdoelstellingen met betrekking tot de landschappelijke en/of natuurwaarden van het gebied waarop de wijziging betrekking heeft.

e. alvorens over de ontheffing te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de verkeersadviseur bij de regiopolitie over de veiligheid van de verkeerssituatie ter plaatse.

Schoonhoven

voor kampeermiddelen, zoals bedoeld onder 21, geldt dat:

a. plaatsing binnen het bouwvlak vanwege de bedrijfsvoering of de bebouwing binnen het bouwvlak niet mogelijk is en;

b. de kampeermiddelen direct aansluitend aan het bouwvlak en niet verder dan 30 m van de bestaande bebouwing worden geplaatst.

Schoonhoven

voor een paardenbak, zoals bedoeld onder 16, geldt dat:

1. de paardenbak dient als volgt te worden gesitueerd:

o achter de hoofdgebouwen;

o ten minste 20 m uit de rand van de weg;

o ten minste 1,5 m uit de slootranden;

o (aanvullend in Ouderkerk: maximaal 50 meter achter de bestaande bebouwing;

o Minimaal 25 meter van een woning van derden)

2. de omvang van een paardenbak mag ten hoogste bedragen 20 m bij 40 m;

3. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen mag ten hoogste 1,50 m bedragen (aanvullend in Ouderkerk: en moet een open rasterhek zijn met een donkere kleur);

4. indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, dient afschermende beplanting te worden aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;

5. de paardenbak dient voorzien te zijn van natuurlijk bodemmateriaal;

6. (aanvullend in Ouderkerk: het plaatsen van verlichting is niet toegestaan;

7. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt)

Nederlek, Ouderkerk

per bouwperceel zijn maximaal 2 bedrijven toegestaan

Ouderkerk

uit (nader) onderzoek is gebleken dat voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder of de conform deze wet verleende hogere waarden.

Ouderkerk

c. Wijzigingsbevoegdheid voor het toestaan van nevenactiviteiten

Wijzigingsbevoegdheid voor nevenactiviteiten, onder voorwaarden (Let op! Onder de Omgevingswet kan een wijzigingsbevoegdheid niet meer op deze manier toegepast worden)

Geldt in de voormalige gemeentes

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de bestemming van de gronden gelegen binnen het bouwvlak, ten behoeve van het uitoefenen van nevenactiviteiten, naast de agrarische bedrijfsfunctie, waarbij activiteiten zijn toegestaan als opgenomen in de Staat vanbedrijfsactiviteiten - nevenfuncties en opvolgfuncties

Vlist

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het wijzigen van de bestemming van de gronden gelegen binnen het bouwvlak, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voormalig agrarisch bedrijf' ten behoeve van het uitoefenen van ondergeschikte nevenactiviteiten in de bestaande bijgebouwen, naast de agrarische bedrijfsfunctie waarbij de functies zijn toegestaan als genoemd in de navolgende tabel "vernieuwend ondernemen" (kolom a)

Schoonhoven

Onder voorwaarden dat

Geldt in de voormalige gemeentes

waarbij de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en 'specifieke bouwaanduiding - monument' niet meetelt

Vlist, Schoonhoven

de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet mag worden vergroot (aanvullend in Nederlek: tenzij wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing vanwege bouwtechnische, milieutechnische of andere redenen niet geschikt meer is voor de beoogde agrarische functie, in welk geval de oppervlakte met ten hoogste de omvang in gebruik voor de nevenactiviteit, mag worden vergroot)

Vlist, Schoonhoven

de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd

Vlist, Schoonhoven

in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden

Vlist, Schoonhoven

het parkeren op eigen terrein plaatsvindt

Vlist, Schoonhoven

maximaal drie bedrijven op een perceel gevestigd mogen zijn

Vlist

geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt

Vlist, Schoonhoven

het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten

Vlist, Schoonhoven

de nevenactiviteit wordt uitgeoefend door de eigenaar van het perceel

Vlist

detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten is toegestaan

Vlist, Schoonhoven

ondergeschikte horeca ten dienste van de nevenactiviteiten is toegestaan tot een oppervlakte van niet meer dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de nevenactiviteit met een maximum van 100 m²

Vlist

voor een kleinschalige camping, geldt dat:

1. de standplaats uitsluitend binnen het bouwvlak of buiten het bouwvlak tot een afstand van 50 m vanaf de bestaande bebouwing mag worden gesitueerd;

2. bouwen van sanitaire ruimten uitsluitend in bestaande bebouwing binnen het bouwvlak is toegestaan



en mits:

 de openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon niet onevenredig wordt aangetast;

 de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;

 er uitsluitend sprake is van recreatief nachtverblijf;. de kampeermiddelen uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober aanwezig zijn.

Vlist, Schoonhoven

Bijlage 3 Verslag participatietraject

Inleiding

Deze bijlage bevat een samenvatting van de participatie die over het 1e concept omgevingsprogramma Landbouw is gevoerd. Deze participatie is in februari-april 2025 gevoerd met als doel draagvlak te creëren voor het omgevingsprogramma en het omgevingsprogramma goed te laten aansluiten bij de praktijk.

Gevolgde procedure

Voorafgaand aan de participatie is een participatieplan opgesteld waarin de aanpak is uitgeschreven. Om vooroverlegpartners en belanghebbenden actief te betrekken bij het omgevingsprogramma, is ingezet op verschillende participatievormen.

In februari is een presentatie over het 1e concept omgevingsprogramma gegeven aan de gemeenteraad van Krimpenerwaard en was er gelegenheid tot het stellen van vragen en geven van input.

Met de vooroverlegpartners (waterschappen, provincie en omgevingsdienst) en de werkgroep natuur (bestaande uit een afvaardiging van natuurorganisaties in de Krimpenerwaard) en werkgroep landbouw (bestaande uit een afvaardiging van boeren(organisaties) in de Krimpenerwaard) is kleinschalig en op verschillende momenten gesproken over het 1e concept omgevingsprogramma.

Daarnaast is op 17 april 2025 een brede consultatie avond georganiseerd voor agrariërs in de gemeente Krimpenerwaard over het 1e concept van het omgevingsprogramma Landbouw. Voorafgaand aan deze avond zijn uitnodigingen verstuurd en is op verschillende manieren gedeeld dat deze avond plaatsvindt. Er waren circa 60 aanwezigen, voornamelijk agrarische ondernemers. Op de avond was er voor elk van de acht thema’s die in het 1e concept omgevingsprogramma zijn opgenomen een gesprekstafel waar gesproken kon worden over het thema en waarbij input opgeschreven kon worden op tafelpapier. Alles wat is opgeschreven is verzameld en in dit verslag bondig samengevat.

De inbreng - Thema 1 Grondgebondenheid

Uitgangspunt 1e concept omgevingsprogramma: We willen grondgebondenheid stimuleren, denk aan (meer) mogelijkheden voor agrarische nevenactiviteiten als extra verdienmodel en minimale onttrekking van agrarische gronden naar natuurfunctie.

Tijdens de gesprekstafel werden zorgen geuit over de mogelijkheid dat de gemeente te veel nadruk legt op grondgebondenheid. Er werd gevraagd waarom dit thema is opgenomen als de gemeente geen extra kaders op gaat leggen t.o.v. provincie en rijk op dit thema, en of het thema wellicht een andere naam zou moeten krijgen. Ook is er in de Krimpenerwaard al sprake van een hoge grondgebondenheid. Daarnaast ontbreekt een duidelijke definitie van grondgebondenheid.

Extensivering betekent meer ruwvoer, wat een groter bouwvlak vereist. Daarnaast werd het belang van een grote huiskavel herhaaldelijk benadrukt. Hoewel kavelruil werd genoemd, biedt dit in de praktijk niet altijd een oplossing. Vaak is verwezen naar de gronden van de provincie, en er is een sterke wens voor een lobbytraject om deze gronden terug te krijgen bij de agrariërs.

Het vergemakkelijken van het aanleggen van kavelpaden, dammen, schuilstallen en mesttransportleidingen kan een bijdrage leveren om grondgebondenheid te stimuleren. Daarnaast zijn gesprekken met de hele keten nodig, tot de supermarkt aan toe, om grondgebondenheid te stimuleren. Versterking grondbezit zou gericht moeten zijn op de kleine boeren.

Reactie op de inbreng

Terecht is geconcludeerd dat wij geen extra kaders willen opleggen met betrekking tot grondgebondenheid. Om die reden is de titel van het thema aangepast naar ‘Grondgebruik’, waarbij naast grondgebondenheid ook aandacht is voor de huiskavel en grondbezit in zijn algemeenheid.

Onder een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt een bedrijf verstaan waarvoor het gebruik van gronden in de omgeving van het bedrijf noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf. Specifiek voor veehouderijen gaat dit om bedrijven waarbij voldoende grond in de omgeving van het bedrijf aanwezig is om overwegend te voorzien in de mestafzet en het benodigde ruwvoer van de veehouderij. Ter indicatie gaan wij uit van maximaal 2,3 GVE (grootvee eenheid) per hectare als we spreken over grondgebondenheid. Dit wordt geen verplichting, maar we willen dit wel stimuleren. In de praktijk zal een groot deel van de agrariërs in de Krimpenerwaard hier al aan voldoen. Als er een landelijke definitie komt, zullen we die definitie volgen.

Tot slot wordt in het omgevingsplan gezocht naar mogelijkheden om het aanleggen van kavelpaden, dammen, schuilstallen en mesttransportleidingen te vergemakkelijken. Hierbij wachten we het landelijke onderzoek af naar manieren om dit eenvoudiger toe te staan.

De inbreng - Thema 2 Agrarisch bouwperceel

Uitgangspunt 1e concept omgevingsprogramma: We willen regels voor uitbreiden bouwvlak tot 1,5ha harmoniseren. Onder voorwaarden mogelijkheden voor vergroten bouwvlak tot 2,5ha. We willen meer inzicht in definities van bouwvlak (van gemeente) en agrarisch bouwperceel (van provincie).

Er is herhaaldelijk benadrukt dat een groter bouwvlak nodig is voor de hoofdactiviteit, en niet alleen voor nevenactiviteiten. Een sterke neventak begint immers met een goede hoofdtak. Daarom is ook uitbreiding van het bouwvlak voor bijvoorbeeld stalvergroting gewenst. Daarnaast is er ook aangegeven dat men meer ruimte wil binnen het bouwvlak voor nevenactiviteiten.

Agrariërs willen graag dat kavelpaden, (tijdelijke) opslag, erfbeplanting, toegangswegen, windmolens, tiny houses en sleufsilo's buiten het bouwvlak mogelijk zijn of blijven. De provincie wenst dat aangesloten wordt bij haar definitie van agrarisch bouwperceel.

Het vergroten van het bouwvlak wordt ervaren als een langdurig en kostbaar traject met te veel onderzoeksverplichtingen. Er is door de agrariërs voorgesteld om standaard 1 of 2 hectare bouwvlak toe te kennen aan iedereen. Daarnaast is er de wens om het bouwvlak niet alleen in de diepte, maar ook in de breedte te kunnen uitbreiden, zelfs als dit ten koste gaat van bestaande (karakteristieke/waardevolle) watergangen. Anderzijds zijn er zorgen voor teveel verstening.

Er is gevraagd om agrarische bedrijven te ondersteunen bij bezwaren van stedelingen die naar het platteland verhuizen en klagen over geluid of geur.

Reactie op de inbreng

Wij hanteren in de huidige situatie een maximum van 1,5 hectare (onder voorwaarden) voor het bouwvlak voor de hoofdactiviteit. We hebben van de tien grootste agrarische bedrijven in de Krimpenerwaard in beeld gebracht hoe groot hun bouwvlak is. Slechts vijf bedrijven zitten al op 1,5 hectare. Dit betekent dat meer dan 95% van de bedrijven nog mogelijkheden heeft om haar bouwvlak uit te breiden voor de hoofdactiviteit. Daarnaast zijn wij gebonden aan de provinciale regels waarbij 2 hectare het maximale oppervlak is van agrarisch bouwperceel. Anders dan bij de meeste gemeentelijke definities voor bouwvlak, zit daar erfbeplanting, verharding en mestopslag bij in. Om die reden komt men met een maximum van 1,5 hectare voor het bouwvlak meestal al in de buurt of zelfs over het kader van de provincie: een agrarisch bouwperceel van maximaal 2 hectare. Om die reden wordt er niet ingezet op extra vergroting van het bouwvlak voor de hoofdactiviteit, omdat dit binnen de provinciale kaders niet mogelijk is. De provincie biedt de mogelijkheid het agrarisch bouwperceel te vergroten tot 2,5 hectare bij verbredingsactiviteiten. Om binnen de kaders van de provincie te blijven, is het niet mogelijk voorbij te gaan aan deze voorwaarde en de vergroting ook onder voorwaarden mogelijk te maken voor de hoofdtak.

Hoewel vanuit de participatie de wens is meegeven onderdelen als erfbeplanting buiten het bouwvlak te laten, is er toch voor gekozen om de definitie van de provincie voor agrarisch bouwperceel bij toekomstige wijzigingen van het omgevingsplan te volgen. Dit om meer duidelijkheid te creëren waar de grens ligt van de maximale mogelijkheden en eenduidigheid te krijgen in begrippen. Hierbij is het uitgangspunt dat de bestaande mogelijkheden in ieder geval niet worden beperkt.

Voor het vergroten van het bouwvlak gelden veel onderzoeksverplichtingen, zoals terecht wordt genoemd. Veel van deze onderzoeksverplichtingen komen voort uit provinciaal, rijks- of zelfs Europees beleid. Om die reden zijn er weinig mogelijkheden om dit te beperken. Ook de procedures hebben vaste onderdelen en doorlooptijden. Door de voorwaarden voor het vergroten van het agrarisch bouwperceel naar 2 hectare in de hele gemeente gelijk te trekken, hopen we dergelijke aanvragen sneller te kunnen behandelen. Per geval wordt beoordeeld of verbreding in plaats van verdieping van het bouwvlak tot de mogelijkheden behoort, zonder onrecht te doen aan de kwaliteiten van het slagenlandschap.

Op voorhand ieder bedrijf een groter bouwvlak geven, leidt tot mogelijke verommeling en verstening van de Krimpenerwaard, wat de kwaliteit van het gebied niet ten goede komt. Om te komen tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, is sturing op locatie van bebouwing en kwaliteit op het erf gewenst. Bij opstellen van het omgevingsplan zal wel onderzocht worden of er iets meer flexibiliteit binnen de kaders van het bouwvlak gegeven kan worden.

Door in de hele gemeente Krimpenerwaard de voorwaarden voor het vergroten van het bouwvlak gelijk te trekken en op te nemen in het omgevingsplan, kunnen procedures versneld worden. Wordt er bezwaar gemaakt tegen een besluit, dan zal de gemeente altijd aan zet zijn om de verleende vergunning te verdedigen. Echter, het versnellen van bezwaar- en beroepsprocedures valt buiten onze macht.

De inbreng - Thema 3 Nevenactiviteiten

Uitgangspunt 1e concept omgevingsprogramma: De mogelijkheden voor nevenactiviteiten willen we harmoniseren voor de hele gemeente Krimpenerwaard.

De toeristenbelasting wordt als hoog ervaren. Maatwerk voor kampeerterreinen is gewenst, bijvoorbeeld jaarrond open, mogelijkheid voor privé sanitair, chalets en tiny houses, grotere glamping tenten, meer dan 25 kampeerplekken en/of de plekken niet geclusterd, maar verdeeld over het terrein. Tegelijkertijd wordt aandacht gevraagd voor de diversiteit van het buitengebied, het feit dat Krimpenerwaard te veel ‘wit’ kleurt, verkeer en parkeren en verstening in het gebied.

Het inspireren of stimuleren van scholen om langs te komen bij agrariërs wordt als kans gezien, evenals een pluktuin, kinderopvang of het meer laten beleven van natuur en boerderij automaten vooraan de weg. Verder werd de wens genoemd bebouwing te mogen bouwen of vergroten en/of een groter bouwvlak voor nevenactiviteiten.

Een aandachtspunt is de rommel die wordt achtergelaten in het gebied. Daarnaast wordt verzocht geen gemotoriseerde vaartuigen in het landbouwgebied toe te staan.

Zoals ook genoemd bij agrarisch bouwperceel is de beste nevenactiviteit een goede hoofdactiviteit. Agrariërs willen daarom ook de ruimte behouden om hun hoofdactiviteit te optimaliseren.

Reactie op de inbreng

Bij het opstellen van het omgevingsplan worden de mogelijkheden voor nevenactiviteiten geharmoniseerd. Daarbij wordt onderzocht of de mogelijkheden verruimt kunnen worden en zo ja onder welke voorwaarden, zonder tekort te doen aan de diversiteit van het buitengebied. Het verhuren van gemotoriseerde vaartuigen is niet mogelijk als nieuwe nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, en dit zal zo blijven.

De gemeente zal actief zoeken naar middelen en financiën om voor educatie en voorlichting om de trots op onze Krimpenerwaard te delen.

De inbreng - Thema 4 Mestvergisting

Uitgangspunt 1e concept omgevingsprogramma: Mest vergisten voor eigen gebruik is mogelijk. We willen de mogelijkheden en behoeftes onderzoeken voor grootschalige mestvergisters.

Tijdens de participatieavond werd besproken dat mestvergisting alleen interessant is als er een verdienmodel aan verbonden is. Er zijn koppelkansen met bermmaaisel en het biedt mogelijkheden voor biogas. Er werd ook aandacht gevraagd voor de effecten van digestaat op het bodemleven van weilanden en de relatie tot weidegang. Daarnaast werd de vraag gesteld of er een risico is op natuurachteruitgang. Vanuit de provincie is onderzoek gaande naar de effecten van mestvergisting op milieu en landbouwsysteem. Er is aandacht gevraagd voor (het plaatsen van) een stikstofkraker / stripper evt. i.c.m. een mestvergister en het benadrukken dat het alleen om mono vergisten mag gaan. Mestvergisting kan ook een negatief effect hebben en intensieve veehouderij stimuleren. Mestvergisting op bedrijfsniveau is geen oplossing voor het mestoverschot.

Reactie op de inbreng

Tijdens het proces van het opstellen van het concept omgevingsprogramma Landbouw, werd bekend dat de provincie Zuid-Holland bezig is met een onderzoek naar de effecten van mestvergisting op milieu en landbouwsystemen. Terecht zijn er ook vanuit de participatie vragen naar voren gekomen naar de effectiviteit van mestvergisting. Omdat er nog veel onduidelijk is, wordt het provinciale onderzoek afgewacht voordat concrete actie wordt ondernomen. Tot die tijd blijft het bestaande beleid gelden.

De inbreng - Thema 5 Innovatie

Uitgangspunt 1e concept omgevingsprogramma: Met de Proeftuin ‘Trots op Krimpenerwaard’, ‘Mijn Koers’ en het verwerven van subsidies bij andere overheden willen we innovatie blijven stimuleren en bevorderen. We willen één loket instellen als eerste aanspreekpunt voor agrariërs.

Innovatie moet passen bij de agrariërs en hun cultuur, zodat het geen frustratie oplevert. Kansen liggen in het aanleggen van een tunnel onder de weg voor koeien of een buis voor bemesting. Het meten van ammoniak in een proefstal of ander onderzoek bij innovatieve plannen is belangrijk om de effecten in beeld te brengen. Innovatieve plannen stuiten soms op veel bezwaren, wat de voortgang vertraagd. Er is behoefte aan systeeminnovatie nodig: vereenvoudiging van de keten van rijk, provincie en gemeente. Leader subsidies toegankelijk maken voor jonge boeren.

Tips voor het agrarisch loket: maak het eenvoudig, laagdrempelig en bij voorkeur online. Informeer via deze weg ook over subsidiemogelijkheden, regels van andere overheden en bundel en deel kennis. Persoonlijke kennismaking en bezoeken worden gewaardeerd. Snelheid in het proces en één aanspreekpunt zijn gewenst.

Reactie op de inbreng

Vanuit de gemeente Krimpenerwaard is er één aanspreekpunt voor (hulp bij) het aanvragen van LEADER subsidies. Een ieder, ook jonge boeren, kan hier aanspraak op doen.

Het agrarisch loket zal online worden vormgegeven, waarbij het mogelijk is om te vragen om een bedrijfsbezoek. Ingezet wordt om van het agrarisch loket ook een plek te maken waar kennis samenkomt en gedeeld wordt, niet alleen van onze gemeente maar ook gemeenteoverschrijdend.

Bij uitwerking van innovatieve ideeën zoeken wij actief naar middelen en financiën om onderzoek te kunnen doen naar de impact van ontwikkelingen.

De inbreng - Thema 6 Energietransitie

Uitgangspunt 1e concept omgevingsprogramma: Relevant voor agrarische ondernemers zijn de mogelijkheden voor mestvergisting (zie thema 4) en het plaatsen van zonnepanelen of kleine windmolens. Hiervoor wordt verwezen naar het BOPA beleid.

Er is een wens voor energieopslag buiten het bouwvlak en/of vergroting bouwvlak, omdat batterijopslag binnen de grenzen van het bouwvlak tegen beperkingen aanloopt. Onderzoek wat mogelijk is in samenwerking met boeren voor de energietransitie, zoals mestvergisters, windmolens en zonnepanelen. Meermaals is benadrukt om zonnepanelen op landbouwgrond te voorkomen.

De provincie wil mogelijke de maximale hoogte van kleine windmolens verhogen, m.u.v. in weidevogelgebieden. Nagedacht moet worden of we hier als gemeente in meegaan. Over het algemeen is men hier positief over, hoewel er ook tegengeluiden waren. Overigens werd de link met weidevogelgebieden niet altijd begrepen, benoemd wordt dat een windmolen op het erf geen invloed heeft op de weidevogels in het poldergebied. Grootschalige windmolens zijn in ieder geval niet gewenst. Er zorgen over netcongestie, hoewel dit momenteel nog geen grote problemen oplevert voor de meeste agrariërs.

Kansen liggen in het gebruik van waterstof voor trekkers, vergisting van slachtafval en het gebruik van opgewekte energie in de dorpen. Echter, de energietransitie wordt niet zozeer als een grootschalig verdienmodel gezien.

Reactie op de inbreng

De gemeente Krimpenerwaard geeft voorkeur aan zon op dak boven zon op veld. Dit zal sterker benadrukt worden in het omgevingsprogramma en waar nodig zullen wij dit ook uitdragen richting hogere overheden en de regio. Voor de mogelijkheden voor het bouwvlak / agrarisch bouwperceel wordt verwezen naar thema 2.

Mogelijk worden de kaders verruimd voor het realiseren van kleine windmolens. Op het moment dat dit definitief wordt, zullen wij als gemeente nagaan of wij hierin willen meegaan. De gemeenteraad zal daar een besluit over nemen.

De rol van de gemeente in de mogelijkheden die de energietransitie biedt, zijn verder uitgewerkt in andere beleidsstukken waar in het omgevingsprogramma naar wordt verwezen.

De inbreng - Thema 7 Natuur- en landschapsbeheer

Uitgangspunt 1e concept omgevingsprogramma: We willen extensievere landbouw stimuleren, bijvoorbeeld door minimale onttrekking van agrarische gronden naar natuurfunctie. Landschappelijke, (cultuur)historische en natuurlijke waarden borgen we in het omgevingsplan.

Natuur- en landschapsbeheer door agrariërs staat of valt met een goed verdienmodel. De gemeente kan lobbyen voor hogere en langjarige subsidie, toezien op beheersing van onkruid uit natuurgebieden, ganzen en rivierkreeften en het tegenhouden van aanwijzing van meer natuur door andere overheden. Daarnaast kan de gemeente communiceren over het belang van de agrarische sector voor de natuur en het slagenlandschap, waarbij niet te strak moet worden vastgehouden aan het slagenlandschap als het het bouwperceel betreft.

Meer natuur op het erf zou kunnen slagen als een groene inrichting niet in mindering wordt gebracht op het agrarisch bouwperceel. Een erfscan of subsidie die de win-win voor boer en natuur benadrukt kan effectief zijn. Ook liggen er kansen bij de oeverstrook en slootkanten. Anderzijds dient er ook aandacht te zijn voor eigen verantwoordelijkheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Genoemd wordt dat men niet meer NNN gebieden wil of zelfs NNN gebieden wil omvormen naar landbouwgrond. Anderzijds is (in meer beperkte mate) ook de wens geuit om wel de mogelijkheid te behouden om vrijwillig grond om te zetten naar natuur, omdat afwaardering van landbouwgrond naar natuurgrond extensivering kan stimuleren. Ook wordt aandacht gevraagd voor terrein beherende organisaties in het programma. Gesuggereerd wordt dit thema aan te passen naar ‘agrarisch natuurbeheer’, omdat natuurgrond zoals NNN gebieden geen onderdeel zijn van het omgevingsprogramma.

De agrariërs zijn de beheerders en onderhouders van het landschap – waardeer dit en maak er een verdienmodel van.

Reactie op de inbreng

De naam van dit thema wordt aangepast naar agrarisch natuur- en landschapsbeheer, omdat de natuurgronden en NNN gebied buiten de reikwijdte van dit omgevingsprogramma vallen.

De gemeente zet actief in op een lobbytraject richting andere overheden voor subsidies en voor het behouden van landbouwgrond voor de landbouw.

Hoewel het geen onderdeel is van het omgevingsprogramma, willen we niet onbenoemd laten dat we ook sterk aan het lobbyen zijn voor een landelijke aanpak van de rivierkreeft.

Gemeente Krimpenerwaard zet zich in om het NNN gebied in de gemeente op een nette manier te onderhouden door het gesprek aan te gaan met de beherende organisaties. Daarnaast wordt er geen extra grond toegevoegd aan het NNN gebied. Vrijwillige omvorming naar natuur (niet zijnde NNN gebied) wordt niet tegengehouden.

De inbreng - Thema 8 Bedrijfsgericht maatwerk

Uitgangspunt 1e concept omgevingsprogramma: Ieder bedrijf is anders. Een generieke regeling zal niet altijd volstaan. Daarom willen we binnen kaders maatwerk en flexibiliteit leveren in voorkomende gevallen. Bijvoorbeeld het vergroten van het bouwvlak tot 2 of 2,5 hectare onder voorwaarden.

Er is veelvuldig aangegeven dat de ruimte die er is, ook direct moet worden gegeven, zodat er geen lange procedures doorlopen hoeven te worden. Uitbreidingsplannen duren erg lang. Het proces met omwonenden wordt als lastig en onevenwichtig ervaren. Een contactpersoon binnen de gemeente die kan helpen met de route door alle procedures, ook bij andere overheden, zou welkom zijn.

De definitie van "toekomstbestendig/toekomstgericht" zou ruimer moeten zijn dan alleen biologisch, energieneutraal of natuurinclusief, aangezien elk bedrijf zijn eigen toekomstpad en structuur heeft. Regeneratieve landbouw wordt bijvoorbeeld ook als toekomstgericht gezien, evenals tussenvormen (agrarisch met waarden, natuurinclusieve landbouw, veenweidelandbouw).

Reactie op de inbrengVoor het geven van ruimte en de lange procedures wordt verwezen naar de toelichting bij thema 2 (agrarisch bouwperceel). Voor een aanspreekpunt binnen de gemeente wordt verwezen naar thema 5 (innovatie).

De inbreng - Algemeen

Naast de themagerichte input zijn er ook algemene aandachtspunten meegegeven.

  • Meer aandacht voor waar we trots op zijn: de gangbare bedrijven en de zuivel en kaas uit de Krimpenerwaard.

  • Het economisch belang van voedselvoorziening steviger neerzetten.

  • Benoem ook de kaders van het waterschap.

  • Wellicht vast voorsorteren op wijzigingen in de geitenstop.

  • Reikwijdte programma beter definiëren (alléén landbouw).

  • Bodem en water sturend.

  • Paragraaf m.b.t. plan-mer opnemen.

  • Aandacht voor het schone lucht akkoord.

  • Definities opnemen of deze termen weglaten (grondgebondenheid, natuurinclusiviteit, biodiversiteit).

  • Zo min mogelijk extra regels t.o.v. provincie en rijk.

  • Aandacht voor uitvoering en beschikbaar geld.

  • Aandacht voor tuinbouw.

  • Programma richten op landelijk gebied i.p.v. landbouw.

  • Handelingsperspectief stikstof.

  • Aandacht voor uitgekochte boerderijen.

Reactie op de inbreng

Bovenstaande input nemen we mee in het ontwerp omgevingsprogramma Landbouw.

Naar boven