Paardenbakbeleid Gemeente Vaals

Besluit

 

  • 1.

    Het Beleid voor paardenbakken voor hobbymatig gebruik, met kenmerk 25.0015616 rapportage paardenbakbeleid vast te stellen, zoals opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit en te bepalen dat:

    • a.

      nieuwe aanvragen voor aanleg of legalisatie van paardenbakken en vergelijkbare voorzieningen (waaronder paddocks) vanaf de inwerkingtreding van dit beleid worden getoetst aan de in dit beleid opgenomen kaders en uitgangspunten;

    • b.

      dit beleid op termijn worden verwerkt in het Omgevingsplan van de gemeente Vaals;

    • c.

      bestaande illegale paardenbakken opnieuw beoordeeld worden op basis van dit beleid, waarbij maatwerkoplossingen voor landschappelijke inpassing voorop staan.

Inhoudsopgave

 

1. Inleiding

 

1.1. Aanleiding

1.2. Visie op de opgave

1.3. Leeswijzer

1.4. Methodiek Handvat

 

2. Afwegingskaart

 

2.1. Toelichting uitsluitingsgebieden

2.2. Kaart uitsluitingsgebieden

2.3. Potentieel geschikte producten

 

3. Leidende beginselen

 

3.1. Leidende beginselen

 

4. Ontwerpprincipes

 

4.1. Ontwerpprincipes

 

5. Tot besluit

 

5.1. Afronding

 

1. Inleiding

1.1. Aanleiding en doel

In de gemeente Vaals bestaat er behoefte aan beleid omtrent paardenbakken in het buitengebied. Een belangrijk uitgangspunt bij het ontwikkelen van dit beleid is dat de situering van een paardenbak geen onevenredige aantasting mag opleveren van de landschappelijke en natuurlijke waarden en kwaliteiten. Het doel van dit beleid is dat zowel de inwoners als de gemeente inzicht krijgen in waar het mogelijk is om een paardenbak voor hobbymatig gebruik aan te leggen en hoe deze kan bijdragen aan de versterking van de waarden van het bestaande landschap.

 

Op basis van een landschapsanalyse biedt deze rapportage een toelichting op de mogelijkheden voor een paardenbak in relatie tot de context van de plek. Dit wordt nader toegelicht aan de hand van leidende beginselen en ontwerpprincipes.

 

Het nieuwe paardenbakbeleid, zoals toegelicht in deze rapportage, biedt een verruiming ten opzichte van het huidige beleid en biedt bovendien duidelijkheid en rechtszekerheid voor initiatiefnemers.

 

1.2. Visie op de opgave

Bij het inzichtelijk maken van de ruimtelijke relatie tussen een paardenbak en het landschap speelt het begrip omgevingskwaliteit een rol. Elk initiatief voor een paardenbak zal een bijdrage moeten leveren aan de verbeteringvan de omgevingskwaliteit. Verbetering vande omgevingskwaliteit kan bijvoorbeeld door de waarden van het bestaande landschap te versterken. Zo ontstaat een blijvende bijdrage aan het landschap, die ook blijft als de paardenbak na een tijdje weer verdwijnt (een paardenbak kan gezien worden als een tijdelijke functie).

 

Een paardenbak kan passend zijn bij het kleinschalige, agrarische karkater van de gemeente Vaals. Op plekken waar dit het geval is (locatie-afweging) mag een paardenbak zichtbaar zijn. Een paardenbak hoeft dus niet weggestopt te worden, maar er dient in alle gevallen sprake te zijn van landschappelijke versterking.

 

1.3. Leeswijzer

Als onderbouwing van het nieuwe paardenbakkenbeleid is een landschappelijke analyse uitgevoerd. Deze analyse heeft geresulteerd in twee producten: een afwegingskaart om eenvoudig te zien of een locatie wel of niet geschikt is en een set van leidende beginselen en ontwerpprincipes die richting en inspiratie geven aan positionering en verschijningsvorm van de paardenbak.

 

De voorliggende rapportage bestaat uit twee delen:

 

  • 1.

    Een toelichting op de afwegingskaart. Deze afwegingskaart laat zien of een locatie wel of niet geschikt is;

  • 2.

    Een set van leidende beginselen en ontwerpprincipes die richting en inspiratie geeft voor het maatwerk om te komen tot een passend initiatief op een geschikte locatie.

Met deze afwegingskaart en set van leidende beginselen en ontwerpprincipes kan er rekening gehouden worden met uiteenlopende belangen en is behoud van omgevingskwaliteit geborgd.

 

1.4. Methodiek Handvat

De methodiek die de onderbouwing vormt van het paardenbakbeleid sluit aan en bouwt voort op de methodiek zoals beschreven in het Handvat Kernkwaliteiten Nationaal Landschap Zuid-Limburg (HKKNLZL). Het Handvat Kernkwaliteiten toetst nieuwe ruimtelijke initiatieven aan vier schaalniveaus (zie Figuur 1).

 

Schaalniveau 0 wordt gevormd door vigerend beleid in het betreffende gebied. Dit schaalniveau bestaat uit specifiek Rijks- of regionaal beleid. Schaalniveau 1 betreft de locatieafweging en bepaalt vanuit een landschappelijke analyse de meest geschikte locatie voor een initiatief. Hierna volgt op schaalniveau 2 de positionering ter plaatse, waarmee bijvoorbeeld de opstelling wordt bepaald. Op dit schaalniveau is het gewenst een balans te vinden tussen de maat en schaal van de ontwikkeling en het landschap. Op schaalniveau 3 volgen overwegingen over de verschijningsvorm. Hieronder worden alle fysieke kenmerken verstaan die de relatie tussen de ingreep en het initiatief harmoniseren en waar mogelijk versterken. Dit aan de hand van ontwerpprincipes.

 

De benadering van het Handvat gaat uit van het versterken van de landschappelijke kwaliteit en het integraal benaderen van vraagstukken en initiatieven. Echter, wanneer een initiatief alleen vanuit het schaalniveau van de fysieke verschijningvorm wordt benaderd (vaak vanuit een eigendomspositie), rust de focus veelal op “inpassing” of “camouflage” van een ingreep. Een dergelijke werkwijze laat de potenties van de hogere schaalniveaus onbenut en kan (onbedoeld) bijdragen aan de versnippering of verrommeling van het landschap. Het is daarom belangrijk om volgtijdelijk alle schaalniveaus te doorlopen (van locatieafweging tot verschijningsvorm).

 

Het Handvat biedt dus een methodiek waarmee potentiële verrommeling en versnippering voorkomen kan worden en ruimtelijke ontwikkelingen landen op de daarvoor landschappelijk meest geschikte locatie.

 

We spreken over inpassing van een paardenbak als deze passend opgenomen kan worden binnen en met behoud van bestaande ruimtelijke karakteristiek.

Wanneer dit niet mogelijk is moet onderzocht worden of aanpassing door versterking van gebiedskenmerken/kwaliteiten mogelijk is.

2. Afwegingskaart

2.1. Toelichting uitsluitingsgebieden

Om te voorkomen dat er een onevenredige aantasting van de landschappelijke en natuurlijke waarden en kwaliteiten plaatsvindt bestaat de afwegingskaart uit uitsluitingsgebieden waar de plaatsing van een paardenbak vanwege vigerend beleid niet mogelijk is of een te grote afbreuk doet aan de kwaliteiten ter plekke (kleur = rood) en gebieden waar de plaatsing van een paardenbak is toegestaan (kleur = geel).

 

Deze uitsluitingsgebieden zijn vastgesteld op basis van beleid en toegespitst op het thema paardenbakken. De kaart met uitsluitingsgebieden is opgebouwd uit de volgende lagen (zie Figuur 2):

  • De eerste laag sluit de natuurgebieden (Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland) uit. Deze natuurgebieden zijn gedefinieerd in de Omgevingsverordening Provincie Limburg en het Bestemmingsplan buitengebied Vaals. Om aantasting van natuurwaarden te voorkomen zijn paardenbakken hier niet toegestaan.

  • De tweede laag sluit gronden uit die in de Omgevingsverordening Provincie Limburg, de Waterschapsverordening en/ of het Bestemmingsplan buitengebied Vaals zijn aangeduid als meanderzone, inundatiegebied of regenwaterbuffer. Ter voorkoming van wateroverlast en -vervuiling zijn paardenbakken hier niet toegestaan.

  • In een zone van 20 meter rondom een natuurbeek, primaire watergang of primaire waterbron (zoals gedefinieerd in de Omgevingsverordening Provincie Limburg en de Waterschapsverordening) zijn paardenbakken niet toegestaan. De zone van 20 meter is ingetekend om wateroverlast en -vervuiling tegen te voorkomen.

  • De derde laag sluit hellingen met een hellingshoek groter dan 4% uit. Deze hellingen zijn geduid in het Handvat Kernkwaliteiten (onderdeel van de Omgevingsverordening Provincie Limburg). Deze gebieden zijn uitgesloten om verstoring van de bodem en problemen rondom erosie te voorkomen.

  • De vierde laag sluit landschapselementen of gebieden geduid als landschapselement (zoals opgenomen in de inventarisatie landschapselementen van de gemeente Vaals) uit voor paardenbakken. Dit om aantasting van landschappelijke structuren te voorkomen.

 

2.2. Kaart uitsluitingsgebieden

De stapeling van verschillende lagen geeft een kaartbeeld met uitsluitingsgebieden (zie Figuur 4). Dit zijn gebieden waar de plaatsing van een paardenbak vanwege vigerend beleid niet mogelijk is of een te grote afbreuk doet aan de kwaliteiten ter plekke.

 

De afwegingskaart vereenvoudigt de locatieafweging. De eerste stap voor een initiatiefnemer die een paardenbak wil realiseren is het (digitaal) bekijken van de afwegingskaart. Bevindt een initiatiefnemer zich in een gebied dat rood is, dan is een paardenbak op deze locatie niet mogelijk.

 

Regels uitsluitingsgebieden

  • -

    Een paardenbak mag niet gelegen zijn in gebieden met de status Natura 2000 of Natuurnetwerk;

  • -

    Een paardenbak mag niet gelegen zijn op gronden die als meanderzone, inundatiegebied of regenwaterbuffer zijn aangeduid;

  • -

    Een paardenbak mag niet gelegen zijn binnen een zone van twintig meter tot een natuurbeek, primaire watergang of primaire waterbron;

  • -

    Een paardenbak mag niet gelegen zijn op een helling van 4% of meer;

  • -

    Een paardenbak mag de landschapselementen zoals geïnventariseerd door de gemeente Vaals niet aantasten en een paardenbak mag niet gelegen zijn in een gebied dat geïnventariseerd is als landschapselement.

 

2.3. Potentieel geschikte gebieden

Alle gebieden die niet zijn uitgesloten op basis van beleid en kernkwaliteiten, zijn in potentie geschikt voor paardenbakken (zie Figuur 5). Dit lijkt een beperkt gebied te zijn. Echter, ten opzichte van het oude beleid van de gemeente Vaals (geen paardenbakken mogelijk) biedt dit nieuwe beleid een verruiming.

 

Een initiatiefnemer die de (digitale) afwegingskaart bekijkt en een locatie met de kleur geel aanklikt, ziet dat een paardenbak in potentie mogelijk is. De afwegingskaart zegt alleen iets over locatiekeuze en nog niets over positie, omvang en verschijningsvorm van de paardenbak en directe omgeving. Dit wordt verder gespecificeerd aan de hand van leidende beginselen en ontwerpprincipes.

 

De afwegingskaart is eenvoudig in te zien via de online kaartviewer van de gemeente Vaals.

 

3. Leidende beginselen

3.1. Leidende beginselen

De afwegingskaart geeft een abstractie van het werkelijke landschap. In een specifieke situatie is er maatwerk nodig, dat integraal en vanuit ruimtelijke kwaliteit beoordeeld moet worden.

 

Hoewel de locatiekeuze op basis van de afwegingskaart dus een eerste stap vormt om de, vanuit een landschappelijk oogpunt, geschikte locaties snel en effectief te kunnen duiden, zijn de lokale ruimtelijke kenmerken richtinggevend voor de mogelijkheden ter plaatse en leidend voor de positionering van een paardenbak.

 

Op zowel schaalniveau 2 als 3 staan de kernkwaliteiten centraal, maar op deze schaalniveaus wordt hun belang in relatie tot de positionering en specifieke locatie beschouwd en gewogen. In stap 2 wordt de positie, ligging, maat, en schaal van een initiatief gedefinieerd.

 

Leidende beginselen dragen in deze stap bij aan het vinden van een mogelijke maatwerkoplossing en dragen bij aan het behouden of versterken van de leesbaarheid van het landschap.

 

De leidende beginselen zijn in alle gevallen van toepassing. Ze bieden de initiatiefnemer houvast en handvaten bij het vormgeven van een initiatief voor een paardenbak (zie Figuur 6). Leidende beginselen zijn van toepassing op het eigen perceel (bijv. vervangen bestaand groen; LB9).

 

Op de volgende pagina’s is een overzicht van de leidende beginselen opgenomen.

 

Begrippen

 

Paardenbak: Een paardenbak is een niet-overdekte voorziening ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een natuurlijk constructief bodemmateriaal ter versteviging van de ondergrond al dan niet voorzien van een omheining voor het vrij bewegen, trainen, rijden en berijden van paarden en pony’s waarbij geen verlichting is toegestaan.

 

Wegens de veel voorkomende benaming van een paardenbak wordt in de rest van dit document gesproken over paardenbak. Daar waar wordt gesproken van een paardenbak kan ook buitenrijbaan/buitenrijbak, paddock of andere voorziening worden gelezen.

 

Bodem: Voor de aanleg van de paardenbak worden vaak gronden afgegraven en gevuld met een bodem. De bodem bestaat uit natuurlijke materialen (bij voorkeur zand), waarbij het opgebrachte materiaal geen nadelige invloed mag hebben op de milieuhygiënische kwaliteit van de ondergrond. Dat betekent dat synthetische materialen uitgesloten zijn.

 

Hobbymatig gebruik: Het gaat om het in beperkte omvang en derhalve hobbymatig (privé) houden van paarden ten behoeve van de bewoners van het perceel, waarbij een winstoogmerk ontbreekt.

 

Leidende beginselen

 

  • 1.

    Een paardenbak is alleen mogelijk binnen de bestemming ‘agrarisch’ en ‘wonen’.

  • 2.

    Wordt een paardenbak in een archeologisch waardevolle zone aangelegd (check bestemmingsplan) dan dient een onafhankelijke rapportage aan te tonen dat de archeologische waarden niet worden aangetast door het planvoornemen.

  • 3.

    Per perceel / bestemmingsvlak is maximaal 1 paardenbak toegestaan.

  • 4.

    Een paardenbak heeft een maximale afmeting van 20 x 40 meter.

  • 5.

    Een paardenbak dient in zijn geheel binnen een straal van 100 meter van het eigen woonhuis te worden gepositioneerd.

  • 6.

    Tussen de rand van een paardenbak en de woningen van derden dient een minimale afstand van 50 meter te worden aangehouden, tenzij uit overleg met derden resulteert dat een kleinere afstand acceptabel is.

  • 7.

    Bij het positioneren van een paardenbak moet er aan de zijde die grenst aan derden minimaal 10 meter afstand zijn tussen de paardenbak en de perceelsgrens, tenzij uit overleg met de derden resulteert dat een kleinere afstand acceptabel is.

  • 8.

    Gebruik bestaande groenstructuren als richtinggevend voor de positionering en de maat van de paardenbak; bestaande, bij de gebiedskarakteristiek passende, groenstructuren mogen niet worden verwijderd.

  • 9.

    Bestaande groenstructuren die niet passen binnen de gebiedskarakteristiek (bijv. exoten) mogen vervangen worden ten behoeve van een passende positionering van de paardenbak. Deze groenstructuren dienen altijd vervangen te worden door passende groenstructuren op eigen perceel.

  • 10.

    Het toevoegen van groenstructuren dient altijd bij te dragen aan de versterking van de gebiedskarakteristiek.

  • 11.

    Respecteer bij het toevoegen van nieuwe groenstructuren de doorzichten op het landschap en voorkom daarmee (volledige) afscherming van de paardenbak.

  • 12.

    Nieuwe hagen mogen niet hoger zijn dan 1,50 meter in verband met doorzichten op het landschap en ter voorkoming van afscherming van de paardenbak.

  • 13.

    Groenstructuren dienen minimaal aan één zijde aan te sluiten op bestaande groenstructuren behorende tot het erf of tuin; indien deze ontbreken dient een lijnvormige groenstructuur te worden toegevoegd ten behoeve van de samenhang.

  • 14.

    Vrijgekomen grond uit de aanleg van een paardenbak mag alleen op eigen terrein worden hergebruikt wanneer dit een bijdrage levert aan het natuurlijke reliëf, de versterking van de gebiedskarakteristiek of het herstel van bestaande reliëfelementen.

  • 15.

    Afwatering en het vasthouden van water dient plaats te vinden op het eigen perceel en wordt op een landschappelijke wijze uitgevoerd.

  • 16.

    Nieuwe interne ontsluiting sluit aan op de bestaande inrit en dient op een zo kort mogelijk wijze aan te sluiten op de paardenbak en wordt uitgevoerd in halfverhard of onverhard materiaal.

  • 17.

    Verlichting van de paardenbak is niet toegestaan.

  • 18.

    De afrastering rond een paardenbak mag niet hoger zijn dan 1,50 meter.

  • 19.

    Minimaliseer de impact van afrasteringen door het toepassen van lintafrastering of een houten omheining als permanente afbakening van de paardenbak zelf.

  • 20.

    Minimaliseer de impact van afrasteringen door het toepassen van lintafrastering of een houten omheining als permanente afbakening van de paardenbak zelf in combinatie met groenstructuren (haag).

  • 21.

    De afrastering van een paardenbak dient in hout in een natuurlijke houtkleur te worden uitgevoerd.

  • 22.

    De bodem van de paardenbak bestaat uitsluitend uit natuurlijke materialen. Synthetische materialen zijn uitgesloten.

4. Ontwerpprincipes

4.1. Ontwerpprincipes

Waar de leidende beginselen op schaalniveau 2 sturing geven aan de positionering en omvang van de paardenbak, volgen op schaalniveau 3 overwegingen over de verschijningsvorm. Hieronder worden alle fysieke kenmerken verstaan die de relatie tussen de ingreep en de directe omgeving van het initiatief harmoniseren en waar mogelijk versterken.

 

De ontwerpprincipes gelden als laatste stap in de informatieverstrekking richting de initiatiefnemer en vormen de opmaat naar een uitwerking in een concreet en realiseerbaar ontwerp. De ontwerpprincipes bieden voldoende ruimte en flexibiliteit voor initiatiefnemers om specifieke details en nuances zelf in te vullen en een plaats te geven.

De meeste ontwerpprincipes zijn algemeen van toepassing. Sommigen zijn specifiek voor een landschapstype of bepaalde typologie. Wat betreft de landschapstypen onderscheiden we plateau (PT), flauwe helling (FH) en dalbodem (DB). Deze indeling is conform het Handvat Kernkwaliteiten. Wat betreft de typologieën onderscheiden we de dorpsmantel (D), agrarische ensembles (AE) en cultuurhistorische ensembles (CE). Op de tegels met ontwerpprincipes worden typologie en landschapstypen aangeduid. Indien het landschapstypen of typologie geel gemarkeerd is dan is het ontwerpprincipe van toepassing. De ontwerpprincipes zijn inspirerend. Een initiatiefnemer krijgt het volledige overzicht van ontwerpprincipes te zien en zal vervolgens zelf moeten onderbouwen welke set aan ontwerpprincipes helpt om tot een optimale inrichting te komen die bijdraagt aan omgevingskwaliteit en hoe de initiatiefnemer hier in zijn situatie invulling aan geeft.

Ontwerpprincipes

 

  • 1.

    Benut bij de positionering van een paardenbak de mogelijkheid om gefragmenteerde landschapselementen te herstellen ter versterking van de gebiedskarakteristiek.

  • 2.

    Minimaliseer het grondverzet voor de aanleg van de paardenbak door gebruik te maken van bestaande / natuurlijk vlakke delen in het maaiveld op het terrein.

  • 3.

    Minimaliseer het grondverzet voor waterberging en afwatering door gebruik te maken van natuurlijke laagtes in het terrein voor het opvangen / afvoeren van water.

  • 4.

    Draag met de landschappelijke inbedding van een paardenbak bij aan de compactheid van het ensemble om daarmee de overgang tussen ensemble en omgeving te versterken.

  • 5.

    Benut in het geval van een groot (open) perceel de mogelijkheid om met nieuwe groenstructuren een bijdrage te leveren aan het kleinschalige cultuurlandschap.

  • 6.

    Positioneer een paardenbak op een helling bij voorkeur met de lange zijde parallel aan de hoogtelijnen of langs bestaande aanzetten in het natuurlijke reliëf.

  • 7.

    Minimaliseer ontgraving van de helling. Gebruik de vrijgekomen grond bij de aanleg van de paardenbak om nieuwe graftstructuren op eigen terrein aan te leggen.

 

Ontwerpprincipes

 

  • 8.

    Gebruik de vrijgekomen grond bij de aanleg van de paardenbak om bestaande taluds / graftstructuren op eigen terrein te versterken, ter versterking van de gebiedskarakteristiek.

  • 9.

    Versterk het groene karakter van een (aangrenzende) bestaande- of nieuwe graft met passende beplanting als landschappelijke inbedding van de paardenbak en ter versterking van de biodiversiteit en het tegengaan van erosie.

  • 10.

    Gebruik de vrijgekomen grond voor de aanleg van de paardenbak om de reliëfaanzet van een (aangrenzende) bestaande holle weg te versterken en erosie tegen te gaan.

  • 11.

    Versterk de groene rand langs een (aangrenzende) bestaande holle weg met mantelzoomvegetatie als landschappelijke inbedding van de paardenbak.

  • 12.

    Respecteer bij positionering van een paardenbak bij een erfgoedensemble de historische hiërarchie binnen het geheel.

  • 13.

    Benut de landschappelijke inbedding van een paardenbak om de historische groenstructuur van een erfgoedensemble te versterken of te herstellen.

  • 14.

    Respecteer bij de landschappelijke inbedding van een paardenbak bij een erfgoedensemble de hiërarchie in de bestaande groenstructuren.

 

5. Tot besluit

5.1. Afronding

Met paardenbakken wordt het bewegen in de natuur gestimuleerd. Paardenbakken kunnen passend zijn bij het kleinschalige, agrarische karakter van de gemeente Vaals. Wel is het zo dat de situering van een paardenbak geen onevenredige aantasting van landschappelijke en natuurlijke waarden en kwaliteiten mag opleveren.

 

In deze rapportage is een toelichting gegeven op de afwegingskaart en set van leidende beginselen en ontwerpprincipes. Met deze twee producten kan er rekening gehouden worden met uiteenlopende belangen en wordt een bijdragen gegeven aan behoud en ontwikkeling van omgevingskwaliteit. De methodiek die de onderbouwing vormt van het paardenbakbeleid sluit aan en bouwt voort op de methodiek zoals beschreven in het Handvat Kernkwaliteiten.

 

Met deze producten krijgt zowel de gemeente als de initiatiefnemer op een eenvoudige wijze inzicht in de mogelijkheden om een paardenbak aan te leggen en hoe deze kan bijdragen aan de versterking van de waarden van het bestaande landschap.

Aldus besloten in de raadsvergadering van 22 september 2025.

P.H. Hovens

Griffier

mr. H.M.H. Leunessen

Voorzitter

Naar boven